In de vroege uren van 24 augustus 1939 werd het Molotov-Ribbentroppact te Moskou ondertekend door de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joachim von Ribbentrop en de Sovjetminister van Buitenlandse Zaken Vyacheslav M. Molotov. In dit pact werd afgesproken dat beide partijen elkaar niet zouden aanvallen, ook niet wanneer één van beide aangevallen zou worden door een derde land. In het geheim werden echter ook afspraken gemaakt over de opdeling van Polen tussen de beide partijen na een toekomstige 'territoriale en politieke herschikking'.
Deze herschikking liet niet lang op zich wachten. Op 1 september 1939 vielen de legers van nazi-Duitsland Polen in het westen binnen en op 17 september 1939 overschreed het Rode Leger de Poolse grens in het oosten. In navolging van de geheime afspraken van het Molotov-Ribbentroppact werden in juni en juli 1940 de Baltische staten (Letland, Estland en Litouwen) en (ten koste van Roemenië) Bessarabië, de noordelijke Boekovina en het district Hertsa geannexeerd door de Sovjet-Unie.
In die periode werd begonnen aan de aanleg van een verdedigingslijn langs de nieuwe westgrens van de Sovjet-Unie. Deze verdedigingslijn werd de Molotovlinie gedoopt (naar de minister van Buitenlandse Zaken V. Molotov).
De nieuwe grens moest natuurlijk verdedigd worden en aangezien de Stalinlinie aan de voormalige westgrens van de Sovjet-Unie nu 200 tot 400 km oostelijk van de nieuwe grens kwam te liggen werden er twee mogelijkheden bedacht voor een nieuwe linie. De eerste optie was om de fortificaties direct langs de nieuwe grens te bouwen. De tweede optie was om de fortificaties meer landinwaarts te bouwen wat weer strategische voordelen met zich mee bracht. Zo konden de fortificaties uit het zicht van de vijand gebouwd worden en ook kon er een bufferzone met mijnen en obstakels gecreëerd worden die de vijand zou moeten vertragen zodat de grenstroepen de tijd kregen om hun stellingen te bemannen en reserves gemobiliseerd te krijgen. Boris M. Shaposhnikov, die op dat moment de functie van Chef van de Generale Staf bekleedde, was voor de laatste optie en stelde voor om het overgrote gedeelte van het Rode Leger achter de Stalinlinie te scharen en het overgebleven gedeelte tussen de Stalinlinie en de nieuwe westgrens te stationeren voor verkenningsdoeleinden. Stalin stond echter niet achter het idee om deze nieuwe gebieden zomaar op te geven en gaf het bevel om de Poolse ‘provincie’ van de Sovjet-Unie koste wat het kost te verdedigen tegen elke mogelijke invasie. Generaal Arkadii Khrenov, chef van het Hoofddirectoraat voor de Genie (Glavnoe Voenno-inzhenernoe Upravlenie), stelde voor om in plaats van permanente fortificaties te focussen op veldwerken met de nadruk op het blokkeren van potentiële invasie routes door middel van obstakels. Ook stelde hij voor om pas aan een tweede fase met de bouw van permanente fortificaties te beginnen als de tijd dit toestond. Dit plan werd echter niet uitgevoerd, en in plaats daarvan werd er besloten om een uitgebreid bouwprogramma met duizenden betonnen kazematten en mitrailleursnesten te ontwikkelen.
De effectiviteit van permanente fortificaties bleek nogmaals duidelijk toen het Rode Leger een vreselijke aderlating moest doorstaan in de gevechten om de Finse Mannerheimlinie tijdens de Winteroorlog. De Mannerheimlinie was vernoemd naar maarschalk Carl Mannerheim (de toenmalige opperbevelhebber van het Finse leger) en bestond uit een serie van bedekte geschutsposities, loopgraven en obstakels. Op 12 maart 1940 moest Finland het vredesverdrag van Moskou ondertekenen met als resultaat dat een aantal gebieden op de Karelische landengte werd ingelijfd door de Sovjet-Unie. Door deze territoriale ontwikkeling kon de Sovjet-Unie de zeeroute naar Leningrad controleren. In deze gebieden, samen met het gebied Moermansk, werd vrijwel meteen in de zomer van 1940 begonnen aan de bouw van fortificaties als onderdeel van de westelijke verdediging.
In diezelfde zomer moesten ook de Baltische vazalstaten van de Sovjet-Unie (Estland, Letland en Litouwen) door het stof en werden deze geannexeerd door de Sovjet-Unie. Om dit nieuwe gebied te verdedigen werd het ‘Baltische Speciale Militaire District’ opgericht. De bouw van fortificaties in de gebieden Telshiai, Shiauliai, Kaunas en Alytus begon in de lente van 1941. Dit gebied liep vanaf de Baltische Zee langs de grens met Oost-Pruisen naar de oude Litouwse grens en werd gekenmerkt door weinig natuurlijke obstakels, waardoor de Sovjet-ingenieurs gedwongen waren om langs deze hele grens fortificaties te bouwen.
Roemenië werd eveneens door de Sovjet-Unie onder druk gezet om de gebieden Bessarabië, de noordelijke Boekovina en het district Hertsa aan de Oekraïense Sovjetrepubliek af te staan en op advies van Berlijn stemde de Roemeense regering hier mee in. De Roemeense regering begon direct met de evacuatie van haar troepen en administratie maar kon niet voorkomen dat er schermutselingen ontstonden tussen het Roemeense leger en het Rode Leger. Tussen 28 juni en 4 juli 1940 werden deze voormalige Roemeense gebieden bezet en geannexeerd door de Sovjet-Unie. Door deze territoriale wijziging kwam de grens van de Odessa Militair District (OVO) meer westelijker langs de rivieren Donau en Prut te liggen. De Sovjets begonnen vervolgens met de aanleg van fortificaties langs de Prut ter versterking van de al bestaande fortificaties langs de Dnjepr. Plannen om de gebieden Beltsevo en Kishinev te fortificeren zijn echter nooit verder gekomen dan de tekentafel.
De grootste bouw inspanning was geconcentreerd in de Westelijke Speciale Militair District, dat officieel op 11 juli 1940 het Wit-Russische Speciale Militaire District verving. In de zomer van 1940 begonnen de bouwwerkzaamheden in de gefortificeerde regio’s Grodno en Brest die de flanken van de Bialystok- saillant beschermden. In de lente van 1941 begon de bouw van de gefortificeerde regio’s Osovets en Zambruv om een vaste verdedigingslijn rond de hoogte aldaar te krijgen. In de zomer van 1940 werd begonnen aan de bouw van het Kiev Speciale Militaire District dat onderverdeeld werd in de gefortificeerde regio’s Vladimir-Volynski, Strumilov, Rava-Russkaia en Przemysl.
Tussen 9 en 11 januari 1941 werd een oorlogsspel georganiseerd tussen generaal Georgy K. Zhukov (de toenmalige bevelhebber van het Kiev Speciale Militair District) en kolonel-generaal Dmitry G. Pavlov (de toenmalige bevelhebber van het Westelijke Speciale Militair District) om uit te testen hoe goed de nieuwe verdedigingslijn functioneerde in een oorlogssituatie. De operatie stond onder supervisie van de Chef van de Generale Staf Kirill A. Meretskov en de Chef van het Operationele Directoraat generaal Nikolai F. Vatutin. Zhukov slaagde erin om diep in Wit-Rusland door te dringen wat volgens hem te wijten was aan de smalle verdedigingslijn rond de Bialystok-saillant. De fortificaties in dit gebied faalden volgens hem om de troepen die hier gepositioneerd waren optimaal te beschermen zodat deze makkelijk het slachtoffer konden worden van omsingelingen. Maarschalk Kliment E. Voroshilov en kolonel-generaal Dmitry G. Pavlov keurden de kritiek van Zhukov af, maar toch werd hij de volgende dag benoemd tot Chef van de Generale Staf en hij kreeg aldus het bevel over de westelijke grensverdediging die hij eerder zo bekritiseerd had.
De voortgang van de bouw verliep moeizaam en in de lente van 1941 werd generaal Khrenov ontheven van zijn taak als hoofdcoördinator. Een afzonderlijk directoraat onder leiding van maarschalk Shaposhnikov kreeg de verantwoordelijkheid over de bouw van de Molotovlinie. In 1941 werden de gefortificeerde regio’s Kovel, Verkhne Prut en Nizhne Prut aan het Kiev Speciale Militair District toegevoegd. Voorbereidende werkzaamheden aan de gefortificeerde regio’s Chernovtsy, Donau (Dunayskiy) en Odessa vonden ook in 1941 plaats met als doel om aanvallen vanuit Roemenië het hoofd te bieden. Maar liefst 136,000 man werkten rond deze tijd aan de westelijke grensfortificaties (58,000 man in de Balische Staten, 35,000 man in het Westelijke Militair District en 43,000 man in het Kiev Militair District).
Het grootste probleem dat Zhukov moest oplossen was de steeds grotere vraag naar grondstoffen als gevolg van het uitgebreide bouwprogramma. Om hieraan te voldoen werden de bouwwerkzaamheden in 7 van de 8 gefortificeerde regio’s van de Stalinlinie volledig stop gezet. Alleen het werk aan de Kamenets-Podolski gefortificeerde regio langs de rivier Dnjestr aan de grens met Roemenië werd niet stopgezet. Daarnaast werd het bevel gegeven aan 160 geniebataljons in de grensdistricten en 41 geniebataljons uit overige gebieden om te participeren in de werkzaamheden. De productie van beton en staal verhogen werd ook besproken, maar dat bleek niet haalbaar binnen de gegeven tijd. Ook werd er voorgesteld om het tekort aan wapens op te lossen door wapens die bedoeld waren voor de Stalinlinie door te verwijzen naar de nieuwe verdedigingslijn. Zhukov en maarschalk Semyon K. Timoshenko waren tegen dit voorstel omdat ze ervan overtuigd waren dat deze wapens snel verloren zouden gaan bij een Duitse invasie en omdat de wapens niet geschikt waren voor de nieuwe kazematten. Ook meenden beiden dat een volledig bewapende Stalinlinie van nut was. Stalin was het echter niet eens met hen en gaf het bevel om de nieuwe verdedigingslijn te bewapenen ten kosten van de Stalinlinie.
De bouw van de Molotovlinie werd bovendien gehinderd omdat er naast de fortificaties ook barakken, opslagplaatsen en infrastructuur gebouwd moesten worden. Een groot tekort aan transportmiddelen was ook een storend element voor de vooruitgang.
In april 1941 gaf Zhukov het bevel om de fortificaties van de Molotovlinie uit te rusten met de wapens die voorhanden waren. Ook werd het bevel gegeven om gepantserde deuren aan te brengen en communicatieverbindingen, elektriciteit en bescherming tegen gasaanvallen te installeren. Ongeveer 2,300 steunpunten in de Molotovlinie waren voltooid ten tijde van de Duitse invasie op 22 juni 1941. Echter, de helft van deze verdedigingswerken was alleen bewapend met een machinegeweer. Bovendien waren de verdedigingswerken niet geïntegreerd en bestonden deze meer uit series van individuele steunpunten met weinig camouflage. Daarnaast waren mijnenvelden en obstakels ter ondersteuning van de verdedigingswerken maar al te vaak schaars.
De Molotovlinie bestond uit een serie gefortificeerde regio’s. Elke gefortificeerde regio was bemand met een eigen garnizoen en had een lengte van tussen de 50 en 150km en een diepte van tussen de 30 en 50km. De gefortificeerde regio’s van de Molotovlinie stonden bijna geheel langs de grens, met gaten van tussen de 12 en 20km. De verdediging van deze gaten in de linie werd door jagerdivisies opgenomen. De voornaamste taken van gefortificeerde regio’s waren de verdediging van belangrijke steden, kwetsbare industriële en landbouwgebieden en het blokkeren van mogelijke vijandelijke marsroutes. De gefortificeerde regio’s behoorden haaks te liggen op natuurlijke obstakels, zoals rivieren. De verdediging van elk van deze gefortificeerde regio’s werd gebouwd in samenhang met een serie van achterelkaar staande verdedigingszones. De theorie van dit systeem was simpel. Naarmate de vijand zich door deze zones drong werd hij zwakker zodat hij moeilijk het momentum van de aanval in stand kon houden. Tegelijkertijd zou de vijand zich buiten het bereik van zijn ondersteunde artillerie begeven zodat hij kwetsbaarder werd. Uitgeput en geïsoleerd zou de vijand kwetsbaar zijn voor een tegenaanval door de Sovjetreserves.
De Molotovlinie bestond net zoals de Stalinlinie uit een Vooruitgeschoven Veiligheidszone (Polosa Obespecheniia), dat uit obstakels en lichte mitrailleursnesten bestond die de opmars van de vijand moesten vertragen voordat hij de primaire veiligheidszone bereikte. Een vooruitgeschoven veiligheidszone was verdeeld in Verdedigingsgebieden op Bataljonsniveau (Batal'onnye Raiony Oborony) die elk uit drie tot vijf versterkte punten (Opornye Punkty) bestonden. Een Verdedigingsgebied op Bataljonsniveau was onderverdeeld in Verdedigingsgebieden op Compagniesniveau (Rotnye Rayony Oborony).
De aanval op Leningrad werd vanuit Oost-Pruissen ingezet door generaal Hoepner’s 4. Panzerarmee, dat uit drie pantserdivisies (1e,6e en 8e) bestond, ondersteund door de 3. Infanterie-Division (mot.) en 36. Infanterie-Division (mot.). Deze eenheden hadden al ervaring opgedaan tijdens de Poolse campagne (1939) en de gevechten in West-Europa (1940) en moesten het opnemen tegen slecht bewapende elementen van de NKVD in het Baltische Speciale Militaire District. Ondanks de slechte voorbereiding en het slechte leiderschap aan de kant van het Rode Leger werden sommige delen van de linie verbeten verdedigd tegen de Duitse gemotoriseerde troepen. Zo was de 1. Panzerdivision verwikkeld in zware gevechten op 22 juni 1941, vooral in de regio Tauroggen en de rivier Jura waar het te kampen kreeg met mijnenvelden en mitrailleurnesten beschermd door prikkeldraad. De 6. Panzerdivision stak de grens over bij Tilsit en werd die eerste dag dusdanig gehinderd door de grensfortificaties dat de Panzer IV’s de volgende dag zonder munitie kwamen te zitten. Na een dag van zware gevechten hadden zowel de 1. als de 6. Panzerdivision vooruitgang geboekt en had de 8. Panzerdivision de Molotovlinie zelfs al doorbroken en achter zich gelaten. De successen van de vooruitgeschoven pantserdivisies konden echter niet voorkomen dat de Duitse infanterie toch op zware weerstand stuitte. Zo raakte het 3. Battalion van de 12. Infanterie-Division (onderdeel van het 16. Armee) verwikkeld in een zware strijd om de lichtbemande fortificaties bij het dorp Kunigiskiai in Litouwen. Pas toen het 1. Battalion een doorbraak in de verdediging forceerde en het dorp vanuit de achterkant binnendrong was er sprake van een algehele doorbraak in dit gebied.
Verreweg de meeste Duitse pantserformaties waren geconcentreerd in Heeresgruppe Mitte. Het plan was om met het 3. Panzerarmee (onder leiding van Hermann Hoth) in het noorden en de 2. Panzerarmee (onder leiding van Heinz Guderian) in het zuiden in een tangbeweging de vijandelijke troepen rond Bialystok te omsingelen en vernietigen. De vooruitgeschoven pantserformaties van het 3. Panzerarmee waren de 20., 7. en 12. Panzerdivision die naar Alytus en Merkine oprukten. Op 22 juni 1941 hadden deze pantserdivisies de Molotovlinie doorbroken. De vooruitgeschoven pantserformaties van het 2. Panzerarmee waren de 17., 18., 3. en 4. Panzerdivision die Brest in een tangbeweging naderden. Deze pantserformaties ondervonden weinig weerstand van de fortificaties aldaar wegens communicatieproblemen in Pavlov’s sector van het front en aangezien het grootste gedeelte van de fortificaties niet voltooid was. De twee pantserlegers werden geflankeerd door de 9e en 4e Leger die ook niet veel hinder ondervonden van de fortificaties in deze regio. Pas om 3 uur ’s nachts op 22 juni gaf Pavlov het bevel om de gefortificeerde regio’s volledig te bemannen. Het reserveregiment van de 28e Infanterie-Division had minder geluk en was verwikkeld in een zware strijd van 3 dagen lang met elementen van de 56e Jagerdivisie en 68e Gefortificeerde Regio ten koste van 25 doden en 125 gewonden.
Legergroep Zuid ondervond meer belemmering door de Molotovlinie. De fortificaties in het Kiev Speciale Militaire District waren grotendeels compleet en de Sovjet-verdedigers werden geleid door goed getrainde commandanten. Kolonel-generaal Kirponos slaagde in tegenstelling tot zijn collega’s Pavlov en Kuznetsov erin om de gefortificeerde regio’s in zijn district door zijn manschappen op tijd te laten bemannen. De Vladimir-Volynski, Strumilov en Rava-Russkaia gefortificeerde regio’s werden bemand door manschappen van de 2e, 4e en 6e Gefortificeerde Regio en reguliere troepen waren op tijd gemobiliseerd en naar het front gestuurd. Het 1. Panzerarmee (onder Ewald von Kleist) werd ingezet als vooruitgeschoven formatie. Dit leger bestond uit drie pantserkorpsen ondersteund door reguliere legereenheden. De pantserdivisies slaagden erin om de verdedigingslijn te penetreren en zwakke plekken te identificeren. De grootste aanvalsinspanning was geconcentreerd in het gat tussen de Vladimir-Volynski en Strumilov Gefortificeerde Regio, dat gezien kan worden als grens tussen het Sovjet 5e en het 6e leger. Het 1. Panzerarmee en het 6. Armee forceerden een wig van 50km tussen beide Sovjetlegers. Het 17. Armee werd ingezet tegen de Rava-Russkaia en Przemyl Gefortificeerde Regio maar werd zwaar gehinderd door de Sovjet verdedigers. Zo behielden de 41e Jagerdivisie en het 91e Grenswachtdetachement de Rava-Russkaia Gefortificeerde Regio 5 dagen lang ondanks zware aanvallen van drie infanteriedivisies en elementen van een pantserdivisie. Het garnizoen van de Przemysl Gefortificeerde Regio capituleerde pas na 7 dagen van hevige strijd. Op 24 juni 1941 had het 17. Armee een gat van 30km breed geforceerd in de Sovjet-verdediging en Kirponos was gedwongen om het Sovjet 6e en 26e Leger het bevel te geven om hun posities in de Rava-Russkaia en Przemysl Gefortificeerde Regio te verlaten en richting Lwów terug te trekken.
Kort na de verovering van de Sovjet westelijke verdedigingslijnen begon een team van Duitse ingenieurs met een diepgaand onderzoek naar deze fortificaties. Hun bevindingen bundelden zij in het boek “Denkschrift: uber die russische: Landesbefestigung”, dat in 1942 werd gepubliceerd. Het Duitse leger heeft de Molotovlinie nooit hergebruikt in de latere fase van de oorlog, wat ook deels kwam door het feit dat deze linie grotendeels verwoest werd in 1941. De naoorlogse Sovjet regering achtte evenmin weinig (militaire) waarde aan de restanten van deze linie. Na de val van de Sovjet-Unie werd de Molotovlinie verdeeld over acht verschillende landen: Wit-Rusland, Finland, Litouwen, Moldavië, Polen, Roemenië, Rusland en de Oekraïne. In het kader van de nationale identiteitsvorming werd er vanaf dit moment pas begonnen aan historisch onderzoek naar de vergeten fortificaties van de Molotovlinie. Tegenwoordig zijn de fortificaties van de Molotovlinie grotendeels vrij te bezichtigen.
Noordelijke Theater | |
Commandant: | Generaal Nikolaus von Falkenhorst |
- Garnizoen Noorwegen |
Bergkorps Noorwegen Hogere Commando XXXVI |
- Finse Leger | 14e Divisie |
- Leger van Karelia | VI Korps VII Korps II Korps IV Korps |
Legergroep Noord | |
Commandant: | Veldmaarschalk Wilhelm Ritter von Leeb |
- 16e Leger (16. Armee) |
II Legerkorps X Legerkorps XXVII Legerkorps |
- 18e Leger (18. Armee) |
I Legerkorps XXVI Legerkorps XXXVIII Legerkorps |
- 4e Pantsergroep (Panzergruppe 4) |
XLI Pantserkorps LVI Pantserkorps |
- Luchtvloot 1 (Luftflotte eins) | |
Legergroep Midden | |
Commandant: | Veldmaarschalk Fedor von Bock |
- 4e Leger (4. Armee) |
VII Legerkorps XIII Legerkorps IX Legerkorps XLII Legerkorps |
- 9e Leger (9. Armee) |
VIII Legerkorps XX Legerkorps XLII Legerkorps |
- 2e Pantsergroep (Panzergruppe 2) |
XXIV Pantsergroep XLVI Pantsergroep XLVII Pantsergroep XII Legerkorps |
- 3e Pantsergroep (Panzergruppe 3) |
XXXIX Pantserkorps LVII Pantserkorps V Legerkorps VI Legerkorps |
- Luchtvloot 2 (Luftflotte zwei) | |
Legergroep Zuid | |
Commandant: | Veldmaarschalk Gerd von Rundstedt |
- 6e Leger (6. Armee) |
LV Legerkorps (reserve) XVII Legerkorps XLIV Legerkorps |
- 11e Leger (11. Armee) |
XI Legerkorps XXX Legerkorps LIV Legerkorps Roemeense Cavaleriekorps (reserve) Roemeense Bergkorps |
- 17e Leger (17. Armee) |
IV Legerkorps XLIX Bergkorps LII Legerkorps |
- 1e Pantsergroep (Panzergruppe 1) |
III Pantserkorps XIV Pantserkorps XLVII Pantserkorps XXIX Legerkorps |
- Luchtvloot 4 (Luftflotte vier) | |
Leger Groep Antonescu (Onafhankelijke legergroep binnen Legergroep Zuid) | |
Commandant: | Generaal Ion Antonescu |
- 3e Roemeense Leger | IV Roemeense Korps |
- 4e Roemeense Leger |
III Roemeense Korps V Roemeense Korps XI Roemeense Korps |
- Roemeense Luchtgevechtsgroep |
Noordelijke Front (Leningrad Militaire District) | |
Commandant: | Luitenant-generaal M.M. Popov |
- 7e Leger | 26e Gefortificeerde Regio (Sortavala) |
- 14e Leger | 23e Gefortificeerde Regio (Moermansk) |
- 23e Leger |
27e Gefortificeerde Regio (Keksholm) 28e Gefortificeerde Regio (Vyborg) |
- Front |
21e Gefortificeerde Regio
22e Gefortificeerde Regio (Karelia) 25e Gefortificeerde Regio (Pskov) 29e Gefortificeerde Regio (Pskov) |
Noordwestelijke Front (Baltische Speciale Militaire District) | |
Commandant: | Kolonel-generaal F.I. Kuznetsov |
- 8e Leger |
44e Gefortificeerde Regio (Kaunas) 48e Gefortificeerde Regio (Alytus) |
- 11e Leger |
42e Gefortificeerde Regio (Shiauliai) 45e Gefortificeerde Regio (Telshiai) 46e Gefortificeerde Regio (Telshiai) |
- Front | 41e Gefortificeerde Regio (Libava) |
Westelijke Front (Westelijke Speciale Militaire District) | |
Commandant: | Legergeneraal D.G. Pavlov |
- 3e Leger | 68e Gefortificeerd Regio (Grodno) |
- 4e Leger | 62e Gefortificeerde Regio (Brest) |
- 10e Leger | 66e Gefortificeerde Regio (Osovets) |
- Front |
58e Gefortificeerde Regio (Sebezh) 61e Gefortificeerde Regio (Polotsk) 63e Gefortificeerde Regio (Minsk-Slutsk) 64e Gefortificeerde Regio (Zambruv) 65e Gefortificeerde Regio (Mozyr) |
Zuidwestelijke Front (Kiev Speciale Militaire District) | |
Commandant: | Kolonel-generaal M.P. Kirponos |
- 5e Leger | 2e Gefortificeerde Regio (Vladimir-Volynski) |
- 6e Leger |
4e Gefortificeerde Regio (Strumilov) 6e Gefortificeerde Regio (Rava-Russkaia) |
- 12e Leger |
10e Gefortificeerde Regio (Kamenets-Podolski) 11e Gefortificeerde Regio (Mogilev-Podolski) 12e Gefortificeerde Regio (Mogilev-Podolski) |
- 26e Leger | 8e Gefortificeerde Regio |
- Front |
1e Gefortificeerde Regio (Kiev) 3e Gefortificeerde Regio (Letichev) 5e Gefortificeerde Regio (Korosten) 7e Gefortificeerde Regio (Novograd-Volynski) 13e Gefortificeerde Regio (Shepetovka) 15e Gefortificeerde Regio (Ostropol) 17e Gefortificeerde Regio (Iziaslavl) |
9e Afzonderlijke Leger | |
Commandant: | Kolonel-generaal Ya.T. Cherevichenko |
- 80e Gefortificeerde Regio (Rybnitsa) | |
- 81e Gefortificeerde Regio (Danuber) | |
- 82e Gefortificeerde Regio (Tiraspol) | |
- 84e Gefortificeerde Regio (Verkhne-Prut) | |
- 86e Gefortificeerde Regio (Verkhne-Prut) | |
Odessa MD (na 22 juni 1941: Zuidelijke Front) | |
Commandant: | Kolonel-generaal Ya.T. Cherevichenko |
- 83e Gefortificeerde Regio |