SIR DAVID: Beklaagde, herinnert u zich tijdens uw ondervraging op 19 september vorig jaar te hebben gezegd dat het uw huidige mening was dat Hitler de grootste misdadiger was die u ooit in uw leven hebt gezien?
VON PAPEN: Dat klopt helemaal. Dat is de mening die ik kreeg nadat ik hier over alle misdaden had gehoord.
SIR DAVID: Nou, dat was op 19 september. Maar ik ben meer geïnteresseerd in uw volgende antwoord. Was dat niet toen u werd gevraagd toen u bedacht dat Hitler de grootste misdadiger was die u ooit in uw leven had gezien “pas nadat ik de feiten wist waarom hij een oorlog begon.”
Herinnert u zich dat te hebben gezegd?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Duurde het voor u niet wat lang om die duidelijke waarheid te ontdekken na uw nauwe samenwerking met Hitler?
VON PAPEN: Mijn mening omtrent Hitler en zijn innerlijke politieke belang was mij na 30 juni 1934 volkomen duidelijk. Maar net als alle andere mensen kon ik aannemen dat hij tenminste op het vlak van de buitenlandse politiek verstandig zou zijn en ik had deze mening tot na de Overeenkomst van München.
SIR DAVID: Wel, laten we nu eens zien of u geen gelegenheid had om veel eerder tot die mening te komen. Toen u in 1932 Reichskanzler was, moest u zich toen niet vertrouwd maken met de personen, doelstellingen en methoden van de Nazi partij?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En dat deed u ook, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u herinnert zich – ik wil de zaak niet ophouden door naar het document te verwijzen maar neemt u aan dat het een juist citaat is – dat Hitler u op 16 november 1932 schreef: “U moet zich bewust zijn van mijn houding en de houding van mijn partij.”
VON PAPEN: Natuurlijk kende ik de doelstellingen van de partij maar mag ik eraan toevoegen dat wanneer een partij een coalitie vormt met een andere partij zij een groot deel van haar programma moet laten vallen om een coalitieprogramma te kunnen vormen. Dat was wat Hitler op 30 januari deed.
SIR DAVID: Ja, maar voordat we aan 30 januari toekomen wil ik u vragen – herinnert u zich uw mening van 1932. U twijfelde er in 1932 nauwelijks aan, in de periode waarin u Reichskanzler was dat wanneer Hitler aan de macht kwam, Duitsland het gevaar liep geregeerd te worden met gewelddadige en ongrondwettelijke methoden, niet waar, als Hitler aan de macht kwam?
VON PAPEN: Ongetwijfeld was het programma van de Nationaalsocialisten in dit verband revolutionair maar ik heb tot in detail aan het Hof uitgelegd dat toen we op 30 januari tot deze gedwongen oplossing kwamen we een aantal veiligheden hadden ingebouwd en een gezamenlijk coalitieprogramma opgesteld dat naar onze mening de gevaarlijke punten die u net noemde uitsloot.
SIR DAVID: Het was midden 1932 de vaste overtuiging van President Von Hindenburg dat het uiterst gevaarlijk zou zijn de macht in Hitler’s handen te leggen, niet waar?
VON PAPEN: Ja, dat was inderdaad zijn mening, dat Hitler in toom moest worden gehouden door zijn macht te beperken.
SIR DAVID: Ik ga u slechts een zin voorlezen uit de verklaring van de heer Meissner, die het Tribunaal kan vinden in documentenboek IIa op pagina 43. Dat wordt GB-495. Het nummer is 3309-PS. Dit was na, in augustus 1932. Volgens Meissner:
“Von Hindenburg stelde dat hij vanwege de gespannen situatie niet met een rein geweten het regeringsgezag kon overdragen aan een nieuwe partij, zoals de Nationaalsocialisten, die geen meerderheid bezat, onverdraagzaam, lawaaiig en ongedisciplineerd was.”
Dat is een zeer gematigde voorstelling van de mening van de Reichspräsident destijds, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u weet, beklaagde – ik heb het niet over een coalitie, ik heb het erover als de Nationaalsocialisten zelf aan de macht kwamen – het was u duidelijk dat ze weinig scrupules hadden en korte metten zouden maken met hun politieke tegenstanders, niet waar?
VON PAPEN: Dat kan men zo niet zeggen. In het politieke leven gebeurt het altijd dat een radicale partij – welke partij dan ook maar in het bijzonder een radicale partij – als die aan de macht komt en verantwoordelijkheid krijgt, veel van het partijprogramma moet laten vallen. We hebben dat bijvoorbeeld gezien in het geval van de socialistische partijen van alle landen.
SIR DAVID: Nu, is het waar wat beklaagde Göring onder ede heeft verklaard dat hij in 1932 tegen u zei dat wat de Nazi’s ook zouden doen, Hitler geen “vice” of tweede man zou worden; dat hij iedere politieke constructie zou bestrijden die hem niet de eerste plaats zou geven? Is dat juist?
VON PAPEN: Ja, Hitler zei mij dat altijd.
SIR DAVID: En daarom realiseerde u zich dat Hitler en zijn medestanders alle mogelijkheden wilden benutten om hun programma en bedoelingen in praktijk te brengen, niet waar?
VON PAPEN: Nee, dat wist ik niet. Dat is een uitspraak die u hier doet maar die de omstandigheden van destijds niet weergeeft. U hoeft alleen maar het regeringsprogramma te lezen, onze coalitie van 1 februari.
SIR DAVID: Beklaagde, wees maar niet bang dat ik niet toekom aan de periode van uw coalitie van 30 januari. Voor het moment stel ik u een paar vragen over uw mening over Hitler en de mening van Von Hindenburg over Hitler in 1932 want ik wil het snel, maar wel in duidelijke stappen doen.
Ik vraag u nog steeds over 1932. De vraag die ik u stelde was: Realiseerde u zich dat wanneer Hitler en zijn medestanders aan de macht zouden komen, zij alleen de volledige mogelijkheid wilden, en alleen daarmee tevreden zouden zijn, hun programma en doelstellingen in praktijk te brengen?
VON PAPEN: Nee, dat wist ik niet; anders zou ik in 1933 geen pogingen hebben gedaan hen onder een gezamenlijk coalitieprogramma te brengen.
SIR DAVID: Nu hebt u ons verteld, denk ik, maar ik wil het volkomen duidelijk hebben, dat uw mening over wat voor Duitsland in de tweede helft van 19352 noodzakelijk was een versoepeling van de politieke verschillen en interne strubbelingen en een herstel van betrekkingen met de Westerse Mogendheden om de bepalingen van Versailles af te zwakken. Ik probeer het zo kort mogelijk te stellen zoals ik het van u heb begrepen. Klopt dat?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En waren deze doelstellingen – ik denk dat het uw eerste aanpak was – Hitler in augustus 1932 te vragen vice kanselier te worden in uw regering, niet waar?
VON PAPEN: Dat is volkomen waar.
SIR DAVID: Hitler weigerde dat en hij weigerde een herhaling van uw aanbod in november 1932, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Nu, om tijd te besparen wil ik eens kijken of de heer Meissner de situatie correct weergeeft in alinea’s 6 en 7 van zijn verklaring. Ik zal het voor u samenvatten en geloof me, ik zal graag alles voorlezen waarover u enige twijfel heeft. Hij stelt het als volgt: dat u in 1932 dacht dat de algemene situatie en de Nazi partij in het bijzonder onder controle konden worden gehouden als de President u de bevoegheid gaf besluiten uit te vaardigen onder Artikel 48, als u de steun van de Reichswehr en de politie had en dat destijds Generaal Von Schleicher het daar niet mee eens was omdat hij dacht dat de Reichswehr niet in staat was de orde in Duitsland te handhaven. Is dat juist?
VON PAPEN: Het is niet juist in zoverre dat dit proces niet wordt gedekt door enig artikel uit de Grondwet, maar een schending van die Grondwet is. Voor de rest is het juist.
SIR DAVID: Dat hij wellicht ultra-conservatieve methodes moest toepassen om de orde te handhaven, bedoelt u dat?
VON PAPEN: Ja. Zoals ik hier heb gezegd gaf hij mij die opdracht op 1 december.
SIR DAVID: Ja, maar in principe, heeft Meissner gelijk als hij zegt dat u, nadat u er niet in was geslaagd Hitler binnen uw regering te halen, per decreet wilde regeren en orde te willen laten handhaven door de Reichswehr en Generaal Von Schleicher zei dat dat niet kon?
VON PAPEN: Nee, dat is niet waar. Nadat President Von Hindenburg had besloten dat hij de Grondwet niet wilde schenden, benoemde hij Generaal Von Schleicher tot Reichskanzler, zoals algemeen bekend is. Destijds wilde Von Schleicher een meerderheid vormen door de partij op te splitsen en natuurlijk steunde ik die poging van Von Schleicher.
SIR DAVID: Voor het geval ik een fout maak, mag ik u Meissner’s eigen woorden noemen? Dat is alinea 5 op pagina 44 van documentenboek IIa. Ik denk beklaagde dat het voor u gemakkelijk is als u mij volgt zodat er geen kans op fouten bestaat.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Het is alinea 5 van de verklaring van Meissner:
“Von Papen’s herbenoeming tot kanselier door President Von Hindenburg zou waarschijnlijk zijn gebeurd als hij bereid was geweest een open strijd aan te gaan met de Nationaalsocialisten die een dreiging met geweld zou hebben betekend. Bijna tot aan het moment van zijn ontslag stemden Von Papen en enkele andere ministers in met de noodzaak de strijd tegen de Nazi’s te beginnen met toepassing van alle middelen die de Staat ter beschikking staan en met inachtname van Artikel 48 van de Grondwet, zelfs wanneer dit tot een gewapend conflict zou leiden. Maar de andere ministers geloofden dat dit tot een burgeroorlog zou leiden.
“De oplossing werd geleverd door Von Schleicher die al eerder energieke actie tegen de Nationaalsocialisten had bepleit zelfs als dit de inzet van leger en politie zou betekenen. Daarna, tijdens de beslissende Kabinetszitting stapte hij van dit idee af en verklaarde zich bereid tot een vergelijk met Hitler.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Gedeeltelijk is dat waar en gedeeltelijk is dat niet waar.
SIR DAVID: Vertelt u ons maar zo beknopt als u kunt welk gedeelte niet juist is.
VON PAPEN: Mijn herbenoeming tot kanselier door Von Hindenburg, zoals de heer Meissner dat stelt, kon alleen maar mogelijk zijn geweest als ik bereid was geweest een open strijd met de Nazi’s aan te gaan. Dat is historisch gezien volkomen onjuist. Op 1 december stelde ik aan Von Hindenburg voor dat hij de Grondwet zou schenden en daardoor een open strijd tegen de Nazi’s voeren. De heer Von Schleicher was daar tegen. Dat is de historische waarheid.
SIR DAVID: Opdat we het maar in de juiste volgorde hebben, wilt u kijken naar alinea 6 van hetzelfde document, ongeveer de tweede zin; die begint met:
“Toen het duidelijk werd dat Hitler niet bereid was zitting te nemen in het Kabinet van Von Schleicher en Von Schleicher er van zijn kant niet in slaagde om de partij op te splitsen zoals hij had gehoopt te kunnen doen met hulp van Gregor Strasser, leed het beleid waarmee Von Schleicher tot kanselier was benoemd schipbreuk. Von Schleicher was er zich van bewust dat Hitler over hem in het bijzonder zeer verbitterd was en er nooit meer mee zou instemmen met hem samen te werken. Daarom veranderde hij van gedachten en besloot de Nazi’s te bestrijden; hetgeen betekende dat hij nu dat beleid wilde volgen waar hij een paar weken eerder fel tegen was geweest toen Von Papen hem dat voorstelde.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Dat is helemaal juist.
SIR DAVID: Ziet u – ik wil de situatie helemaal helder krijgen. U vertelde ons dat u Hitler voor het eerst in augustus benaderde; voordat u Hitler benaderde had u de SA en de SS, die door Kanselier Brüning waren verboden, al gelegaliseerd. U deed dat op 14 juni, niet waar?
VON PAPEN: Ik heb het verbod opgeschort, ja, maar slechts voor 4 weken.
SIR DAVID: Dacht u dat het een goede zaak was, het verbod op de SA op te heffen, die straatterreur?
VON PAPEN: Ik heb uitdrukkelijk voor het Hof verklaard hoe de opschorting van dit verbod tot stand kwam. De bedoeling was om Hitler en zijn partij gunstig te stemmen tegenover mijn Kabinet. De tweede reden was dat het verbod op deze formaties eenzijdig was wanneer ook de socialistische en communistische gevechtseenheden ook niet werden verboden.
SIR DAVID: En op 20 juli hebt u zich met geweld ontdaan van de regering Braun-Severing en de controle over Pruissen en de Pruissisiche politie aan u getrokken?
VON PAPEN: Dat kan zo niet worden gesteld, nee.
SIR DAVID: Nou, u had zich ontdaan van de regering Braun-Severing en de macht gekregen over Pruissen en de Pruissische politie, niet waar?
VON PAPEN: Ik had niet de macht over de Pruissische politie. De Reichskommissar voor Pruissen die ik had laten benoemen – een zeer gematigd man – had nu de leiding over de Pruissische politie.
SIR DAVID: En volgens de Grondwet van Weimar had u als kanselier het recht om de lijnen van het algemeen beleid uit te zetten en de Commissaris voor Pruissen en alle andere ministers moesten dat algemene beleid van u volgen, niet waar?
VON PAPEN: Nadat ik een commissaris had benoemd had ik het recht om de grote lijnen voor het beleid in Pruissen uit te zetten.
SIR DAVID: Nu wil ik graag dat u naar een toespraak van u kijkt die u in november 1933 in Essen hebt gehouden, en waar u er hier voor de eerste keer over spreekt. Het is documentenboek II, pagina 54, pagina 47 van het Duitse documentenboek.
(tot de beklaagde) Nu ziet u de inleidende tekst: “Sinds ik door de Voorzienigheid ben geroepen om de pionier te worden van de nationale opstanding en de wedergeboorte van ons vaderland, heb ik met al mijn krachten geprobeerd het werk van de Nationaalsocialistische beweging en haar leiders te steunen.”
Is dat waar?
VON PAPEN: Absoluut ja, dat verwijst naar ....
SIR DAVID: Ik vroeg u alleen maar of het waar is. Ik kom er later misschien op terug.
“Net als ik, toen ik het kanseliersschap op mij nam,” – dat slaat op u, uw overnemen van het kanseliersschap, - “er voorstander was de weg naar de macht te effenen voor deze jonge, strijdbare bevrijdingsbeweging.”
Betekende het effenen van de weg naar de macht voor deze jonge, strijdbare bevrijdingsbeweging het legaliseren van de SA, het omverwerpen van de gematigde regering in Pruissen en het centraliseren van het gezag over de politie?
VON PAPEN: Nee, dat zou een hele slechte vergelijking zijn geweest
SIR DAVID: Wacht u nu even en vertelt u mij of dat niet was wat u gedaan hebt? Vertelt u het Tribunaal hoe u de weg naar de macht dan wel effende voor die jonge, strijdbare vrijheidsbeweging, als u het niet zo deed?
VON PAPEN: Ja, ik zal dat zeer nauwkeurig zeggen. Het programma van de Nationaalsocialisten voorzag in de bevrijding van Duitsland van de discriminatie waaraan we door het Verdrag van Versailles waren onderworpen. Daarover heb ik hier tot in bijzonderheden gesproken. Ik heb uitgelegd welke pogingen ik heb ondernomen om in dit verband de medewerking van de grote mogendheden te verkrijgen. We wilden weer een grootmacht worden na een tweede-rangs natie geweest te zijn. Dat was de betekenis ervan.
SIR DAVID: Beklaagde, ik wil u niet onderbreken en het Tribunaal zal u alle gelegenheid geven om te herhalen wat u op dit punt hebt gezegd maar ik zou willen dat u mijn vraag beantwoordt. Als ik het mis heb met wat ik u heb voorgelegd, de twee dingen die u hebt gedaan om de weg te effenen, vertelt u ons dan heel in het kort: wat had u anders gedaan om de weg te effenen voor deze jonge, strijdbare beweging? Dat is de vraag. Wat had u gedaan?
VON PAPEN: Ik heb Hitler twee keer gevraagd zitting te nemen in mijn regering en toen er eind januari 1933 geen andere uitweg meer was heb ik op verzoek van Von Hindenburg een coalitie gevormd met de Nationaalsocialistische Partei.
SIR DAVID: Nu, geloofde u destijds dat Hitler absoluut noodzakelijk was voor Duitsland?
VON PAPEN: Ik was van mening dat een man die in maart 1932, voordat ik in de regering zat, 36,8 % van alle stemmen bij de presidentsverkiezingen behaald had, dat die man en zijn partij betrokken moesten worden bij verantwoordelijk regeringswerk.
SIR DAVID: Maar afgezien van zijn verkiezingssucces, dacht u dat Hitler, gezien zijn persoonlijkheid, zijn doelstellingen en zijn programma destijds essentieel voor Duitsland was?
VON PAPEN: Ik weet niet hoe je een partij die 36,8 % van alle Duitse stemmen behaalt door de politie kunt laten tegenhouden.
SIR DAVID: Kijk naar uw eigen woorden in de volgende alinea van dat document. U schijnt niet alleen maar te verwijzen naar verkiezingsresultaten:
“De goede Heer heeft Duitsland gezegend door haar in tijden van grote nood een leider te geven die haar, met het zekere instinct van de staatsman door alle crises en gevaren naar een gelukkige toekomst zal leiden.”
Dat was, laten we zeggen – we noemen het niet buitensporig – maar nogal sterke taal voor een voormalig cavalerie officier om te gebruiken voor een politiek figuur waarvan hij niet dacht, of anderen wilde laten denken, dat hij vast in hem geloofde. Meende u echt wat u daar hebt gezegd?
VON PAPEN: Mag ik daar het volgende als antwoord op geven? Nadat ik de coalitie met Hitler had gevormd was ik ervan overtuigd dat hij zich aan zijn deel van de coalitie zou houden en ik heb herhaaldelijk – niet alleen in deze rede – mijn trouw aan Hitler en aan ons gezamenlijk programma betuigd en ik heb het Hof al verteld waarom ik juist dit gedeelte in mijn toespraak heb opgenomen. Dat was een kwestie van voor de hele wereld verklaren dat Hitler’s plechtige belofte vrede te handhaven een serieuze belofte was die we allemaal onderschreven.
SIR DAVID: Wel, ik ga het niet vertragen. U begrijpt dat wat ik aan u voorleg beklaagde, is dit: dat u gedurende de eerste maanden van uw kanseliersschap actie ondernam en probeerde Hitler naast u te krijgen. Toen hij u voor de tweede keer afwees was u, volgens Meissner, bereid geweld tegen hem te gebruiken. Toen dat werd geweigerd nam u via Von Schleicher ontslag. Toen Von Schleicher het overnam en in moeilijkheden raakte wendde u zich weer tot Hitler. Dat is wat ik aan u voorleg; en het was op uw verzoek, niet waar dat u en Hitler op 4 januari 1933 die bijeenkomst hadden in het huis van Kurt von Schröder?
VON PAPEN: Nee, dat is een complete misvatting. Helaas heeft het Hof mij niet toegestaan tot in bijzonderheden in te gaan op die bijeenkomst van 4 januari.
SIR DAVID: U bent het dus oneens met Von Schröder dat die bijeenkomst op uw verzoek plaats vond?
VON PAPEN: Ja, ik heb heb heel andere opvatting. Deze bijeenkomst vond plaats op verzoek van Hitler.
De PRESIDENT: Wilt u hem vragen ons te vertellen over die bijeenkomst op 4 januari?
SIR DAVID: Jazeker, daar zal ik op in gaan.
Zegt u nu dat Hitler om die bijeenkomst vroeg? Ik suggereer dat Von Schröder, die als bemiddelaar optrad, zegt dat u om die bijeenkomst vroeg. Bent u het daar niet mee eens?
VON PAPEN: Ja, ik heb een heel andere mening. Wat de heer Von Schröder zegt komt niet met de feiten overeen. De heer Von Schröder .....
SIR DAVID: Vertelt u het Tribunaal dan maar wie dat regelde.
Dr. KUBUSCHOK: Ik protesteer tegen het gebruik van Von Schröder’s verklaring. Het document zou worden ingediend toen de Aanklager zijn bewijsmateriaal presenteerde. Ik verzocht de getuige te laten oproepen omdat hij in de buurt was. Het Hof verzocht de Aanklager de getuige op te roepen. De Aanklager verkoos de getuige niet op te roepen. Nu wordt tijdens het verhoor die verklaring gebruikt. Ik geloof niet dat dat toelaatbaar is omdat daarmee de beslissing van het Hof wordt doorkruist. Het Hof oordeelde over het gebruik van die verklaring in tegenwoordigheid van getuige. Nu zou die worden gebruikt zonder de getuige.
SIR DAVID: Edelachtbare, het is volkomen waar. Ik moet toegeven dat het heel iets anders is deze te gebruiken tijdens een verhoor wanneer Dr. Kubuschok een deel ervan heeft ingebracht - als onderdeel van zijn eigen bewijsmateriaal – uit Schulthess’ Kalender van de Europese Geschiedenis – een verslag van die vergadering dat u kunt vinden in documentenboek I, pagina 27 van zijn documentenboek en dan, wanneer bewijsmateriaal van dit soort is ingebracht mag ik zeker tijdens mijn verhoor dat bewijsmateriaal bestrijden met de verklaring van Von Schröder.
Edelachtbare, het spijt me, ik had verder moeten gaan. Mijn vriend heeft een recente verklaring van Von Schröder ingediend, die op pagina 26 staat. Hij zegt dat Baron Von Schröder op hetzelfde moment de volgende verklaring indiende bij het Landesamt om het foutieve persbericht te verbeteren:
“Het initiatief om een gesprek om gang te brengen tussen de voormalige Reichskanzler Von Papen als vertegenwoordiger van de meest ruime Nationaalsocialistische kringen en de heer Hitler als enige leider van de Nationaalsocialistische beweging was geheel van mij persoonlijk”
Ik zou denken dat wanneer er een verklaring van Von Schröder is ingediend, ik het recht heb die te bestrijden met een andere verklaring van Von Schröder.
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, mag ik iets zeggen?
Er spelen hier twee totaal verschillende zaken. Sir David verwijst naar een document dat ik uit Schulthess’ Historische Kalender heb gehaald. Dat is een gezamenlijk communiqué van Von Papen en Von Schröder, dat destijds in de pers is gepubliceerd. Ik protesteer echter tegen een beëdigde verklaring van getuige Von Schröder en daar heb ik toen op gewezen. De Aanklager was het destijds met mij eens dat Von Schröder volgens de Aanklacht onder verdenking stond en dat hij zozeer bij de zaak betrokken was dat het afleggen van een verklaring alleen maar mogelijk is wanneer we de gelegenheid hebben de juiste vragen aan Von Schröder te stellen. Hoe dan ook, wat hier ligt is een afschrift van tijdsdocumenten uit de historische kalender van Schulthess. Deze documenten zijn, met instemming van de Aanklager door het Hof toegelaten.
De PRESIDENT: Sir David, kunt u de feiten noemen zonder naar het document te verwijzen?
SIR DAVID: Dat kan ik heel makkelijk, Edelachtbare, dat zal ik doen.
Op deze bijeenkomst, beklaagde, stelde u niet voor – neem me niet kwalijk, mijn excuses. Ik denk dat we eerst de situatie moeten hebben. Allereerst moeten we weten waar dat was en wie daar waren.
Het was in het huis van Baron Von Schröder in Keulen meen ik of zijn appartement in Keulen, is dat juist?
VON PAPEN: Ja, maar niet bij een vriend van mij.
SIR DAVID: Nu de mensen die in dat huis waren – en ik kom toe aan diegenen die bij die bijeenkomst waren: het gezelschap van Hitler, dat wil zeggen, hijzelf, beklaagde Hess, Himmler en Keppler, niet waar?
VON PAPEN: Dat is mogelijk, ja.
SIR DAVID: Keppler is de man van wie het Tribunaal heeft gehoord dat hij in maart 1938 in Wenen was, niet waar?
VON PAPEN: Hij was een man die zich altijd in Hitler’s gezelschap bevond.
SIR DAVID: Nu, het feitelijke gesprek vond plaats tussen u en Hitler, in aanwezigheid van Von Schröder, niet waar?
VON PAPEN: Nee. Misschien mag ik het Hof een kort verslag van de bijeenkomst geven indien het Hof dat wenst?
SIR DAVID: Nou, ik denk dat het eenvoudiger is u de feiten voor te leggen. Ik zal ze kort behandelen. Ik spreek namens het Tribunaal.
VON PAPEN: Von Schröder kan tijdens delen van het gesprek aanwezig zijn geweest. Ik herinner me dat ik over het algemeen met Hitler alleen sprak.
SIR DAVID: De bijeenkomst begon om ongeveer 11:30 ‘s ochtends, niet waar? De bijeenkomst tussen u en Hitler?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En het eerste punt dat u ter tafel bracht was aan Hitler uit te leggen dat hoewel u niet in staat was geweest de twee Nazi’s vrij te krijgen die waren veroordeeld voor het doden van een Communist, dat u had geprobeerd Von Hindenburg over te halen hen gratie te verlenen. Is dat niet juist?
VON PAPEN: Ik herinner me dat Hitler mij ernstige verwijten maakte vanwege het doodvonis tegen deze twee Nazi’s.
SIR DAVID: En het tweede punt dat u ter tafel bracht als uitleg aan Hitler was dat het niet een of andere intrige of manipulatie van uw kant was dat President Von Hindenburgh had geweigerd om met Hitler de kwestie van zijn benoeming tot Reichskanzler te bespreken. Was dat niet het tweede punt; u was het niet die Von Hindenburg ertoe had gebracht die discussie te weigeren?
VON PAPEN: Ja. Ik legde hem uit dat mijn aanbod aan hem van 13 augustus 1932 absoluut serieus bedoeld was.
De PRESIDENT Ik denk niet dat dat een antwoord op uw vraag was.
SIR DAVID: Hebt u niet aan Hitler uitgelegd dat het niet uw schuld was dat Von Hindenburg had geweigerd de kwestie van de benoeming van Hitler tot Reichskanzler in augustus 1932 te bespreken?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: .... nadat Hitler Von Hindenburg had ontmoet?
VON PAPEN: Nee, dat kan niet kloppen want op grond van het bewijs uit historische documenten blijkt dat Hitler op 13 augustus een onderhoud met Von Hindenburg had en Von Hindenburg hem uitlegde waarom hij het niet eens was met Hitler’s kanseliersschap.
SIR DAVID: Wat ik u voorleg is dat u op 4 januari tegen Hitler zei, nadat u dat gesprek met Von Hindenburg had gehad: “Ik wil dat u begrijpt dat het niet mijn schuld was dat Von Hindenburg niet bereid was de kwestie van uw kanseliersschap te bespreken.” Hebt u hem dat niet verteld, dat het niet uw schuld was, dat u had gedacht dat Von Hindenburg bereid zou zijn?
VON PAPEN: Nee, Meneeer de Aanklager, dat is wat de heer Von Schröder zegt, maar dat is niet juist.
SIR DAVID: Wel, wat u zei werd gezegd over het punt van Von Hindenburg en Hitler? Als u niet accepteert wat ik suggereer, wat zegt u dan wel?
VON PAPEN: Wat Von Hindenburg tegen Hitler zei staat in alle boeken; dat is een algemeen bekend historisch gegeven.
SIR DAVID: Nee, nee. Wat we willen weten – als ik dat zo mag zeggen, met het grootste respect voor het Tribunaal – is wat u Hitler op 4 januari vertelde. Wat vertelde u hem, als u hem al iets vertelde over de situatie tussen Von Hindenburg en hemzelf.
VON PAPEN: Als u mij had toegestaan een uitleg te geven over het verloop van het onderhoud dan zou ik dat al hebben uitgelegd.
In de loop van dit gesprek deed ik niets anders dan Hitler’s aandacht vestigen op het feit hoe noodzakelijk het was dat hij met Von Schleicher tot overeenstemming zou komen, hoe noodzakelijk het was zitting te nemen in zijn regering. Met andere woorden, ik zette mijn pogingen voort die ik in 1932 was begonnen om de Nazi partij tot samenwerking te bewegen.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal echt vertellen dat u tegen Hitler zei dat hij zitting moest nemen in een regering van Von Schleicher?
VON PAPEN: ik zei hem dat hij zitting moest nemen in een regering Von Schleicher.
SIR DAVID: Dat is wat ik u heb voorgelegd. Ik suggereer dat dat volkomen onjuist is. Wat u aan Hitler voorstelde was dat het voor de conservatieven en nationalisten, wiens politieke ideeën met de uwe overeen kwamen, een goede zaak zou zijn samen met Hitler een regering te vormen, dat u aan hem voorlegde wat er in feite op 30 januari ook gebeurde, u stelde dat tijdens die bijeenkomst aan hem voor. Zegt u dat dat niet waar is?
VON PAPEN: Er is geen woord van waar, dat is absoluut onjuist. Als bewijs hiervoor stel ik het volgende: Direct na het gesprek schreef ik een brief aan Von Schleicher, op 4 januari ‘s middags. Hij kreeg die brief waarschijnlijk in de ochtend van de 5de. Voordat de heer Von Schleicher die brief over de feitelijke inhoud van het gesprek van mij echter ontving, lanceerden de ochtendkranten van 5 januari een enorme campagne tegen mij en beweerden dat dit gesprek met Von Schröder ontrouw betekende aan Von Schleicher. Teruggekeerd naar Berlijn zocht ik de heer Von Schleicher onmiddellijk op en legde hem uit waarover het gesprek in grote lijnen was gegaan. De heer Von Schleicher publiceerde toen een communiqué over dit onderwerp. Dit communiqué .....
SIR DAVID: Maar hij was niet de enige persoon die een communiqué uitgaf, weet u. U en Hitler gaven ook een communiqué uit.
Ik wil dat u zich herinnert, beklaagde dat ik u voorlegde dat uw suggestie was dat u en Hitler een coalitie zouden vormen met de conservatieve krachten achter u en de Nationaalsocialistische krachten achter Hitler. Wilt u nu kijken naar het communiqué dat u en Hitler uitgaven.
Wilt u beklaagde document D-437 geven. Edelachtbare dit is een nieuw document en dat wordt GB-496.
Kijkt u onderaan de pagina, beklaagde, het einde van het document:
“
Adolf Hitler en de heer Von Papen geven het volgende gezamenlijke communiqué uit:
‘In antwoord op foutieve gevolgtrekkingen die in vele gevallen in de pers zijn gemaakt betreffende de ontmoeting van
Adolf Hitler met de voormalige Reichskanzler Von Papen verklaren ondergetekenden dat het gesprek uitsluitend ging over de kwestie van de mogelijkheid voor een groot nationaal politiek verenigd front en dat in het bijzonder de meningen van beide partijen over het huidige Reichskabinett tijdens dit algemene gesprek geheel buiten beschouwing zijn gebleven.’
Nu, beklaagde, nu u bent herinnerd aan datgene wat u zelf heeft gepubliceerd, is het niet juist wat ik u heb voorgelegd, dat u Hitler voorstelde dat u die coalitie van conservatieven en nationalisten, die het met u eens waren, zou vormen en de Nazi partij onder Hitler?
VON PAPEN: Nee, Meneer de Aanklager, dit communiqué vermeldt twee dingen: In de eerste plaats wijs ik erop dat we helemaal niet hebben gesproken over het omverwerpen van het Kabinet Von Schleicher of dat door een andere regering te vervangen zoals algemeen in de pers werd aangenomen. Dan zeg ik dat het noodzakelijk is een “groot, nationaal, politiek verenigd front te vormen.” De heer Von Schleicher stond aan het hoofd van hetzelfde Kabinet waarvan ik het hoofd was geweest, met dezelfde politieke stromingen. Wanneer ik Hitler dus had gevraagd in dat kabinet zitting te nemen dan is dat precies dezelfde politieke combinatie alsof ik hem had gevraagd in mijn kabinet zitting te nemen.
SIR DAVID: Beklaagde, ik ga niet met u in discussie. Wanneer u zegt dat dat communiqué uw manier van uitdrukken is dat u Hitler had gevraagd de Nazi’s op te nemen in de regering Von Schleicher en dat u de vorming van een coalitie niet had besproken; als u zegt dat dat het is wat dit communiqué uitdrukt dan heb ik verder geen vragen en ga over op een ander onderwerp. Ik heb mijn suggestie gedaan en ik denk dat het communiqué die bevestigt.
Maar laten we nu overgaan op een andere actie van u. Ontkent u dat u gedurende januari actief contact maakte met Hitler, en namens Hitler met President Von Hindenburg om Hitler in de regering op te nemen? Of bent u het daar mee eens?
VON PAPEN: Dat is waar en ik zal zeggen in welke mate. Ik had twee officiële gesprekken met Von Hindenburg. Op 9 januari, toen ik naar Berlijn terugkeerde, ging ik van Reichskanzler Von Schleicher naar Reichspräsident Von Hindenburg. Reichskanzler Von Schleicher, die van mening was dat ik hem tijdens het gesprek met Von Schröder ontrouw was geworden, had Von Hindenburg verzocht mij niet langer te ontvangen. Ik lichtte Von Hindenburg in over de werkelijke inhoud van het gesprek met Von Schröder en nadat ik met Von Schleicher tot overeenstemming was gekomen, was Von Hindenburg er ook van overtuigd dat het hele geval een groot misverstand was geweest.
Daarna, naar mijn beste weten sprak ik tot 22 januari niet meer officieel met de heer Von Hindenburg over deze regeringszaken.
SIR DAVID: Laten we nu eens zien wat de Chef van de Presidentiële Kanselarij erover te zeggen heeft en zien of hij uw geheugen kan opfrissen. Wilt u naar de verklaring van de heer Meissner kijken, het tweede deel van alinea 6?
(een document wordt aan beklaagde overhandigd)
Edelachtbare, het is IIa, pagina 45 ongeveer 7 regels voor het einde van de pagina.
(tot de beklaagde) Ziet u, net na het eerste deel van alinea 6, beklaagde, het tweede deel en dat luidt:
“Von Schleicher deed deze voorstellen pas midden januari aan Von Hindenburg .....”
De volgende zin luidt dan:
“In de tussentijd was Von Papen in Berlijn teruggekeerd en had met bemiddeling door de zoon van Von Hindenburg diverse gesprekken met de President gevoerd. Toen Von Schleicher zijn verzoek om noodbevoegdheden nogmaals deed verklaarde Von Hindenburg dat hij niet in staat was hem een dergelijke blanco volmacht te geven en in ieder afzonderlijk geval de beslissing aan zichzelf wilde houden. Von Schleicher zei van zijn kant dat hij onder die omstandigheden niet langer in de regering kon blijven en diende op 28 januari 1933 zijn ontslag in.”
Dan in alinea 7:
“Medio januari, toen Von Schleicher voor het eerst om noodbevoegdheden vroeg was Von Hindenburg niet op de hoogte van de ontmoetingen tussen Von Papen en Hitler, in het bijzonder de ontmoeting die had plaatsgevonden in het huis van de Keulse bankier Kurt von Schröder. In de tweede helft van januari speelde Von Papen een steeds belangrijker rol in het huis van de Reichspräsident maar ondanks Von Papen‘s overredingskrachten was Von Hindenburg tot eind januari uitermate terughoudend om Hitler tot kanselier te benoemen. Hij wenste Von Papen nogmaals als kanselier te hebben. Von Papen haalde hem uiteindelijk naar Hitler’s zijde over met het argument dat de vertegenwoordigers van de andere rechtse partijen, die in de regering zouden zitten, de vrijheid van handelen van Hitler zouden beperken. Bovendien drukte Von Papen zijn ongenoegen erover uit dat wanneer de huidige kans nogmaals werd genegeerd, dat zou kunnen leiden tot een opstand door de Nationaalsocialistisen en een burgeroorlog.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Nee.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik een opmerking maken over het gebruik van de verklaring van Meissner. De zaak is ongever gelijk aan die van Von Schröder. De verklaring van Meissner werd tijdens het proces niet aan het Hof aangeboden. Maar tijdens de zaak van de Aanklager werd mij bekend dat er een verklaring van Meissner zou worden gebruikt. Ik heb met de Aanklager gesproken en erop gewezen dat ik onder geen enkel beding tevreden zou zijn met het indienen van de verklaring van Meissner maar erop zou staan, Meissner als getuige op te roepen. De reden is dezelfde. De persoonlijkheid van getuige Meissner, die nauw bij deze zaken betrokken was, maakt uiterste voorzichtigheid raadzaam. De Aanklager zei tegen mij dat hij de verklaring niet zou gebruiken en zei mij tenslotte dat hij Von Schröder niet als getuige zou oproepen. Ik had geen aanleiding om zelf de getuige op te roepen. Ik ben nu in een positie waarin de verklaring tijdens een verhoor wordt ingediend en ik niet in staat ben de verdachte getuige Meissner voor het Hof te ondervragen of te ontmaskeren.
SIR DAVID: Edelachtbare, gezien de situatie met betrekking tot deze verklaring zegt Majoor Barrington mij dat hij die niet had toen hij de afzonderlijke zaak tegen Von Papen aandiende. Ik gebruik hem nu. Als het Tribunaal van mening is dat er voldoende verschil ligt tussen wat de getuige aanvaardt en wat de verklaring rechtvaardigt dan heb ik er geen enkel bezwaar tegen als Dr. Kubuschok een verzoek indient om Meissner te verhoren.
De PRESIDENT Wat zegt u over de bewering van Dr. Kubuschok dat de Aanklager gezegd heeft dat hij de verklaring niet zou gebruiken?
SIR DAVID: Edelachtbare, ik heb dat niet gezegd. Majoor Barrington, die bij mij was, kan zich helemaal niet herinneren dat ik dat heb gezegd. Majoor Barrington heeft dat zeker nooit gezegd. Het was nooit onze bedoeling omdat het voor ons duidelijk een zeer belangrijk document was om te gebruiken.
De PRESIDENT Van welke datum is dat?
SIR DAVID: 28 november. We hebben een afschrift aan Dr. Kubuschok gegeven.
Dr. KUBUSCHOK: Ja, Meneer de President, mag ik het uitleggen? De Britse Aanklager heeft geen bindende verklaring afgelegd dat hij de verklaring niet zou indienen en de getuige niet zou oproepen. Ik heb altijd gezegd dat wanneer er een verklaring moet worden gebruikt, ik de getuige zou oproepen. Ik heb de Aanklager herhaaldelijk gevraagd: “Gaat u de getuige oproepen of niet?” Hij zei: “Nee.” Toen zei ik: “Dan stel ik er ook geen belang in. We zullen deze hele kwestie laten liggen en ik zal de getuige niet oproepen.”
De PRESIDENT Die verklaring schijnt lang geleden te zijn opgesteld.
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare.
De PRESIDENT Zelfs bijna aan het begin van het Tribunaal. Ik denk dat u wellicht beter de feiten kunt gebruiken dan de verklaring.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik ben volkomen bereid te doen wat het Tribunaal wenst. Als er vragen zijn en Dr. Kubuschok wil Meissner hebben voor een verhoor, wat mij betreft mag hij hem hebben. Ik bevind mij in een iets andere positie wat betreft Von Schröder. Voor zover het de eerlijkheid aangaat, ik hoop dat u, Edelachtbare, begrijpt dat niemand van mijn staf er een moment aan heeft gedacht dat de Verdediging heeft begrepen dat we die verklaring niet zouden gebruiken, omdat we vanaf het begin de bedoeling hadden hem te gebruiken. We hebben een afschrift van deze verklaring aan de Verdediging gegeven zodat men ruim van te voren op de hoogte was van deze verklaring.
Dr. KUBUSCHOK: Ja dat is gebeurd en ik ben er dankbaar voor.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik wil echt niet teveel beslag leggen op de tijd van het Tribunaal. Ik zou liever verder willen gaan, de feiten geven en iedere verdere discussie daarover uitstellen.
De PRESIDENT Prima, doet u dat.
SIR DAVID: Ik denk dat u zei, beklaagde, u zei dat u twee ontmoetingen met President Von Hindenburg had en dan, na 18 januri meen ik had u ontmoetingen met Hitler en na 22 januari had u ontmoetingen met beklaagde Göring, zoals hij tijdens zijn verhoor zei, dat is toch waar?
VON PAPEN: Nee, ik ontmoette Hitler niet tussen 4 en 22 januari.
SIR DAVID: We zullen het ongeveer 4 dagen noemen, de gegevens van de Nazi partij tonen aan dat u op de 18de onderhandelingen begon maar we gaan niet over een of twee dagen discussiëren. De belangrijkste ontmoeting was die welke was geregeld door Oskar von Hindenburg bij Von Ribbentrop thuis, niet waar?
VON PAPEN: Het was een inleidend gesprek; het was in elk geval het eerste contact met de Nationaalsocialisten, met Hitler en met Göring.
SIR DAVID: En Oskar von Hindenburg voerde tijdens die bijeenkomst in het huis van Von Ribbentrop persoonlijke gesprekken met Hitler die ongeveer een uur duurden, is dat zo?
VON PAPEN: Dat is mogelijk. Ik herinner het me niet meer.
SIR DAVID: En daarna werd de beslissing genomen dat Hitler kanselier zou worden in de nieuwe regering en dat hij beklaagde Frick in de regering zou halen als Minister van Binnenlandse Zaken en beklaagde Göring als Minister zonder Portefeuille en hijzelf zou als kanselier de regering leiden?
VON PAPEN: Nee, op de 22ste bereikten we hierover geen overeenstemming. We beperkten ons eerder tot ....
SIR DAVID: Ik zei slechts binnen een paar dagen die tussen u waren overeengekomen, niet waar?
VON PAPEN: Ja, maar het is erg belangrijk vast te stellen – vergeef me als ik dit toevoeg – dat we deze onderhandelingen pas begonnen nadat het zeker was dat de heer Von Schleicher geen regering kon vormen, nadat de poging de partij te splitsen was mislukt. Dat is erg belangrijk.
SIR DAVID: Vertelt u het Tribunaal nu dat u op die tijd deed wat u had afgesproken om Hitler aan de macht te brengen, alleen maar omdat hij aan het hoofd stond van de grootste partij in de Reichstag of omdat u dacht dat hij de meest geschikte man was om op dat moment kanselier van Duitsland te worden; wat was uw motief?
VON PAPEN: Mijn motief, Meneer de Aanklager, was heel simpel. In de situatie die na 23 januari heerste, bestonden er maar twee mogelijkheden, ofwel een schending van de Grondwet die een burgeroorlog tot gevolg zou hebben, ofwel een regering vormen geleid door Hitler. Ik meen dat ik dat al tot in bijzonderheden aan het Hof heb uitgelegd.
SIR DAVID: Wat ik echt wil weten, beklaagde is dat u op dat moment die contacten met Hitler had. U bent zelf kanselier van Duitsland geweest. Dacht u destijds dat Hitler persoonlijk als kanselier, en Hitler’s doelen, intenties en persoonlijkheid goed voor Duitsland zouden zijn? Dat is een heel eenvoudige vraag. Ik wil een direct antwoord. Dacht u dat het een goede zaak was Hitler, zoals u hem toen kende, als kanselier van Duitsland te hebben?
VON PAPEN: Daarop kan ik alleen maar zeggen dat de coalitie die ik vormde namens de Reichspräsident een gedwongen oplossing was. Er was geen sprake van beter of slechter. We hadden het te aanvaarden.
SIR DAVID: Laten we maar eens zien. Ik denk dat u zei dat u er niet zeker van was dat Hitler de oppositie zou uitschakelen voordat hij aan de macht kwam. Hoe lang duurde het, nadat Hitler kanselier was geworden, voordat u ontdekte dat het zijn wens was alle oppositie uit te schakelen?
VON PAPEN: Ik werd me daar uiteindelijk van bewust toen ik in mijn rede in Marburg een laatste poging deed, hem aan het gemeenschappelijke programma te houden en toen die poging mislukte ....
SIR DAVID: Dat was 18 maanden later, op 17 juni 1934. Wilt u het Tribunaal zeggen dat u er 17 maanden over deed om u te realiseren dat Hitler de oppositie monddood wilde maken?
VON PAPEN: Nee, ik heb het Hof verteld ....
SIR DAVID: Laat me u aan een paar dingen herinneren. Herinnert u zich de heer Ernst Heilmann, de voormalige leider van de Sociaal Democraten in het Pruissische parlement?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Hij was denk ik samen met
u 10 jaar lang lid van het Pruissisiche parlement. Hij ging direct naar een concentratiekamp en werd daar op de meest wrede manier behandeld, niet waar?
VON PAPEN: Daarover hoorde ik later pas, hier, voor het eerst. Ik wist dat destijds niet.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal vertellen dat u niet wist dat Ernst Heilmann in 1933 naar een concentratiekamp ging?
VON PAPEN: Ik wist dat een aantal politieke tegenstanders, Communisten en Socialisten door de
Gestapo naar
concentratiekampen werden gestuurd. Dat wist ik wel.
SIR DAVID: Beantwoordt u nu mijn vraag. Hier was de leider van de Sociaal Democraten in het Pruissische parlement, een man die 10 jaar lang met u zitting had in het parlement. Zegt u dat u niet wist dat hij naar een concentratiekamp was gestuurd?
VON PAPEN: Dat herinner ik me niet; nee. Ik meen dat ik dat hier pas hoorde.
SIR DAVID: Laat me u nog een beroemde naam noemen, Karl von Ossietzki, de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, de schrijver en journalist. Wist u dat hij naar een concentratiekamp was gestuurd?
VON PAPEN: Ik herinner me de heer Von Ossietzki alleen maar als uitgever van een tijdschrift; anders weet ik niets van hem.
SIR DAVID: U wist niet dat hij in 1936 de Nobelprijs voor de Vrede won?
VON PAPEN: Dat had ik in 1933 onmogelijk kunnen weten.
SIR DAVID: Nee, maar wist u niet dat hij die later won? Wist u niet dat hij gevangen was gezet?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: Ik had gehoopt u met zijn naam te kunnen verbinden. Laat me iemand anders nemen. Neem Dr. Ernst Eckstein, voormalig afgevaardigde van de Reichstag en een bekend advocaat uit Breslau. Wist u niet dat hij in een concentratiekamp was opgesloten?
VON PAPEN: Nee, ik kende Dr. Eckstein niet, helaas.
SIR DAVID: Of Dr. Joachim, de Sociaal Democratische jurist uit Berlijn. Wist u dat hij in een concentratiekamp was opgesloten?
VON PAPEN: Nee, ik kende hem niet en dit wist ik ook niet.
SIR DAVID: Wel, afgezien van individuele personen, wist u niet dat binnen een paar maanden nadat Hitler kanselier was geworden honderden, zo niet duizenden Sociaal Democraten en Communisten naar
concentratiekampen werden gestuurd?
VON PAPEN: Duizenden?
SIR DAVID: Nou, laten we maar zeggen honderden, als u wilt. Dat is het aantal dat beklaagde Göring toegaf, laten we dus maar aannemen honderden Sociaal Democraten en Communisten. Minister Severing hield het op 1.500 van elk; wist u dat niet?
VON PAPEN: Ik herinner me heel goed dat beklaagde Göring naar het Kabinett kwam de dag nadat hij het hoofdkwartier van de Communistische Partij, Huize Liebknecht door de politie had laten ontruimen. Hij vertelde het Kabinett dat hij er een groot aantal documenten had gevonden die aangeven tot op welke hoogte de Communisten en andere elementen probeerden de openbare orde te verstoren en de nieuwe regering omver te werpen.
SIR DAVID: Wilt u nu mijn vraag beantwoorden? Wist u niet dat honderden Sociaal Democraten en Communisten in concentratiekampen waren gestopt?
VON PAPEN: Nee, ik wist niet dat het er honderden waren. Ik wist wel dat individuele leiders in concentratiekampen waren gestopt.?
SIR DAVID: Nu noemde u, toen u voor het Hof getuigde, dat het Amnestiebesluit van 21 maart alleen maar iets was dat eerder was gebeurd; dat het een erg eenzijdige amnestie was, niet waar? Het was een amnestie voor diegenen die in de nationale revolutie hadden gevochten, met andere woorden, amnestie voor Nazi’s. Het was geen amnestie voor Communisten of Sociaal Democraten of iemand die tot de andere kant had behoord, niet waar?
VON PAPEN: Helemaal waar, ja. Het was een amnestie voor mensen die tegen de vorming van de nieuwe regering hadden gestreden.
SIR DAVID: Nu, u wist deze dingen dus. Uw rede in Essen, laten we daar weer eens naar kijken; uw eigen verslag van wat u deed. Het is pagina 54 van documentenboek 11. U hebt me net verteld dat het waar was wat u in die rede zei – dit was in november – dat u met al uw kracht had geprobeerd het werk van de Nationaalsocialistische beweging en haar leider te steunen en, u zult opmerken u zegt later dat u “door een gunstig lot bent uitverkoren om de hand van onze Kanselier en Führer in de handen van onze geliefde Feldmarschall te leggen.” Tegen november 1933 moet u een goed idee hebben gehad over de manier waarop Hitler, uw Kanselier en Führer zijn politieke tegenstanders behandelde. Waarom was u – u hebt ons uw mening gegeven – waarom zei u hoe trots u was om met al uw kracht het werk van de Nationaalsocialistische Partij te hebben gesteund tenzij u daarmee instemde?
VON PAPEN: We boden binnen het Kabinett met al onze kracht tegenstand tegen Hitler’s acties en schendingen van het coalitiebeleid en die van de partij. Zeker, wij wisten van die schendingen. Ik heb persoonlijk in vele toespraken, die niet bij het Hof zijn ingediend, naar deze schendingen verwezen, maar zolang deze coalitieafspraken bestonden moest ik hopen dat we onze mening konden doorzetten en alleen om deze reden verzekerde ik Hitler van mijn trouw zodat hij van zijn kant trouw zou zijn aan ons.
SIR DAVID: Ik ga u de laatste woorden voorlezen. Hier doet u een voorzichtige en bijzondere oproep aan uw Katholieke medeburgers en u zegt:
“Laat ons in dit uur tot onze Führer en het nieuwe Duitsland zeggen dat wij in hem en in zijn werk geloven.”
Waarom zei u dat als u in 1933 moet hebben geweten dat dit programma het neerslaan van de oppositie betekende, het neerslaan van zijn politieke tegenstanders, het verbieden van de vakbonden en zichzelf de volledige controle over Duitsland geven. Waarom hield u dergelijke toespraken tenzij u erin geloofde en instemde met alles wat Hitler wilde doen?
VON PAPEN: Ik zal u dat precies vertellen. U weet dat ik in juli van dat jaar het Concordaat sloot en dat ik Hitler’s garantie kreeg dat hij godsdienstvrijheid tot basis van zijn beleid zou maken. Hoe meer conservatieve elementen zouden terugkeren in de regering, hoe beter het zou zijn voor de verwezenlijking van mijn programma.
SIR DAVID: Als dat uw antwoord is gaan we over op een ander onderwerp. Ik meen dat u vandaag zei, of u hebt het even geleden gezegd dat u zich begon te realiseren bij wat voor soort ploeg u zich had aangesloten toen u op 17 juni die rede in Marburg hield. Denkt u nu alstublieft niet dat ik u wil beledigen ....
De PRESIDENT We gaan nu schorsen.