De slag om de Dukla-pas (ook bekend als het Dukla-Karpaten Offensief) was een bloedige veldslag die eind 1944 in het zuidoosten van Polen en het noordoosten van Slowakije tussen het Rode Leger en een Duits-Hongaarse troepenmacht plaatsvond. Het Rode Leger lanceerde dit offensief om de Slowaakse Nationale Opstand bij te staan. Zij mislukte hierin, maar wist wel ten koste van grote verliezen het Karpaten-gebied (en de pas) te veroveren en een bruggenhoofd te creëren van waaruit de rest van Slowakije bevrijd kon worden. Toch wordt het Sovjet-offensief gezien als een mislukking, resulterend in een defensieve Duitse overwinning.
De Dukla pas (Dukliansky priesmyk) is de makkelijkst toegankelijke noord-zuid route tussen zuid-Polen en oost-Slowakije. De pas werd in 1849 door de Russen gebruikt als toevoerlinie tijdens de Hongaarse Onafhankelijkheidsoorlog en ook is de pas tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar bevochten.
Het Hongaarse leger begon in 1940 met de aanleg van een verdedigingslinie (de Arpad-linie) in de oostelijke Karpaten. In de eerste helft van 1944 werd de bouw van deze verdedigingswerken opgevoerd. De Duitsers bouwden in deze periode zelfstandige steunpunten rond de Poolse dorpen Mszana, Chyrowa, Tylawa, Olchowiec, Ropianka, Wilsznia en Smereczne. De strategisch gelegen Poolse stad Krosno werd daarnaast omgevormd tot een fort voorzien van loopgraaf-linies, mijnenvelden, versperringen en mitrailleursnesten. De strategische locatie van de stad was niet het enige wat de Duitsers wilden behouden. Het Krosno-gebied had namelijk ook olievelden die voor de Duitse economie zeer belangrijk waren.
Op 22 juni 1944 lanceerde het Rode Leger het grootschalig Bagration-offensief, dat resulteerde in de herovering van Wit-Rusland en oost-Polen op 19 augustus 1944. Aangewakkerd door de Sovjetsuccessen aan het Oostfront werd de Slowaakse onafhankelijkheid op 29 augustus 1944 in het door Duitsland bezette land uitgeroepen. Vijf dagen na het begin van deze opstand werd het Sovjet-aanvalsplan gewijzigd in het voordeel van de Slowaakse opstandelingen. Oorspronkelijk was het namelijk de bedoeling dat het Rode Leger alleen richting Berlijn, Boedapest en Wenen zou oprukken. De bevrijding van Slowakije had geen voorrang en het Karpaten-berggebied werd bovendien gezien als moeilijk begaanbaar en tijdrovend als het daar tot vechten zou komen. In het nieuwe plan kreeg het Rode Leger de taak om de opstand te ondersteunen en Slowakije te bevrijden. De verandering van het Sovjet-aanvalsplan had de volgende vier redenen:
Ondertussen had het Duitse leger een troepenmacht van ongeveer 20.000 manschappen tussen Krosno en de Karpaten samengetrokken. Deze legermacht bestond uit drie infanteriedivisies en twee legerkorpsen van de 1. Panzerarmee. Ook werden in dit gebied drie verdedigingslinies aangelegd: de zogenoemde Karpatenfestung. De Dukla-pas was voor de As-mogendheden van groot strategisch belang en werd daarom ook gefortificeerd. De Duitsers werden bijgestaan door elementen van het 1e Hongaarse leger. Deze Duits-Hongaarse troepenmacht was 100.000 man sterk en bewapend met 2000 artilleriestukken en 350 tanks. Generaloberst Gotthard Heinrici werd op 18 augustus 1944 aangesteld als bevelhebber van deze legergroep: Armeegruppe Heinrici.
Daar tegenover stonden het 1e Oekraďense Front, het 4e Oekraďense Front en het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps. Een troepenmacht die tussen de 120-150.000 Sovjetsoldaten, 16.700 Tsjechoslowaakse soldaten, 1517 artilleriestukken, 1724 mortieren en 1000 tanks telde.
Op 2 september 1944 gaf Stavka (het Sovet-opperbevel) de order aan het Sovjet 38e leger en het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps om een offensief te lanceren en de Dukla-pas te veroveren, een offensief dat niet later dan 8 september 1944 mocht plaatsvinden. Andere Sovjet-eenheden werden in reserve gehouden om later ingezet te worden als de pas eenmaal veroverd was. Het Rode Leger verwachtte dat het Oost-Slowaakse Legerkorps hen binnen 3 of 4 dagen tegemoet zou komen.
Het Sovjet-offensief begon op 8 september 1944 en werd voorafgegaan door een 2 uur en 5 minuten lang durende artilleriebarrage op Duitse posities in het Krosno-gebied. Het volgende schema geeft een overzicht van de materiele sterkte van de Sovjet-aanvalsgroep op 8 september 1944:
25e Tankkorps | ||
Tanks en gemechaniseerd geschut | 86 | |
12e Zware Tank-regiment | ||
IS-2 zware tank | 12 | |
349e Zware GG Artillerieregiment | ||
ISU-152 | 10 | |
Totaal | 108 |
De eerste dag wist het Sovjet 38e leger 14 kilometer zonder grote weerstand op te rukken. In de nacht van 9 september begon het Duitse verzet te intensiveren en het Oost-Slowaakse Legerkorps had nog geen contact gemaakt met het Rode Leger. Het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps werd op 9 september 1944 ingezet, maar haar opmars werd die dag sterk gehinderd door logistieke problemen en slecht begaanbare wegen. De Sovjet-aanval was gecentreerd op de Poolse dorpen Mszana en Smerczne, waar de Duitsers bunkers van gewapend beton hadden gebouwd. Het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps bevond zich te ver achter het front om deel te nemen aan de gevechten die dag. Het Sovjet 38e leger kwam zelf ook al snel vast te zitten aan het front bij het Poolse plaatsje Dukla.
Op 10 september 1944 werd het Sovjet 38e Leger versterkt met het 4e Garde-tankkorps en 1244e GG Artillerieregiment. Het onderstaande schema geeft de materiele sterkte van deze twee eenheden op die dag weer:
4e Garde-tankkorps | ||
T-34 middelzware tank | 59 | |
SU-85 gemechaniseerd geschut | 9 | |
1244e GG Artillerieregiment | ||
SU-76 gemechaniseerd geschut | 10 | |
Totaal | 78 |
Het Sovjet 38e Leger bereikte Krosno en brak door de eerste verdedigingslinie, maar werd het al snel opgehouden door een tweede Duitse verdedigingslinie. Op diezelfde dag begonnen de Sovjets de zwaar gefortificeerde hoogte 534 en de berg "Girova" aan te vallen. De Duitsers hadden zware artillerie en observatieposten op deze bergen gepositioneerd en deze bleken al snel een doorn in het oog van het Rode Leger. Zo werd bijvoorbeeld het Sovjet 4e Bataljon gedeeltelijk weggevaagd en bovendien geďsoleerd door Duitse artillerie op één van de twee bergen. Ook het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps (waarvan haar commandant op 10 september vervangen was door generaal Ludvik Svoboda) werd zwaar onder vuur genomen. De gevechten om hoogte 534 waren bijzonder hevig en de berg wisselde meer dan 20 keer van bezit tussen 10 en 20 september 1944. Maarschalk van de Sovjet-Unie Ivan Konev kwam op 10 september 1944 hoogstpersoonlijk een bezoek aan het front brengen om de situatie in ogenschouw te nemen. Hij constateerde tot zijn schrik dat het Slowaakse leger niet richting het noorden oprukte zoals afgesproken. Wat hij niet wist was dat de Armeegruppe Heinrici het Slowaakse leger tussen 30 en 31 augustus 1944 al grotendeels ontmanteld had vanwege verdenkingen van collaboratie met de vijand. Slechts een paar Slowaakse eenheden wisten te ontsnappen, die zich vervolgens bij de partizanen in de bergen voegden.
Al vanaf het begin van het Sovjet-offensief was het Duitse leger bezig met het sturen van versterkingen en materieel en wist binnen een paar dagen de troepenmacht aan de Karpatenfestung bijna te verdubbelen naar zes infanterie- en twee tankdivisies. Het onderstaande schema geeft de materiele sterkte van deze twee tankdivisies in september 1944:
1.Panzer-Division | ||
Panzerkampfwagen IV | 20 | |
Panzerkampfwagen V | 25 (+20 later bijgevoegd) | |
Sturmgeschütz III | 7 | |
Marder tankjager | 13 | |
8.Panzer-Division | ||
Panzerkampfwagen IV | 37 | |
Panzerkampfwagen V | 37 | |
Totaal | 139(159) |
Armeegruppe Heinrici had ook drie StuG-brigades, bewapend met in totaal 56 Sturmgeschütze en Sturmhaubitze gemechaniseerde kanonnen.
Het Rode Leger bracht ook versterkingen naar het front in de vorm van de 2e Parachute Brigade (700 manschappen en 104 tonnage aan materieel), het 1e Tsjechoslowaakse Jager-regiment en extra Tsjechoslowaakse gevechtspiloten.
Op 11 september 1944 werd Krosno bevrijd en op 12 september gaf Ivan Konev het bevel aan zijn garde-voerhoede om een doorbraak in de Duitse linies ten westen van Dukla te forceren. Deze aanvalsgroep werd echter al snel omsingeld, maar wist zich ten koste van een groot aantal verliezen (ongeveer 60%) terug naar de Sovjet-linies te vechten.
Op 17 september 1944 verklaarde de minister-president van de Slowaakse Republiek, Štefan Tiso, zonder een parlementaire ratificatie de oorlog aan de Sovjet-Unie. Het Sovjet 38e Leger werd die dag versterkt met het 31e Tankkorps en op 20 september 1944 werden de 127e Jagerdivisie en 12e Mortierbrigade in de strijd geworpen. Diezelfde dag bevrijdde de 128e Garde-jagerdivisie het dorp Kalinov, dat de geschiedenisboeken inging als het eerste Tsjechoslowaakse dorp dat bevrijd werd door het Rode Leger. Op 21 september 1944 werd het Poolse plaatsje Dukla na zware gevechten bevrijd. Het volgende schema geeft een overzicht van de materiele verliezen van het 4e Garde-tankkorps en 31e Tankkorps op 22 september 1944 over een periode van 3-4 dagen:
4e Garde-tankkorps | ||
Tanks en gemechaniseerd geschut | 36 | |
31e Tankkorps | ||
Tanks en gemechaniseerd geschut | 69 | |
Totaal | 105 |
Op 26 september had het Rode Leger de Duits-Hongaarse Arpad-linie doorbroken. Op 28 september 1944 werd de 24.Panzer-Division in de strijd geworpen. Het onderstaande schema geeft de materiele sterkte van deze divisie op die dag weer:
Panzerkampfwagen III | 8 | |
Panzerkampfwagen IV | 33 | |
Sturmgeschütze & Sturmhaubitze | 36 | |
Totaal | 77 |
Tegelijkertijd met het Sovjet-offensief in september 1944 hadden Slowaakse communistische partizanen in het Karpaten-gebergte pogingen ondernomen om de Duitse linies te doorbreken met als doel zich aan te sluiten bij het Rode Leger.
Terwijl het weer verslechterde, vervolgden de 67e Jager-divisie en het 31e Tankkorps (elementen van het Sovjet 38e Leger) en het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps hun opmars richting de Dukla-pas eind september 1944. Op 6 oktober 1944 had het Rode Leger de zuidelijke kant van de Dukla-pas veroverd en het eerste Tsjechoslowaakse dorp, Vysny Komarnik, ten zuiden van de pas bevrijd, voordat haar opmars op 8 oktober 1944 uiteindelijk bij dit dorp tot staan werd gebracht door het Duitse leger. Het oversteken van de Tsjechoslowaakse grens ging niet zonder verliezen. Zo werd op 6 oktober 1944 de commandant van de 1e Tsjechoslowaakse Brigade, generaal Jaroslav Vedral, op een afstand van 1 kilometer achter de grens gedood door een Duitse anti-tankmijn.
Op 10 oktober 1944 gaf Ivan Konev het bevel aan zijn vastgelopen legers ten zuiden van de Dukla-pas om een aanval te lanceren op de dorpen Vapenik en Keckovce. De aanval bleek zeer onsuccesvol en het lukte het Rode Leger niet om voorbij deze twee dorpen te komen. Op 16 oktober liep de Hongaarse kolonel-generaal Béla Miklós over naar het Rode Leger en werd hij vervangen door de Hongaarse kolonel-generaal Dezső László als bevelhebber van het 1e Hongaarse Leger. Op 18 oktober 1944 viel het Duitse leger Slowakije binnen om de Slowaakse opstand de kop in te drukken. Op 19 oktober 1944 lanceerde het Rode Leger een aanval op de dorpen Vysna Pisana en Svidnicka en bereikte het naburig gelegen dorp Nizna Pisana op 23 oktober 1944.
Op 25 oktober 1944, om 11:20 uur, opende het Rode Leger een 80 minuten lang durende artilleriebarrage ondersteund door luchtaanvallen, waarna het Sovjet 67e Jagerkorps en de 12e Garde-tankbrigade oprukten. Het volgende schema geeft een overzicht van de materiele sterkte van deze aanvalsgroep:
Artilleriestukken en mortieren (ondersteuning) | 703 | |
T-34 middelzware tank | 20 | |
KV-85 zware tank | 4 |
De smalle vallei bemoeilijkte het Rode Leger om optimaal te manoeuvreren en de sector werd verdedigd door de ingegraven 68. en 357.Infanterie-Division. Toch wist de Sovjet 12e Garde-tankbrigade ondanks zware verliezen het dorp Nizna Pisana te bereiken. Nadat de Sovjets de Duitse verdedigingslinie bij het dorp doorbroken hadden boekte het Rode Leger voor het eerst sinds bijna een maand een serieuze terreinwinst van 1,5 kilometer ten zuiden van Nizna Pisana. Deze opmars werd uiteindelijk staande gehouden door Duitse artillerievuur en de vele landmijnen in het gebied. Het grootste gedeelte van de landmijnen werden in de nacht door Sovjet en Tsjechoslowaakse sappeurs verwijderd, waardoor het Rode Leger verder op kon rukken. Die dag beweerde het 12e Garde-tankbrigade verantwoordelijk te zijn voor de vernietiging van twee Sturmgeschütz-gemechaniseerde kanonnen en een mortierbatterij, alsmede het buit maken van vijf Duitse tanks. Die dag vuurde het Rode Leger 43.000 granaten op Duitse posities.
De volgende ochtend voerde de Sovjet-luchtmacht aanvallen uit op Duitse artillerie- en mijnlegger-bataljons, waarna de Sovjets oprukten. Hun opmars stuitte tussen de dorpen Kapisova en Dobroslava op goed ingegraven Duitse posities, versterkt met 17 artillerie- en 20 mortierbatterijen die onophoudelijk het Rode Leger bestookten. In totaal werden 75.000 granaten op de Sovjets in dat gebied afgevuurd. De barrages waren zo hevig en het artillerievuur zo accuraat dat alle Sovjettanks in de vallei uiteindelijk werden vernietigd. Kort daarna kreeg de vallei de beruchte naam ‘Vallei van de Dood’ (údolie smrti). Het dorp Kapisova werd later op die dag na zware gevechten bevrijd door de 70e Garde-jagerdivisie en het dorp Dobroslava door de 305e Garde-jagerdivisie. Die dag vuurde het Rode Leger 32.000 granaten op Duitse posities en gooide de Sovjet-luchtmacht 163 ton aan bommen verspreid over 530 vluchten.
In de nacht van 26 op 27 oktober 1944 versterkte het Duitse leger de sector met de 168.Infanterie-Division. Op 27 oktober viel het Rode Leger opnieuw aan, maar werd dusdanig sterk gehinderd door artillerievuur en Duitse tegenaanvallen, ondersteund door tanks, dat het feitelijk niets opschoot. Die dag maakte de Sovjet-luchtmacht 303 vluchten. Op 28 oktober 1944 bereikte het Rode leger het stadje Svidnik (19 kilometer ten zuiden van de Dukla-pas) en werd Uzhorod bevrijd. Het Rode Leger had een terreinwinst van slechts zes kilometer geboekt gedurende drie dagen van zware strijd en Stavka besloot daarom om het Sovjet-offensief te staken. Dit betekende niet dat de gevechten in de regio ophielden, integendeel. De Duitse en Hongaarse soldaten zaten overal, maar wel geďsoleerd. Hoogte 532, dat vlak bij de Dukla-pas lag, werd pas op 25 november 1944 door het Rode Leger veroverd.
De slag om de Dukla-pas is wat betreft slachtoffers één van de zwaarste veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog en in de ogen van de Sovjet-legerleiding een mislukking. Tussen 8 september en 28 oktober 1944 werden 184.910 slachtoffers geteld. Ongeveer 46.000 Sovjet, Duitse en Tsjechoslowaakse soldaten sneuvelden in de strijd, en 138.910 Sovjet, Duitse en Tsjechoslowaakse soldaten raakten gewond. Het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps verloor 60% van haar oorspronkelijke mankracht. Alleen al in het Slowaakse Snina-regio verloren 250 burgers het leven. Daarnaast raakten 180 burgers ernstig gewond door landmijnen. De onderstaande tabellen geven een overzicht van de verliezen tijdens het offensief:
Rode Leger | 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps | Heeresgruppe Heinrici | ||
Omgekomen/vermist: | 26.843 | 1.630 | 17.527 | |
Gewond: | 99.368 | 4.069 | 35.473 | |
Totaal: | 126.211 | 5.699 | 53.000 |
Materiele verliezen:
Rode Leger/1e Tsjechoslowaakse Legerkorps | Heeresgruppe Heinrici | ||
Tanks/gemech.geschut: | 478 | ? | |
Artilleriestukken: | 962 | 985 | |
Vliegtuigen: | 192 | ? |
Het offensief resulteerde in de aftocht van Armeegruppe Heinrici, dat zich 200 kilometer naar het westen terugtrok. Het Rode Leger en het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps namen 31.360 Duitse en Hongaarse soldaten krijgsgevangen. Vanaf november 1944 sloten 9000 mannen (waaronder overgelopen Slowaakse soldaten) tussen de 20 en 35 jaar oud zich aan bij het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps.
De materiele schade in het gebied was enorm. Het stadje Svidnik was bijna volledig verwoest door het terugtrekkende Duitse leger en alleen in al in het Slowaakse Snina-regio waren 918 huizen en 55 bruggen vernietigd.
Na het Sovjet-offensief in de Karpaten vervolgde het Rode Leger haar weg door Slowakije en wist Bratislava uiteindelijk op 4 april 1945 te bevrijden.
Rode Leger
1e Wit-Russische Front | Maarschalk Ivan Konev |
- 38e Leger | Kolonel-generaal Kirill Moskalenko |
- Tsjechoslowaakse 1e Legerkorps | Generaal Jan Kratochvíl |
4e Wit-Russische Front | Leger-generaal Ivan Petrov |
- 1e Garde-leger | Kolonel-generaal Andrei Grechko |
Duitse Leger
Armeegruppe Heinrici | Generaloberst Gotthard Heinrici |
- 1. Panzerarmee | Generaloberst Gotthard Heinrici |
- Elementen 1e Hongaarse Leger | Kolonel-generaal Béla Miklós (vervangen op 16 oktober 1944) |
Wie tegenwoordig het slagveld van de Dukla-pas wil bezoeken heeft de keuze uit vele bezienswaardigheden. Er zijn drie musea die volledig of gedeeltelijk aan het offensief gewijd zijn: het militair-historisch museum in Dukla, het kleine museum in de uitkijktoren van de Dukla-pas en de belangrijkste: het militair-historisch museum van Svidnik.
De vallei (sinds 1944 in volksmond ‘de vallei van de dood’ genoemd) waar in oktober 1944 zware gevechten plaatsvonden, is tegenwoordig één groot openluchtmuseum dat natuurlijk vrij en zonder toegangskosten te bezoeken is. Het gebied staat vol met monumenten, T-34/85 tanks, artilleriestukken en zelfs vliegtuigen. Ook bevindt zich hier het graf van een Tsjechoslowaakse tankcommandant die hier gesneuveld is. Van alle monumenten die in de vallei te bezichtigen zijn, is één het meest boeiend, namelijk het monument dat de tankslag in de vallei herdenkt. Dit monument staat bij het dorp Kapisova en bestaat uit een originele Panzerkampfwagen IV en een T-34/85, die zijn Duitse tegenstander op een symbolische manier verpletterd.
Een andere bezienswaardigheid, die niet onbezocht mag blijven, is het veldhoofdkwartier van de 3e Tsjechoslowaakse Brigade, dat op 2,5 kilometer afstand ten zuiden van de Dukla-pas staat. Naast eerder genoemde bezienswaardigheden is het gebied tussen Krosno en Svidnik rijk aan monumenten, bunkers en verdedigingsposities zoals loopgraven en schuttersputjes.
De slachtoffers van het Sovjet-offensief liggen verspreid over verschillende oorlogsbegraafplaatsen en veldgraven in twee landen. Het volgende schema geeft een overzicht van de belangrijkste oorlogsbegraafplaatsen in het gebied Krosno-Dukla-Svidnik:
Plaats | Nationaliteit | Aantal | |
Polen - Krosno | Sovjet | 44 (officieren) | |
Polen - Brzozow | Sovjet/Tsjechoslowaaks | 501 | |
Polen - Dukla | Sovjet,Tsjechoslowaaks & pools | 5.024 | |
Polen - Przemysl | Duits | 6.000 | |
Slowakije - Vysny Komarnik | Tsjechoslowaaks | 1.265 | |
Slowakije - Hunkovce | Duits | 2.648 | |
Slowakije - Zborov | Duits | 1.137 | |
Slowakije - Svidnik | Sovjet | 9.000 |
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat veel soldaten in het Karpaten-gebied geen geregistreerd graf hebben en in ongemarkeerde massagraven liggen. Elk jaar worden nieuwe stoffelijke overschotten in de bosrijke bergen en heuvels gevonden. Het wordt afgeraden om van de wandelroutes in de bossen af te wijken vanwege de vele onontplofte munitie in het gebied.