DE BODE: Met welnemen van het Tribunaal, ik meld dat beklaagde Von Neurath afwezig is.
(Beklaagde Von Papen neemt weer plaats in de beklaagdenbank).
SIR DAVID: Voordat we van Mr. Messersmith afstappen, beklaagde wil ik u drie vragen stellen over de andere landen in zuidoost Europa die Mr. Messersmith noemde. Wist u dat het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken de beweging van Henlein onder de Sudetenduitsers financieel ondersteunde en leidde?
VON PAPEN: Ik denk niet dat ik daar destijds van geweten heb. Toen dit rapport in 1935 werd geschreven was de Sudetenduitse kwestie niet dringend.
SIR DAVID: Wanneer hoorde u daarover?
VON PAPEN: Voornamelijk hier in deze zaal.
SIR DAVID: Wist u dat het Reich de heer Codreanu en zijn IJzeren Garde in Roemenië steunde?
VON PAPEN: Ik meen dat dat ook veel later was.
SIR DAVID: U hoorde daar na 1935 over, niet waar? Wanneer hoorde u daarover?
VON PAPEN: Dat kan ik niet zeggen; maar ik geloof dat de gebeurtenissen rond de IJzeren Garde in Roemenë rond 1937 plaats vonden. Ik kan me vergissen maar ik denk het niet.
De PRESIDENT: Sir David, ik denk dat u de microfoon iets te dicht bij u hebt staan.
SIR DAVID: Neemt u mij niet kwalijk, Edelachtbare.
(tot de beklaagde): Wist u dat er in 1944 in een Rijkskrant onder redactie van beklaagde Kaltenbrunner over u werd gediscussieerd als zijnde een mogelijke persoon om hetzelfde in Hongarije te doen, te regelen dat Hongarije zich bij het Reich zou aansluiten, binnen Hongarije het voorbereidende werk doen zodat Hongarije zich zou aansluiten. Wist u dat?
VON PAPEN: Nee. In de eerste plaats wist ik dat niet en in de tweede plaats kan ik zeggen dat het een onmogelijk idee is want ik was nauw bevriend met de Regent van Hongarije, Admiraal Horthy. In mijn vragenlijst aan Admiraal Horthy stelde ik hem een vraag die hij helaas niet beantwoord heeft omdat hij het zich niet meer herinnerde. Er staat dat in de herfst van 1943 de Hongaarse Minister van Binnenlandse Zaken, Keresces-Fischer mij een document overhandigde waarin stond dat Duitse of Duitse en Hongaarse troepen de inlijving van Hongarije in het Reich wilden bereiken door een opstand. Op verzoek van Regent Horthy gaf ik dit document onmiddellijk aan de heer Von Ribbentrop en vroeg hem passende maatregelen te nemen om dit te voorkomen. Dat staat allemaal in het dossier en de Hongaarse Minister van Binnenlandse Zaken zal dit kunnen bevestigen.
SIR DAVID: U begrijpt mijn punt en het laat me koud of u het ermee eens bent of niet. Het punt dat ik u voorleg is dat u de uitgekozen persoon was. Weet u dat niet? U kent het document waarnaar ik verwijs, D-679, met veel aantekeningen van Kaltenbrunner waarin over u werd gesproken als mogelijke persoon om het voorbereidende werk in Hongarije te verrrichten.
Edelachtbare, het is pagina 78 van documentenboek 11 en pagina 46 van het Duitse documentenboek 11.
VON PAPEN: Sir David, ik heb eergisteren die nota doorgenomen nadat u hem hier had ingediend.
SIR DAVID: Ik zal u er niet mee vermoeien als u dat hier pas hebt gehoord. Het enige wat ik weten wil is dit: wist u in 1944 dat u in een Duits staatsorgaan werd genoemd als zijnde de persoon die wellicht het voorbereidende werk in Hongarije zou kunnen doen zodat Hongarije in het Reich kon worden opgenomen? Als u zegt dat u het niet weet zal ik u daar niet langer over lastig vallen. U zegt dat u het eergisteren pas heeft gehoord?
VON PAPEN: Ja en op de tweede plaats is het een historisch feit dat ik herhaaldelijk geprotesteerd heb tegen deze pogingen in Hongarije die op een of andere manier ten doel hadden, uiteindelijk door een bezetting, Hongarije een deel van het Duitse Reich te maken. Ik vind dat het meest verkeerde en meest onmogelijke beleid dat je je kunt voorstellen.
SIR DAVID: Ik zal u niet vermoeien met de documenten omdat u het niet wist; we gaan over op een ander onderwerp.
U herinnert zich Gauleiter Rainer, de heer met wie u aan de vooravond van de Anschluss het toevallige en ik weet zeker het zeer interessante gesprek had; Dr. Rainer, de getuige? Ik zou willen dat u kijkt naar Dr. Rainer’s mening over de situatie toen u het overnam en het Tribunaal vertelt of u het er mee eens was.
Edelachtbare, het is pagina 6 van documentenboek 11; het document is 812-PS. Het begint op pagina 6 en de passage waarnaar ik ga verwijzen staat op pagina 8. Hebt u de passage die begint met:
“Zo begon de eerste fase van de strijd, die eindigde met de juli opstand van 1934. De beslissing tot de juli opstand was juist maar er werden veel fouten gemaakt bij de uitvoering. Het resultaat was de totale vernietiging van de organisatie, het verlies van hele groepen strijders door gevangenschap of vlucht in het ‘Altreich’ en, met betrekking tot de politieke relatie tussen Duitsland en Oostenrijk, een formele erkenning van de Staat Oostenrijk door de Duitse regering. Met het telegram aan Von Papen, waarin hij opdracht kreeg de normale betrekkingen tussen beide staten te herstellen, beëindigde Hitler de eerste fase van de strijd en begon een nieuwe methode van politieke penetratie.”
Bent u het ermee eens dat dit een correcte beschrijving is van uw arbeid: “een nieuwe methode van politeke penetratie”?
VON PAPEN: Nee, Sir David, dat is een zeer onnauwkeurige beschrijving van mijn activiteiten.
SIR DAVID: Wel, als u het niet eens bent met Dr. Rainer, vertelt u mij – weet u, u moet de getuige Paul Schmidt zeer goed kennen. Kent u hem?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Heel goed. Nu denk ik dat u het met mij eens bent dat hij een van de personen is tegen wie niemand een woord gezegd heeft tijdens dit proces. Bent u het daarmee eens? Ik heb geen woord van kritiek gehoord over Paul Schmidt. Bent u het niet met mij eens?
VON PAPEN: Bedoelt u de getuige – de tolk Paul Schmidt of de Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt?
SIR DAVID MAXWELL-FYFE: Paul Schmidt, de tolk.
VON PAPEN: Paul Schmidt, de tolk. Ik zal u mijn mening over hem geven.
SIR DAVID: Bent u het ermee eens dat hij een betrouwbaar persoon is of niet? Zegt u dat hij niet betrouwbaar is?
VON PAPEN: Ik heb niets tegen de menselijke kwaliteiten van de heer Schmidt, maar ik heb ernstige bezwaren tegen het feit dat de heer Schmidt de vrijheid neemt mijn politieke activiteiten in Oostenrijk te bekritiseren.
SIR DAVID: Voordat u het uitlegt, wilt u er even naar kijken. U kunt de verklaring van Dr. Paul Schmidt vinden op pagina 41 van documentenboek 11, dat is pagina 37 van het Duitse documentenboek, document 3308-PS. Luistert u nu naar Dr. Paul Schmidt’s mening, alinea 8:
“Plannen voor de annexatie van Oostenrijk waren vanaf het begin al een onderdeel van het Naziprogramma. De oppositie van de Italianen na de moord op Dolfuss maakte een tijdelijke, meer voorzichtige benadering van dit probleem noodzakelijk maar het opleggen van sancties aan Italië door de Volkenbond en de snelle toename van Duitsland’s militaire sterkte maakte de hervatting van het Oostenrijkse programma veiliger. Toen Göring begin 1937 Rome bezocht verklaarde hij dat de éénwording van Oostenrijk en Duitsland onvermijdelijk was en vroeg of laat kon worden verwacht. Mussolini, die dit in het Duits hoorde, bleef zwijgen en uitte slechts een zwak protest toen ik dit in het Frans vertaalde. De uitvoering van de Anschluss was in principe een partijaangelegenheid, waarbij Von Papen’s rol bestond uit het naar buiten toe behouden van goede politieke betrekkingen terwijl de partij sluwere methoden gebruikte om de voorwaarden te scheppen voor de te verwachten inval.”
Dan, beklaagde, zodat we helemaal duidelijk zijn, maakt hij een fout en het is een rede van Hitler van 18 februari waar de vertaler helaas uw naam aan heeft verbonden. Daar vertrouw ik dus niet op. Maar ik wil weten of u ermee instemt dat uw rol bestond uit het ...”naar buiten toe behouden van goede politieke betrekkingen terwijl de partij sluwere methoden gebruikte .... “ Bent u het ermee eens dat dat een correcte beschrijving is van uw beleid, uw missie in Oostenrijk?
VON PAPEN: In tegendeel, Sir David, het precies tegenovergestelde is het geval. Ik heb mijn taak in Oostenrijk zeer duidelijk en nauwkeurig voor het Tribunaal omschreven.
SIR DAVID: Ik begrijp het.
VON PAPEN: Het was een taak van pacificatie en normalisatie en een voortzetting van het beleid van het samenbrengen van de twee staten langs lijnen van geleidelijkheid. En mag ik nu nog een paar woorden zeggen over die verklaring van Dr. Schmidt? Toen de getuige hier op deze plaats zat hebben we vastgesteld dat zijn verklaring hem is voorgelegd toen hij nog in het ziekenhuis lag na een ernstige ziekte en dit document is hem ter ondertekening voorgelegd......
SIR DAVID: Wel, het Tribunaal zal dat in aanmerking nemen. We hebben er alles over gehoord en Dr. Schmidt is verhoord en ik meen dat u mag aannemen dat het Tribunaal alles weet van de omstandigheden rond deze verklaring. Als u iets hebt aan te merken op de inhoud ervan ben ik er zeker van dat het Tribunaal u graag de gelegenheid zal geven maar u hoeft niets te zeggen over de omstandigheden. Dat is allemaal bij het Tribunaal bekend.
VON PAPEN: Ik zal commentaar geven over de inhoud, ik verklaar dat Minister Schmidt, die later een zeer invloedrijke rol speelde met de Minister van Buitenlandse Zaken Von Ribbentrop, in de jaren waar we het hier over hebben een zeer ondergeschikte positie bekleedde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken die hem geen inzicht – geen juist inzicht – verschafte in de situatie in Oostenrijk en in mijn beleid en in mijn raporten.
SIR DAVID: Nou, als dat zo is .....
VON PAPEN: Sir David, de heer Von Neurath zal u dat morgen of overmorgen kunnen bevestigen.
SIR DAVID: Goed, daar gaan we niet verder over discussiëren. Het Tribunaal beschikt over het hele dossier van Dr. Schmidt en de verklaring. Nu zei u dat u het Tribunaal hebt verteld over uw opvatting van uw missie in Oostenrijk. Als dat uw opvatting van uw missie in Oostenrijk was, waarom vond u het dan nodig om de plaatsen te weten van de bunkers met explosieven aan de Oostenrijkse strategische wegen? Dat leek op een terugkeer naar de ontwikkeling van uw plan met de hoge hoed waartegen u zo sterk protesteerde, niet waar? Als u het zich niet meer herinnert, laat mij uw geheugen opfrissen. Het is document D-689, pagina 101.
Het Tribunaal kan de passage vinden op pagina 102 en het staat op pagina 90 en 91 in de Duitse versie van documentenboek 11, dat wordt GB-504.
Dit is de openstelling van de Gross Glocknerweg die, zoals u bekend is een weg van nogal strategisch belang is tussen Salzburg en Karinthië. Herinnert u zich dat u na uw beschrijving van de mensen in Salzburg die van alles zongen behalve het Horst Wessel lied en de Duitse chauffeurs die een wedstrijd hielden, u in de derde en volgende alinea zegt:
“De aanleg van deze weg is ongetwijfeld een eerste klas stuk cultuur waarin Rijksgermaanse aannemers het belangrijkste en meest beslissende aandeel hadden. De hoofdingenieur van de Rijksgermaanse firma die op het hoogste punt de tunnel heeft aangelegd bood mij aan de plaatsen te noemen van de bunkers met explosieven in de tunnel. Ik heb hem verwezen naar de militaire attachë.”
Dat was uw combinatie van cultuur en het aantonen van de uitmuntende Duitse wegenbouw met het te weten komen van de plaatsen van de explosieven in de tunnel op het meest strategische gedeelte van de weg. Waarom vond u dat voldoende belangrijk om het naar Hitler te sturen met drie afschriften voor Buitenlandse Zaken?
VON PAPEN: Sir David, ik doe nauwkeurig verslag van de gebeurtenissen bij de openstelling van deze weg.
SIR DAVID: Dat wil ik niet. Het Tribunaal kan dat wel vragen. Wat ik u vraag is waarom u Hitler het feit meedeelde dat de Rijksgermaanse ingenieur u de plaatsen van de bunkers met explosieven aan die belangrijke weg heeft aangewezen waarmee die weg kon worden geblokkeerd. Dat is wat ik wil dat u het Tribunaal vertelt.
VON PAPEN: Omdat het mij interessant leek dat deze man spontaan naar mij toekwam en tegen me zei: “Op die en die plaatsen kan de tunnel worden opgeblazen.” U weet dat destijds onze betrekkingen met Italië zeer gespannen waren en dat Italië troepen samentrok aan de Brennerpas. Om die reden leek het me van belang dat deze nieuwe verbinding tussen Duitsland en Italië op ieder geschikt moment weer kon worden verbroken. Bovendien verwees ik de kwestie door naar mijn militaire attaché want het interesseerde me niet persoonlijk.
SIR DAVID: Nee, u hebt voor uw beurt gepraat door zoiets zelf te doen. U was het hoofd van de missie en dit was een zaak voor de militaire attaché. Maar was het uw plan, beklaagde, dat toen u de aanleg van de weg aanhaalde als een voorbeeld van Duitse cultuur, op hetzelfde moment de strategische informatie te krijgen die u door kon geven aan uw regering en op die manier de strategische plannen van de Oostenrijkse regering te dwarsbomen om de weg te gebruiken?
De PRESIDENT: Beklaagde zei toch dat het een weg was die Italië met Duitslanfd verbond?
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare. De weg loopt van Salzburg, dat bijna aan de Duitse grens ligt, naar Karinthië in zuid-Oostenrijk; het was dus een nieuwe snelweg, een noord-zuid verbinding door Oostenrijk.
De PRESIDENT: Verbond die weg Duitsland met Italië of Oostenrijk met Italië?
SIR DAVID: Oostenrijk.
(tot de beklaagde): Laten we het over iets anders hebben waarin u geïnteresseerd was. U rapporteerde ook waar de productie en opslag van de munitie van Oostenrijk zou plaatsvinden, niet waar?
VON PAPEN: Dat herinner ik me niet.
SIR DAVID: Goed, als u het zich niet herinnert, kijkt u er zelf dan naar. Het is document D-694. U vindt het een paar pagina’s verder.
Edelachtbare, het staat op pagina 110 in het Engelse boek, pagina 108 van het Duitse. Het wordt bewijsstuk GB-505. De datum is 26 november 1935. Het staat op pagina 110 en de passage die ik ga voorlezen staat op pagina 111.
Beklaagde, u moet het bovenaan pagina 112 van de Duitse versie kunnen vinden. U hebt het over de invloed van de heer Mandel, naar wiens vertrek u verwijst en dan gaat u verder met Prins Starhemberg. Er staat:
“Nadat in Hirtenberg de productie van munitie voor Italië moest worden beëindigd vanwege protesten door Italië, laadde hij, Mandel, de hele fabriek in spoorwagons om de productie in Italië te kunnen voortzetten.”
Dan, let u op de volgende woorden tussen haakjes:
“Toevallig ontstond er een interessante situatie voor de Oostenrijkse munitievoorraad ....
Was dat een van uw opvattingen over het herstellen van normale betrekkingen, dat u verslag zou moeten uitbrengen over de gebeurtenissen in de Oostenrijkse munitieproductie?
VON PAPEN: Nee, dat was mijn eigenlijke taak niet maar dit verslag toont aan, Sir David dat ik een gesprek herhaalde met de Poolse minister Gavronski die mij vertelde dat deze munitiefabriek, de enige in Oostenrijk, naar Italië werd verplaatst. Met betrekking hiermee schreef ik dat het een opmerkelijke situatie is wanneer een land zijn munitievoorraden uit het buitenland moet halen. U zult zeker moeten toegeven dat dat een vreemde situatie is en een die het waard is te worden opgenomen in een rapport.
SIR DAVID: Dat is uw uitleg. Daar ga ik geen tijd aan verknoeien.
Nu wil ik overgaan - en ik wil het weer snel behandelen – op uw persoonlijke ervaringen in Oostenrijk.
U herinnert zich dat toen u in 1935 naar het Salzburgerfestival ging, toen u ongeveer een jaar in Oostenrijk was; herinnnert u zich dat? Ik weet het niet want u zult er ieder jaar wel zijn heen gegaan.
Het punt waaraan ik u wil herinneren is dit: Herinnert u zich dat toen u er heen ging dat 500 Nationaalsocialisten u begroetten met muziek en er zo’n toestand van maakten dat sommige andere gasten in het hotel de Federale Kanselarij wilden bellen of telegraferen om te zeggen dat de Duitse Ambassadeur een grote Nazi demonstratie had veroorzaakt. Herinnert u zich dat?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Edelachtbare, de verwijzing daarnaar staat op pagina 102, document D-689 waarnaar ik al verwezen heb, pagina 102 van documentenboek 11.
Laat me een ander voorbeeld nemen. Herinnert u zich de bijeenkomst van de kameraden uit de Eerste Wereldoorlog in Wels?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Dat was, als ik me goed herinner in 1937, niet waar?
VON PAPEN: Helemaal correct, ja.
SIR DAVID: En alle voorbeidingen waren getroffen voor een niet politieke bijeenkomst, een reünie van Oostenrijkse regimenten en oude kameraden van de Duitse regimenten en na de bijeenkomst zouden ze samen een of andere lunch of diner hebben, de avond zou eindigen met ontspanning en gezang. Dat was het programma, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Die bijeenkomst werd toegesproken door Generaal von Glaise-Horstenau en uzelf?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Generaal von Glaise-Horstenau – niets ten nadele van hem – hield een niet erg sterke toespraak, zult u moeten toegeven. Dat was uw indruk, niet waar, geen erg sterke toespraak. Interessant maar niet dynamisch. Geloof me, ik wil de generaal niet aanvallen. Ik probeer een punt te maken.
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: U hield een toespraak die maar erg kort duurde, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Na uw toespraak waren er relletjes en werd er geschoten in de straten van Wels, niet waar? Er was een opstand, niet waar?
VON PAPEN: Mag ik u een meer nauwkeurige beschrijving geven?
SIR DAVID: Nou, als u dat kunt. Ik wilde een feit vaststellen. U bent nu volkomen gerechtigd een uitleg te geven.
De PRESIDENT: Bestaat hier een document over?
SIR DAVID: Hier is geen document van.
VON PAPEN: Er was in Wels een bijeenkomst georganiseerd van organisaties van het oude Duitse leger uit de Eerste Wereldoorlog, de zogenaamde Kriegerverein en de veteranenorganisatie van Oostenrijk. Die bijeenkomst was volledig legaal en in de geest van ons gezamenlijk streven de onderlinge ervaringen tussen die formaties te vernieuwen. Op deze bijeenkomst, die volgens mijn wens en die van de Oostenrijkse regering volledig a-politiek van karakter zou zijn, vonden de volgende gebeurtenissen plaats: toen ik aankwam was de plaast waar de bijeenkomst werd gehouden omringd met tussen de 5.000 en 10.000 mensen.
De Oostenrijkse regering had om haar Duitse gasten te ontvangen een erepeloton van het leger opgesteld en toen het Oostenrijkse muziekkorps bij mijn aankomst het Oostenrijkse volkslied speelde, zongen die 10.000 mensen die daar verzameld waren het Duitse volkslied want de melodie is hetzelfde, zoals u weet.
Toen ik in de loop van de viering een korte toespraak hield werd ik voortdurend door duizenden mensen op demonstrative wijze onderbroken. Ik realiseerde me natuurlijk meteen dat de Oostenrijkse Nationaalsocialisten hier een grote politieke demonstratie hadden gepland, dus brak ik mijn toespraak af en kort daarna verliet ik de bijeenkomst en Wels ook.
Het is volkomen waar wat Sir David heeft gezegd dat toen de viering werd beëindigd en de Oostenrijkse politie tegen de duizenden protesterende mensen wilde optreden, er zeer ongelukkige incidenten plaastvonden.
SIR DAVID: Nu, als dat uw uitleg is, ik heb de feiten over het incident genoemd. Nu wil ik op iets anders overgaan want ik kan alleen maar voorbeelden geven van uw activiteiten in Oostenrijk.
Voordat u de getuigenis van beklaagde Seyss-Inquart hoorde, herinnert u zich de term “de tecniek van het Trojaanse paard” waarnaar verwezen werd met betrekking tot Oostenrijk?
VON PAPEN: Ja. Seyss-Inquart wilde dat Trojaanse paard niet leiden.
SIR DAVID: Ja, maar daarvoor weet u, had u al verwezen naar de methode van het Trojaanse paard.
Edelachtbare, dat staat in documentenboek 11, pagina 133; de passage die ik bedoel staat op pagina 134. Het document is D-706; dat wordt GB-506. Het is pagina 163, sergeant-majoor.
Dat is uw rapport van 21 augustus 1936, waar u een instructie aanhaalt van de Praagse Geheime Dienst aan haar afdeling in Wenen, die luidt:
“Helaas moet worden opgemerkt dat de wilde Nationaalsocialistische excessen van 29 juli van dit jaar niet het resultaat hebben gehad dat we ervan verwacht hebben. Oostenrijk’s toenadering tot het Duitse Reich op het gebied van de buitenlandse politiek maakt verder voortgang evenals het proces van culturele samenwerking tussen de twee zusterstaten. Men kan uit uw meest recente rapporten ook opmaken dat het Trojaanse paard van het Nationaalsocialisme steeds meer verwarring zaait in de gelederen van het Vaterlandfront en in het bijzonder in de gelederen van de Heimatschütz. Oppositie tegen de normalisering van de Duits-Oostenrijkse betrekkingen, die bijzonder gevaarlijk is voor Oostenrijk’s onafhankelijkheid schijnt niettemin redelijk sterk te zijn; het ontbreekt echter aan een goede organisatie.”
Beschrijft dat Tsjechische rapport nu correct wat er aan de gang was, de oppervlakkige normalisering van de betrekkingen en de beweging van Trojaanse paard die in het land actief was?
VON PAPEN: Sir David, dat is de mening van de Tsjechische Geheime Dienst en misschien die van de Tsjechische regering.
SIR DAVID: Mag ik u eraan herinneren, beklaagde dat dit de mening is die u aanhaalt in uw rapport aan de Führer en die niet is tegengesproken. Er staat geen woord in uw rapport dat suggereert dat het niet de waarheid is. In feite leidt u uw rapport als volgt in: “Om de huidige situatie in Oostenrijk te beschrijven .... “ U brengt het als juiste informatie aan de Führer, u kunt het dus niet afdoen zou ik denken door te zeggen dat het maar een Tsjechisch rapport is.
VON PAPEN: Ja. Mag ik erop wijzen dat dit rapport is geschreven op 21 augustus 1936. Dat is een maand na het sluiten van onze Juli overeenkomst, waarvan u beweerde dat het een bedrieglijke manoeuvre was, maar die wij en de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken beschouwden als een zeer serieus bedoelde overeenkomst. We waren nu op een compleet ander niveau met Oostenrijk en om die reden heb ik dit vreemde Tsjechische rapport aangehaald als interessant document om aan te tonen hoe, ondanks onze pogingen tot normalisering, de Tsjechen tegen de zaken in Oostenrijk aankeken.
De PRESIDENT: Stapt u van dit document af?
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare.
De PRESIDENT: Hoe staat het met de laatste alinea?
SIR DAVID: Zo u wilt, Edelachtbare, die zal ik zeker behandelen.
De PRESIDENT: Pagina 134.
SIR DAVID: Met uw welnemen, Edelachtbare. Het gaat verder met:
“Bovendien lijkt het voor ons hopeloos en ook onpraktisch ernaar te streven het Oostenrijks legitieme stelsel of de Heimwehr te beïnvloeden. Er zijn aan de andere kant relatief sterke elementen binnen het Oostenrijkse Katholicisme die met enig voorbehoud democratisch zouden kunnen worden genoemd. Deze elementen, die zich langzaam aan bij de Freiheitsbund aansluiten en die in principe genegen zijn te werken aan een overeenkomst met de Democraten, vertegenwoordigen naar onze mening die groep die onder bepaalde omstandigheden genegen zou zijn een omwenteling te weeg te brengen in de binnenlandse politiek van Oostenrijk.”
Bracht u dat ook naar voren als uiting van uw mening?
VON PAPEN: Sir David, gisteren heb ik aan het Hof een zeer precieze uitleg gegeven over de doelstellingen en aard van de Freiheitsbund; en het Hof weet uit het rapport dat de Tsjechische regering probeerde een zekere politeke invloed op deze Freiheitsbund uit te oefenen. Dat blijkt duidelijk uit de context. Dat staat allemaal in het Tsjechische rapport.
SIR DAVID: Dan bracht u dus als uw mening bij Hitler naar voren, niet waar, dat Katholiek links wellicht door u kon worden gebruikt als een middel tot toenadering. Dat zegt u eigenlijk.
VON PAPEN: Sir David, u wilt toch niet suggeren dat ik een Tsjechisch rapport aan Hitler overbracht om dat rapport tot het mijne te maken?
SIR DAVID: Ja, dat is waar ik u van beschuldig. Als u aan het staatshoofd schrijft: “Om de huidige situatie in Oostenrijk te beschrijven, voeg ik een bijlage toe aan dit rapport ... “ wat ik dan suggereer is dat dat betekent dat dit rapport nauwkeurig de situatie vertegenwoordigt zoals ik die zie. Dat leg ik u voor.
VON PAPEN: Nee, want een ander rapport dat u ook bij het Tribunaal hebt ingediend toont aan dat ik Hitler vroeg de pogingen, gedaan door de Tsjechische regering om invloed uit te oefenen op de Freihietsbund tegen te werken, door die aan ons te binden. Ik heb een heel andere mening.
SIR DAVID: Beklaagde, u vroeg Hitler om 100.000 Reichsmark aan de Freiheitsbund te schenken. Dat is precies uw suggestie die u hier opvolgt namelijk dat er wellicht een orgaan zou kunnen zijn dat een nuttig aangrijpingspunt voor u zou kunnen zijn om invloed te krijgen op een ander deel van de openbare mening in Oostenrijk. Ik suggereer dat die twee zaken sterk overeenkomen. U vertelt Hitler dat die nuttig zijn.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u ondersteunt hen met 100.000 Reichsmark. Dat leg ik u voor.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Wat ik u voorleg is dat u de hele tijd het ene deel na het andere van de Oostenrijkse openbare opinie aan het ondergraven was om de vrijheid van Oostenrijk te onderdrukken. Ik meen dat daar geen twijfel over bestaat.
VON PAPEN: Sir David, als dit rapport iets duidelijk aantoont is het het feit dat afgezien van de Nationaalsocialisten er in Oostenrijk nog andere groeperingen waren, de Christrelijke vakbonden en de Freiheitsbund die toewerkten naar een politieke eenheid tussen de twee landen. En u kunt niet zeggen dat ik een misdaasd pleeg als ik als diplomaat, die een dergelijk doel geleidelijk aan wil bereiken, met die groeperingen in hun belang samenwerk.
SIR DAVID: Er was niets geleidelijks aan het Trojaanse paard, niet waar? Dat mag slechts als commentaar dienen. Laten we overgaan op iets anders.
Kent u Baron Gudenus?
VON PAPEN: Nee, die heb ik niet gekend.
SIR DAVID: U weet dat hij de naaste vertrouweling van Aartshertog Otto was. Herinnert u zich dat?
VON PAPEN: Ja, dat staat in mijn rapport.
SIR DAVID: Ja nou, laten we er maar naar kijken en zien wat Baron Gudenus te zeggen had.
Edelachtbare, u kunt dat vinden op pagina 93 en het staat op pagina 72 tot 75 van de Duitse versie, document D-687 en dat wordt GB-507. Het is alinea 2(b) en staat op pagina 74; beklaagde. “Baron Gudenus, de naaste vertrouweling van Aartshertog Otto schrijft aan .... “
Er staat hier een fout, Edelachtbare, ‘mij’ moet ‘een’ zijn: . een van mijn kennissen op 30 maart: “ ... “ik heb vele dankbare indrukken mee terug genomen uit Oostenrijk over de voortgang van onze beweging; maar ik kan niet ontkennen dat in sommige opzichten het Duitse beleid mij ernstig zorgen baart. Wat voor nut heeft het als de leiders van februari en juli 1934 – of degenen die daarvan zijn opgepakt en veroordeeld als de regering te zwak is, te slordig of opzettelijk te tolerant om te voorkomen dat ‘bruine’ en ‘rode’ propaganda ongehinderd in de bioscopen, de pers en op de radio wordt gevoerd en voornamelijk door rijksambtenaren of organen van het Vaterlandfront die gesteund en betaald worden met financiële en andere middelen die in overvloed uit Duitsland binnen stromen? Wat is die geleerde idealist Schuschnigg eigenlijk aan het doen? Merkt hij niet dat Von Papen en de andere ‘bruine’ agenten in zijn eigen land voortdurend de hand bespugen die hij hen zo hardnekkig toesteekt? Hij moet niet denken dat hij Oostenrijk kan behouden en redden, zolang Hitler aan de macht is in een Duitsland dat van binnen en van buiten bruin geschilderd is. Het is waar dat de methoden daar verfijnder en voorzichtiger zijn geworden maar dat maakt ze nog gevaarlijker.”
Dat was ongeveer 7 maanden na uw aankomst.
“Sinister zijn ook de voortdurende geschillen tussen Schuschnigg en Starhemberg ...” en zo voorts.
Is het nu niet juist, beklaagde dat wie dan ook, iedereen, zelfs een bezoekende monarchistische agent wist dat deze activiteiten plaats vonden met u aan het hoofd en de Oostenrijkse Nazipartij die daar onder werkte?
Voordat u antwoord geeft is het alleen maar eerlijk als u naar uw eigen commentaar daarover kijkt:
“De problemen van de Oostenrijkse interne situatie konden nauwelijks beter worden beschreven dan met deze brief.”
Waarom zei u niet tegen Hitler, als de feiten zo lagen: “Baron Gudenus praat onzin. Ik voer een volkomen eerlijke en morele taak uit voor de normalisering van de betrekkingen met Oostenrijk.”
Waarom ontkende u het niet, als het niet waar was?
VON PAPEN: Het lijkt me toe dat dit rapport in de eerste plaats aantoont dat ik in alle openheid alle rapporten aan Hitler overhandigde die ik ontving, zelfs dat van een aanhanger van de terugkeer van de Habsburgers. Duidelijk 100 procent ....
SIR DAVID: Ik suggereer, beklaagde dat u ze doorgaf omdat ze de waarheid bevatten; u aanvaardde die en gaf ze door aan Hitler omdat het waarheidsgetrouwe rapporten waren; dat dat een duidelijk beeld van de situatie was. Dat suggereer ik aan u. Vertelt u het Tribunaal maar of ze waar of onwaar waren? Als ze dat niet waren, waarom gaf u ze dan door zonder erbij te zeggen dat ze niet waar waren. Dat is wat ik u vraag.
VON PAPEN: Als u dit rapport van Baron Gudenus leest zult u zien dat hij het heeft over de interne situatie in Oostenrijk en over de sinistere meningsverschillen tussen Schuschnigg en Starhemberg, de rivaliteit tussen hun bewakers en het voortdutende ondergrondse Republikeinse sentiment.
SIR DAVID: Ja, dat zijn maar drie van de twintig regels. Er staat nog veel meer voordat u aan dat deel toekomt. Daar vraag ik u naar, de andere 17 regels van het rapport.
VON PAPEN: Sir David, de punten die ik net heb genoemd zijn het bewijs voor de interne zwakte van de Oostenrijkse regering waarover ik verslag uitbreng. Als u bedoelt dat ik aan Hitler had moeten uitleggen dat ik geen ‘bruine’ agent was; op 26 juli bereikten we zeker een zeer duidelijke overeenkomst onder welke voorwaarden mijn werk in Oostenrijk zou moeten worden gedaan. Er was voor mij geen noodzaak om dat aan Hitler in een rapport uit te leggen. Ik stuurde hem dat rapport alleen maar ter informatie.
SIR DAVID: Als dat uw uitleg is, kijkt u dan even naar de volgende alinea van uw brief. Die toont op een andere manier aan hoe u te werk ging. Alinea 3:
“De film “De oude en de jonge Koning ... “ het Tribunaal zal het zich niet herinneren maar u verbetert mijn geheugen maar. Dat is een film die als ik me goed herinner gaat over Friedrich - de betrekkingen tussen Friedrich Wilhelm I en Frederik de Grote. Klopt dat?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: “De film ‘De oude en de jonge Koning’ is hier een paar dagen geleden voor het eerst vertoond in het bijzijn van de heer Jannings” – Emil Jannings, de acteur. – “Hij lokte enthousiaste reacties uit. De scene waar de koning het feit benadrukt dat ‘Franse rommel en Romeinse boeken niets voor Pruissen betekenen’ leidde tot een bijzonder luid applaus. De politie wilde de film verbieden. Samen met de heer Jannings legden we aan hen uit dat wanneer deze film zou worden verboden, wij stappen zouden ondernemen om vertoning van alle Oostenrijkse films in Duitsland te verbieden. Dat had het gewenste effect. De film – behalve de hier boven genoemde scene die eruit werd geknipt – wordt nu vertoond en zal binnen enkele dagen worden vertoond in de bioscopen van Klagenfurt en Graz.”
“Gisteren ontving ik Jannings en een aantal acteurs van het Burgtheater als mijn gasten. Hij zei dat hij zeer tevreden was met zijn succes en we bespraken tot in detail plannen voor het maken van een film over
Bismarck waarvoor ik Beumelburg voordroeg om het script te schrijven.”
Anders gezegd, u dwong af een film, die Pruissische propaganda bevatte, in Oostenrijk te laten vertonen onder de bedreiging Fraulein Wessely en Maskerade en de andere Oostenrijkse films uit die tijd van de Duitse markt uit te sluiten; u forceerde uw propaganda onder bedreiging van uitsluiting van Oostenrijkse films; is dat juist?
VON PAPEN: Ja en ik zal u ook vertellen waarom. Ik moet uw historische kennis van dit soort zaken verbreden, Sir David. Frederik de Grote speelde een zeer belangrijke rol in de betrekkingen tussen Duitsland en Oostenrijk, zoals u weet; destijds probeerden we, in de betrekkingen tussen onze twee landen de historische onjuistheden recht te zetten die ontstaan waren in de tijd van Frederik de Grote. Voor dit doel schreef de beroemde Oostenrijkse historicus Professor Sribik een belangrijk werk. De film waar we het hier over hebben had tot doel aan te tonen dat beide volkeren een grootse Duitse geschiedenis gemeen hebben. Om de culturele toenadering tussen beide landen te bevorderen, stond ik erop dat deze film zou worden vertoond en dat gebeurde ook.
SIR DAVID: Ik twijfel niet in het minst aan uw motieven om de film te laten vertonen, beklaagde maar wat ik u vraag is: waarom forceerde u dat tegen de wens van de Oostenrijkse autoriteiten met het dreigement Oostenrijkse films van de Duitse markt te weren? Waarom bedreigde u de Oostenrijkse autoriteiten op die manier?
VON PAPEN: Het gebeurde regelmatig dat de Oostenrijkse politie bang was dat bepaalde films als basis voor een demonstratie zouden dienen. Maar nadat we de zaken met de politie hadden besproken en erin hadden toegestemd dat bepaalde scenes uit de film zouden worden geknipt, waren ze vokomen bereid ze toe te laten. Natuurlijk zei ik hen ook dat wanneer we niet tot overeenstemming zouden komen, het gevolg zou zijn dat Duitsland geen films meer naar Oostenrijk zou sturen.
SIR DAVID: Wel, ik breng nog een punt ter sprake. Herinnert u zich het Tribunaal te hebben verteld dat u geen contacten had met de
NSDAP in Oostenrijk?
VON PAPEN: Nee, dat is niet juist.
SIR DAVID: U onderhield wel degelijk contacten?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Nauwe contacten?
VON PAPEN: Ik begrijp u niet.
SIR DAVID: Intieme contacten? Waren uw contacten intiem?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: Wel, als ze dat niet waren, wilt u een pagina terug gaan? Het is waarschijnlijk pagina 72 van uw rapport. Het is hetzelfde rapport.
Edelachtbare, het is pagina 93 van uw documentenboek. U begint dat rapport met te zeggen:
“Ik moet eerst rapporteren over de ontwikkeling van de plaatselijke
NSDAP:
“Op 23 maart werd in Krems volledige overeenstemming bereikt tussen Kapitein Leopold en Generaldirektor Neubacher. In overeenstemming daarmee verklaarde Neubacher zich op alle mogelijke manieren ondergeschikt aan Leopold en erkende hem als Führer van Oostenrijk. Zogauw Schattenfroh wordt vrijgelaten uit het concentratiekamp wordt hij plaatsvervangend leider terwijl Neubacher als naaste vertrouweling van Leopold over alle belangrijke kwesties zal worden geraadpleegd.”
“Verder heeft Leopold iemand anders benoemd en hem gevraagd als plaatsvervanger op te treden terwijl Generaal-majoor Klupp in strikt vertrouwen om raad zal worden gevraagd,” en ik wil de laatste regels voorlezen: “Verder uitte Leopold de wens dat de voortdurende intriges tegen hem van de kant van de émigrés die in het Reich wonen – van het soort Frauenfeld en zijn vrienden – eindelijk worden beëindigd.”
Dat is een vrij volledig beeld van de organisatie van de partij in Oostenrijk, niet waar?
VON PAPEN: Nou, Sir David, mag ik uw aandacht vestigen op het feit dat dit rapport gedateerd is op 4 april 1935, een datum voor de Juli overeenkomst, toen mijn interesse in deze partijkwesties nog goed kon worden begrepen.
SIR DAVID: Wel, als u belang hecht aan de datum, kijkt u dan even naar het rapport van 1 september 1936, pagina 33 van documentenboek 11, pagina 26 van het Duitse. U herinnert zich dat dit het rapport is waarnaar u verwees en u zei: “Voor de toe te passen methode adviseer ik aan tactische kant een voortdurende en geduldige psychologische benadering met langzaam toenemende druk met als doel het regime te wijzigen.”
U hebt het Tribuaal verteld dat dat betekende dat u een wijziging wenste onder de ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik ga me niet vermoeien over een dergelijke uitspraak maar ga even verder: “De voor eind oktober voorgenomen conferentie over economische betrekkingen zal een zeer nuttig hulpmiddel zijn bij het realiseren van enkele van oze projecten.
“In gesprekken met zowel regeringsambtenaren en met leiders van de illegale partij (Leopold en Schattenfroh) die hun standpunt geheel baseren op de Overeenkomst van 11 juli, probeer ik de verdere ontwikkelingen zo te sturen om een gezamenlijke vertegenwoordiging van de Beweging en het Vaterlandfront te bereiken.”
Het is dus volkomen duidelijk niet waar dat u op 1 september, na die Overeenkomst gesprekken voerde met de leiders van de illegale partij, Leopold en Schattenfroh en we mogen dus aannemen – ik wil er verder geen tijd aan besteden – dat u gedurende uw hele verblijf in Oostenrijk in voortdurend en nauw contact stond met de leiders van de Oostenrijkse Nationaalsocialistische Partij.
VON PAPEN: Nee, Sir David, de conferentie die u zojuist noemde verwijst naar en wordt gerechtvaardigd door de Juli overeenkomst; dat heb ik gisteren al aan het Tribunaal uitgelegd. In de Juli overeenkomst beloofde Federaal Kanselier Schuschnigg dat op leden van de Nationale Oppositie een beroep zou worden gedaan tot samenwerking. Als gevolg daarvan was het natuurlijk mijn plicht om na te gaan of en in hoeverre samenwerking tussen dergelijke krachten ook door Schuschnigg werd gezocht. Dat was het onderwerp van het gesprek met de leiders en ik kan uitdrukkelijk stellen dat na de Juli overeenkomst mijn contacten met de Oostenrijkse partij alleen op dit vlak lagen.
SIR DAVID: Ik begrijp het. Ik ga daar niet verder op in. Ik heb het Tribunaal verwezen naar twee documenten en er zijn andere verwijzingen waarover ik me geen zorgen hoef te maken.
Ik wil nu overgaan op november 1937. Kunt u zo nauwkeurig als u kunt de datum vastleggen van uw ontmoeting met beklaagde Seyss-Inquart in Garmisch-Partenkirchen?
VON PAPEN: Ja, ik ontmoette beklaagde Seyss-Inquart bij toeval – anders gezegd, niet door een afspraak – bij de Olympische Winterspelen in Garmisch-Partenkirchen in januari 1938.
SIR DAVID: Januari 1938. Ik wil die datums even noteren. U bent op zeer vriendschappelijke voet gekomen met de Minister van Buitenlandse Zaken Guido Schmidt, die hier getuigenis heeft afgelegd, niet waar?
VON PAPEN: Ik stond op zeer vriendschappelijke voet met de Minister van Buitenlandse Zaken, ja.
SIR DAVID: U sprak hem aan met ‘du’ hoewel
u 20 jaar ouder was; u sprak hem al een tijd aan met ‘du’? U had intieme betrekkingen. Is dat juist?
VON PAPEN: Ik denk niet dat een vriendschap kan worden afgemeten aan een leeftijdsverschil van 20 jaar. Ik beschouwde de heer Schmidt, zoals ik al zei, als een oprecht man.
SIR DAVID: Ik denk dat u het met mij eens bent dat het voor een Ambassadeur niet gebruikelijk is op goede voet te staan met een Minister van Buitenlandse Zaken - zeker iemand van 20 jaar jonger, geen tijdgenoot – op een dergelijke goede voet dat u hem met het familiaire ‘du‘ aansprak. Bent u het met mij eens dat dat een zeer ongebruikelijke vorm van intimiteit is tussen een Ambassadeur en een Minister van Buitenlandse Zaken?
VON PAPEN: Sir David, als u ooit in Oostenrijk bent geweest, zou u weten dat in Oostenrijk bijna iedereen iedereen met ‘du’ aanspreekt en om dit incident op te helderen mag ik het volgende toevoegen:
Op de dag van ons afscheid, toen ik Oostenrijk verliet, zei ik tegen Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt, op wie ik zeer gesteld was: “Goede vriend, we hebben zoveel samengewerkt, nu kunnen we jij tegen elkaar zeggen.”
SIR DAVID: Waar ik nu in ben geïnteresseerd is dit: het was in november 1937 dat u en Dr. Guido Schmidt de kwestie van de ontmoeting tussen Schuschnigg en Hitler voor het eerst bespraken, niet waar?
VON PAPEN: Ik meen dat ik destijds deze kwestie niet alleen met de Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt heb besproken maar ook met de heer Schuschnigg zelf. Na een onderhoud tussen ....
SIR DAVID: Een ogenblik, wilt u mijn vraag beantwoorden? U besprak met Dr. Schmidt – u hebt Dr. Schmidt hier zijn getuigenis horen afleggen – dat beklaagde Göring hem in alle openheid had verteld, zoals beklaagde Göring zei dat hij dat aan iedereen vertelde en ook aan het Hof, dat hij met alle mogelijke middelen en koste wat kost uit was op de eenwording van Oostenrijk en Duitsland. U hebt Dr, Schmidt horen zeggen dat Göring hem had verteld dat dat zijn mening was en ik zeg in alle eerlijkheid dat die volkomen rechtlijnig was. Het is de mening die hij hier heeft geüit en blijkbaar ook aan een groot aantal anderen. Herinnert u zich dat Dr. Schmidt dat heeft gezegd. U kunt het van mij aannemen.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: We hebben gehoord dat beklaagde Göring dat heeft gezegd, niet alleen tegen Dr. Schmidt maar ook tegen Mussolini en het Hoge Tribunaal en ik meen tegen diverse andere mensen. Heeft hij het nooit tegen u gezegd?
VON PAPEN: Nee, Sir David. Wat betreft de Oostenrijkse .....
SIR DAVID: Wist u dat dat zijn mening was?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: U wist niet dat dat zijn mening was?
VON PAPEN: Mag ik alstublieft iets zeggen? Natuurlijk wist ik dat het Göring’s wens was beide staten samen te voegen en zelf was ik aanwezig bij het onderhoud met Mussolini.
Denkt u er echter aan dat de heer Göring destijds niet bevoegd was te beslissen over het buitenlandse beleid. Over de vraag wat ons beleid in Oostenrijk zou moeten zijn was al uitsluitend door mij en Hitler beslist en ik herinner me niet het met Marschall Göring te hebben besproken in de jaren tussen 1936 en 1938.
SIR DAVID: Ik heb het nu over 1937 en drie maanden later was beklaagde Göring zeer bevoegd in de buitenlandse politiek en de kwestie Oostenrijk zoals u, als u geluisterd heeft naar de verslagen van zijn telefoongesprekken, moet weten. Ik wil alleen dat u de datums neemt zoals we die nu hebben. Göring had Schmidt zijn mening kenbaar gemaakt; u en Schmidt bespraken deze ontmoeting tussen Schuschnigg en Hitler. In januari had u een politiek onderhoud met Dr. Seyss-Inquart in Garmisch-Partenkirchen. Ik mis een datum. Op 11 november, zoals Mr. Dodd tegen Dr. Seyss-Inquart zei, had hij een brief geschreven aan Dr. Jury waarin hij zei: “Ik denk niet dat er dit jaar nog iets gebeurt maar de ontwikkelingen zullen in het voorjaar gebeuren.” Toen, na die brief, ontmoet hij u in Garmisch-Partenkirchen in januari en in februari regelt u uiteindelijk die ontmoeting tussen Schuschnigg en Hitler.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Wist u niet heel goed dat het de hele bedoeling van de bijeenkomst was de heer Schusschnigg te laten toegeven aan de wensen van het Reich, de benoeming van Seyss-Inquart, een algehele politieke amnestie waardoor alle leden van de Nazi partij in Oostenrijk vrij zouden komen en ter beschikking komen van hun leiders en een verklaring van gelijke rechten voor de Partij? Wist u niet dat het juist de bedoeling van deze bijeenkomst was de heer Schuschnigg deze voorwaarden te laten aanvaarden zodat u de Nationaalsocialistische partij in Oostenrijk onbelemmerd en vrij kon laten werken aan de Duitse belangen in Oostenrijk?
VON PAPEN: In mijn gesprek met Seyss-Inquart in Garmisch-Partenkirchen bespraken we de noodzaak om de Oostenrijkse Nazi partij zelfstandig te maken, dat wil zeggen onder alle omstandigheden vrij te houden van invloeden uit het Reich, in de vorm zoals overeengekomen in de overeenkomst van juli, met het doel dat de weg zou worden vrijgemaakt voor een eenwording van onze twee landen en dat aan Oostenrijkse zijde en niet door het Reich aan dat doel zou worden gewerkt in termen van buitenlands beleid.
Toen ik Seyss-Inquart in Garmisch-Partenkirchen ontmoette werd er niets gezegd over deze ontmoeting tussen Schuschnigg en Hitler. Ik was destijds niet in een positie om te kunnen weten of een dergelijke ontmoeting ooit plaats zou vinden. Dat werd pas op 5 februari beslist, zoals u zich zult herinneren. Met andere woorden, we bespraken alleen maar de zeer algemene vraag hoe we onds doel dichter konden naderen.
Mag ik u verder in herinnering brengen dat Seyss-Inquart de officiële opdracht van de Federale Kanselier had ontvangen om alle bestaande mogelijkheden te onderzoeken om de Nationale Oppositie, dat is de Oostenrijkse Nationaalsocialistische partij op te nemen in Schuschnigg’s politieke programma. Dat was zijn officiële taak zodat ik per slot van rekening het recht had om deze zaken met hem te bespreken.
SIR DAVID: Was Dr. Rainer – de getuige die door het Tribunaal is verhoord – was hij ook niet aanwezig bij die ontmoeting in Garmisch-Partenkirchen?
VON PAPEN: Dat is misschien het geval geweest, Sir David, ik herinner het me niet meer. Seyss-Inquart heeft me verteld dat het mogelijk is dat Dr. Rainer zich tijdens een wandeling bij ons voegde. Persoonlijk herinner ik me het niet meer. Ik voerde geen politieke gesprekken met Dr. Rainer.
SIR DAVID: Wel nu, u hebt ons uw uitleg gegeven over het begin van het jaar. Ik wil u aan nog een punt herinneren. U was zeer goed op de hoogte van de crisis in het leger rond Von Blomberg en Von Fritsch, niet waar? Ik wil niet weer op de onaangename details ingaan omdat het momenteel niet aan de orde is maar u wist dat die crisis was ontstaan?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Ik ben er zeker van dat u hier het belang van inziet. Generaal Von Fritsch heeft samen met u op de Militaire Academie gezeten, niet waar?
VON PAPEN: Helemaal juist.
SIR DAVID: Hij was een oude vriend en u wist, en ik denk dat iedereen die zijn naam hier tijdens dit proces heeft genoemd dat heeft gezegd, dat Generaal Von Fritsch een man met een groot karakter was en dat het soort beschuldiging dat tegen hem is ingebracht door iedereen die hem kende als belachelijk zou worden gezien als het niet zo tragisch was en het afschuwelijk vinden. Dat was uw mening?
VON PAPEN: Absoluut.
SIR DAVID: En u had vrij goed in de gaten, niet waar, afgezien van de behandeling van Feldmarschall Von Blomberg dat Von Fritsch het slachtoffer was geworden van een opgeklopte beschuldiging om te voorkomen dat hij het hoofd van de strijdkrachten zou worden. U wist dat toch?
VON PAPEN: Hoe dan ook, dat werd me later pas duidelijk toen ik over de omstandigheden hoorde.
SIR DAVID: Nee, nee, dat is niet het belangrijkste, beklaagde, uw gemoedstoestand op 5 februari 1938. U wist tegen die tijd dat de Nazi kliek in de regering een opgeklopte beschuldiging had geüit tegen een man die u als zeer eervol beschouwde, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Nu, met die wetenschap, op 5 februari, nadat u Hitler ontmoette, vertelt u hem over het feit dat Schuschnigg kan komen en hij gaat er direct op in. Hij zegt: “Haal Schuschnigg op,” niet waar? Hij was nogal ontstemd, als ik het zo mag zeggen over wat u tot dan tegen hem te zeggen had gehad. Zo gauw u zegt dat er een kans bestaat op een ontmoeting met Schuschnigg, springt Hitler er op af als een bok op een haverkist, of liever als een leeuw op zijn prooi; dat is toch juist?
VON PAPEN: Ja, Sir David. Ik heb aan het Hof de indrukken beschreven die de gebeurtenissen in Berlijn en mijn eigen ontslag op 4 februari op mij hebben gemaakt. Vindt u het vreemd dat ik nu probeerde, alleen maar omdat ik bang was dat er een andere koers zou worden ingeslagen, dit lang verwachte gesprek tussen de twee staathoofden tot stand te brengen waarvan ik hoopte dat daardoor de geschillen zouden worden opgelost en het inslaan van een radicale koers voorkomen? Ik zei tegen de Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt en Kanselier Schuschnigg, toen ik ze beiden vroeg aan een onderhoud deel te nemen de zaken op te helderen als ze dat konden.
SIR DAVID: Beklaagde, ik ga nu niet in op de omstandigheden van het onderhoud op 12 februari want die heb ik al met beklaagde Von Ribbentrop behandeld en het Hof is daar volledig van op de hoogte.
Ik wil u deze ene vraag stellen en ik vraag u goed na te denken omdat uw eigen geloofwaardigheid ervan kan afhangen.
Zegt u nu dat er tijdens dat onderhoud geen druk werd uitgeoefend op Schuschnigg?
VON PAPEN: Sir David, een dergelijke uitspraak heb ik nooit gedaan, u weet dat zelf ook, want dat staat in mijn rapporten; ik heb zelf gezegd dat er druk werd uitgeoefend.
SIR DAVID: Wat ik u vraag is dit – en laat het me alstublieft duidelijk maken want het Hof heeft de getuigenis van uw vriend Dr. Schmidt en heel wat ander bewijsmateriaal gehoord. Ik wil u alleen deze vraag stellen en maakt u het alstublieft duidelijk.
Zegt u nu, op deze dag dat er geen druk werd uitgeoefend op Schuschnigg om hem de voorwaarden van 12 februari te laten aanvaarden? Dat is de enige vraag die ik u wil stellen en ik bied u de kans erop te antwoorden. Wat zegt u vandaag? Werd er wel of geen druk uitgeoefend op de heer Schuschnigg?
VON PAPEN: Ja; ik heb dat nooit ontkend. Ik begrijp niet waarom u mij dat vraagt. Ik heb het nooit ontkend.
SIR DAVID: De heer von Ribbentrop ontkende het ten stelligste maar we zullen daar niet op ingaan.
Nu, nog een vraag en dan stap ik van Oostenrijk af. Hebt u een ontmoeting geregeld tussen Hitler en Kardinaal Innitzer?
VON PAPEN: Ja, en dat was .....
SIR DAVID: Hebt u geregeld dat de leiders van de Kerk en de leden van het Corps Diplomatique, afgezien van de Franse en Britse vertegenwoordigers, aanwezig zouden zijn bij Hitler’s intocht in Wenen?
VON PAPEN: Wat kerkleiders betreft, het is voor hen niet gebruikelijk aanwezig te zijn bij parades en ik heb het zeker niet voorgesteld. Wat de diplomaten betreft ....
SIR DAVID: Regelde u de aanwezigheid van het Corps Diplomatique?
VON PAPEN: Het is mogelijk dat enkele van mijn diplomatieke collega’s mij vroegen of ze bij deze ceremonie aanwezig konden zijn en ik zei dat ze die natuurlijk konden bijwonen; waarom zouden ze dat niet?
SIR DAVID: Wel, ik ga de manier waarop u het stelt niet betwisten.
Edelachtbare, ik ben nu klaar met Oostenrijk. Ik heb nog drie kleinere kwesties die naar ik hoop een korte tijd zullen vragen maar dit is misschien een gunstig moment voor een schorsing.
De PRESIDENT: Ja.
(de zitting wordt geschorst).