Hermann Hoth werd geboren in Neuruppin op 12 april 1885 en was de zoon van een medisch legerofficier. In 1904 ging Hermann Hoth een officiersopleiding volgen in het Duitse leger en werd ingedeeld bij de cavalerie. In 1905 stapte hij over naar de infanterie en was destijds een luitenant in het 72e Infanterieregiment. Met dit regiment diende Hoth ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Eerste Wereldoorlog onderscheidde Hoth zich, waardoor hij de beide klassen van het IJzeren Kruis kreeg uitgereikt.
Inmiddels in rang opgeklommen tot kapitein werd Hoth na de oorlog opgenomen in de Reichswehr. Hermann Hoth zag in dat mobiele oorlogvoering de toekomst had en trad daarom toe tot de staf van het departement dat zich bezighield met de geheime ontwikkeling van gemotoriseerde eenheden. Daar werkte Hoth eerst onder Oswald Lutz en later onder Heinz Guderian. In 1922 promoveerde Hoth tot majoor, in 1929 tot luitenant-kolonel en drie jaar later tot kolonel. In 1932 kreeg hij ook het bevel over het 17e Infanterieregiment om vervolgens in oktober 1934 de opdracht te krijgen voor het opzetten van de 18e Infanteriedivisie.
Nadat Adolf Hitler aan de macht gekomen was in Duitsland werd de dienstplicht opnieuw ingevoerd in oktober 1935. Toen kreeg Hoth ook officieel het bevel over de 18e Infanteriedivisie. Exact een jaar later promoveerde hij tot majoor-generaal en keerde terug bij de mobiele tak van het Duitse leger. Erich von Manstein nam overigens het bevel over van Hoth als divisiecommandant van de 18e Infanteriedivisie. Hoth promoveerde in november 1938 tot generaal der infanterie en ging zich nu bezighouden met het trainen en uitrusten van de vier nieuw opgerichte Lichte Divisies. Deze werden alle ondergebracht in het XV Korps, waar Hoth officieel de leiding over kreeg.
Met de op handen zijnde oorlog tegen Polen werd Hoth's XV Korps gereduceerd tot maar 2 divisies (2e en 3e Lichte divisie) en onder bevel gesteld van het 10e Leger, dat weer ondergebracht werd in Von Reichenau's Legergroep Zuid. In september 1939 begon de Tweede Wereldoorlog officieel en Hoth's XV Korps nam deel aan de omsingeling van Poolse troepen bij de rivier de Bzura. Voor zijn verdiensten tijdens de Poolse veldtocht kreeg Hoth in oktober 1939 het Ridderkruis uitgereikt.
De Lichte Divisies bleken echter niet zo'n succes als verwacht tijdens de Poolse veldtocht, met als gevolg dat ze heruitgerust werden als volledige pantserdivisies in de daaropvolgende winter. Eén van deze divisies was de 7e Pantserdivisie (voorheen 2e Lichte Divisie) onder bevel van Rommel. Verder werd Hoth's XV Korps versterkt met de 5e Pantserdivisie en de 62e Infanteriedivisie voor de verovering van Frankrijk en de Lage Landen in mei 1940. Tijdens de veldtocht was Hoth's XV Korps één van de eerste die de Maas wist over te steken om daarna de binnenste vleugel te vormen van de gepantserde speerpunt die tot doel had de hoofdmacht van de geallieerden te omsingelen door op te rukken naar de Kanaalkust. Hoth's XV Korps werd echter verrast en aanvankelijk overrompeld bij de Britse tegenaanval bij Arras op 21 mei 1940. Na het afslaan van de Britse tegenaanval nam het XV Korps deel aan de verdrijving en vernietiging van geallieerde troepen bij de Kanaalhavens. Voor zijn verdiensten tijdens het offensief in het westen werd Hoth gepromoveerd tot kolonel-generaal.
In november 1940 kreeg Hoth het bevel over de nieuw gevormde 3e Pantsergroep die deel uitmaakte van Von Bock's Legergroep Midden voor de invasie van de Sovjet-Unie. Op 22 juni 1941 ging Operatie Barbarossa van start en de 3e Pantsergroep was betrokken bij de grote omsingelingsactie bij Minsk waarbij meer dan 300.000 Sovjetsoldaten krijgsgevangen genomen werden. Voor dat de opmars naar het oosten hervat kon worden moesten Hoth's tanks echter wachten op de infanterie die zich nog grotendeels te voet verplaatste, omdat zijn superieuren bang waren dat Hoth's flanken aangevallen zouden worden. Na de verovering van Wit-Rusland kreeg Hoth het Eikenloof toegevoegd aan zijn Ridderkruis. Daarna rukte Legergroep Midden op naar Smolensk waar Hoth's 3e Pantsergroep opnieuw betrokken was bij een grote omsingelingsactie. Opnieuw werden honderdduizenden Sovjets krijgsgevangen genomen en Hoth wilde samen met Guderian's 2e Pantsergroep naar het vrijwel onverdedigde Moskou oprukken. Maar Hitler had weer eens wijzigingen in de operationele plannen aangebracht en Hoth's tanks moesten noordwaarts oprukken om de verovering van Leningrad te bewerkstelligen. Hoe dichter de Duitsers Leningrad naderden, hoe groter de tegenstand werd. Leningrad werd dan ook niet veroverd, en zou ook nooit in Duitse handen vallen.
Hitler had inmiddels weer een wijziging in de operationele plannen aangebracht. De panzers moesten nu oprukken naar Moskou: Operatie Typhoon. Net voordat Operatie Typhoon begon werd Hoth echter overgeplaatst naar het 17e Leger, waar hij Von Stulpnagel opvolgde als bevelhebber. Het 17e Leger behoorde tot Legergroep Zuid en in de eerste winter aan het oostfront kreeg het talloze Sovjet-tegenaanvallen te verduren, die het met succes afsloeg, ondanks dat het zijn voornaamste bevoorradingsbasis verloor te Lozovaya. Onder bevel van Hoth nam het 17e Leger deel aan de jacht op en het vermoorden van Joden. Eind april 1942 nam Hoth een (korte) rustpauze en het bevel over het 17e Leger werd overgenomen door Von Salmuth.
Maar Hoth werd weer teruggeroepen voor het zomeroffensief van 1942: Fall Blau. Als bevelhebber van het 4e Pantserleger wist hij in samenwerking met het 2e Leger Voronezh te veroveren. Na de verovering van Voronezh voegde het 4e Pantserleger zich bij het 6e Leger (onder bevel van Paulus) en rukte op langs de zuidelijke oever van de Don. Hoth's 4e Pantserleger werd echter overgeplaatst van de linkerflank van het 6e Leger naar de rechterflank om zo een terugtrekking van sovjettroepen af te snijden die verdreven waren door de nieuw gevormde Legergroep A. Hoth's 4e Pantserleger bleef ten zuiden van het 6e Leger en rukte op naar de stad, die aan de Wolga gelegen was en Stalins naam droeg: Stalingrad. Het 4e Pantserleger ondersteunde de aanval op Stalingrad door het 6e Leger, maar kreeg zware tegenstand te verduren van het 64e Sovjetleger bij Abanerovo in midden augustus. Ondanks het verslaan van het 64e Leger wisten de Duitsers de Sovjets niet meer in grote getalen te omsingelen zoals dat in 1941 gebeurde, want de Sovjets mochten zich nu wel terugtrekken. Het 6e Leger vocht daarna in Stalingrad in één van de zwaarste veldslagen van de Tweede Wereldoorlog. Hoth's tanks kregen een zinloze missie om het 6e Leger te ondersteunen in de straatgevechten, gepaard gaand met grote verliezen. Toen de Sovjets in de daaropvolgende winter hun tegenaanval lanceerden werden het 6e Leger en delen van het 4e Pantserleger omsingeld. Hoth zelf werd echter overgevlogen uit de pocket om een ontzettingsactie aan te voeren met de overblijfselen van het 4e Pantserleger die nu onder het bevel stonden van Von Mansteins Legergroep Don.
De ontzettingsactie met de codenaam Wintergewitter was aanvankelijk een groot succes. Legergroep Don wist Stalingrad tot op 50 kilometer te naderen, toen het door zware Sovjet-tegenstand tot stilstand werd gebracht. Paulus had de kans om uit te breken, maar hij kreeg geen toestemming van Hitler. Daarom werd Wintergewitter een grote mislukking, zeker toen de Sovjets opnieuw tot de tegenaanval overgingen en Hoth's tanks terugwierpen naar Rostov. Als door een wonder werd er een nieuwe verdedigingslinie gevormd bij Rostov en Hoth nam daarna met het 4e Pantserleger deel aan de herovering van Charkov in maart 1943. De Duitse tegenaanval verrastte de Sovjets volledig en ook Belgorod kon worden heroverd door het 4e Pantserleger.
Met de herovering van Charkov en Belgorod had het 4e Pantserleger een gunstige uitganspositie gecreëerd voor het komende zomeroffensief. Het zomeroffensief onder de codenaam Zitadelle ging van start op 11 juli 1943 en Hoth's 4e Pantserleger vormde de zuidelijke speerpunt van het offensief. Na aanvankelijke successen liep het offensief uiteindelijk vast op vastberaden Sovjet-tegenstand en toen de geallieerden landden op Sicilië werd de aftocht geblazen. Op de daaropvolgende Sovjet-tegenaanvallen werd het 4e Pantserleger ver naar het westen teruggeworpen, steeds pogingen ondernemend om niet omsingeld te worden. Tegen Hitlers bevelen in ondernam Hoth een aantal briljant uitgevoerde defensieve acties waarbij Hoth's 4e Pantserleger zich terugtrok en daarna tot kleine tegenaanvallen overging, waarbij de Sovjets zware verliezen leden. Wegens zijn succesvolle verdiensten kreeg Hoth in september 1943 de Zwaarden aan het Eikenloof van het Ridderkruis toegevoegd.
In november 1943 naderde het Rode Leger de Oekraïense stad Kiev. Hoth was bang om omsingeld te worden en had dus geen andere keuze dan tegen Hitlers bevelen in te gaan en de stad op 6 november te ontruimen. Hoth had simpelweg te weinig troepen en tanks tot zijn beschikking om de stad te verdedigen. Dit leverde Hoth zijn ontslag op en op 15 november werd hij vervangen door Erhard Raus. Hermann Hoth werd door Hitler naar de strategische reserve verwezen, maar werd in april 1945 teruggeroepen om de verdediging rond het Harz-gebergte te regelen. Dat deed hij met succes tot aan het einde van de oorlog.
Na de oorlog werd Hoth gearresteerd en in krijgsgevangenschap genomen. Hij werd in 1948 voor het gerecht in Neurenberg aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en tot 15 jaar celstraf veroordeeld, maar in 1954 weer vrijgelaten. Na zijn vrijlating schreef Hoth enkele militair-historische boeken.
Hermann Hoth stierf in 1971 te Goslar in West-Duitsland. Hoth zal herinnerd worden als een briljante pantsergeneraal die met beperkte middelen tot opmerkelijke prestaties kwam in de veldtochten tegen Frankrijk en de Sovjet-Unie.