Het ontwerpteam van de UZTM ontwierp het U-35 prototype en op 25 november 1942 was het gereed. Dit prototype gebruikte het chassis van de T-34 middelzware tank met daar bovenop een M-30 120mm kanon gemonteerd. Dit kanon werd beschermd door een volledig afgesloten kazemat met een frontale bepantsering van 45mm. De gecreëerde ruimte maakte het mogelijk dat een vijfkoppige bemanning (commandant, kanonnier, twee laders en een chauffeur) het zware kanon redelijk gemakkelijk kon bedienen. Het U-35 prototype werd tussen 30 november en 19 december 1942 getest. Tijdens deze testen kwamen verschillende mankementen in het ontwerp aan het licht, zoals een slechte ventilatie, een slecht werkende munitielaadsysteem en mechanische problemen in de geschutskoepel.
Het ontwerpteam van de Zavod nr. 592 ontwierp bovendien het SG-122 prototype. Dit prototype gebruikte het chassis van een Duitse PzKpfw III. Het bleek al snel bijna onmogelijk om op grote schaal onderhoud te plegen aan het buitenlandse chassis zonder dat reserveonderdelen beschikbaar waren. Vanzelfsprekend werd dit ontwerp niet goedgekeurd.
Het U-35 prototype werd in december 1942 wel goedgekeurd (ondanks de aan de licht gebrachte mankementen) door de GKO (Gosudarstvenny Komitet Oborony: Staats Defensie Comité) en werd omgedoopt tot de SU-35 (en kort daarna als de SU-122). Ook werd er onmiddellijk opdracht gegeven aan de UZTM om de productie van de SU-122 te beginnen. De eerste SU-122’s werden eind december 1942 in de UZTM geproduceerd en kwamen in januari 1943 voor het eerst in actie. Het plan was om elke maand minstens 100 SU-122’s te fabriceren.
Vanwege de slechte resultaten van de M-30s houwitser tegen vijandelijk pantser werd vanaf januari 1943 in de UZTM begonnen met het testen van andere type kanonnen voor de SU-122. In april 1943 werd het prototype SU-122M gebouwd. Dit prototype had een groter gevechtscompartiment en een individuele ruimte voor de chauffeur. De M-30s houwitser was vervangen door de modernere D-11 houwitser. De SU-122M werd tussen 16 en 17 mei 1943 en 18 juni en 4 juli 1943 getest. Uiteindelijk werd er besloten om dit ontwerp geen groen licht te geven en in plaats daarvan verder te gaan met de SU-85 tankjager. De SU-122-III was een tweede poging om met een verbeterde versie van de SU-122 te komen. Het prototype werd gebouwd onder leiding van Lev I. Gorlitsky en N. V. Kurin en bestond uit een SU-85 chassis en was bewapend met een 122mm D-6 houwitser. Wegens technische problemen en tegenvallende anti-tankprestaties werd ook dit prototype niet geaccepteerd voor productie. Het laatste prototype van de SU-122 (de SU-122P) werd begin 1944 ontworpen. Dit was een tankjagervariant van de SU-122 die gebouwd was op een SU-100 chassis en bewapend was met een 122mm model 1931/37 kanon. Echter, dit kanon bleek te massief voor het chassis en de SU-122P werd net zoals de twee eerdere prototypes niet goedgekeurd voor productie.
De introductie van BP-460A HEAT-munitie (HEAT staat voor ‘high explosive anti-tank’) voor de M-30s houwitser in mei 1943 bleek ook geen succes en in de zomer van 1944 werd de productie van de SU-122 volledig stopgezet om ruimte te maken voor veel beter gemechaniseerd geschut en tankjagers.
Productieaantallen in de periode 1942-1944 (per jaar) waren als volgt:
1942: | 25 |
1943: | 630 |
1944: | 493 |
Totaal: | 1,148 |
SU-122 model 1942/1943: De SU-122 werd in 1942 ontworpen en ging in datzelfde jaar in massaproductie. De SU-122 bewees zichzelf op het slagveld als een effectief ondersteuningswapen maar was een slechte tankjager. In de zomer van 1944 werd de productie van de SU-122 volledig stopgezet.
Model: | SU-122 | |
Gewicht: | 30.900kg (39,9 ton) | |
Bemanning: | 5 | |
Motor: | W-2 (V-2), 12 cilinders, 500pk | |
Brandstof: | 810 liter (diesel) | |
Snelheid: |
55 km/u op de weg |
|
Bereik: |
300km op de weg 150km in het veld |
|
Afmetingen: | Lengte: | 6,95m |
Breedte: | 3m | |
Hoogte: | 2,32m | |
Bodemvrijheid: | 0,4m | |
Bewapening: |
122mm M-30S houwitser |
|
Bepantsering: | Voorkant opbouw, boven: | 45mm |
Zijkant opbouw, boven: | 34mm | |
Achterkant opbouw: | 45mm | |
Bovenkant opbouw: | 20mm | |
Onderkant opbuw: | 20mm | |
Productie: | 1,184 |
SU-122M: Het eerste prototype van de SU-122. De SU-122M werd in april 1943 gebouwd en was bewapend met de D-11 houwitser en had een groter gevechtscompartiment dan de SU-122. Ook was de SU-122M voorzien van een individuele ruimte voor de chauffeur. Dit prototype werd niet geaccepteerd voor massaproductie.
SU-122-III: Het tweede prototype van de SU-122. De SU-122-III werd eind 1943 gebouwd en was bewapend met de 122mm D-6 houwitser. Dit prototype werd niet geaccepteerd voor massaproductie.
SU-122P: Het derde en laatste prototype van de SU-122. De SU-122P werd begin 1944 gebouwd en was bewapend met de 122mm model 1931/37 kanon. Dit prototype werd niet geaccepteerd voor massaproductie.
StuG SU122(r): Buitgemaakte SU-122’s, ingezet door het Duitse leger. De Duitse variant is identiek aan het origineel.
De eerste vijfentwintig SU-122’s werden in december 1942 naar trainingscentra en twee nieuwe militaire eenheden, het 1433e en het 1434e Gemechaniseerde Artillerieregiment (SAP), gebracht. Elk van deze gemengde regimenten bestond uit twee batterijen met vier SU-122’s per batterij en vier batterijen met elk vier SU-76’s. Elk regiment had een SU-76 tankjager als bevelsvoertuig.
Het 1433e en het 1434e SAP werden als onderdeel van het 54e Leger in januari 1943 overgeplaatst naar het Volkhov Front, nabij Leningrad. Op 14 januari 1943 werden beiden regimenten in de strijd geworpen in de Smierdny regio. Naderhand werd besloten om de SU-122’s de aanvallende tanks op een afstand van 400m tot 600m te laten volgen. In sommige gevallen werd deze afstand ingekort met 200m tot 300m. De primaire rol van de SU-122 op het slagveld werd het ondersteunen van infanterieaanvallen en offensieven van tankformaties op vijandelijke posities.
De combinatie van SU-122’s met SU-76’s bleek geen succes en de organisatie van de regimenten werden gehergeschikt naar gevechtservaring. Het nieuwe gemechaniseerde artillerieregiment bestond uit twee SU-76 batterijen en drie SU-122 batterijen. De regimenten werden in april 1943 nogmaals gehergeschikt en zelfstandige regimenten werden gecreëerd voor SU-76’s (licht gemechaniseerd artillerieregiment) en SU-122’s (middelzwaar gemechaniseerd artillerieregiment). Het middelzwaar gemechaniseerd artillerieregiment bestond uit vier batterijen met elk vier SU-122’s. Elk regiment werd ook bewapend met een extra T-34 middelzware tank of een SU-122 als bevelsvoertuig en een BA-64 pantservoertuig. Deze indeling werd tot begin 1944 instandgehouden, waarna de SU-122 geleidelijk vervangen werd door het SU-152, ISU-122 en ISU-152 zware gemechaniseerd geschut en de SU-85 tankjager.
De SU-122 bleek een efficiënt ondersteuningswapen voor de Sovjet-infanterie, maar ondervond grote moeite om vijandelijke tanks op lange afstand uit te schakelen. Tijdens de slag om Koersk en latere veldslagen bleek de SU-122 simpelweg niet opgewassen te zijn tegen de Duitse Tiger I en Panther tank. Het SU-122 middelzwaar gemechaniseerd geschut bleef eind 1943 en begin 1944 nog operationeel in het Kalinin Front (vanaf 12 oktober: 1e Baltische Front)en de Wit-Russische Fronten, maar verdween in de Oekraïne van het strijdtoneel. Vanaf april 1944 waren er nog nauwelijks SU-122’s operationeel in het Rode Leger. Toch werden nog enkele SU-122’s ingezet tijdens de slag om Berlijn in 1945.
Het Duitse leger heeft tijdens de oorlog een aantal SU-122’s weten te veroveren. Deze gemechaniseerde kanonnen werden hergebruikt onder de naam StuG SU122(r). Hoewel een klein aantal SU-122’s de oorlog overleefd heeft is er tegenwoordig wereldwijd nog maar één exemplaar over. Het is te bezichtigen in het Kubinka tankmuseum.