TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 17-06-1946

DE BODE: Met welnemen van het Tribunaal, er wordt melding gemaakt dat beklaagden Fritzsche en Speer niet aanwezig zijn.
(Beklaagde Von Papen neemt weer plaats in de beklaagdenbank.)
Dr. EGON KUBUSCHOK: Ik ga nu de gebeurtenissen van januari 1933 behandelen en ik wil graag zeggen dat ik daarna geen tijd meer nodig heb. De rest van het verhoor zal korter zijn zodat ik in staat ben mijn verhoor van beklaagde in de loop van vandaag af te ronden.
Beklaagde, op vrijdag vertelde u het Tribunaal dat u gedurende het bekende gesprek met Hitler op 4 januari 1933 bij Schröder thuis niet de kabinetsformatie besprak die later op 30 januari plaatsvond. U zei ook dat u tot aan 22 januari niet deelnam aan enige politieke discussie. De Aanklager beweert echter dat u invloed uitoefende op de Reichspräsident om Hitler op 30 januari tot Kanselier te benoemen. Oefende u een dergelijke invloed op Von Hindenburg uit?
VON PAPEN: Voordat ik antwoord geef, mag ik een korte correctie aanbrengen? Uedele vroeg mij op vrijdag naar de datum van de evacuatie van Jerusalem. Ik zei dat het in 1918 was maar Uedele had natuurlijk gelijk, het was in 1917. Neemt u mij niet kwalijk.
Nu in antwoord op uw vraag: ik oefende geen enkele invloed uit op Reichspräsident Von Hindenburg maar zelfs als ik dat had gedaan, had dat geen enkel gewicht in de schaal gelegd bij de uiteindelijke beslissing van de Reichspräsident. Zoals we zullen zien, liet de politieke situatie de Reichspräsident slechts de keuze tussen een schending van de Grondwet en een kabinet met Hitler.
Verder, en ik heb dit al genoemd aan het einde van de laatste sessie, blijkt uit de historische gebeurtenissen van januari duidelijk, zoals die vermeld zijn in document 9, pagina 27 tot en met 31, dat gedurende de hele maand januari tot aan de 22ste er zonder mijn deelname bijna dagelijks onderhandelingen werden gevoerd tussen de Reichsregierung en de partijen of tussen de partijen onderling. Al deze onderhandelingen gingen over de mogelijke vorming van een meerderheid in de Reichstag maar liepen allemaal op niets uit. Ik heb uitgelegd dat Reichskanzler Von Schleicher probeerde een meerderheid in de Reichstag te verkrijgen door het opsplitsen van de Partei. Deze poging faalde uiteindelijk ook op 20 januari en dat was voor de wereld duidelijk, want op die dag bekrachtigde de Reichskanzler een verklaring in de Reichstag dat hij niet langer belang hechtte aan de vorming van een meerderheid in de Reichstag.
Dr. KUBUSCHOK: In dit verband zou ik willen verwijzen naar document 9 in het eerste documentenboek. Ik zal slechts enkele passages uit dit document voorlezen, document 9, pagina 27. De kop luidt:
"11 janauri, Reichskanzler Von Schleicher ontvangt de leider van de Deutsche Volkspartei, Dingeldey."
Op de volgende pagina, pagina 28 staat het bewijs dat op 12 januari pogingen door Strasser om de NSDAP op te splitsen nog niet waren opgegeven. Ik citeer het begin van de pagina:
"Op dezelfde tijd is nu pas bekend geworden dat de Reichspräsident Gregor Strasser vorige week ontving voor een gesprek. Strasser uitte blijkbaar zijn bedoeling om voorlopig op de achtergrond te blijven; pas in geval van een onverwacht scherp conflict tussen Hitler en het Reichskabinett van Von Schleicher zou Strasser waarschijnlijk een definitieve rol kunnen spelen."
Ondertussen vonden de Lippe verkiezingen plaats en die gaven een duidelijk beeld van de ontwikkeling van de NSDAP.
Ik citeer nu uit het midden van de alinea onder 15 januari:
"De verkiezingsoverwinning van de NSDAP weerlegt niet alleen vreemd genoeg de beweringen van de oppositie betreffende een terugval van de Nationaalsocialistische beweging, maar vormt tevens het bewijs dat de Beweging niet langer statisch is en dat een sterke groei nu duidelijk is geworden."
Belangrijk voor de gesprekken over de vorming van een parlementaire meerderheid waren Von Schleicher's onderhandelingen met de Centrumpartij, geleid door de prelaat Dr. Kaas. Ik citeer uit de laatste alinea op pagina 28:
"Reichskanzler Von Schleicher ontvangt de prelaat Dr. Kaas, voorzitter van de Centrumpartij, voor een langdurig overleg.
"Met betrekking tot de voorspellingen voor een kabinetshervorming blijft in regeringskringen het fabeltje rond gaan dat een combinatie Strasser-Hugenberg-Stegerwald mogelijk is, ondanks de moeilijkheden die deze plannen ongetwijfeld hebben gehad. Van het lid van de geheime adviesraad Hugenberg wordt gezegd dat hij de voorwaarde heeft gesteld dat een ongestoord handelen binnen het Kabinett voor tenminste 1 jaar moet worden gegarandeerd."
Op de volgende pagina, pagina 29, zou ik willen verwijzen naar de laatste 10 regels of zo van de verklaring van staatssecretaris Planck voor de Raad van Oudsten van de Reichstag:
"In de gesprekken waarnaar werd verwezen, moeten de Nationaalsocialisten de leiding nemen en proberen alle groepen, van de Nationaalsocialistischen tot het Centrum, te vormen tot een meerderheid van het soort dat eind 1932 niet tot stand kwam. Het voeren van deze onderhandelingen, waarbij het kabinet van Von Schleicher op geen enkele wijze betrokken is, berust bij Hitler. Als op 31 januri de Reichstag bijeen zou worden geroepen en er een conflict ontstaat tussen de regering en de Reichstag, of wanneer een dergelijk conflict door andere gebeurtenissen wordt veroorzaakt, dan moet de afkondiging van de vaak besproken noodtoestand in toenemende mate worden verwacht. De regering zou dan de Reichstag ontbinden en een datum voor nieuwe verkiezingen in de vroege herfst vaststellen."
Op de volgende pagina, pagina 30, zou ik tenslotte willen verwijzen naar de eerste kop .....
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, het Tribunaal vindt het niet nodig dit alles tot in detail voor te lezen. Uit de koppen van deze notities is het duidelijk dat er politieke onderhandelingen werden gevoerd die leidden tot het aan de macht komen van de Nationaalsocialistische partij. Is dat niet alles wat u wilt zeggen?
Dr. KUBUSCHOK: Ik wil bewijzen dat de vorming van de regering op 30 januari een noodzakelijke oplossing was die ontstond uit de parlementaire incidenten in die dagen. Het is daarom van belang op te merken wat er destijds gebeurde, welke pogingen faalden, welke andere mogelijkheden er bestonden en wat ......
De PRESIDENT: Wat ik bedoel is dit: Het blijkt uit de koppen van die notities, niet waar. Echt, u kunt de koppen voorlezen zonder de bijzonderheden te geven. Bij voorbeeld op pagina 30, de notitie van 21 januari en die andere notities geven het onderwerp van de kwestie aan.
Dr. KUBUSCHOK: Zoals u wilt, Meneer de President. Mag ik dan pagina 31 voorlezen, een deel van de tekst die de historische gebeurtenissen beschrijft van de val van Kanselier Von Schleicher op de 28ste? Betreffende het beslissende gesprek tussen de Reichskanzler en de Reichspräsident werd het volgende officieel aangekondigd:
"Reichskanzler Von Schleicher diende vandaag bij de Reichspräsident zijn verslag van de situatie in en verklaarde dat het huidige Reichskabinett, vanwege haar aard als minderheidsregering, alleen in een positie zou zijn haar programma en meningen in de Reichstag te verkondigen wanneer de Reichspräsident het bevel tot ontbinding tot zijn beschikking zou stellen. Reichspräsident Von Hindenburg verklaarde dat gezien de heersende situatie hij dit voorstel niet kon aanvaarden. Reichskanzler Von Schleicher diende hierop het gezamenlijk ontslag van het Reichskabinett in dat door de Reichspräsident werd aanvaaard; het Kabinett werd voorlopig belast met het afhandelen van de lopende zaken." Als bewijs voor het feit dat de mogelijkheid voor Hitler, een parlementaire regering te vormen niet bestond wil ik verwijzen naar een kort uittreksel op pagina 32:
"Nationaalsocialistische bronnen verklaren nogmaals nadrukkelijk dat voor de Nationaalsocialisten alleen een regering met Hitler in aanmerking komt. Iedere andere poging tot een oplossing moet met de meeste kracht worden voorkomen. Dit geldt natuurlijk voor een kabinet met Von Papen maar van een kabinet met Schacht kan ook geen sprake zijn."
Ik zou nu willen verwijzen naar het nieuwe document, document 8. Hierin worden alle mogelijkheden voor de vorming van een regering tot in detail besproken.
Beklaagde, hoe reageerde Reichskanzler Von Schleicher op deze politieke situatie?
VON PAPEN: Na zijn pogingen de Partei op te splitsen en de vorming van een meerderheid in de Reichstag hadden gefaald, vroeg Reichskanzler Von Schleicher de Reichspräsident hem de absolute macht te verlenen, hetgeen een schending van de Grondwet inhield. Dus wilde hij juist datgene wat ik op 1 december 1932 aan de Reichspräsident had voorgesteld als de enige uitweg uit de situatie, een voorstel dat de Reichspräsident destijds had aanvaard maar wat door Reichskanzler Von Schleicher was gedwarsboomd.
Dr. KUBUSCHOK: Op 22 januari vond ten huize van Von Ribbentrop overleg plaats waarbij u, Göring, Meissner en Oskar Von Hindenburg aanwezig waren. Was dit overleg op uw initiatief geregeld of wie stelde het voor?
VON PAPEN: Het initiatief voor dit overleg op de 22ste was van Hitler en hij stelde ook voor dat de heer Von Ribbentrop ons zijn huis ter beschikking zou stellen. De Reichspräsident wilde weten wat Hitler dacht over een oplossing voor de politieke crisis en wat zijn voorstellen waren. Daarom ging het overleg van de 22ste uitsluitend over de eisen van de Nationaalsocialisten, terwijl de vorming van een regering, zoals die op de 30ste plaatsvond, niet werd besproken.
Dr. KUBUSCHOK: Op 28 januari, om twaalf uur gaf de Reichspräsident u opdracht onderhandelingen te beginnen over de vorming van een nieuwe regering. Welke mogelijkheden voor de vorming van een regering dacht u dat de politieke situatie u bood?
VON PAPEN: Het idee om een parlementaire meerderheidsregering te vormen was al sinds 20 januari verlaten; het was onmogelijk. Hitler was niet bereid een dergelijke regering te leiden of eraan deel te nemen.
Ten tweede, verdere steun door het presidentiële kabinet van Von Schleicher door het uitroepen van de noodtoestand en ontbinding van de Reichstag, die tegen de Grondwet was, was op de 23ste door de Reichspräsident geweigerd. Hij had deze voorstellen, zoals we weten, afgewezen omdat Von Schleicher hem in december had verteld dat een schending van de Grondwet een burgeroorlog zou hebben ontketend en een burgeroorlog zou chaos met zich brengen, "omdat ik niet in een positie ben,"zei hij, "om gezag en orde te handhaven met het leger en de politie."
Ten derde, omdat Hitler aanbood, deel te nemen aan een presidentiëel kabinet, was dit de enige overgebleven mogelijkheid en alle krachten en politieke partijen die in 1932 mijn regering hadden gesteund waren hiervoor beschikbaar.
Dr. KUBUSCHOK: Wat waren de instructies die de Reichspräsident u gaf?
VON PAPEN: De instructies die mij door Von Hindenburg werden gegeven luidden als volgt:
Voorstel tot het formeren van een regering onder leiding van Hitler met de grootst mogelijke beperking van Nationaalsocialistische invloeden en binnen het kader van de Grondwet.
Ik zou eraan willen toevoegen dat het voor de Reichspräsident hoogst ongebruikelijk was iemand te vragen een regering te vormen die niet door die persoon zelf zou worden geleid. In de normale gang van zaken zou Von Hindenburg Hitler zelf natuurlijk hebben belast met de vorming van een regering maar hij vertrouwde mij die taak toe omdat hij de invloed van Hitler op de regering zoveel mogelijk wilde beperken.
Dr. KUBUSCHOK: En met wie onderhandelde u?
VON PAPEN: Ik onderhandelde met de leiders van de rechtse groeperingen die wellicht zouden deelnemen aan de vorming van deze regering; namelijk de NSDAP, de Deutsche Nationale Volkspartei, de Stahlhelm en de Deutsche Volkspartei.
Dr. KUBUSCHOK: Langs welke lijnen stelde u de vorming van een nieuw kabinet voor aan de Reichspräsident?
VON PAPEN: Ik stelde de enige bestaande mogelijkheid voor, namelijk een coalitiekabinet bestaande uit die groepen.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, het Tribunaal is van mening dat beklaagde hierover te zeer in bijzonderheden treedt omdat hij al heeft verteld waarom de President hem liet komen en waarom hij er iets mee te maken had. En dat is de enige kwestie die hem aangaat. Nadat hij die uitleg heeft gegeven zou het niet nodig moeten zijn, dieper op details in te gaan.
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, de Aanklager heeft de beschuldiging geüit dat de vorming van de regering op zichzelf al een misdaad was; hij verdedigt zich door te verklaren dat hij probeerde een barrière op te werpen tegen de overheersende invloed van Hitler op de regering. Het is van belang ....
De PRESIDENT: Ja; maar dat is wat ik zei. Hij heeft die uitleg gegeven. Hij hoeft niet alle mogelijke details te geven om die verklaring te onderbouwen. Ik heb een paar minuten geleden genoteerd dat de President hem had gevraagd omdat hij de invloed van Hitler wilde beperken. Nu gaat hij op allerlei bijzonderheden in.
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, hij probeert alleen maar uit te leggen op welke manier hij Hitler's invloed wilde beperken en dat is een heel belangrijk punt. Hij gaat ons vertellen welke barrières hij binnen deze regering opwierp; de keuze van de personen, alle andere beperkingen die waren overeengekomen om de mogelijkheid uit te sluiten dat Hitler's invloed overheersend werd. Dit is een erg belangrijk punt in reactie op de beschuldigingen van de Aanklager.
De PRESIDENT: De beklaagde kan het zo kort mogelijk houden en niet te diep op details ingaan. Dat is alles wat het Tribunaal wenst.
VON PAPEN: Ik zal het zeer kort houden, Edelachtbare.
De barrières die ik op verzoek van de Reichspräsident opwierp waren de volgende:
1) Een heel klein aantal Nationaalsocialistische ministers in het nieuwe kabinet; slechts drie van de elf waaronder Hitler,
2) de belangrijkste economische departementen moesten in handen komen van niet-Nationaalsocialistische ministers,
3) zo snel mogelijk deskundigen op ministersposten zetten en
4) gezamenlijke rapporten van Reichskanzler Hitler en vicekanselier Von Papen aan Von Hindenburg om de persoonlijke invloed van Hitler op Von Hindenburg zoveel mogelijk te beperken.
Ik probeerde een parlementair blok te vormen als tegenwicht tegen de politieke effecten van de Nationaalsocialistische Partei.
Dr. KUBUSCHOK: Tot op welke hoogte koos Reichspräsident Von Hindenburg zelf deze leden van het nieuwe kabinet?
VON PAPEN: De Reichspräsident behield zich het recht voor de ministers van Buitenlandse Zaken en van de Reichswehr te benoemen. De eerste van deze sleutelposities ging naar de heer Von Neurath waarin de President een bijzonder vertrouwen stelde; het Reichsverteidigungsministerium ging naar Generaal Von Blomberg die ook het bijzondere vertrouwen van de Reichspräsident genoot. De Nationaalsocialistische leden van dit kabinet waren slechts de Innenminister, Frick wiens activiteiten als Minister van Binnenlandse Zaken van Thüringen tot volle tevredenheid hadden gestemd, en de Minister zonder Portefeuille en later Minister van Binnenlandse Zaken van Pruissen, Göring.
Dr. KUBUSCHOK: In dit verband zou ik willen verwijzen naar documentenboek 3, de doucumenten 87 en 93, namelijk een beëdigde verklaring van voormalig minister Dr. Alfred Hugenberg en een vragenlijst van Freiherr Von Lernser.
De PRESIDENT: Welke pagina in boek 3 zei u?
Dr. KUBUSCHOK: Hugenberg's verklaring staat op de pagina's 194 en 195; die van Von Lernser op de pagina's 210 tot 212. De Aanklager beweert dat de regering die op 30 janurai werd gevormd het programma van de NSDAP als het hare overnam. Wilt u nu uitleggen beklaagde, wat de basis van dat regeringsbeleid was?
VON PAPEN: Het standpunt van de Aanklager is volkomen onjuist. Het programma dat we op 30 januari besloten te aanvaarden was niet het programma van de Nazi Partei, maar het was een coalitieprogramma. En dit wordt volkomen duidelijk uit de aankondiging die deze regering op 1 febrauri aan het Duitse volk deed. Om het historische bewijs te leveren, mag ik twee zinnen uit die regeringsverklaring citeren? Er staat:
"De Nationale regering ziet het als haar belangrijkste taak de geestelijke en politieke eenheid van ons volk te herstellen. Zij zal het Christendom beschouwen als basis voor haar algemeen morele opvattingen en zal het gezin als beslissende eenheid binnen de natie en de Staat beschermen.
"Het enorme probleem van het herstellen van onze economie zal worden opgelost met twee grote Vierjarenplannen." Ik zou er nog een zin aan willen toevoegen:
"Deze regering is zich volledig bewust van de omvang van haar plicht de vrede te bewaren die de wereld nu meer dan ooit nodig heeft." Bovendien bevatte dit coalitieprogramma, dat de Aanklager omschrijft als het Nazi programma, de volgende punten: Handhaving van de deelstaten en het federale karakter van het Reich; bescherming van het juridische en wettelijke stelsel, onbeperkte zittingsduur voor rechters, hervorming van de Grondwet, het beschermen van de rechten van de Christelijke kerken en bovenal de afschaffing van de klassenstrijd door het oplossen van sociale problemen, het weer vormen van een ware nationale gemeenschap.
Dr. KUBUSCHOK: Deed u zelf nog iets om de verwezenlijking van uw eigen politieke ideeën te verzekeren?
VON PAPEN: Ik deed samen met mijn politieke vrienden alles wat in mijn macht lag om die ideeën uit te voeren die ik aan dat politieke programma had bijgedragen. Destijds leek mij het belangrijkste punt het vormen van een tegenwicht tegen het Nationaalsocialisme en daarom vroeg ik de leiders van de rechtse partijen hun oude partijprogramma's op te geven en zich te verenigen in een grote, algemene politieke beweging met als doel het strijden voor de principes die we hadden verkondigd. De politieke leiders gingen echter niet op dit voorstel in. De verschillen tussen de partijen waren te groot en er vonden geen veranderingen plaats. Het enige wat ik bereikte was de vorming van een stemblok van alle drie partijen en namens dit stemblok hield ik vele toespraken waarin ik dit programma, dit coalitieprogramma aan de natie presenteerde.
Dr. KUBUSCHOK: Ik wil verwijzen naar een toespraak die door beklaagde op 11 februari werd gehouden namens dit stemblok, die staat in document 12, pagina's 54 en 55. Ik citeer uit ongeveer het midden van pagina 55 de volgende, korte passage:
"Daarom acht ik de omstandigheid, dat het huidige Reichskabinett niet door een enkele partij of beweging gevormd wordt maar door diverse groeperingen van de nationale beweging, door ongebonden politici en deskundigen geen nadeel maar eerder een voordeel."
Welke specifieke kwesties werden in het programma van dit stemblok benadrukt en onderstreept? U had het in diverse toespraken over deze kwesties. Om tijd te winnen zou ik bij het Tribunaal alleen het document willen indienen dat over dit punt handelt, document 10. Wilt u alstublieft uw houding verklaren en commentaar geven op de diverse kwesties; allereerst de sociale kwestie?
VON PAPEN: De sociale kwestie stond natuurlijk bovenaan mijn programma omdat deze alle andere overheerste. Het was onze taak om van de arbeiders die nu in een klassenstrijd gewikkeld waren tevreden burgers te maken en elk de kans op een bestaan en een thuis te geven. Ik zei in die toespraak, die zich in dit document bevindt, dat er altijd verschillen in eigendom zouden zijn maar dat een kleine groep niet alles moest bezitten terwijl de grote massa van het volk niets bezat. En bovenal benadrukte ik keer op keer het feit dat als we erin konden slagen het sociale probleem op te lossen, we op die manier een belangrijke bijdrage zouden leveren aan vrede in Europa.
Dr. KUBUSCHOK: Wat was uw programma met betrekking tot het buitenlands beleid?
VON PAPEN: Het programma was erg simpel. Het bestond slechts uit de wens, op vreedzame wijze de discriminatie tegen het Duitse volk en haar onafhankelijkheid te beëndigen.
Dr. KUBUSCHOK: Wat was uw standpunt ten opzicht van religieuze kwesties?
VON PAPEN: Het komt uit al mijn toespraken duidelijk naar voren dat ik de regeneratie in Christelijke zin van het Duitse volk zag als een vereiste voor de oplossing van de sociale en alle andere problemen waar we mee te maken hadden. Ik zal later op dit punt terugkomen.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou als bewijsmateriaal willen indienen het document dat ik al heb genoemd, document 10 en ik verzoek het Hoge Tribunaal dit voor kennisgeving aan te nemen. Omdat er op pagina 39 een fout is gemaakt die de essentie van de vertaling aantast en omdat de kwestie van het ontbinden van de vakbonden later een belangrijke rol zal spelen, zou ik een korte passage op pagina 39 willen voorlezen, ongeveer op het midden van de pagina:
"Ik erken dat de vakbonden veel hebben gedaan om de werkende klasse professionele eer en professionele trots bij te brengen. Veel vakbonden, bijvoorbeeld de Unie van Klerken hebben in dit opzicht voorbeeldige prestaties verricht. De opvatting van de klassenstrijd stond echter hervorming en constructieve arbeid in deze richting in de weg.
"De Socialistische partijen hebben de pogingen van de vakbonden, de arbeiders in een klasse te verenigen, verijdeld. Als de vakbonden de tekenen des tijds zouden erkennen en zich in grotere mate buiten de politiek zouden houden, dan zouden zij, zeker nu, een sterke pijler van het nationale leven kunnen worden."
Geeft u alstublieft uw commentaar op de uitslag van de verkiezing van 5 maart 1933.
Ik wil in dit verband de aandacht van het Hof even vestigen op document 98, waarin ik een diagram heb opgenomen van het verkiezingsresultaat in het betreffende jaar.
VON PAPEN: Deze verkiezingen werden uitzonderlijk belangrijk voor verdere ontwikkelingen. Allereerst zou ik willen opmerken dat deze verkiezingen echte vrije verkiezingen waren want die werden gehouden samen met de oude functionarissen van de Republiek en dat ze echt vrij waren wordt ook aangetoond door het feit dat het aantal stemmen voor de Communisten en de SociaalDemocraten in het geheel niet afnam. Ik had persoonlijk verwacht dat de NSDAP in de peilingen succesvol zou zijn. In november 1936 had ik hen 36 van hun zetels in de Reichstag afgenomen en ik verwachtte dat ze enkele van die zetels zouden terugwinnen. Ik had ook gehoopt dat mijn eigen stemblok zeer succesvol zou zijn. Ik hoopte dat de kiezers zich de noodzaak van het vormen van een tegenwicht zouden realiseren. Dat gebeurde echter niet.........
De PRESIDENT: De getallen zijn voor ons voldoende. We kunnen onze eigen conclusies uit de aantallen trekken. We kunnen de aantallen lezen. We hoeven ze niet allemaal verklaard en besproken te hebben. Er zijn voor ons veel belangrijkere zaken aan de orde.
Dr. KUBUSCHOK: Beklaagde, wilt u nu de gebeurtenissen beschrijven die hebben geleid tot de Uitvoeringswet van 23 maart 1933?
VON PAPEN: De Uitvoeringswet kwam voort uit de noodzaak, de economische maatregelen te laten nemen in een ongestoorde zittingsperiode van de Reichstag. Er werden met de Centrumpartij onderhandelingen gevoerd om te komen tot een parlementaire 'wapenstilstand' van een jaar maar deze onderhandelingen mislukten. Dus werd deze wet die met het verleden enige overeenkomsten had een noodzaak. De Aanklager heeft deze wet nadrukkelijk gezien als bewijs voor het bestaan van een samenzwering. Mag ik daarom zeggen dat ik zelf heb geprobeerd een zekere rem in te bouwen door te verlangen het recht van veto van de Reichspräsident te handhaven. Het kabinetsverslag van 15 maart toont echter aan dat staatssecretaris Meissner de deelname van de Reichspräsident niet nodig vond.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou willen verwijzen naar document 25 dat identiek is aan bewijsstuk USA-578, naar de houding die Von Papen innam tijdens deze discussie in het kabinet en naar het zojuist genoemde standpunt van staatssecretaris Meissner:
"Meissner, staatsecretaris van het minderheidskabinet, van het kabinet van de Reichspräsident en zijn uitstekende assistent."
Ik zou ook willen verwijzen naar document 23 want uit de opsomming van de noodwetten in dat document wordt duidelijk dat tijdens de noodtoestand die toen heerste, het niet mogelijk was te regeren door middel van Rijksdagbesluiten en dat deze Uitvoeringswet een vervanging voor deze noodwetten moest zijn die herhaaldelijk werden uitgevaardigd.
Ik moet een correctie aanbrengen: Het standpunt van staatssecretaris Meissner staat in document 91, bewijsstuk USA-578.
(tot de beklaagde): Op 21 maart 1933 werd een amnestiewet afgekondigd. De Aanklager heeft deze wet omschreven als een ongehoorde wet. Wat kunt u daarover zeggen?
VON PAPEN: De Aanklager noemt deze wet "sanctionering van politieke moord."
Ik zou er het volgende over willen zeggen: Deze wet werd afgekondigd in een noodbesluit van de Reichspräsident, niet van het kabinet; en vormde het natuurlijke einde van een periode van revolutie die zeven weken had geduurd. Er zijn vele historische paralellen voor deze amnestiewet; bijvoorbeeld de wet die door de jonge Duitse Republiek op 21 juli 1922 werd uitgevaardigd en waarin moord ook onder de amnestieregeling viel.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik nu verwijzen naar document 28, pagina 99 van documentenboek 1. Hierin staat de wet van 21 juli 1922 die "de periode van onrust beëindigt die in de jaren 1920 en 1921 heerste." Mag ik ook verwijzen naar pagina 100 van dit document 28 dat de wet van 20 december 1932 bevat die al is genoemd.
Op 23 maart werd de Wet op de speciale rechtbanken uitgevaardigd. Wat kunt u in dat verband zeggen?
VON PAPEN: Deze speciale wetten, of speciale strafwetten, zijn ook niet helemaal nieuw. Ik heb zelf als Reichskanzler op 9 augustus 1932 een dergelijke wet uitgevaardigd en ik heb mijn actie toen gebaseerd op een richtlijn van 6 oktober 1931 van het Kabinet Brüning. In perioden van revolutie moeten strafbare politieke acties volgens die wet snel voor het gerecht worden gebracht.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik nu wijzen op document 27, pagina 89 van documentenboek 1, in het bijzonder op de inleiding die aan alinea 1 vooaf gaat, die aantoont dat dit noodbesluit gebaseerd was op de noodrichtlijn van Brüning van 1931.
Op 1 april 1933 werd de boycot tegen de Joden gehouden. Was dit een door de regering genomen maatregel? Hebt u er op een of andere manier aan deelgenomen?
VON PAPEN: De bewering van Dr. Goebbels dat het Kabinet deze maatregel had goedgekeurd was volkomen onjuist. In tegendeel, op voorstel van het Kabinet had Hitler op 10 en 12 maart openbare aankondigingen gedaan die mijn raadsman zal indienen.
De Aanklager verwijst naar het telegram dat ik op de 25ste naar New York stuurde als een "de grootst mogelijke leugen om bestwil." Ik kan echter alleen maar zeggen dat deze bewering volkomen ongegrond is. De openbare aankondigingen van Hitler gaven ons, moesten ons in feite de verzekering geven dat dergelijke uitwassen niet meer zouden voorkomen. In dat geloof stuurde ik dat telegram. Het zou ondenkbaar zijn dat ik op de 25ste een telegram naar New York zou sturen ......
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, ik dacht dat uw vraag was; Heeft beklaagde deelgenomen aan deze maatregelen? Ik weet niet wat zijn antwoord is. Hij is al enige tijd aan het woord maar ik weet niet wat zijn antwoord is.
De vraag was: Nam u deel? En ik weet niet wat hij heeft geantwoord.
VON PAPEN: Ik zei dat de bewering van Dr. Goebbels, dat het kabinet deze boycot tegen de Joden had goedgekeurd, een leugen was.
De PRESIDENT: Waarom antwoordt u niet direct: nam u wel of niet deel?
VON PAPEN: Nee, we namen er geen deel aan.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik verwijzen naar document 33, pagina 113, een verklaring van Hitler op 10 maart, de laatste twee regels:
"Vervelende personen die het verkeer ophouden, het zakenleven verstoren moeten er absoluut mee ophouden.'
Op dezelfde pagina, pagina 113, een verklaring van Hitler van 12 maart, laatste zin van de alinea:
"Iedereen die vanaf nu probeert met individuele acties ons bestuur of het zakenleven probeert te verstoren, handelt willens en wetens tegen de nationale regering."
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, het was niet mijn bedoeling beklaagde ervan te weerhouden het Tribunaal te vertellen wat hij deed met betrekking tot zijn telegram aan de New York Times, maar ik wilde hem in eerste instantie uw vraag laten beantwoorden.
Als hij nu iets wenst toe te voegen aan datgene wat hij aan New York seinde, laat hem dat dan doen.
Dr. KUBUSCHOK: Wilt u alstublieft teruggaan naar dat punt betreffende de New York Times?
VON PAPEN: Ik kan er alleen maar aan toevoegen, Edelachtbare dat het volkomen ondenkbaar zou zijn dat ik op 25 april dit telegram naar New York zou sturen, wetend dat er 3 of 4 dagen later een nieuwe boycot tegen de Joden zou zijn; dat is volslagen onzin. Bovendien mag ik erop wijzen dat de heer Von Neurath op dezelfde dag een gelijksoortig telegram stuurde aan Kardinaal O'Connell.
Dr. KUBUSCHOK: Kunt u nu iets vertellen over uw houding ten opzichte van de Joodse kwestie?
VON PAPEN: Mijn houding ten opzichte van het Jodenvraagstuk kan kort worden omschreven; die is gedurende mijn hele leven de houding geweest die door de Katholieke Kerk van haar leden wordt verwacht. Ik heb mijn mening over de rassenkwestie, waar het de Nationaalsocialistische leer betreft, heel openlijk uiteen gezet in een toespraak die ik in 1933 in Gleiwitz heb gehouden en mijn raadsman zal die toespraak indienen als bewijsmateriaal.
Een heel andere kwestie, die niets te maken heeft met mijn houding jegens het Jodenvraagstuk, was echter een soort buitenlandse overheersing, de overheersende invloed van het Joodse element op die gebieden die de openbare mening van de natie vormen, zoals pers, literatuur, theater, film en in het bijzonder de rechtspraak. Er leek bij mij geen twijfel over te bestaan dat deze overheersing ongezond was en dat die op een of andere manier moest worden rechtgezet. Maar zoals ik al zei, dat heeft niets te maken met het rassenvraagstuk.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs nu naar document 16, pagina 68 dat een uittreksel bevat uit de toespraak die, zoals beklaagde noemde, hij in 1934 in Gleiwitz hield. Ik citeer:
"Er is zeker geen bezwaar tegen rassenonderzoek en rasverbetering die tot doel hebben de kenmerken van een volk zo zuiver mogelijk te houden en terzelfder tijd het gevoel van een rassengemeenschap te versterken. Deze liefde voor het eigen ras zal nooit ontaarden in haat jegens andere volken en rassen. Dat is het belangrijkste punt. Rasverbetering moet nooit in conflict komen met het Christendom want zij zijn niet elkaars tegenpolen, zij zijn alleen anders. Het was het Christendom dat de eerste Germaanse stammen vormde tot een Germaanse natie en het is echt niet nodig een nieuw Noords-Germaans geloof te scheppen als bewijs voor ons ras."
Mag ik ook verwijzen naar document 29, pagina 103 waarin het tweede onderwerp wordt behandeld dat door beklaagde is besproken, het is een uittreksel uit het dagboek van Mr. Dodd op 4 juli. Dan verwijs ik naar document 35, pagina 115, dat een artikel bevat uit de Völkische Beobachter van 19 augustus 1932. De kop van dat artikel luidt:
"De regering Von Papen heeft de bescherming van de Joden hoog in haar vaandel staan."
De PRESIDENT: Dat was augustus 1932? Waar staat dat?
Dr. KUBUSCHOK: Document 35, pagina 115. Ik heb alleen de kop gelezen van dit artikel in de Völkische Beobachter van 19 augustus 1932. "De regering Von Papen heeft de bescherming van de Joden hoog in haar vaandel staan."
Het artikel gaat over een verklaring van de heer Kaleski in Berlijn, vertegenwoordiger van de Joodse Volkspartij. Kaleski was hoofd van de synagoge in Berlijn. Hij verklaarde destijds - en ik citeer de laatste alinea van zijn artikel:
"Gelukkig beschermt de Grondwet van de Duitse Republiek nog steeds de wettelijke positie van de Joden en de regering Von Papen heeft de bescherming van de Joden hoog in haar vaandel staan."
De Wet op de Openbare Ambten van 7 april 1933 bevat bepaalde uitzonderingen die voor Joden golden. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat deze uitzonderingen nog veel uitgebreider zouden zijn; hebt u iets gedaan om die te beperken tot de vorm waarin ze uiteindelijk werden uitgevaardigd?
VON PAPEN: Mag ik er een ding aan toevoegen? Ik geloof dat u vergeten bent document 33 bij het Tribunaal in te dienen, dat handelt over de kwestie over de buitenlandse overheersing van het Duitse juridische systeem.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zal dat document indienen nadat u de vraag hebt beantwoord die ik u zojuist heb gesteld.
VON PAPEN: Ik heb de Wet op de Openbare Ambten van 7 april 1933 goedgekeurd voor zover die van toepassing was op Joodse ambtenaren, benoemd na 1918, want na de oorlog had er op grote schaal emigratie naar Duitsland plaatsgevonden vanuit het oosten, in het bijzonder vanuit Polen, een land dat destijds sterk anti-Joods was. Ik slaagde erin Von Hindenburg over te halen dat soldaten die aan de oorlog hadden deelgenomen onder geen enkele voorwaarde onder deze wet zouden vallen want ik was altijd van mening dat een Duitser, ongeacht zijn ras, die zijn plicht jegens zijn land had gedaan, niet in zijn rechten mocht worden beperkt.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs nu naar document 33, pagina 114. Dat is een rapport van het Ministerie van Justitie dat aantoont dat toen de Wet op de Openbare Ambten werd ingevoerd, er 3.515 Joodse advocaten actief waren. Op basis van de net door beklaagde genoemde verzachtende omstandigheid werden 735 voormalige militairen en 1.383 andere advocaten die voor 1914 tot de advocatuur waren toegelaten van deze wet vrijgesteld. Er bleven dus 2.158 Joodse advocaten over terwijl er 923 hun ambt moesten neerleggen. Wat was uw opvatting over die Wet op de Openbare Ambten als geheel?
VON PAPEN: Ik vond het volkomen normaal dat de Nationaalsocialisten, omdat ze nu partner waren in de coalitieregering en over meer dan 50 % van de stemmen van het Duitse volk beschikten, hun aandeel moesten hebben in het opvullen van openbare ambten.
Ik mag er misschien op wijzen dat de Nationaalsocialisten zich in de propaganda die zij jarenlang voerden, met alle middelen verzet hebben tegen het zogenoemde bobogezag maar men kon natuurlijk niet voorspellen dat ze later diezelfde fout zouden maken.
De PRESIDENT: Is dit een goed moment voor een schorsing?

Definitielijst

Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Reichswehr
Duitse leger in de tijd van de Weimarrepubliek.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
Stahlhelm
Benaming voor de helm die Duitse militairen droegen gedurende WO II. Daarnaast was Stahlhelm een bond voor Duitse frontsoldaten uit WO I.
synagoge
Joods gebedshuis.

Afbeeldingen

Franz von Papen, kanselier tot 1933, vice-kanselier onder Hitler (1933-1934) en ambassadeur in Turkije (1939-1944). Bron: Truman Library.

Ochtendzitting 2

Dr. KUBUSCHOK: We hebben het gehad over de Wet op de Openbare Ambten die op de punten die we hebben besproken in zekere mate overeenkwam met de gedachtengang van de NSDAP. Waarom voelde u zich gedwongen bepaalde concessies af te dwingen die later ook feitelijk werden gedaan?
VON PAPEN: Ik was er destijds van overtuigd dat met deze Wet op de Openbare Ambten we een basis schiepen. Ik kon niet voorzien en ook niet raden dat de Partij in de volgende jaren steeds weer nieuwe wetten op dit gebied zou uitvaardigen en daarmee de Openbare diensten geheel zou vernietigen.
Dr. KUBUSCHOK: Wat was uw houding ten opzichte van de ontbinding van de partijen?
VON PAPEN: De uitsluiting van partijen was een noodzakelijk gevolg van de Uitvoeringswet. Vier jaar lang had Hitler de hervormingen geëist die we wilden doorvoeren. Document 25 toont aan dat ik Hitler vroeg een nieuwe grondwet op te stellen en in zijn toespraak van 23 maart beloofde Hitler dat ook. In die rede sprak hij over een hervorming van de Grondwet die doorgevoerd moest worden door de bevoegde, bestaande grondwettelijke organen. Die hervorming zou ons, naar mijn mening, op een revolutionaire manier een nieuwere en gezondere democratie en een parlementaire regeringsvorm hebben gebracht. Bovendien moet ik zeggen dat ik geen gevaar zag in een tijdelijke toepasssing van het een-partij stelsel. Er bestonden uitstekende voorbeelden van in andere staten, bijvoorbeeld in Turkije en Portugal waar dit een-partij stelsel uitstekend functioneerde. Tenslotte zou ik erop willen wijzen dat ik in mijn toespraak in Marburg op 17 juni 1934 kritiek leverde op deze ontwikkeling en zei dat men dit alleen maar kon zien als een periode van overgang die door een hervormde Grondwet moest worden beëindigd.
Dr. KUBUSCHOK: Wat is uw opvatting over het Reichsstatthaltergesetz van april 1933? Wilt u ook uw mening geven over de kwestie van de Duitse federatie?
VON PAPEN: Deze kwestie, Heren van het Tribunaal, is door de Aanklager opgehaald om mij te beschuldigen van dubbelhartigheid, onbetrouwbaarheid of bedrog. De Aanklager heeft beweerd dat mijn opvatting over het federale karakter van Duitsland in 1932 anders was dan die welke ik in 1933 had. Maar zelfs wanneer ik mijn mening op dit punt veranderd had, kan ik niet inzien waarom een federale of centrale regering binnen dit Handvest een misdaad zou zijn. Daarnaast veranderde ik helemaal niet van gedachten. De mening die ik in 1932 verkondigde was deze: ik erkende de voordelen van een federaal stelsel voor Duitsland en ik wilde het handhaven maar ik wenste altijd, zelfs in 1932 dat er in Duitsland gezamenlijke overeenstemming zou zijn over de grotere politieke vraagstukken. Dat een federale staat wordt geregeerd volgens uniforme principes spreekt natuurlijk vanzelf. Dat was de enige kwestie en het vormde ook de basis voor mijn bemoeienis in Pruissen op 20 juli.
Als men de geschiedenis van Duitsland kent, weet men dat Bismarck die moeilijkheid omzeilde door de posten van Reichskanzler en Eerste Minister van Pruissen samen te voegen. Toen we daarom in 1933 Rijksstadhouders in de diverse deelstaten benoemden wilden we alleen maar een gemeenschappelijke politieke lijn vormen. Daarnaast bleef het gezag van de Länder onaangetast. Ze hadden hun eigen financiële, juridische en onderwijsstelsels en hun eigen regeringen.
Dr. KUBUSCHOK: Met betrekking tot het Reichsstatthaltergesetz wil ik verwijzen naar document 31, in het bijzonder naar pagina 111 van dat document. De passage die daar wordt aangehaald uit het werk van Pfundtner-Neubert toont aan dat het gezag van de deelstaten pas werd opgeheven onder het latere Reichsstatthaltergesetz van 1935, toen beklaagde Von Papen niet langer in functie was.
Waarom trad u op 7 april 1933 af als Eerste Minister van Pruissen?
VON PAPEN: Mijn brief aan Hitler van 10 april 1934 is door de Aanklager ingediend. Die bevat de reden voor mijn aftreden. In Pruissen – dit heb ik al gezegd – had ik de coördinatie van politieke doelstellingen al doorgevoerd op 20 juli. Het Reichsstatthaltergesetz gaf de Reichskanzler de bevoegdheid zelf Eerste Minister van Pruissen te worden of om een plaatsvervanger aan te wijzen. En dus was mijn taak in Pruissen volbracht. Daarnaast zou ik het volgende willen opmerken: De verkiezingen van 5 maart hadden de Nationaalsocialisten ook in het Pruissische parlement een grote meerderheid opgeleverd. Het Pruissische parlement kwam daarop bijeen en wenste natuurlijk dat een Nationaalsocialist Eerste Minister van Pruissen zou worden. Om al die redenen trad ik af.
Dr. KUBUSCHOK: De Aanklager oppert de beschuldiging dat u, als vooraanstaand lekenlid van de Katholieke Kerk in het bijzonder in staat was het Nazi regime op het gebied van de Kerken te consolideren. We moeten daarom uw houding ten opzichte van de Kerken bespreken. Kunt u ons verslag doen van de situatie rond de Duitse kerken destijds?
VON PAPEN: Deze beschuldiging, Heren van het Tribunaal, is de meest ernstige van de Aanklacht – de beschuldiging dat ik, als Katholiek, heb bijgedragen aan die samenzwering tegen de wereldvrede. Sta mij daarom toe mijn houding ten opzichte van de kwestie rond de kerken heel kort te bespreken.
De Katholieken in Duitsland hadden zich verenigd in de Centrumpartij. Voor 1918 had de Centrumpartij als gematigde partij, altijd geprobeerd een evenwicht te bereiken tussen de rechtse en linkse politieke vleugels. Na de oorlog was dat beeld ingrijpend gewijzigd.
We vinden de Centrumpartij dan voornamelijk als coalitiepartner van links. In Pruissen bleef deze coalitie gedurende al die jaren tussen 1918 en 1922 gehandhaafd. Ongetwijfeld komt de Centrumpartij veel eer toe voor het in het leven houden van de staat in de jaren na de ineenstorting; maar de coalitie met de SociaalDemocraten maakte samenwerking tussen de Centrumpartij en rechts onmogelijk, in het bijzonder met betrekking tot het Kerkbeleid. In politieke kwestie en vraagstukken van interne partijpolitiek volgde de Centrumpartij natuurlijk de lijn van compromissen die het resultaat waren van concessies van anderen op het gebied van Kerkbeleid. Dat deze toestand ......
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, waar slaat dit allemaal op?
Dr. KUBUSCHOK: De Aanklager heeft gezegd:
"Von Papen gebruikte zijn positie als vooraanstaand Katholiek om het Nazi regime te consolideren. Hij toonde twee gezichten en dat kenmerk is op dit gebied bijzonder opvallend en werpt licht op zijn persoonlijkheid."
Beklaagde legt nu uit wat zijn houding jegens kerkelijke kwesties vanaf het begin van zijn politieke activiteiten is geweest. Omdat hij eerst lid is geweest van de Centrumpartij en die daarna verliet, is het noodzakelijk, de breuk te bespreken die ontstond tussen hem en de leiders van de partij. Later zullen wij ......
De PRESIDENT: Waarom is het nodig zo diep op details in te gaan? Zeker is dat hij wil aantonen dat hij de Nazi partij niet steunde. Hij was ongetwijfeld een Katholiek en wil aantonen dat hij de Nazi partij niet hielp. Hij hoeft niet in te gaan op al die details betreffende Katholieke invloeden en zijn aandeel in Katholieke invloeden.
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, mag ik in het algemeen zeggen dat het bij de behandeling van de zaak tegen Von Papen het onze bedoeling is te bewijzen dat de beklaagde zich vanaf het prille begin consequent aan zijn principes heeft gehouden. Voor dit doel is het noodzakelijk dat de toestanden die op bepaalde tijden heersten worden genoemd. We zijn nu niet erg ver van het punt verwijderd waarop we van de interne politieke situatie kunnen afstappen en de andere onderwerpen zullen veel korter zijn. Ik meen echter dat voor het voltooien van het beeld van de persoonlijkheid van beklaagde, ik op bepaalde details in moet gaan maar we zullen natuurlijk alles in het werk stellen al het overbodige weg te laten en bijzonderheden te vermijden.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, we zijn er ons volkomen van bewust dat de zaak tegen elk van deze 21 beklaagden anders is dan de andere. Daarvan zijn we ons volledig bewust maar wij wensen dat hun zaken op eerlijke wijze worden voorgelegd maar zonder onnodige en overbodige details. Wij hopen dat u zult proberen, de beklaagde zich te laten beperken tot de werkelijk belangrijke zaken. Wilt u verder gaan?
Dr. KUBUSCHOK: Zoals u wilt, Meneer de President. We zullen ons best doen.
(tot de beklaagde): Wilt u alstublieft verder gaan?
VON PAPEN: Misschien mag ik deze vraag afronden door te zeggen dat mijn tegenstand binnen de Partij, mijn smeekbeden voor het gebruik van conservatieve krachten mij de naam gaf een slecht Katholiek te zijn. Een buitenlandse rechter, een niet-Duitse rechter kan niet weten dat in die jaren een Katholiek die geen lid was van de Centrumpartij en tot de rechtervleugel behoorde, beschouwd werd als een slecht en minderwaardig Katholiek en dat is de stand van zaken die ik altijd bestreed.
Dr. KUBUSCHOK: In zijn regeringsverklaring van 4 juni verwees Von Papen naar het feit dat het resultaat van het voorafgaande coalitiebeleid in Pruissen volledig bewezen werd in het hele openbare leven in Duitsland. Ik verwijs naar document 1, pagina 2 en ik citeer het laatste deel van de eerste lange alinea:
"Het uiteen vallen van athëistisch-Marxistische gedachten is al te diep doorgedrongen in alle culturele gebieden van het openbare leven want de Christelijke machten in de staat waren maar al te bereid tot compromissen. De zuiverheid van het openbare leven kan niet worden gehandhaafd of opnieuw worden gevormd met compromissen omwille van eenheid. Er moet een duidelijke beslissing worden genomen over welke krachten bereid zijn het nieuwe Duitsland op te bouwen op basis van de onveranderlijke principes van de Christelijke ideologie."
Ik verwijs ook naar document 37, pagina 119; een rede in München op 1 maart 1933 waarin de beklaagde de aspecten besprak die hij zojuist heeft genoemd.
Beklaagde, hoe denkt u dat de positie van de Kerken door de nieuwe regering werd beschermd en wat deed u in dat opzicht?
VON PAPEN: Allereerst vroeg ik Hitler een duidelijke uitspraak over deze kwestie te doen en dat deed hij op een positieve manier. In de inleiding op mijn toespraken die ik destijds hield staat de opmerking dat het de eerste en belangrijkste taak is, het Nazi programma te herzien met betrekking tot de geloofskwestie omdat een dergelijke herziening een vereiste is voor een verenigd front van de twee Christelijke religies binnen die coalitie. Ten tweede probeerde ik het Kerkbeleid te beschermen door het, na het sluiten van het Concordaat, een zekere buitenlandse politieke status te geven.
Dr. KUBUSCHOK: In dit verband mag ik verwijzen naar document 37, de pagina's 119 en 120, bevattende een uittreksel uit diverse toespraken door beklaagde gehouden en naar Deel I, document 38, verder nar onderen op pagina 119, een toespraak gehouden in Dortmund in februari 1933. Daarin zei beklaagde Von Papen ..
De PRESIDENT: We hebben dat document voor ons.
Dr. KUBUSCHOK: Document 37, pagina 119.
De PRESIDENT: Dat heb ik, ja. Al wat ik suggereerde was dat het voldoende is ons naar dat document te verwijzen. In feite bent u al aan de periode toen hij zijn functie van Eerste Minister van Pruissen neerlegde in 1934 en nu gaat u terug naar 1933.
Dr. KUBUSCHOK: Hij trad af in Pruissen in 1933. Mag ik de aandacht van het Tribunaal dan vestigen op zijn toespraak op pagina 120?
De PRESIDENT: Trad hij in 1933 af of in 1934?
Dr. KUBUSCHOK: 1933.
Ik vestig de aandacht van het Tribunaal op zijn toespraak en op pagina 120, een proclamatie van de Reichsregierung van 1 februari 1933.
(tot de beklaagde): Welke waren de gebeurtenissen die leidden tot het Concordaat?
VON PAPEN: Ik herhaal dat ik ten koste van alles een Christelijke basis voor het Reich wilde verzekeren. Om die reden stelde ik in april 1933 aan Hitler voor, de rechten van de Kerk definitief vast te leggen in een Concordaat en dat dit Concordaat moest worden gevolgd door een overeenkomst met de Evangelische Kerk. Hitler stemde toe, hoewel er binnen de Partei sterke tegenstand heerste en dus werd het Concordaat gesloten. De Aanklager is van mening dat dit Concordaat een manoeuvre was met de bedoeling te misleiden. Misschien mag ik in dit verband wijzen op de feiten dat de heren die met mij dit Concordaat ondertekenden staatssecretaris Pacelli waren, de huidige Paus die Duitsland gedurende 13 jaar persoonlijk had gekend en Monseigneur Kaas, die jarenlang voorzitter van de Centrumpartij was geweest en als deze twee heren bereid waren een Concordaat te sluiten dan kan men beslist niet volhouden dat dit een manoeuvre was met de bedoeling om te misleiden.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 39, pagina 121. Ik zou nu een passage willen voorlezen uit document 40 op pagina 122. Na het sluiten van het Concordaat vaardigde Hitler een decreet uit met de volgende tekst – bij het midden van pagina 122:
"Ik geef daarom bevel dat:
"1) alle Katholieke organisaties die onder de huidige overeenkomst worden erkend en die zonder instructies van de regering werden opgeheven onmiddellijk opnieuw moeten worden opgericht.
"2) alle dwangmaatregelen tegen leden van de clerus en andere leiders van deze Katholieke organisaties moeten worden ingetrokken. Een herinvoering van dergelijke maatregelen in de toekomst is verboden en zal volgens de heersende wetgeving worden bestraft."
Ik lees die passage voor om te bewijzen dat Hitler pas later van gedachten veranderde, waarschijnlijk onder invloed van de mensen die het dichtst bij hem stonden.
Ik verwijs naar document 41, pagina 123; een telegram van Von Papen. In de Engelse vertaling van dit telegram staat een fout die de strekking ervan volledig verandert. In alinea 2 van het telegram staat: "Dankzij uw gulle en wijze opvatting als staatsman ......"In de Engelse vertaling staat 'sportieve' in plaats van 'wijze.'
Op de volgende pagina vestig ik de aandacht op het telegram van Von Papen, gericht aan de bisschop van Trier. Er bestaan ook beëdigde verklaringen die van belang zijn voor de zojuist besproken kwesties. Document 43, pagina 127 is de beëdigde verklaring van Freiherr von Twickel die in de plaats komt van een verklaring die wijlen Kardinaal von Galen had moeten ondertekenen. De zaak was al met Kardinaal von Galen besproken maar hij stierf voordat hij het op schrift kon stellen.
Freiherr von Twickel, die de kwesties met hem besproken heeft, heeft de bijzonderheden nu in zijn verklaring opgenomen; document 43 op pagina 127.
Ik vestig ook in het bijzonder de aandacht op document 52, op pagina 139. Dit is een verklaring van de abt van de Benedictijner abdij in Grussau, Schmidt die gedurende vele jaren de geestelijk adviseur van beklaagde is geweest. In de voorlaatste alinea op pagina 139 bespreekt hij de kwestie van het Concordaat en hij zegt:
"De heer von Papen was diep geschokt door de ontrouwe houding van de Duitse regering die al vrij snel na het sluiten van het Concordaat duidelijk werd. Hij heeft met mij voortdurend zijn grote zorgen hierover besproken en hij overwoog middelen om deze schendingen te doen eindigen. Ik kan vanuit mijn eigen ervaring getuigen dat hij persoonlijk actief werkte in het belang van de Kerk om een trouw naleven van het Concordaat te verzekeren".
Beklaagde, ondernam u naast het Concordaat nog andere pogingen om ervoor te zorgen dat uw houding ten opzichte van het Kerkbeleid werd overgenomen?
VON PAPEN: Ja. Op 15 juni 1933 richtte ik in Berlijn een organisatie op die we de "Kreuz und Adler" noemden en enige tijd later stichtte ik de Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland met Katholieke Duitsers. Katholieke krachten moesten binnen deze twee organisaties samen komen, buiten de politieke partijen om. De Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland had de bijzondere taak het verzamelen van klachten en die aan mij te melden zodat ik mijn best kon doen om te helpen.
Dr. KUBUSCHOK: De Aanklager beweert dat u, door het ontbinden van de Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland zelf het Concordaat schond. Wat kunt u daar op zeggen?
VON PAPEN: Ja en bovendien omschrijft de Aanklager de periode die op het Concordaat volgde al als "de kenmerkende ontwikkeling van het Kerkbeleid van de samenzweerders en Von Papen's deelname daaraan."
De beschuldiging die door de Aanklager wordt geüit met betrekking tot mijn eigen sabotage van het Concordaat is een zware beschuldiging die verband houdt met de ontbinding van de Gemeinschaft die ik net heb genoemd. De documenten tonen aan dat deze Gemeinschaft al verlamd was geraakt tijdens de Röhm Putsch van 30 juni 1934 en dat de latere ontbinding daarvan door mij slechts een formaliteit was. Bovendien had deze Gemeinschaft geen enkele binding met het Concordaat. Het was een politieke organisatie die nooit de bescherming van het Concordaat heeft genoten.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 45 op pagina 129. Het is een uitwisseling van telegrammen tussen Hitler en Von Hindenburg over de kwestie van de politiek van verzoening tegenover de Evangelische Kerk.
Voor het onderwerp over de Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland verwijs ik naar document 74, pagina's 130 tot 132. Dit document bevat een verklaring – neem me niet kwalijk, ik noemde een verkeerd nummer – Ik verwijs naar document 47 op pagina 130, een verklaring van een directielid van de Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland, Graaf Roderich Thun. Hij bespreekt de ontbinding op pagina 131 en ik citeer de tweede alinea:
"Op 30 juni 1934 werd het kantoor van de Katholische Arbeitsgemeinschaft Deutschland door ambtenaren van de Gestapo bezet. Dossiers werden in beslaggenomen en ikzelf werd gearresteerd."
Het feit dat als resultaat van deze maatregel de ontbinding slechts een formaliteit werd, staat vermeld in de laatste alinea op pagina 131:
"Zelfs na mijn vrijlating, die enige tijd later plaatsvond, werden de in beslaggenomen dossiers niet teruggebracht. Gezien de houding van de Partijleiding kon met een opleving van verdere activiteiten van de kant van de Gemeinschaft niet langer worden gerekend. Verder was in de praktijk iedere verdere activiteit van de Gemeinschaft niet langer mogelijk omdat de enige persoon die het voortdurend noodzakelijke overleg had kunnen voeren, de heer von Papen, uit beeld was verdwenen omdat hij naar Wenen was verhuisd. De enige kwestie die de leiders van de Gemeinschaft nog restte was die van een officiële aankondiging van de beëindiging van de activiteiten van de Gemeinschaft, die in de praktijk eigenlijk al beëindigd waren. Maar men moest er rekening mee houden dat in geval van een officiële aankondiging van een gedwongen ontbinding, het grote aantal Katholieken dat zich door hun werk voor de organisatie had onderscheiden, zou worden vervolgd. Om dit te voorkomen werd de ontbinding door de leiders van de Gemeinschaft zelf aangekondigd."
Dan citeer ik de laatste zin:
"Teneinde al het nog mogelijke te doen om de Katholieke belangen te waarborgen, liet deze aankondiging niet na, er nogmaals op te wijzen dat officiële gezagsdragers, bovenal Hitler zelf, plechtig hadden beloofd de Christelijke en clericale belangen te beschermen."
De PRESIDENT: Herinnert u mij nog aan de datum waarop beklaagde Von Papen naar Wenen verhuisde?
Dr. KUBUSCHOK: Op 15 augustus 1934 ging hij naar Wenen; hij werd eind juli 1934 benoemd.
(tot de beklaagde): In de zomer van 1934 werd duidelijk dat de Partei het Concordaat saboteerde en dat Hitler's beloften niet werden nagekomen. Hoe verklaart u Hitler's gedrag in dit verband?
VON PAPEN: Ik meen dat Hitler in die dagen volkomen bereid was de vrede met de kerken te bewaren maar dat de radicale elementen binnen zijn partij dat niet wensten, dat voornamelijk Goebbels en Bormann er voortdurend bij Hitler op aandrongen garanties in de Kerkkwestie te schenden. Ik protesteerde vaak en herhaaldelijk bij Hitler en in mijn toespraak in Marburg heb ik deze schendingen openlijk veroordeeld. Ik zei in Marburg: "Hoe kunnen we onze historische missie in Europa volbrengen als we zelf onze naam schrappen van de lijst met Christelijke volkeren."
Dr. KUBUSCHOK: Ik vestig de aandacht op document 85 op pagina 186 en verzoek dat voor kennisgeving aan te nemen. Het is een verklaring van Dr. Glasebock, voormalig leider van het Front Duitse Conservatieve Katholieken.
Beklaagde, op 14 maart 1937 uitte Paus Pius XI zijn grote bezorgdheid in een encycliek en protesteerde heftig tegen de uitleg en de schendingen van het Concordaat. De Aanklager heeft gezegd dat wanneer het u menens was geweest, de garanties die in het Concordaat staan te geven, dan had u op dat moment uw officiële functie moeten neerleggen. Wat zegt u daarop?
VON PAPEN: Wat had ik kunnen verbeteren door af te treden? Afgezien van de kwestie Oostenrijk had ik niet langer enige politieke invloed op Hitler; en mijn eigen overtuiging dat tijdens de kritieke periode in 1937 er voor mij een dringende noodzaak bestond in Oostenrijk te blijven, stond mij niet toe mijn post daar te verlaten. We zullen dat later zien uit de ontwikkelingen.
Daarnaast, wanneer de Aanklager aanneemt dat ik vanwege de zeker gerechtvaardigde encycliek van de Paus ik mijn post had moeten verlaten, dan moet ik vragen: Wat deed de Kerk? De Kerk riep de Pauselijke Nuntius in Berlijn niet terug en Bisschop Berning verliet niet de Staatsraad waarin hij de Katholieke belangen vertegewoordigde. Ongetwijfeld was dit allemaal gerechtvaardigd want wij allen hoopten destijds nog op interne veranderingen.
VON PAPEN: Ik vestig de aandacht op document 48, pagina 133. Dit document is al ingediend als bewijsstuk USA-356; het staat op pagina 133 van mijn documentenboek. Het is de toespraak van Paus Pius XII op juni 1945. Ik citeer:
"Het moet niettemin worden erkend dat het Concordaat, in de jaren die volgden enige voordelen bracht of tenminste erger kwaad voorkwam. In feite, ondanks alle schendingen ervan verschafte het Katholieken een juridische basis voor hun verdediging, een barrière waarachter ze zich konden verschuilen in hun tegenstand – voor zolang dat mogelijk was – tegen de steeds maar groeiende campagne van geloofsvervolging."
Een praktisch gevolg van het Concordaat staat vermeld in document 49 op pagina 134 van mijn documentenboek. Het is al ingediend als bewijsstuk USA-685. Het is een brief van de plaatsvervanger van de Führer aan de Rijksminister van Onderwijs en behandelt de ontbinding van de theologische faculteiten aan de universiteiten. Ik citeer de laatste alinea van die brief:
"In dit geval, zoals u ook al in uw brief heeft aangeduid, moet er rekening worden gehouden met de richtlijnen van het Concordaat en de overeenkomsten met de Kerken. Betreffende die faculteiten die niet genoemd zijn in een speciale richtlijn van het Concordaat en de overeenkomsten met de Kerken, zoals bijvoorbeeld die van München en een aantal andere, kan direct met de ontbinding worden begonnen. Dit geldt eveneens voor de theologoische faculteiten in Oostenrijk: Wenen en Graz."
(tot de beklaagde): In de jaren die volgden werd de openbare discussie over kwesties betreffende het Kerkbeleid vrijwel volledig onderdrukt omdat de Katholieke pers en, in schending van het Concordaat ook Katholieke kerkbladen voor een groot deel werden verboden. Wat deed u hiertegen?
VON PAPEN: Omdat de Katholieke pers volledig monddood gemaakt was, leek het me nodig om iets te doen om een openbare discussie over tendenzen die vijandig voor de Kerk waren voort te zetten. Ik sprak heel vaak over deze kwestie met Bisschop Hudal, een vooraanstaand kerkvorst in Rome wiens boek, geschreven in 1936 door mijn raadsman bij het Tribunaal zal worden ingediend. Dit boek bevat mijn felle kritiek op de anti-religieuze tendenzen en bevat ook een objectieve beschouwing van de positieve sociale ideeën van het Nationaalsocialisme; het is daarom zo opmerkelijk omdat een hoge gezagsdrager van de Kerk al in 1936 nogmaals een poging deed om een synthese te scheppen tussen Christelijke ideeën en de gezonde leer van het Nationaalsocialisme.
Dr. KUBUSCHOK: In welk opzicht vindt u het boek belangrijk in het licht van de beschuldiging die door de Aanklager is geüit?
VON PAPEN: Ik acht het van belang om de volgende reden: De Aanklager vat zijn taak erg licht op: gezien het criminele doel van het Nationaalsocialisme schuift hij alle blaam af op de beginjaren van de ontwikkelingen en brandmerkt diegenen als crimineel die vanuit hun zuivere motieven de Beweging een constructief en creatief karakter proberen te geven. Maar hier in dit boek uit 1936 verheft een hooggeplaatst kerkelijk persoon op eigen initiatief zijn stem in een poging een verbetering van de toestand tot stand te brengen. Vandaag weten we dat al die pogingen faalden en dat een wereld in puin viel. Maar is het juist, miljoenen mensen om die reden van misdaden te beschuldigen omdat ze in die dagen iets goeds probeerden te bereiken?
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar uittreksels uit het boek van Bisschop Hudal, vervat in document 36, pagina 116 en verzoek het Tribunaal dat document voor kennisgeving aan te nemen. Met betrekking tot het onderwerp dat beklaagde net heeft genoemd, de houding van hooggeplaatste kerkelijke autoriteiten ten opzichte van de kwestie van een mogelijke synthese van ideeën verwijs ik naar document 50, pagina 135; een verzoek gedaan door Kardinaal Innitzer namens en op verzoek van de Oostenrijkse bisschoppen.
Beklaagde, zoals u hebt gezegd stuurde Bisschop Hudal aan op een wijziging in Hitler's optreden langs de lijnen die hij in zijn boek voorstelde. Wat was Hitler's reactie op dat boek?
VON PAPEN: In eerste instantie was Hitler, dacht ik, zeer onder de indruk van het boek maar toen kregen de anti-Christelijke krachten onder zijn adviseurs weer de overhand en overtuigden hem ervan dat het uitermate gevaarlijk zou zijn toe te staan dat een dergelijk boek in Duitsland zou verschijnen. Het boek was gedrukt in Oostenrijk en daarom moest toestemming worden verkregen voor een uitgave in Duitsland. Alles wat ik kon krijgen was de toestemming 2.000 exemplaren te laten drukken die Hitler onder leidende partijleden wilde verdelen om het probleem te bestuderen.
Dr. KUBUSCHOK: Dacht u dat het buitenlands beleid van het Reich werd gevoerd op basis van principes die bij de vorming van de regering waren vastgelegd?
VON PAPEN: Ja. Toen ik lid was van het Kabinet werd dat zeker gevoerd volgens de afgesproken principes. Ik zou het vriendschapsverdrag met Polen kunnen noemen dat destijds werd gesloten en een belangrijke stap naar vrede was. Hitler sloot dit verdrag hoewel het vanwege het probleem rond de Corridor zeer impopulair was. Ik zou ook het Viermogendheden Pact kunnen noemen, gesloten in de zomer van 1933, dat de Overeenkomst van Locarno en het Kellogg Pact bevestigde. Ik noem ook het bezoek in 1934 van Mr. Eden, aan wie we voorstellen deden voor het demilitariseren van de SA en de SS. Zo probeerden we met vreedzame middelen de discriminatie tegen Duitsland te doen verdwijnen. Naar mijn mening maakten de grote mogendheden een rampzalige fout door geen begrip te tonen en Duitsland gedurende die fase niet bij te staan om zodoende radicale tendenzen te beteugelen.
Dr. KUBUSCHOK: Op 14 oktober 1933 trok Duitsland zich terug uit de Ontwapeningsconferentie. Was dit een afwijking van het beleid wat u net hebt besproken?
VON PAPEN: De terugtrekking uit de Ontwapeningsconferentie was in geen geval bedoeld als een afwijken van onze politieke principes, maar het gebeurde omdat de gelijkheid die ons op 11 december 1932 beslist was verzekerd toen werd herroepen.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, wilt u mij vertellen, zegt beklaagde dat de principes die in 1933 werden aanvaard in een of ander document staan?
Dr. KUBUSCHOK: De proclamatie van de Reichsregierung van 1 februari 1933 bevat de principes van het beleid van het nieuwe kabinet. Die principes worden aangevuld in de verklaring van de Reichsregierung van 23 maart 1933, een verklaring die handelt over de Uitvoeringswet.
De PRESIDENT: Kunt u mij een verwijzing geven naar het eerste document dat u noemde?
Dr. KUBUSCHOK: Ik zal het u na het reces geven, Meneer de President.
(tot de beklaagde): Wat waren de redenen voor en wat was de houding betreffende Duitsland's uittreden uit de Volkenbond?
VON PAPEN: Ons uittreden uit de Volkenbond was een kwestie waarover veel verschillen van mening zouden kunnen bestaan. Ik zelf was er voorstander in de Volkenbond te blijven en ik herinner me dat ik de dag voordat Hitler tot deze stap besloot, zelf naar München reisde in een poging hem over te halen lid van de Volkenbond te blijven. Ik was van mening dat we veel zouden hebben kunnen winnen door in de Volkenbond te blijven waar we zeer veel goede betrekkingen hadden, zelfs nog uit de tijd van Stresemann. Niettemin, wanneer we de Volkenbond zouden verlaten was het misschien een tactische kwestie in zoverre dat we dan konden hopen dat directe onderhandelingen met de grote mogendheden ons meer zouden kunnen brengen. Bovendien toont het gesprek van de heer Von Neurath met Ambassadeur Bullitt aan – document L-150 – de heer Von Neurath zegt in dat document dat Duitsland een reorganisatie van de Volkenbond had voorgesteld waarvan zij dan weer lid zou worden.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar de vragenlijst van Lersner, document 93. Bij vraag 5 spreekt getuige over Von Papen's reis naar München; dit is pagina 231, document 93.
Meneer de President, ik kom nu toe aan een langere kwestie; mag ik daarom vragen of dit een geschikt moment is voor een schorsing?
De PRESIDENT: Ik schors nu de zitting.
(het Tribunaal wordt verdaagd tot 14:00 uur.)

Definitielijst

democratie
Letterlijk: demos (volk) kratein (regeert). Democratie is een bestuursvorm waar de regering door een meerderheid van het volk gekozen wordt en waarbij het volk de leiders op het rechte pad houdt door de mogelijkheid deze regering weg te sturen als een meerderheid van het volk het niet meer eens is met de regering.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
Volkenbond
Internationale volkerenorganisatie voor samenwerking en veiligheid (1920-1941). De bond was gevestigd in Genève, in het altijd neutrale Zwitserland. In de dertiger jaren kon zij weinig uitrichten tegen het agressieve optreden van Japan (Mantsjoerije), Italië (Abessinië) en Hitler. De Volkenbond was in feite de voorganger van de Verenigde Naties.

Middagzitting 1

Dr. KUBUSCHOK: Voor de schorsing ben ik gevraagd naar de documenten over de regeringsverklaring van 1 maart 1933 en van 23 maart 1933. Uittreksels uit de regeringsverklaring van 1 maart 1933 staan in document Von Papen-12, pagina 53. dit is slechts een kort uittreksel. Ik zal de verklaring later in zijn geheel indienen. De verklaring van 23 maart 1933 in document Von Papen-12, pagina 56 tot 58, is ook al in verkorte vorm ingediend. Deze verklaring is in zijn geheel ingediend als bewijsstuk USA-568.
(tot de beklaagde): Op 2 november 1933 gaf u in een toespraak in Essen uw mening over de aanstaande volksraadpleging over de uittreding uit de Volkenbond en u keurde het regeringsbeleid goed. De Aanklager heeft uit deze toespraak conclusies getrokken die ongunstig voor u zijn.
Wat bracht u ertoe die toespraak op dat moment te houden?
VON PAPEN: Ons uittreden uit de Volkenbond was een uitzonderlijk belangrijke beslissing op het gebied van buitenlandse politiek. We wilden aan de wereld duidelijk maken dat deze uittreding niet moest worden opgevat als een verandering in ons buitenlands beleid. Daarom benadrukten Von Hindenburg en Hitler dat het Duitse volk in vrije keuze door middel van een volksraadpleging moest beslissen over de vraag of een uittreden uit de Volkenbond uitsluitend in het belang van onze vrede en rechtsgelijkheid zou zijn.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou willen verwijzen naar document Von Papen-60, pagina 167 en de documenten Von Papen-61 en Von Papen-62 op pagina 147 tot 152 van het documentenboek. Dat zijn de verklaringen, afgelegd door Hitler, door de Reichsregierung en door Von Hindenburg. De strekking van al deze verklaringen: Slechts een verandering van methode, geen wijziging in houding ten opzichte van kwesties.
(tot de beklaagde): Destijs was u Reichskommissar voor de teruggave van het Saargebied. Welk beleid volgde u in verband met de kwestie rond de Saar?
VON PAPEN: Waar het de kwestie rond de Saar betrof werkte ik altijd op basis van een goede verstandhouding met Frankrijk, en met het doel een oplossing voor de kwestie rond de Saar te vinden zonder een volksraadpleging te moeten houden. Onze reden, deze volksraadpleging niet te willen was in geen geval egoïstisch want het was zeker dat een volksraadpleging altijd in het voordeel van Duitsland zou zijn. Mijn voorstel was eerder een offer, bereidwillig gedaan in het belang van verstandhouding en tegelijk stelde ik voor dat Frankrijk compensatie zou krijgen tot een bedrag van 900 miljoen Francs voor het teruggeven van de mijnen in het Saargebied. En ik zou willen herhalen dat zelfs na onze uittreding uit de Volkenbond, mijn commissaris voor de Saar, Freiherr von Lersner bleef onderhandelen met organen van de Volkenbond over de Saar op basis van een vreedzame oplossing van die kwestie. In de zomer van 1934 onderhandelde mijn commissaris over deze kwestie met de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, M. Barthou.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou willen verwijzen naar document Von Papen-59, pagina 145. Dit document bevat de gepubliceerde opmerkingen van de beklaagde betreffende de kwestie rond de Saar. Freiherr Von Lersner omschreef in zijn vragenlijst (document Von Papen-93, pagina 212) in antwoord op vraag 3 zijn houding ten opzichte van de kwestie rond de Saar.
(tot de beklaagde): Waren er tekenen dat na de uittreding uit de Volkenbond deze vreedzame politiek slechts een politiek van gemakzucht was en dat er een politiek van agressie werd voorbereid voor de wat verdere toekomst?
VON PAPEN: Helemaal niet. Uittreden uit de Volkenbond was voor ons slechts een verandering van methode. En destijds voerden we directe onderhandelingen met de grote mogendheden. Het feit dat we een vredespolitiek voerden was iets dat ik in vele openbare verklaringen benadrukte. En in dit verband zou ik willen verwijzen naar document Von Papen-56, dat door mijn raadsman zal worden ingediend.
Dr. KUBUSCHOK: Document Von Papen-56, pagina 44 bevat een toespraak van beklaagde, gehouden in Kottbus op 21 januari 1934. Ik verzoek het Tribunaal dit document voor kennisgeving aan te nemen.
(tot de beklaagde): Wist u iets over enige herbewapeningsmaatregel die zou kunnen hebben geleid tot de verwachting van een politiek van agressie in de toekomst?
VON PAPEN: Het lijkt me toe dat de behandeling die tot dusverre voor dit Tribunaal is gevoerd duidelijk heeft aangetoond dat de feitelijke herbewapening pas veel later begon. Als Hitler in feite stappen ondernam om in 1933 of 1934 te gaan herbewapenen, dan besprak hij deze maatregelen persoonlijk met de Minister van Defensie en met de Minister voor Luchtvaart. In elk geval hield ik me nooit bezig met dergelijke maatregelen. Afgezien daarvan is er al vastgesteld dat deze veelbesproken Reichsverteidigungsrat in 1933 en 1934 slechts een commissie van deskundigen was onder leiding van een luitenant-kolonel.
Dr. KUBUSCHOK: Kortgeleden noemde u de waarborgen om de invloed van de Nazi partij te beperken, die werden aanvaard toen de regering Hitler werd gevormd. Hoe ontwikkelden Hitler's positie zich en de invloed van de NSDAP in de loop van 1933 en in het begin van 1934?
VON PAPEN: Er was langzaam aan een vertrouwelijke relatie ontstaan tussen Hitler en Von Hindenburg. Deze leidde uiteindelijk tot een gezamenlijk rapport dat destijds werd aanvaard. De invloed die door Hitler op Reichswehrminister Von Blomberg werd uitgeoefend was een zeer beslissende factor in deze ontwikkeling. Zelfs in die tijd, in 1933, probeerde Hitler een beslissende invloed op het leger uit te oefenen. Hij wilde de toenmalige Generaal Von Hammerstein ontslaan en vervangen door Generaal Von Reichenau die destijds doorging voor een vriend van de Partei. Destijds haalde ik de Reichspräsident over, niet aan Hitler's wens in deze te voldoen en adviseerde hem Generaal Von Fritsch aan te stellen. Een andere reden voor deze ontwikkeling was de integratie van de Stahlhelm, een rechtse, conservatieve groepering in de SA van de NSDAP. Dan waren er nieuwe leden van het kabinet die uit de partij werden gekozen. Hugenberg, de leider van conservatief rechts, verliet het kabinet en de twee belangrijke ministeries die hij bezette, dat van Economie en Landbouw werden door Nationaalsocialisten bezet. Een beslissende psychologische factor die ik al heb genoemd was het verkiezingsresultaat van 5 maart want de regeringen van de Länder hadden allemaal een Nationaalsocialistische meerderheid en deze plaatselijke regeringen oefenden voortdurend druk uit op Hitler. Hitler haalde zijn steun nu uit de dynamiek van de Partei en veranderde zo in groeiende mate van een coalitiepartner die tot compromissen bereid was in een autocraat die van geen compromissen wilde weten.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou willen verwijzen naar de verklaring van voormalig Minister Hugenberg, document Von Papen-88, pagina 196 tot 198 in het documentenboek. Ik zou verder willen verwijzen naar document Von Papen-13, pagina 59 tot 61 in het documentenboek, een verklaring van Dr. Conrad Josten.
Waarop was uw positie als vice-Kanselier gebaseerd?
VON PAPEN: Als vice-Kanselier was het de bedoeling dat ik de plaatsvervanger van de Reichspräsident zou zijn, zonder een eigen departement onder mij. Het was al snel duidelijk dat de positie van plaatsvervanger volkomen onhoudbaar was omdat Hitler ieder probleem zelf afhandelde. Het feit dat ik geen eigen departement onder mij had verzwakte mijn positie, want deze positie was nu gebaseerd op niets anders dan het vertrouwen van Von Hindenburg; een vertrouwen dat naar verhouding afnam naarmate Hitler belangrijker werd.
Dr. KUBUSCHOK: Wat was de constitutionele basis voor Hitler's positie in het Kabinet?
VON PAPEN: In de positie van Reichskanzler in het Kabinet wordt voorzien in Artikel 56 van de Grondwet van het Reich. Dit artikel luidt: "De Reichskanzler zal de algemene richtlijnen voor het beleid uitzetten en daarvan verantwoording afleggen aan de Reichstag." Als het beleid van een minister niet in overeenstemming is met het beleid, vastgelegd door de Reichskanzler, zal het Kabinet geen beslissing nemen op basis van een meerderheid maar alleen de Reichskanzler zal over het probleem in kwestie beslissen. En in Artikel 58 van de Grondwet staat: "De Reichskanzler kan niet door het Kabinet worden overstemd in die gevallen waarin weerstand tegen zijn beleid heerst."
Dr. KUBUSCHOK: In verband met deze vraag, die tot nu toe onjuist is behandeld met het ingebrachte bewijsmateriaal zou ik willen verwijzen naar het commentaar op de Weimar Grondwet door Gerhard Anschutz, document Von Papen-22, pagina 80 en 81 in het documentenboek.
Ik zou willen verwijzen naar pagina 81, de notitie 4 bij Artikel 56. Deze notitie vermeldt duidelijk dat wanneer er een verschil van mening ontstaat over de toepassing van de grondprincipes van het beleid, alleen de Reichskanzler een beslissing zal nemen, dat er over deze problemen niet zal worden gestemd en geen meerderheidsbeslissing genomen.
(tot de beklaagde): Welke conclusies dacht u dat uit deze ontwikkeling moesten worden getrokken?
VON PAPEN: Halverwege 1934 werden de interne spanningen in Duitsland steeds ernstiger. De toestand was zodanig dat concessies die wij als coalitiepartners hadden gedaan niet leidden tot definitieve interne afspraken maar door de Partei slechts werden beschouwd als het begin van een nieuwe revolutionaire beweging. Dit was heel duidelijk een afwijken van het Coalitie Pact dat op 30 januari was gesloten. De vele bezwaren die ik in het Kabinet maakte hadden geen succes. Daarom waren de enige mogelijkheden aftreden of een openbare verklaring omdat er binnen het Kabinet geen enkele mogelijkheid bestond om de Reichskanzler te dwingen zijn beleid te wijzigen. Als ik aftrad zou ik niet langer in een positie verkeren om te spreken. Daarom besloot ik onmiddellijk te spreken, in het openbaar, en ik besloot in deze zaak aan het Duitse volk een beroep op principes te doen. Wanneer ik, zoals de Aanklager beweert, een opportunist was geweest had ik gezwegen en was in functie gebleven of had een andere functie aanvaard. Maar ik besloot nu mijn zaak voor het volk te brengen en alle consequenties te aanvaarden die zouden kunnen volgen.
Dr. KUBUSCHOK: Op 17 juni 1934 hield u die toespraak in Marburg. Wat dacht u met deze toespraak te bereiken?
VON PAPEN: In deze toespraak stelde ik alle punten ter discussie die essentieel waren voor het behoud van een redelijk beleid in Duitsland en legde die aan Hitler ter beslissing voor. In deze toespraak verzette ik mij tegen de eis van een bepaalde groepering of partij voor een revolutionair of nationaal monopolie. Ik verzette mij tegen de dwang tegen en het misbruik van anderen. Ik verzette mij tegen anti-Christelijke praktijken en de totalitaire inbreuk op religieus gebied. Ik keerde mij tegen de onderdrukking van alle kritiek. Ik keerde mij tegen het misbruik en de discipline van de geest. Ik keerde mij tegen schending van fundamentele rechten en ongelijkheid voor de wet en ik verzette mij ook tegen de Byzantijnse principes die door de Partei werden gevolgd. Het was mij duidelijk dat wanneer ik erin slaagde, al was het maar op een punt, de ring van de Nazi ideologie te doorbreken we het systeem weer tot de orde konden dwingen en bijvoorbeeld de vrijheid van gedachte en meningsuiting konden herstellen.
Dr. KUBUSCHOK: Deze toespraak kan worden gevonden in document Von Papen-11, pagina 40. De Aanklager heeft al op het belang ervan gewezen. Mag ik allereerst opmerken dat de Engelse vertaling een drukfout bevat. De datum is niet 7 juli, zoals die in de vertaling staat maar 17 juni. Vanwege het principiële belang van deze toespraak, waarvan het kritische karakter uniek is in de Duitse historie sinds 1933, zal ik er een aantal passgaes uit voorlezen.
Ik begin op pagina 41, ongeveer op het midden van de pagina:
"We weten dat geruchten en gefluisterde propaganda uit de duisternis moeten worden gehaald waar zij hun toevlucht hebben gezocht. Een vrije en ferme discussie is beter voor het Duitse volk dan bijvoorbeeld een pers zonder uitlaatklep, door de Minister van Propaganda omschreven als "niet langer een gezicht hebbend." Dit gebrek bestaat ongetwijfeld. De functie van de pers zou moeten zijn de regering in te lichten waar tekorten zijn ontstaan, waar corruptie is gaan heersen, waar ernstige fouten zijn gemaakt, waar onbekwame mannen op de verkeerde posten zitten, waar overtredingen worden begaan tegen de geest van de Duitse revolutie. Een anonieme of geheime inlichtingendienst, hoe goed ook georganiseerd, kan nooit een vervanging zijn voor deze taak van de pers. Immers, de krantenredacteur is verantwoordelijk voor de wet en voor zijn geweten waar anonieme nieuwsbronnen niet onder controle staan en bloot staan aan het gevaar van het Byzantinisme. Wanneer daarom de juiste organen van de publieke mening niet voldoende licht laten schijnen in de mysterieuze duisternis die tegenwoordig over het Duitse publiek schijnt te zijn gevallen, dan moet de staatsman zelf tussenbeide komen en de dingen bij hun naam noemen."
Dan op pagina 42, net onder het midden van de pagina:
"Het is een kwestie van historische waarheid dat de noodzaak voor een fundamentele koerswijziging werd erkend en dat zelfs daarop werd aangedrongen door diegenen die de weg naar de revolutie schuwden. Een eis voor een revolutionair of nationalistisch monopolie door een bepaalde groepering lijkt daarom overdreven, geheel afgezien van het feit dat het de gemeenschap verstoort."
En nu pagina 43, een zin uit ongeveer het midden van de pagina:
"Niet alles in het leven kan worden geregeld; anders wordt het een automatisme. De staat is organisatie, het leven is groei."
En op pagina 45, even onder het midden van de pagina:
"Overheersing door een enkele groepering die het meerderheidspartijstelsel, dat terecht is verdwenen, vervangt lijkt me historisch gezien een overgangsperiode, gerechtvaardigd zolang de bescherming van de nieuwe politieke verandering dat vereist en totdat het nieuwe proces van persoonlijke selectie op gang komt."
Wat de geloofskwestie betreft geeft beklaagde zijn mening op pagina 46, tegen het midden van de pagina:
"Maar men moet de religieuze staat, die is gebaseerd op een actief geloof in God, niet verwarren met de seculiere staat waarin wereldse waarden een dergelijk geloof vervangen en met religieuze eer worden omgeven."
Dan ongeveer vijf regels verder:
"Zeker is het uiterlijke respect voor het geloof een verbetering ten opzichte van de oneerbiedige houding die door een ontaard rationalisme ontstaat. Maar wij moeten niet vergeten dat ware religie een binding met God is en geen vervanging zoals die in het bijzonder door Karl Marx's materialistische opvatting van historie in het geweten van landen is ingevoerd. Als grote groepen mensen, vanuit ditzelfde standpunt van de totalitaire staat en de volledige samensmelting van de natie een eenvormige religieuze basis eisen, moeten zij niet vergeten dat wij het geluk hebben een dergelijke basis in het Christelijke geloof te hebben.
Dan de derde regel voor het einde van deze pagina:
"Het is mijn overtuiging dat de Christelijke leer duidelijk de religieuze vorm van al het westelijk denken vertegenwoordigt en dat met het opnieuw ontwaken van religieuze krachten het Duitse volk ook weer zal worden doordrongen van de Christelijke geest, een geest waarvan de diepzinnigheid bijna is vergeten door een mensheid die in de 19de eeuw heeft geleefd. Een beslissende strijd nadert of het nieuwe Reich van de Duitsers Christelijk zal zijn of dat het verloren gaat in sectarisme en half-religieus materialisme."
Dan op pagina 48, net onder het midden van de pagina:
"Maar als een revolutie eenmaal is volbracht, dan vertegenwoordigt de regering slechts het volk als geheel en is nooit de kampioen van op zich staande groepen."
Dan iets verder naar beneden, ongeveer 10 regels van onderen:
"Het is daarom niet toelaatbaar het intellect af te doen met de frase 'intellectualisme'. Ontbrekend of primitief intellect geeft ons niet het recht te strijden tegen het intellectualisme. En wanneer wij vandaag herhaaldelijk klagen over diegenen van ons die 150 % Nazi zijn, dan bedoelen we de intellectuelen zonder fundering, mensen die wereldberoemde wetenschappers het recht op bestaan graag zouden ontzeggen, alleen maar omdat zij geen partijlid zijn."
Dan, op de eerste regel van de volgende pagina – pagina 49 – staat:
"Noch moet het bezwaar worden gemaakt dat intellectuelen de nodige vitaliteit missen om leiders van een volk te zijn. De ware geest is zo vitaal dat zij zichzelf opoffert voor haar overtuiging. Het verwarren van brutaliteit met vitaliteit zou een verering van krachten betekenen die gevaarlijk zou zijn voor een volk."
In de volgende alinea spreekt hij over gelijkheid voor de wet. Ik lees de laatste paar zinnen:
"Zij keren zich tegen gelijkheid voor de wet, die zij bekritiseren als liberale ontaarding terwijl het in werkelijkheid de vereiste voor een eerlijk oordeel is. Die mensen ondermijnen die pilaar van de staat die altijd - en niet alleen in liberale tijden – rechtspraak heette. Hun aanvallen zijn gericht tegen de zekerheid en de vrijheid van het privéleven dat de Duitsers in eeuwen van de felste strijd veroverd hebben".
In de volgende alinea spreekt hij zich uit tegen het Byzantinisme; de tweede regel luidt:
"Grote persoonlijkheden worden niet gemaakt door propaganda maar groeien eerder door hun daden en worden door de geschiedenis erkend. Zelfs het Byzantinisme kan ons niet doen geloven dat dergelijke wetten niet bestaan."
Hij behandelt opvoeding in de volgende alinea en ik zou willen beginnen met de tweede zin:
"Maar wij hoeven ons geen illusies te maken over de biologische en psychologische grenzen van de opvoeding. Dwang eindigt ook bij de wil tot zelfexpressie van de ware persoonlijkheid. Reacties op dwang zijn gevaarlijk. Als oud soldaat weet ik dat de meest strenge discipline gecompenseerd moet worden met zekere vrijheden. Zelfs de goede soldaat die zich bereidwillig onderwerpt aan het onvoorwaardelijk gezag telt zijn dagen in dienst omdat de noodzaak van vrijheid verankerd is in de menselijke aard. Toepassing van militaire discipline op het hele leven van een volk moet binnen de grenzen blijven die passen bij de menselijke aard."
Dan op de volgende pagina – pagina 50 – zou ik de tweede zin van de laatste alinea willen lezen:
"De Beweging moet eens tot stilstand komen; eens moet een solide sociale structuur tot stand komen die bijeen wordt gehouden door een onpartijdige toepassing van het recht en door een onaanvechtbare regeringsmacht. Niets kan worden bereikt door eeuwigdurende dynamiek. Duitsland moet niet op onbekende wateren naar onbekende kusten afdrijven."
Als laatste citaat zal ik de eerste alinea op de volgende pagina lezen:
"De regering is goed ingelicht over al het eigenbelang, gebrek aan karakter, gebrek aan waarheid, onridderlijk gedrag en arrogantie die de kop dreigen op te steken onder de dekmantel van de Duitse revolutie. Zij is ook niet misleid over het feit dat de rijke bron van vertrouwen, haar geschonken door het Duitse volk bedreigd wordt. Als we een nauwe band met en een hechte gemeenschap onder het volk willen, moeten we de goede wil van het volk niet onderschatten, we moeten hen het vertrouwen teruggeven en niet proberen hen eeuwig aan banden te houden. Het Duitse volk weet dat de situatie ernstig is, zij voelen de economische nood, ze zijn zich zeer bewust van de tekortkomingen van vele wetten die uit nood zijn geboren; zij hebben een fijn gevoel voor geweld en onrecht; zij glimlachen over klungelige pogingen hen door een vals optimisme te misleiden. Geen enkele organisatie of propaganda, hoe goed ook, zal op de lange duur in staat zijn het vertrouwen te handhaven. Ik zag daarom de golf van propaganda tegen de zogenaamde dwaze critici vanuit een andere hoek dan vele anderen. Vertrouwen en bereidheid tot samenwerken kunnen niet gewonnen worden door provocatie, zeker niet van de jeugd, noch door dreiging tegen hulpeloze delen van de bevolking maar alleen door gesprekken met de mensen in vertrouwen van beide kanten. De mensen weten welke grote offers van hen worden verwacht. Zij zullen die dragen en de Führer in onwankelbare trouw volgen wanneer hen wordt toegestaan hun aandeel te leveren aan de voorbereiding en het werk, wanneer ieder woord van kritiek niet wordt opgevat als onwil en als wanhopige patriotten niet worden gebrandmerkt als vijanden van de Staat."
Beklaagde, wat waren de gevolgen van die toespraak in Marburg?
VON PAPEN: Deze toespraak werd verboden op last van de Minister van Propaganda Goebbels. Slechts een of twee kranten waren in staat de inhoud te publiceren maar dat was voldoende om zowel in eigen land als daarbuiten de aandacht erop te vestigen. Toen ik hoorde van het verbod dat door de Propagandaminister was opgelegd ging ik naar de Reichskanzler en diende mijn ontslag in. Ik zei hem: "Het is voor de vice-kanselier van uw regering een onmogelijke situatie een spreekverbod opgelegd te krijgen. Ik kan niets anders doen dan vertrekken."
Hitler zei echter: "Dat is een blunder van de kant van de Propagandaminister; ik zal met hem spreken en hem dat besluit laten intrekken."
Op die manier hield hij mij enkele dagen aan het lijntje. Vandaag weet ik dat hij destijds tegen mij loog omdat mijn medebeklaagde Funk heeft verklaard dat hij van Hitler instructie had gekregen naar Von Hindenburg te gaan en hem te vertellen dat de vice-kanselier gevoelens had geüit die indruisten tegen het beleid van het Kabinet en van Hitler "en ontslagen moet worden." Als getuige Gisevius hier heeft verklaard dat de heer Von Papen zweeg en dat hij tenminste de diplomaten moest hebben gemobiliseerd, dan zou ik erop willen wijzen dat het dagboek van de heer Dodd heel duidelijk aantoont dat de wereld – de buitenwereld – heel goed was ingelicht over dit laatste verzoek van mij.
Dr. KUBUSCHOK: Ik zou willen verwijzen naar de laatste opmerking van de getuige, die staat in document Von Papen-17, pagina 71 en 72 in het dagboek van Ambassadeur Dodd.
Neem me niet kwalijk, het staat op pagina 69 en 70 van de Engelse tekst. Ik citeer uit de tweede alinea de eerste zin:
"Er heerst overal in Duitsland grote opwinding.". Hij had de toespraak in Marburg al eerder genoemd. "Alle oudere en hoger opgeleide Duitsers zijn zeer opgetogen." Dan, op 21 juni meldt hij dat de toespraak naar de New York Times is geseind, dat de kranten in Londen en Parijs de "Von Papen episode" zoals hij de toespraak van Marburg noemt, als hoofdartikel brachten. Ik verwijs in dit verband naar het begin van pagina 72 van de Engelse tekst op pagina 70.
Wat betreft de maatregelen van de regering tegen de Marburg toespraak en de verspreiding daarvan wil ik u wijzen op document Von Papen-15, pagina 66, een verklaring van Westphalen die aantoont dat zelfs het in bezit hebben van een afschrift van de toespraak voldoende was om disciplinaire maatregelen tegen een ambtenaar te nemen.
Beklaagde, de gebeurtenissen van 30 juni 1934 vonden intussen plaats. Tot op welke hoogte raakten deze incidenten u persoonlijk?
VON PAPEN: Op de morgen van 30 juni kreeg ik telefoon van Minister Göring die me vroeg met hem te komen praten. Ik zocht Göring op; hij vertelde dat er in het Reich een revolutie was uitgebroken – een SA revolutie – dat Hitler in München was om daar de opstand neer te slaan en dat hij – Göring – belast was met het handhaven van rust en orde in Berlijn. Meneer Göring vroeg mij, in het belang van mijn eigen veiligheid zoals hij dat zei, terug te gaan naar mijn appartement en daar te blijven. Ik protesteerde nogal heftig tegen deze eis maar meneer Göring hield voet bij stuk. Op de terugweg naar mijn appartement ging ik eerst naar mijn kantoor in de vice-kanselarij. Bij aankomst trof ik mijn kantoor aan, bezet door de SS en ik kreeg slechts toestemming naar mijn eigen kamer te gaan en mijn dossiers mee te nemen. Ik ging verder naar mijn appartement waar ik een groot aantal SS'ers aantrof. De telefoon was afgesloten, de radio was afgesloten en ik was drie dagen lang volledig van de buitenwereld afgesneden.
Dr. KUBUSCHOK: Welke maatregelen werden tegen uw staf genomen?
VON PAPEN: Ik hoorde natuurlijk niets over de maatregelen die tegen mijn staf waren genomen tot 3 juli, nadat ik mijn vrijheid had terug gekregen. Ik hoorde dat mijn pers adviseur, meneer Von Bose, in zijn kantoor was doodgeschoten. Ik hoorde verder dat twee van mijn secretarissen, meneer Von Tschirschky en een andere meneer naar een concentratiekamp waren afgevoerd en een paar dagen later hoorde ik van de dood van mijn vriend en collega – een privé collega van mij – meneer Edgar Jung.
Dr. KUBUSCHOK: Hebt u geprobeerd de Reichspräsident in te lichten?
VON PAPEN: Ik slaagde er op de derde dag van mijn arrestatie eindelijk in per telefoon met Göring in contact te komen. Ik eiste onmiddellijk vrijgelaten te worden. Meneer Göring verontschuldigde zich en zei dat het slechts een vergissing was dat ik zolang gevangen was gehouden. Ik ging toen direct naar de Reichskanzlei. Daar ontmoette ik Hitler die op het punt stond een kabinetsvergadering te beginnen. Ik vroeg hem in een kamer te komen zodat ik met hem kon spreken en ik weigerde zijn verzoek om de kabinetsvergadering bij te wonen. Ik zei tegen hem: "Wat hier gebeurd is met een lid van uw regering is zo ongelooflijk en fantastisch dat ik daar maar een antwoord op kan geven: een herhaling van mijn verzoek tot aftreden – en wel onmiddellijk."
Meneer Hitler probeerde mij over te halen aan te blijven. Hij zei: "Ik zal u in het Kabinet en later in de Reichstag uitleggen hoe alles is gebeurd en waarom het is gebeurd."
Ik zei tegen hem: "Meneer Hitler, voor dit incident is er geen verklaring en geen excuus: ik eis dat het lot van mijn stafleden onderwerp wordt van een onmiddellijk onderzoek en dat de feiten worden opgehelderd." Ik eiste dat hij mijn ontslag onmiddellijk openbaar zou maken.
Toen hij zag dat ik niet overgehaald kon worden om aan te blijven vertelde Hitler mij dat hij mijn ontslag niet openbaar kon maken omdat de opwinding onder het Duitse volk te groot was. Hij zei dat hij mijn ontslag pas over 3 of 4 weken openbaar zou kunnen maken.
Toen ik Hitler verliet probeerde ik zelf en via een van mijn secretarissen met Von Hindenburg in contact te komen maar die poging mislukte. Mijn secretaris ontdekte – ik moet er hier aan toevoegen dat de heer Von Hindenburg destijds in Neudeck in Oost-Pruissen was – mijn secretaris, die naar Oost-Pruissen was gegaan, ontdekte dat het onmogelijk was Von Hindenburg te bereiken. Hij was volledig afgesneden. Mijn eigen telefoongesprekken kwamen niet door.
Ik ging naar mijn vriend, Generaal Von Fritsch, de Chef van de strijdkrachten en zei hem: "Waarom treden de strijdkrachten niet op? De strijdkrachten zijn de enige manier om de orde die nog in het land heerst te handhaven. Toen Generaal Von Schleicher en zijn vrouw werden vermoord, net als andere officieren, was het naar mijn mening voor de Wehrmacht heel normaal geweest om zelf in deze situatie te proberen de rust te herstellen.
Meneer Von Fritsch zei tegen mij: "Ik kan alleen maar actie ondernemen als ik de order van Feldmarschall Von Hindenburg in handen heb."
Maar Von Hindenburg was voor ons niet bereikbaar. Hij was duidelijk door de andere kant ingelicht over de volkomen wettigheid van de gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden en waarover Hitler in de Reichstag verklaarde dat ze in overeenstemming waren met de wet. Ik woonde die zitting van de Reichstag ook niet bij, zoals getuige Gisevius heeft verklaard en in de tijd die verliep tussen 30 juni en mijn benoeming in Oostenrijk heb ik aan geen enkele actie deelgenomen die door de regering werd ondernomen.
Ik zou eraan willen toevoegen dat ik tegelijkertijd de Reichskanzler vroeg het lichaam van mijn vriend Bose aan mij over te dragen. We wisten dat de Gestapo de lichamen van de anderen had gecremeerd. Ik slaagde erin .....
De PRESIDENT: Ik meen dat dit een goed moment voor een schorsing is.

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
Stahlhelm
Benaming voor de helm die Duitse militairen droegen gedurende WO II. Daarnaast was Stahlhelm een bond voor Duitse frontsoldaten uit WO I.
Volkenbond
Internationale volkerenorganisatie voor samenwerking en veiligheid (1920-1941). De bond was gevestigd in Genève, in het altijd neutrale Zwitserland. In de dertiger jaren kon zij weinig uitrichten tegen het agressieve optreden van Japan (Mantsjoerije), Italië (Abessinië) en Hitler. De Volkenbond was in feite de voorganger van de Verenigde Naties.

Middagzitting 2

De BODE: Met welnemen van het Tribunaal, beklaagde Hess is op deze zitting niet aanwezig.
Dr. KUBUSCHOK: Wilt u alstublieft verder gaan. U was bezig de laatste vraag te beantwoorden.
VON PAPEN: Ik wilde alleen de vraag afmaken door te zeggen dat ik erin slaagde de stoffelijke resten van mijn vriend Bose behoorlijk te laten begraven en bij die gelegenheid hield ik een toespraak bij zijn graf en benadrukte dat op een dag dit onrecht zou worden gewroken.
Dr. KUBUSCHOK: In dit verband vestig ik uw aandacht op document Von Papen-14, pagina 62 en 63, een verklaring van Maria Rose, die jarenlang de privé secretaresse van beklaagde is geweest. Op pagina 63 verwijst zij naar de uitvaartdienst van Bose die we net hebben besproken.
Ik verwijs verder naar document Von Papen-19, pagina 77 en 78, een verklaring van Schaffgotsch die bijzondere aandacht schenkt aan de mislukte pogingen van beklaagde om Von Hindenburg in Neudeck te bereiken. Dit was document Von Papen-19, pagina 77 en 78.
Beklaagde, er werd u destijds een post in het Vaticaan aangeboden – de post van Ambassadeur bij het Vaticaan. Wilt u ons alstublieft de juiste omstandigheden vertellen?
VON PAPEN: Het is juist dat Hitler probeerde mij in zijn staf te houden en dat hij ongeveer een week na de incidenten die ik heb beschreven, staatssecretaris Lammers naar mij toe stuurde om mij te vragen of ik bereid was de post van Ambassadeur bij het Vaticaan te aanvaarden. Ik weigerde dit onredelijke verzoek dat ik hier alleen maar noem omdat ik een paar weken later om een totaal andere reden de post in Wenen accepteerde om te bewijzen dat ik geen belang stelde in het krijgen van een post als zodanig. Ik weigerde dit verzoek van Hitler destijds op zeer grove wijze.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document Von Papen-18, pagina 75 en 76 van het documentenboek; een verklaring van Martha von Papen, de vrouw van beklaagde, die het bezoek van Lammers beschrijft.
Met betrekking tot het onderwerp dat beklaagde behandeld heeft, namelijk zijn niet deelnemen aan de zitting van de Reichstag op 17 juli, verwijs ik naar document Von Papen-12, pagina 79; een uittreksel uit de Völkische Beobachter betreffende de zitting van de Reichstag.
De namen van de aanwezige ministers zijn hier vermeld. De naam van beklaagde Von Papen staat er niet bij.
(tot de beklaagde): Wanneer benaderde Hitler u met het onderwerp naar Wenen te gaan als Buitengewoon Ambassadeur?
VON PAPEN: Het was de dag van de moord op Dolfuss, 25 juli 1934 .....
De PRESIDENT: Kunt mij eraan herinneren, dr. Kubuschok, of er over dit aanbod een vraag aan getuige Lammers is gesteld?
Dr. KUBUSCHOK: Ja, er werd aan getuige Lammers een vraag gesteld. Getuige Lammers werd ernaar gevraagd toen hij werd verhoord.
De PRESIDENT: Wat zei hij?
Dr. KUBUSCHOK: Hij zei dat Von Papen had geweigerd.
De PRESIDENT: Gaat u verder.
VON PAPEN: Op 25 juli, de dag van de moord op Dolfuss, belde Hitler mij midden in de nacht op en vroeg mij om direct als zijn ambassadeur naar Wenen te gaan. Ik vroeg hem: "Hoe komt u op dit vreemde idee?" Hij vertelde mij over de moord op Dolfuss, waarover ik nog niet had gehoord en zei: "Het is absoluut noodzakelijk dat iemand die de situatie daar kent de zaken onmiddellijk overneemt." Ik antwoordde dat ik onmogelijk mijn beslissing over een dergelijke stap per telefoon kon geven waarop hij mij vroeg onmiddellijk naar Bayreuth te komen om erover te praten.
Dr. KUBUSCHOK: Hoe verliepen die onderhandelingen in Bayreuth. Stelde u uw eigen voorwaarden om die benoeming te aanvaarden?
VON PAPEN: Tijdens het gesprek in Bayreuth legde Hitler mij voor dat ik de enige geschikte persoon was die een gunstige situatie in Oostenrijk kon herstellen omdat Hitler natuurlijk mijn standpunt kende over dat probleem uit de vele protesten die ik in het Kabinet had geüit over de behandeling van Oostenrijk. Hij wist ook dat ik bevriend was geweest met de vermoorde Dr. Dolfuss en dat ik meneer Von Schuschnigg kende. Ik stelde mijn voorwaarden en die waren: Het onmiddellijk terugroepen van de Partei Gauleiter, de heer Habicht die op bevel van Hitler in Oostenrijk was. Hitler was van mening dat als hij dit deed het zou neerkomen op een bekennen van schuld.
De PRESIDENT: Gauleiter van waar?
VON PAPEN: Habicht?
De PRESIDENT: Ik dacht dat u zei dat hij zo heette. Ik wilde weten van welke Gau hij Gauleiter was.
VON PAPEN: Waarschijnlijk is Gauleiter hier niet het juiste woord. Hij werd door Hitler naar Oostenrijk gestuurd als verbindingsman; om invloed uit te oefenen op de zaken van de Oostenrijkse Nationaalsocialisten.
Dr. KUBUSCHOK: Beklaagde, misschien moet u erop wijzen dat zijn titel Landesleiter was wat vermoedelijk overeenkomt met de titel Gauleiter in Duitsland.
VON PAPEN: Hij was Landesleiter, dat was de titel die de mensen kregen die de zaken van de Partei in het buitenland regelden. Hitler antwoordde dat wanneer hij deze man terugriep het zou neerkomen op een bekentenis van medeplichtigheid aan de moord op Dolfuss. Ik antwoordde dat de hele wereld toch al overtuigd was van de medeplichtigheid van de Partei in Duitsland of van haar organen, in het algemeen gezegd; dat het wat mij betrof alleen maar belangrijk was dat deze banden direct zouden worden verbroken. Ik eiste verder een schriftelijke verzekering van Hitler dat het toekomstige Duits-Oostenrijkse beleid – dat in het algemeen het Anschluss beleid wordt genoemd – op natuurlijke wijze verder zou gaan, anders gezegd dat men niet zijn toevlucht zou nemen tot dwangmaatregelen en agressie. Hitler gaf onmiddellijk opdracht om deze man terug te laten roepen en gaf mij een schriftelijke verzekering met betrekking tot de tweede eis. En uiteindelijk zei ik dat ik bereid was om het programma van pacificatie in Oostenrijk over te nemen maar alleen totdat er weer normale en vriendschappelijke relaties waren aangegaan. Dit betekende dat ik in Oostenrijk later de titel kreeg: "Ambassadeur met Bijzondere Taken."
Dr. KUBUSCHOK: Beklaagde, we hebben gehoord over uw politieke breuk met Hitler na de toespraak in Marburg, uw ontslag uit het Kabinet en uw behandeling op 30 juni. Ik zou nu willen dat u uw redenen noemt voor het aaanvaarden van die post in Oostenrijk ondanks de gebeurtenissen die al zijn beschreven.
VON PAPEN: Mijn beslissing om naar Oostenrijk te gaan is tot onderwerp gemaakt van een bijzondere aanklacht door de Aanklager. Om deze beslissing van mij te kunnen begrijpen moet u op de hoogte zijn van de Duitse geschiedenis en u moet weten dat de kwestie Oostenrijk de centrale kwestie was in het Duitse beleid in het algemeen. Omdat Dr. Seys-Inquart deze kwestie al uitvoerig heeft besproken kan ik er heel kort over zijn en ik hoef er alleen maar aan toe te voegen dat het bereiken van de Duitse eenheid, waar we drie eeuwen lang voor gevochten hebben, door Duitsland zelf werd beschouwd als de meest belangrijke kwestie en het belangrijkste doel van onze nationale politiek. De gebeurtenissen van 30 juni hebben geleid tot de val van de coalitie die ik op 30 januari had gevormd. Het is historisch vastgesteld dat ik er niet in ben geslaagd mijn plannen en doelstellingen voor onze nationale politiek te verwezenlijken. Na de moord op Dolfuss bestond het gevaar dat Duitsland nu ook failliet zou gaan aan haar ene buitenlandse politieke doel: de gewenste eenheid. Dit alles speelde door mijn hoofd toen ik de zeer ernstige beslissing overwoog of ik op Hitler's verzoek zou ingaan. Als hij een partijlid op die post zou zetten, dan zou duidelijk alle hoop vervlogen zijn. Als hij een diplomaat van Buitenlandse Zaken zou benoemen, zou het aannemelijk zijn dat die ambtenaar geen persoonlijke invloed op Hitler zou hebben. Daarom, als de situatie moest worden gered, zou het iemand moeten zijn die zich tenminste in een positie bevond om Hitler te beïnvloeden en bovendien iemand die, als ikzelf onafhankelijk was en zijn eigen politieke lijn volgde. Vandaag, net als destijds, ben ik mij er volledig van bewust dat vele van mijn vrienden de stap niet begrepen die ik nam en dat ze die uitlegden als een gebrek aan karakter. Maar ik ben van mening dat dit een kwestie is die het individu met zijn eigen geweten in het reine moet brengen, ondanks het begrip ervoor of het gebrek daaraan; en mijn geweten zei me dat ik alles moest doen om in die kwestie tenminste de orde te herstellen.
Dr. KUBUSCHOK: Onder verwijzing naar het onderwerp Oostenrijk in het algemeen vestig ik uw aandacht hoofdzakelijk op het documentenmateriaal dat tijdens de voorgaande zaak is ingediend. Ter aanvulling zal ik alleen verwijzen naar de documenten Von Papen-64, pagina 157, Von Papen-65, pagina 158 en Von Papen-81, pagina 178. Dit laatste document is al ingediend in verband met de zaak tegen Seyss-Inquart. Dat verwijst naar het standpunt van Staatskanselier Dr. Renner over de kwestie van de Anschluss. Ik zou alleen de laatste vier regels op pagina 179 willen citeren:
"Als SociaalDemocraat en daarom als voorstander van het recht op zelfbeschikking van naties, als eerste Kanselier van de Oostenrijks-Duitse republiek en voormalig president van haar vredesdelegatie naar St. Germain zal ik voor stemmen."
Ik heb dit document juist op dit moment gepresenteerd om de getuigenis van beklaagde te onderbouwen, die de Oostenrijks-Duitse kwestie vanuit beide oogpunten als een gewichtige kwestie zag en het feit dat deze vooraanstaande staatsman, Dr. Renner die zich ook in een moeilijke positie bevond zich uitsprak als voorstander van de Oostenrijks-Duitse vriendschap hier het beste wordt aangetoond.
Beklaagde, op 26 juli schreef Hitler u een brief waarin hij uw benoeming tot Buitengewoon Ambassadeur in Wenen bekrachtigde. Die brief is door de Aanklager aangehaald. Wat is de uitleg van de inhoud van die brief?
VON PAPEN: De inhoud van die brief kan eenvoudig worden verklaard. Als ik een kans moest hebben om normale en vriendschappelijke betrekkingen te herstellen, als ik een kans moest hebben om voor mijzelf een juiste positie te scheppen met betrekking tot de Oostenrijkse regering, dan moest er na de gebeurtenissen van 30 juni een openbare verklaring van vertrouwen worden gegeven. In die brief moest Hitler bevestighen dat mijn missie er een van pacificatie was en dat hij de bedoeling had zijn terroristische methoden af te zweren. Dat staat in die brief. En ik vind de bewering van de Aanklager dat deze brief een "meesterwerk van bedrog" is volkomen onbegrijpelijk.
Dr. KUBUSCHOK: Mr. Messersmith beweert in zijn verklaring, 2385-PS, dat u vanuit Wenen een politiek van agressie voerde tegen de staten van zuidoost Europa en citeert als uw letterlijke uitspraak, gedaan bij gelegenheid van het tegenbezoek dat hij u bracht, als volgt:
"..... zuidoost Europa vormt tot aan Turkije het achterland van Duitsland; en mij is de taak opgedragen om dit bij het Reich in te lijven. Oostenrijk is het eerste land op deze lijst."
Hebt u een dergelijke uitspraak gedaan?
VON PAPEN: Ik aanvaardde mijn functie in Wenen in de herfst van 1934 en een van de eerste collega's die ik ontmoette was Mr. Messersmith. Ik heb nooit als taak gekregen een beleid te voeren zoals Mr. Messersmith het in zijn verklaring omschrijft en ik heb tegenover Mr. Messersmith nooit een dergelijke uitspraak gedaan.
Dr. KUBUSCHOK: In dit verband verwijs ik naar de vragenlijst van Dr. Horthy, document Von Papen-76, pagina 172 en 173.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, voordat u overging op de verklaring van Mr. Messersmith had u het, of had beklaagde het over een brief. Is die brief het document dat voor ons ligt?
Dr. KUBUSCHOK: Ja, de Aanklager heeft die brief al ingediend. Het is de brief, geschreven bij gelegenheid van de benoeming van beklaagde. Het is nummer 2799-PS.
SIR DAVID MAXWELL-FYFFE: Edelachtbare, als u het Britse documentenboek hebt, het staat op pagina 37.
De PRESIDENT: Dank u.
Dr. KUBUSCHOK: De beklaagde heeft zojuist de uitspraak in de verklaring van Mr. Messersmith, 2385-PS, behandeld. Dezelfde vraag, namelijk het tegenbezoek dat Mr. Messersmith aan Von Papen bracht wordt behandeld in een andere verklaring van Mr. Messersmith, 1760-PS.
Ik zou erop willen wijzen dat de woordkeus van de uitspraak die verwijst naar de invloed van Duitsland op de zuidoost Europese staten in beide verklaringen sterk afwijkt. Zoals ik in mijn vorige vraag al heb aangegeven zegt Mr. Messersmith in 2385-PS dat de heer Von Papen zei dat hem de taak was opgedragen zuidoost Europa bij het Reich in te lijven. In tegenstelling daarmee is de woordkeus van de verklaring in 1760-PS totaal anders. Daar stelt Mr. Messersmith dat Von Papen bij die gelegenheid zei dat hij opdracht had gekregen ervoor te zorgen dat geheel zuidoost Europa tot aan de Turkse grens, beschouwd moest worden als Duitsland's natuurlijke achterland en dat de Duitse economische controle over dat hele gebied door zijn werk vergemakkelijkt zou worden; in een verklaring wordt dus over inlijving gesproken, in de andere over vereenvoudiging van economische controle.
In verband met deze laatste, veel minder sterk verwoorde verklaring 1760-PS vraag ik de getuige of hij destijds een dergelijke uitspraak heeft gedaan, namelijk dat heel zuidoost Europa tot aan de Turkse grens Duitsland's natuurlijke achterland was en dat hij was geroepen om de Duitse economische controle over het hele gebied namens Duitsland te vereenvoudigen.
VON PAPEN: De feitelijke opmerking die ik tegenover Mr. Messersmith maakte is waarschijnlijk .....
SIR DAVID MAXWELL-FYFE (onderbreekt hem): Edelachtbare, ik weet niet of het voor het Tribunaal nutig zou zijn over beide verwijzingen te beschikken, de beide passages. De passage in 2385-PS vindt u in documentenboek IIa, het tweede documentenboek, pagina 24 onderaan de pagina. De verwijzing in 1760-PS staat in documentenboek 11, pagina 22, ongeveer op een/derde van de pagina en gaat verder tot het tweede derde deel van de pagina.
VON PAPEN: De feitelijke opmerking die ik tegenover Mr. Messersmith maakte is waarschijnlijk niet zo verschillend van het citaat van mijn raadsman als uit het verschil tussen Mr. Messersmith's verklaringen zou kunnen blijken. Het is heel goed mogelijk dat we de kwestie zuidoost Europa besproken hebben en ik kan me goed voorstellen, hem erop te hebben gewezen dat de economische en politieke problemen van het zuidoostelijke gebied niet alleen voor het beleid van Duitsland van groot belang waren maar ook voor Oostenrijk, want de uitbreiding van onze handel richting de Balkan was een volkomen rechtmatig doel. Ik hield Berlijn op de hoogte van alles wat ik in Wenen te weten kwam betreffende de politiek van de landen in het zuidoostelijke gebied omdat dat natuurlijk een van de taken van de Ambassadeur in Wenen was. Maar afgezien daarvan deed ik gedurende de hele duur van mijn werkzaamheden in Wenen niets wat ook maar enigszins overeenkomt met wat Mr. Messersmith hier beweert.
Afgezien daarvan, mag ik opmerken dat het uitermate dwaas zou zijn en dwars tegen de meest elementaire regels van de diplomatie in dat ik een in mijn eerste gesprek met hem een dergelijke uitlating had gedaan tegenover een onbekende ambassadeur. Dat zou een sensatie hebben veroorzaakt en zou de Oostenrijkse regering zeker ter ore zijn gekomen en de rest van de wereld de volgende dag.
Dr. KUBUSCHOK: Op dit punt verwijs ik naar de vragenlijst van Prins Erbach, document Von Papen, pagina 238, de vragen 8 en 9 die over dit onderwerp gaan. Pagina 232 van de Engelse tekst.
VON PAPEN: Misschien, Edelachtbare mag ik eraan toevoegen dat de Aanklager in het bezit is van al mijn rapporten uit de Weense periode en dat deze rapporten zeker zullen aantonen of ik al of niet een dergelijk doel nastreefde.
Dr. KUBUSCHOK: Hebt u ooit, tijdens uw periode in Wenen, met Hongarije en Polen onderhandeld over een opsplitsing van Tsjechoslowakije? Mr. Messersmith doet een dergelijke uitspraak.
VON PAPEN: Nee, dat heb ik nooit gedaan. Het beleid van het Reich in Tsjechoslowakije was uitsluitende de verantwoordelijkheid van onze legatie in Praag.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar de vragenlijst van Horthy die al is ingediend als document Von Papen-76. Ik verwijs ook naar document Von Papen-68, een verslag van Von Papen aan Hitler gedateerd 31 augustus 1935.
(tot de beklaagde): Mr. Messersmith beweert in genoemde verklaring dat u tijdens dat gesprek hebt gezegd dat u in Oostenrijk was met het doel de Oostenrijkse regering te ondermijnen en te verzwakken. Deed u een dergelijke uitspraak?
VON PAPEN: Mag ik een algemene opmerking maken met betrekking tot deze verklaring? Diplomatiek uitgedrukt moet ik die omschrijven als hoogst verbazingwekkend. In deze verklaring vertelt Mr. Messersmith zelf dat hij mij bij gelegenheid van mijn eerste bezoek koel ontving. Dat is geheel juist. Ik was me er goed van bewust dat Mr. Messersmith de felste tegenstander van het Nazi systeem was. Het is daarom des te opmerkelijker hier te lezen dat ik gedurende het tweede bezoek om zo te zeggen mijn hart luchtte tegenover Mr. Messersmith; de passage die hier is aangehaald – dat ik kwam om de Oostenrijkse regering te ondermijnen en te verzwakken – is natuurlijk ook niet waar want een dergelijke uitspraak zou onmiddellijk door de heer Messersmith aan de Oostenrijkse regering zijn medegedeeld en zou al mijn arbeid van pacificatie en mijn positie in het algemeen vanaf het begin onmogelijk hebben gemaakt. Mag ik in dit verband wijzen op de verklaring van de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt die volledig onbekend was met dergelijke activiteiten van mijn kant.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs in dit verband ook naar de verklaring van Glaise-Horstenau tijdens de zaak tegen Seyss-Inquart. Mr. Messersmith beweert verder dat u tijdens dat gesprek tegen hem zei dat u bij bepaalde Oostenrijkers, onder andere Kardinaal Innitzer gebruik maakte van uw reputatie als goed Katholiek. Verder beweert hij in zijn verklaring zelfs dat u voor dit doel, zonder scrupules of gewetenswroeging de reputatie van uw vrouw als fervent en devoot Katholiek gebruikte. Wilt u alstublieft uw visie geven op deze bewering van Mr. Messersmith?
VON PAPEN: Ik vind dat van alle beschuldigingen die tegen mij zijn geüit dit de meest dodelijke is. Ik kan het begrijpen wanneer het beleid van een diplomaat bekritiseerd en verkeerd uitgelegd kan worden, maar ik kan niet begrijpen waarom iemand moet worden beschuldigd van misbruik van zijn eigen geloofsovertuiging voor vuile, politieke, commerciële doeleinden; ik kan nog minder begrijpen – en ik vind dit het toppunt van slechte smaak – dat iemand zou zeggen dat ik zelfs de geloofsovertuiging van mijn vrouw voor een dergelijk doel zou gebruiken. Wellicht kan ik dit aan het oordeel van het Hoge Tribunaal overlaten.
Dr. KUBUSCHOK: Mr. Messersmith verwijst in zijn verklaring ook naar een document waarvan hij de auteur echter niet noemt. Dit document zou hem door de Minister van Buitenlandse Zaken Berger-Waldenegg in januari 1935 zijn getoond en zou de inhoud bevatten van uw conferentie met Hitler, Schacht en Von Neurath bij de gelegenheid van uw bezoek aan Berlijn. Er zou op die conferentie een afspraak zijn gemaakt dat tijdens de komende twee jaar inmenging in de interne politieke kwesties van Oostenrijk moest worden voorkomen. Tenslotte zou de heer Schacht 200.000 Reichsmark per maand ter beschikking hebben gesteld voor steun aan de Nationaalsocialisten in Oostenrijk.
Wat zegt u over de verklaring van Mr. Merssersmith?
VON PAPEN: De bijzonderheden die Mr. Messersmith noemt tonen aan dat dit duidelijk een verslag van een agent is over mijn bezoek aan Berlijn, ontvangen door de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken. De inhoud van dat verslag is grotendeels onjuist. De onjuistheid van de passage die verwijst naar Dr. Schacht is al aangetoond in de getuigenis van Dr. Schacht. Maar in dat verslag staat iets dat wel waar is. Destijds bestond er een zogenaamd steunfonds in Oostenrijk dat werd beheerd door een zekere Meneer Langot.
Er is hier in de beklaagdenbank al getuigd dat deze steunmaatregel, die was bedoeld als steun aan vrouwen en kinderen van Oostenrijkse Nationaalsocialisten die naar Duitsland waren geëmigreerd, bestond met medeweten van de Oostenrijkse regering en de politie. Maar ik verzocht de heer Schacht niet om officiële gelden voor dit steunfonds ter beschikking te stellen, noch heb ik zelf dit geld betaald. Dit geld kwam duidelijk uit partijfondsen in Duitsland.
Dr. KUBUSCHOK: In verband daarmee verwijs ik naar de getuigenis van Glaise-Horstenau die hier verklaarde dat de Oostenrijkse regering afwist van het Langot steunfonds.
Mr. Messersmith gelooft dat hij uit informatie die hij van de Minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk, Berger-Waldenegg de volgende verklaring kan reproduceren die u begin 1935 aflegde: "Ja, u hebt nu uw Franse en Engelse vrienden, en u kunt uw onafhankelijkheid een tijdje langer handhaven."
Hebt u iets dergelijks gezegd?
VON PAPEN: Een dergelijke verklaring zou niet alleen uitzonderlijk dom zijn geweest vanuit diplomatiek oogpunt maar ook onmogelijk omdat die een eind zou hebben gemaakt aan alle diplomatieke activieiten. In geen geval kon de samenwerking, waarvan Mr. Messersmith beweert dat die al jaren met succes plaatsvond, of de politieke activiteiten die hij omschrijft als ook jaren lang te hebben plaatsgevonden, konden worden goedgepraat met een open erkenning van mij dat ik de onafhankelijkheid van Oostenrijk maar kort wilde laten duren.
Dr. KUBUSCHOK: Mr. Messersmith zegt in zijn verklaring verder dat u in het openbaar de wens hebt geüit om van bepaalde leden van de Oostenrijkse regering af te komen, onder hen Federaal Kanselier Von Schuschnigg. Is dat waar?
VON PAPEN: Het tegendeel is waar. Ik heb nooit aangestuurd op het ontslag van Kanselier Von Schuschnigg; het was eerder mijn doel hem vertrouwen in mijn beleid te schenken, in het beleid van verzoening. Ik ken de heer von Schuschnigg als een oprecht Oostenrijks patriot maar ook als een man die verre was van het ontkennen van zijn Duitse relaties en ondanks de vele verschillen in beleid vormden deze Duitse antecedenten van hem een uitstekende basis voor samenwerking. Ik kan als aanvulling alleen maar vragen of een diplomaat die wenst dat er een verandering tot stand komt in de regering, bij welke hij is geaccrediteerd, dit van de daken zou schreeuwen.
Dr. KUBUSCHOK: De Aanklager heeft een verslag ingediend dat u aan Hitler hebt gedaan, gedateerd 17 mei 1935 als bewijs voor uw wens, Von Schuschnigg in een regering te dwingen waarin ook Nationaalsocialisten zaten. Dit is bewijsstuk USA-64, dat zit in mijn documentenboek als document Von Papen-66, pagina 159 en 160. Beklaagde, wat waren eigenlijk uw bedoelingen?
VON PAPEN: Ik moet wat duidelijker zijn met betrekking tot dit document. Dit verslag is geschreven acht maanden na de moord op Dolfuss, anders gezegd, binnen de eerste twee jaar in welke periode de Aanklager zelf toegeeft dat ik instructie had om volkomen passief te blijven. Toen dit verslag werd geschreven hadden we bericht dat Starhemberg, in samenwerking met Mussolini een beleid voerde dat dat ernstige moeilijkheden zou hebben veroorzaakt voor het onderling begrip tussen Oostenrijk en Duitsland. Om die reden stelde ik aan Hitler een drastische tussenkomst voor: ik stelde voor dat Von Schuschnigg en de Christensocialistische elementen, die vijandig stonden tegenover een Heimwehr dictatuur tegen Starhemberg zouden worden uitgespeeld door het aanbod van een uiteindelijke beslising over Duits-Oostenrijkse belangen. Dit rapport vermeldt dat wanneer Duitsland de nationale onafhankelijkheid van Oostenrijk zou erkennen en zou afzien van het beïnvloeden van de Nationale Oppositie in Oostenrijk - waarmee ik de Nazi's bedoel – een coalitie tussen deze twee factoren wel zou moeten ontstaan. Het gevolg zou zijn dat Duitsland zou toetreden tot het Donau Pact dat dan gelijk zou staan aan een vreedzame oplossing van de hele Europese situatie.
Dr. KUBUSCHOK: U hebt net uitgelegd dat u een eerlijk beleid van afweging van belangen voerde?
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, het Tribunaal zou beter willen begrijpen wat de beklaagde bedoelt, met wat hij net heeft gezegd.
Dr. KUBUSCHOK: Mij is net verteld dat de Engelse vertaling slecht is doorgekomen; men zegt dat de Engelse vertaling zeer slecht doorkwam. Zou u willen voorstellen, Meneer de President, dat beklaagde zijn hele antwoord herhaalt?
De PRESIDENT: Ja zeker. Dat is het beste. Ik vind het erg onwaarschijnlijk dat de Engelse vertaling slecht doorkwam.
Dr. KUBUSCHOK: Beklaagde, wilt u alstublieft uw antwoord herhalen maar langzamer zodat de tolken er geen moeite mee hebben?
VON PAPEN: Toen dit rapport werd geschreven hadden we bericht dat Starhemberg – Starhemberg was het hoofd van de Heimwehr – zich aan Mussolini wilde binden in een beleid dat in de toekomst vijandig zou zijn voor Germanofiele tendenzen in Oostenrijk. Om de manoeuvre van Prins Starhemberg tegen te gaan raadde ik Hitler aan Von Schuschnigg voor te stellen dat hij in plaats van een coalitie te vormen met de Heimwehr hij dat zou doen met de Christelijke socialistische elementen die niet tegen een verzoening tussen Duitsland en Oostenrijk waren. Om Von Schuschnigg te bewegen, een dergelijke coalitie aan te gaan moest Hitler hem een definitieve regeling van de Duitse en Oostenrijkse belangen aanbieden. Met andere woorden, Hitler moest hem vertellen dat Duitsland de nationale onafhankelijkheid van Oostenrijk zou erkennen en zich in de toekomst niet in de interne aangelegenheden van Oostenrijk zou mengen.
En verder zei ik tegen Hitler dat wanneer we deze pacificatie zouden voltooien en goede en vriendschappelijke relaties met Oostenrijk aangan, we zelfs konden toetreden tot het Donau Pact. Dit was een combinatie van Fransen, Italianen en Tsjechen die altijd al voorstander waren van een pact tussen de Donaulanden waaronder Oostenrijk. Wij in Duitsland wareen destijds tegen het beleid van die landen omdat we bang waren dat wanneer Oostenrijk zich bij een Donau Pact zou aansluiten, zij zich voor eens en altijd van Duitsland zou vervreemden. Als wij, aan de andere kant, op goede voet stonden met Oostenrijk en de vriendschappelijke banden weer waren aangehaald konden wij, zoals ik aan Hitler voorlegde, ons bij dit Donau Pact aansluiten en met dit middel iets uitzonderlijk constructiefs bereiken voor de zaak van Europese vrede.
De PRESIDENT: U vergeet de hoop toch niet die u vanochtend uitsprak? (Om binnen een dag het verhoor af te ronden. Vert.)
Dr. KUBUSCHOK: U hebt net gezegd dat u een eerlijk beleid voerde voor een vreedzame afweging van belangen.
Is het waar dat u Hitler overhaalde in zijn toespraak voor de Reichstag op 21 mei 1936 een verklaring af te leggen ten gunste van de onafhankelijkheid van Oostenrijk?
VON PAPEN: Ja, dat is volkomen waar want die verklaring was een vereiste voor het effenen van belangen op een revolutionaire manier; want onze gezamenlijke politiek kon alleen maar worden door Oostenrijk worden bevorderd. Oostenrijk was door de Vredesovereenkomst van St. Germain en het Protocol van Genève gebonden zich afzijdig te houden van Duitsland. Als Oostenrijk daarom het inititatief zou nemen en haar betrekkingen met Duitsland verbeteren dan was het essentieel dat wij eerst haar onafhankelijkheid zouden erkennen.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik de aandacht vestigen op een fout in de vertaling. In de Engelse vertaling, in plaats van wat de beklaagde zei, werd er "revolutionaire manier" gezegd in plaats van "evolutionaire manier".
Wilt u alstublieft uw commentaar geven op het Pact van 11 juli 1936.
VON PAPEN: De Overeenkomst van 11 juli is door Sir David omschreven als een afleidingsmanoeuvre en een poging om de Oostenrijkse regering nieuwe moeilijkheden te bezorgen, haar te ondermijnen door het inbrengen van mensen met pro-Duitse sympathiën als Glaise-Horstenau en de Minister van Buitenlandse Zaken Schmidt. Het oordeel dat over deze overeenkomst is geveld is volkomen onjuist en ik meen historisch onhoudbaar; ik meen dat dat hier is aangetoond met het verhoor en de getuigenis van de Minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk.
Het Pact was het resultaat van mijn inspanningen gedurende twee jaar om de normale relaties tussen de twee zusterstaten te herstellen. De overeenkomst was door beide regeringen gewenst, niet alleen door de Duitse regering en Kanselier Von Schuschnigg gaf dat zelf toe, zoals vermeld in een rapport van mij van 1 september 1939 over een toespraak die Von Schuschnigg hield voor Oostenrijkse arbeiders. Waarom zou de Oostenrijkse regering dit pact hebben gesloten? Zij was niet verplicht het te sluiten, tenzij zij zelf normale, vriendschappelijke relaties met het Duitse Reich wilde aangaan.
Juist om die reden had ik Hitler gevraagd Oostenrijk's onafhankelijkheid af te kondigen in zijn rede voor de Reichstag. Die overeenkomst was bepaald niet bedoeld om onze bereidheid te uiten, het idee voor een eenheid op een later tijdstip op te geven, wat wij wilden, maar daarmee werd Oostenrijk's volledige vrijheid van handelen erkend. Maar het doel van eenheid tussen de twee staten moest nu op reguliere en gelijkmatige wijze worden bereikt.
Dit komt overeen met de afspraak die ik met Hitler had gemaakt op 26 juli. Er was een tweede deel van die overeenkomst dat niet openbaar werd gemaakt. Dat tweede deel bevatte alle elementen die nodig waren voor een pacificatie: een amnestie, de regeling van onze persrelatie en het opheffen van de zogenaamde belasting van 1.000 Reichsmark. Dat was een grensbelasting die door een besluit van Hitler was opgelegd aan mensen die naar Oostenrijk reisden. Iedere Duitser die destijds naar Oostenrijk wilde reizen moest 1.000 Reichsmark betalen. Deze belasting werd opgeheven. De heer Von Schuschnigg beloofde van zijn kant in dit niet gepubliceerde deel van de overeenkomst dat mensen die zijn vertrouwen genoten en lid waren van de Nationale Oppositie binnengehaald moesten worden om in Oostenrijk samen te werken.
Het leek ons toe dat het introduceren van de Oostenrijkse Oppositie in de Oostenrijkse parlementaire procedure een belangrijke voorwaarde was voor elke verdere vreedzame oplossing. Met andere woorden, de Partei moest geleidelijk aan haar illegale status verliezen en een legale factor worden.
Als ik dat mag toevoegen, Mr. Messersmith stelde abusievelijk in zijn verklaring: "Deel II van dit Pact bevatte een clausule dat een aantal personen dat het vertrouwen van de Kanselier genoot op posten in het Kabinet moest worden benoemd." Dat is duidelijk een verkeerde conclusie van de kant van Mr. Messersmith want wij hielden ons niet bezig met met mensen die Hitler's vertrouwen genoten maar met diegenen die het vertrouwen van Von Schuschnigg genoten. Dat was een afspraak gemaakt door Von Schuschnigg. Afgezien hiervan zegt Mr. Messersmith met betrekking tot deze overeenkomst dat:
"....de eerste binnenkomst van Duitsers in de Oostenrijkse regering werd bereikt door het benoemen van Dr. Guido Schmidt tot Minister van Buitenlandse Zaken."
Dit is volkomen fout. Dr. Schmidt was een Oostenrijker en maakte het Oostenrijkse beleid, hij vertegenwoordigde de Oostenrijkse belangen, wat heel normaal was en Duitsland oefende op geen enkel moment invloed uit om hem, Dr. Schmidt Minister van Buitenlandse Zaken te maken.
Over het algemeen beschouwde de wereldopinie destijds deze overeenkomst als een instrument van vrede en een grote stap voorwaarts. Het werd aan de Aanklager overgelaten om het een afleidingsmanoeuvre te noemen.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar de verklaring van Prins Erbach, document Von Papen-96 in het Engelse documentenboek, pagina 233 en 234, de vragen 4 tot 7 en 12 en 13, die handelen over het onderwerp dat we zojuist besproken hebben.
Beschouwde u, na het sluiten van de overeenkomst van juli, uw missie in Oostenrijk als volbracht?
VON PAPEN: Ja, die beschouwde ik als geëindigd. Dat wordt bewezen door het ontslag dat ik op 16 juli 1936 bij Hitler indiende.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document Von Papen-71, pagina 165 van het tweede documentenboek. Ik citeer het begin:
"Op 26 juli stelde u wijlen de Feldmarschall voor dat ik naar Wenen zou worden gestuurd voor een tijdelijke missie om normale en vriendschappelijke relaties te herstellen.
"Met de op 11 juli ondertekende overeenkomst is de beslissende stap in deze richting gezet.
In een later deel van het document vraagt hij om teruggeroepen te worden; ik ga verder met de tweede alinea voor het einde te citeren:
"Hoewel de "Duitse kwestie" ook in de toekomst een zeer omzichtige en attente behandeling vereist – zeker na de ongelooflijke moeilijkheden die er zijn geweest – wil ik nu, aan het einde van de taak die u mij hebt toevertrouwd, mijn ontslag aan u overhandigen."
De Aanklager heeft het rapport gebruikt dat u aan Hitler op 1 september 1936 uitbracht, 2246-PS en beschuldigt u ervan in contact te zijn gebleven met de illegale leiders van de Oostenrijkse Nationaalsocialisten, van een poging die Oppositie in het Vaterlandfront in te brengen en van de wens het regime Von Schuschnigg te wijzigen.
VON PAPEN: In het genoemde rapport schreef ik:
"In de normalisering van de betrekkingen met Duitsland werd de voortgang belemmerd door de voortdurende macht van het Ministerie van Veiligheid, waar de oude anti-Nationaalsocialisten zich bevinden. Veranderingen in personeel zijn daarom dringend gewenst." De uitdrukking die ik in dit rapport gebruikte: Veranderingen in regime" betekent in feite "Veranderingen in personeel"; in dat verband zeg ik ook verder, in de volgende zin dat economische onderhandelingen in de nabije toekomst zullen volgen. Dit toont duidelijk aan dat deze woorden niet verwijzen naar een verwijderen van de persoon Von Schuschnigg. Afgezien daarvan spreekt dit rapport van de ernst van de situatie in het Donaugebied en doet voorstellen voor een vreedzame oplossing.
Als ik door de Aanklager ervan wordt beschuldigd, contact te hebben gehad met de Nazi oppositie, hoewel de Overeenkomst van Juli alle bemoeienis met Oostenrijkse zaken had uitgesloten, moet ik erop wijzen dat ik volkomen gerechtigd was deze contacten te onderhouden omdat ik er belang bij had vast te stellen of en in hoeverre de heer Von Schuschnigg zich aan zijn belofte hield, mensen van de Nationale Oppositie binnen te halen in wie hij vertrouwen tot samenwerking stelde. In hoeverre de Nazi oppositie zich hield aan die overeenkomst van 11 juli wordt aangetoond door Leopold's verklaring in januari 1937, die Mr. Messersmith aan zijn eigen verklaring heeft toegevoegd.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document Von Papen-75, pagina 171 dat die aantekening van Leopold bevat. Het document is identiek aan het aanhangsel dat bewijsstuknummer USA-57 heeft. Er staat een fout in de Engelse vertaling. In de vijfde regel van het einde, op pagina 1 is het woord "Anschluss" vertaald met "Annexatie."
Beklaagde, wat hebt u te zeggen over Leopold's voorstellen?
VON PAPEN: Leopld's voorstellen tonen het volgende aan. De leiders van de Oostenrijkse Nationaalsocialisten aanvaardden het beleid van de Overeenkomst van Juli volledig. Zij erkenden dat in de toekomst de kwestie van de Anschluss een interne Oostenrijkse kwestie zou zijn die door de Oostenrijkse regering geregeld moest worden. Zij stelden voor dat deze oplossing door de Oostenrijkse regering en de Partei op een geleidelijke manier moest worden gevonden. Ten gunste van deze oplossing is het feit dat door middel van het afkondigen van de onafhankelijkheid van Oostenrijk deze argumenten in de toekomst geen gevaar meer voor Oostenrijk konden betekenen, dat wil zeggen dat de Overeenkomst van Juli door de Oostenrijks Nationaalsocialistisen werd begrepen en goedgekeurd en dat zij bereid waren, op legale wijze met de Oostenrijkse regering verder te gaan.
De PRESIDENT: De zitting wordt nu geschorst.
(Het Tribunaal wordt verdaagd tot 18 juni 1946 om 10:00 uur.

Zie ook:
Verhoor Von Papen 1, Verhoor Von Papen 3, Slotverklaring Von Papen, Vonnis Von Papen.

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
dictatuur
Staatsvorm waarbij de macht in een land in de handen is van één persoon, de dictator. Oorspronkelijk een Romeinse staatsvorm voor tijden van nood, waarbij de totale macht 6 maanden in de handen lag van één persoon om de crisis het hoofd te bieden.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
28-01-2009
Laatst gewijzigd:
18-04-2010
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.