M. DEBENEST: Beklaagde, u benoemde in de grotere steden en provincies van Nederland agenten die direct aan u ondergeschikt waren en die u volledige bevoegheid gaf. Waren die agenten geen leden van de
NSDAP?
SEYSS-INQUART: Wilt u mij alstublieft zeggen wat u bedoelt met "agenten"? Ik had Duitse vertegenwoordigers in de provincies en in de grote steden. Bedoelt u de Duitse of de Nederlandse?
M. DEBENEST: Nee, ik wilde het hebben over de Beauftragten.
SEYSS-INQUART: Dat waren Duitsers en ik neem aan dat ze allemaal lid van de
NSDAP waren. Ik weet het niet zeker maar het is goed mogelijk en ik geloof dat dat het geval was.
M. DEBENEST: Goed dan, teneinde uw geheugen op te frissen, wilt u alstublieft Document PS-997 nemen dat ik vanmorgen aan u heb gegeven? Ik verwijs naar pagina 9 in de Franse en Duitse tekst. Ik zou het Tribunaal willen mededelen dat ik vanochtend een onjuiste referentie heb gegeven. Het document is ingediend onder nummer USA-708 maar het is RF-122.
(hij wendt zich tot de getuige) Bovenaan pagina 9 schrijft u:
"Voor de provincies die een vérstrekkend onafhankelijk bestuur hebben, is voorzien in Beauftragten. De vorming van deze functies werd vertraagd door de noodzaak, een voorlopig onderzoek naar de situatie in te stellen. Er is nu aangetoond dat het niet zozeer een kwestie moet zijn van administratieve functionarissen als wel van mensen die politieke ervaring hebben opgedaan. Daarom werd aan Reichsleiter Bormann (de staf van Hess) via Reichsamtsleiter Schmidt gevraagd om mensen, meestal afkomstig uit de Partij die nu onderweg zijn en binnen een paar dagen in de provincies in hun functie kunnen worden benoemd."
Dat was de waarheid, niet waar?
SEYSS-INQUART: Ja, en ik zie mijn bewering gestaafd dat ze niet allemmaal uit de Partij afkomstig waren.
M. DEBENEST: Prima, maar ik merk ook op dat deze mensen speciaal werden uitgezocht.
SEYSS-INQUART: Ja, het waren mensen met politieke ervaring want ik wenste geen administratieve bureaucraten maar mensen met ervaring en vaardigheden in het openbare politieke leven, geen Partijpolitiek leven.
M. DEBENEST: Op welke gronden organiseerde u de gemeentebesturen en provinciale besturen?
De PRESIDENT: Meneer Debenest, het konmt het Tribunaal voor -ik weet niet of we het bij het rechte eind hebben- dat het beter zou zijn wanneer u na iedere zin pauzeert in plaats van na ieder woord.
M. DEBENEST: Ja.
SEYSS-INQUART: Wilt u mij alstublieft zeggen wat u bedoelt met gemeentelijke en provinciale besturen. Volgens onze opvatting betekent het woord "bestuur" een rechtspersoon, maar ik heb zulke lichamen niet ingesteld; ik benoemde individuele personen om leiding te geven aan het bestuur.
M. DEBENEST: In de gemeenten in Nederland waren er gemeentebesturen en in de provincies provinciebesturen, wat voor verschillende omschrijvingen u daaraan ook mag geven.
SEYSS-INQUART: Dank u, ik begrijp het. In 1941 ontbond ik de provinciale en gemeentebesturen die tot dan toe hadden bestaan. Ik voorzag in zulke raden in de gemeentelijke regeling die ik toen uitvaardigde, maar heb dergelijke raden in werkelijkheid nooit benoemd omdat de Nederlandse bevolking niet meewerkte en dientengevolge zouden deze gemeenteraden slechts een papieren tijger zijn geweest. De bedoelde voorziening in mijn gemeentelijke regeling werd niet getroffen.
M. DEBENEST: Maar op welke grond werd met deze regeling de organisatie gevormd?
SEYSS-INQUART: Ik kan geen bepaalde grond noemen. Ik neem aan dat die volgens de wet werd opgezet, als er al in was voorzien.
M. DEBENEST: Goed, ik zal de vraag op een andere manier stellen en misschien kunt u antwoord geven. Voerde u, door uw gemeentelijke regeling, het Führerprinzip in?
SEYSS-INQUART: Ja, ik noemde dat de "eenmans verantwoordelijkheid", en ik ben van mening dat in tijden van nood de "eenmans verantwoordelijkheid", de juiste keuze is.
M. DEBENEST: Dat was in feite het stelsel dat ook in Duitsland werd toegepast?
SEYSS-INQUART: Dat is waar. Het was misschien niet precies hetzelfde maar onder de omstandigheden beschouwde ik het als juist.
Ik herhaal wat ik gisteren zei: We maakten hier een fout. We begingen de fout om te denken dat het door de bezettende macht opgelegde beleid beter was dan het in de bezette gebieden al bestaande.
M. DEBENEST: Goed, het invoeren van dit principe was van een bijzonder belang, niet waar?
SEYSS-INQUART: Dat dacht ik zeker; in het bijzonder in die districten moest ik iemand hebben die aan mij verantwoording schuldig was voor het bestuur en geen anonieme meerderheid van een vertegenwoordigend lichaam.
M. DEBENEST: Ik laat u Document F-861 overhandigen, dat ik indien onder nummer RF-1524. In de laatste alinea kunt u zien welk belang daaraan in het Reich werd gehecht. Het is een brief van de Reichsinnenminister gedateerd 6 september 1941 en luidt als volgt:
"Bijzonder belang moet worden gehecht aan dit besluit want het bevat een gedetailleerde regeling betreffende de invoering van het Führerprinzip in de gemeentebesturen van Nederland."
SEYSS-INQUART: Ja, de Reichsinnenminister was hierin geïnteresseerd. Ik wil er alleen maar op wijzen, om enkele zaken recht te zetten, dat de Reichsinnenminister er geen invloed op had en in de tweede plaats dat deze ruimere bevoegdheden in 1941 werden verleend aan tenminste 80% van het aantal burgemeesters die tot de democratische partij behoorden en daarom mijn politieke tegenstanders waren.
De PRESIDENT: Meneer Debenest, hebt u door de vragen die u aan deze beklaagde hebt gesteld, al niet vastgesteld dat hij de bestuursvorm in Nederland in aanzienlijke mate heeft gewijzigd en dat hij een andere bestuursvorm heeft ingevoerd? Is dat niet alles wat u werkelijk nodig heeft voor het argument dat u ongetwijfeld van plan bent te uiten. De bijzonderheden doen niet zo veel ter zake, niet waar?
M. DEBENEST: Meneer de President, ik wil alleen maar aantonen dat in tegenstelling tot wat de beklaagde gezegd heeft, hij geprobeerd heeft het Nationaal-Socialistische stelsel aan de bevolking van Nederland op te leggen.
.....
Tot welk doel bracht u de politie samen in één directoraat voor politie?
SEYSS-INQUART: Ik zal mijn getuigenis van gisteren herhalen. De Nederlandse politie viel onder drie of vier ministeries, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Justitie, ik meen ook het Ministerie van Defensie enzovoorts. Voor een helder bestuur van de politie vond ik het nodig deze vier politieorganisaties tot één samen te voegen en onder het Ministerie van Justitie te plaatsen.
M. DEBENEST: Hebt u als hoofd van deze politie een Nationaal-Socialist benoemd?
SEYSS-INQUART: Ja.
M. DEBENEST: In het kort, het doel wat u voor ogen had, was dat niet Nederland onder het bewind van de NSDAP te brengen en zo het interne bestuur van Nederland aan te passen aan dat van het Reich? Met andere woorden, iets te doen dat overeen kwam met wat u in Oostenrijk had gedaan?
SEYSS-INQUART: Ik geloof dat men dat zo niet kan zeggen. In het bijzonder, het beleid van de NSB was niet dat van de NSDAP. De NSB verschilde in veel opzichten. Ten tweede, als ik dat had willen doen zou ik in staat geweest zijn, de heer Mussert tot Eerste Minister te benoemen, dat zou minder ingewikkeld geweest zijn. De eenvoudige verklaring is dat ik, misschien op een wat schematische manier, het voorbeeld van het Reich als model gebruikte om in Nederland een bestuur te vormen dat het mij tenminste gedeeltelijk mogelijk maakte mijn taak, bewaking van orde en veiligheid uit te voeren. Gisteren heb ik alleen maar beweerd dat ik geen enkele Nederlander heb gedwongen Nationaal-Socialist te worden. Ik heb niet ontkend dat het tot een zekere samenwerking kwam vanwege de fouten die ik herhaaldelijk heb toegegeven.
M. DEBENEST: Maar u plaatste leden van de NSB in alle bestuurslichamen, op de hogere posten?
SEYSS-INQUART: Niet uitsluitend, maar ik heb het gedaan omdat ik in laatste instantie alleen op hen kon vertrouwen, alle anderen werkten mijn bevelen tegen.
M. DEBENEST: U vertelde het Tribunaal gisteren over het ontslag van de rechters aan het Hof van Leeuwarden. Wilt u ons nogmaals de precieze reden van dit ontslag vertellen?
SEYSS-INQUART: Het waren niet de rechters maar de griffiers van de rechtbank. Dit Hof in Leeuwarden had in een openbare verklaring gezegd dat Nederlandse burgers die door Nederlandse rechtbanken waren veroordeeld en naar een Nederlandse gevangenis waren gestuurd, overgebracht zouden worden naar Duitse
concentratiekampen en daar gemarteld en geëxecuteerd. Dientengevolge meende het Hof niet langer in een positie te verkeren, een Nederlandse burger te kunnen veroordelen.
Deze verklaring van het Hof was naar mijn mening onjuist. Naar mijn mening werden er geen Nederlandse burgers uit Nederlandse gevangenissen naar Duitse
concentratiekampen overgebracht om daar te worden geëxecuteerd.
In de tussentijd verduidelijkte ik de toestand volgens de suggestie van de rechters in Amsterdam en via de Secretaris-generaal van Justitie liet ik het Hof in Leeuwarden verzoeken vonnissen te blijven uitspreken. Het Hof in Leeuwarden weigerde dit. Daarop ontbond ik dat Hof.
M. DEBENEST: Wel, ik heb hier een document "Arrest van het Hof van Beroep in Leeuwarden" en er is geen sprake van dat Nederlandse gevangenen naar concentratiekampen worden gestuurd, gemarteld of anderszins ter dood gebracht. Alles wat er wordt vermeldt is dat de rechters aan dat Hof niet wensen dat gevangenen na het uitzitten van hun straf naar concentratiekampen worden gestuurd.
Ik zal u het origineel van dit document overhandigen zodat u het kunt nakijken. Het document is al ingediend onder nummer RF-931.
SEYSS-INQUART: Ik heb geen Duitse vertaling ontvangen of het origineel in het Duits.
M. DEBENEST: Dan zal ik u de vertaling van het arrest voorlezen; u mag het nakijken:
"Overwegende dat het Hof het feit in aanmerking wenst te nemen dat sinds enige tijd door de Nederlandse rechters diverse gevangenisstraffen zijn opgelegd die strijdig zijn met de bedoeling van de wetgeving en dat de straffen van de rechters zijn opgelegd op een wijze die die straffen zodanig verzwaren dat het voor een rechter onmogelijk is te voorzien of zelfs maar te veronderstellen dat de op te leggen straf ...
De PRESIDENT: Waarom vat u het document voor de getuige niet samen, doe het op die manier. U kunt het gevolg van het arrest noemen.
M. DEBENEST: Zeker, meneer de President. Dit arrest vermeldt tot in bijzonderheden dat de rechters niet langer wensen een straf op te leggen die in preventieve hechtenis zou kunnen resulteren.
De PRESIDENT: Hebt u de vraag gehoord?
SEYSS-INQUART: Ja, meneer de President, maar waarom wilden ze geen vonnissen meer uitspreken? Ik had de Duitse vertaling hier in handen en ik heb deze vertaling als basis genomen in deze kwestie want ik herinner me dit arrest niet. Ik lees het hier en ik herinner me dat het vermeldde dat Nederlandse gevangenen naar Duitse concentratiekampen moesten worden overgebracht om daar te worden gemarteld en terechtgesteld.
De PRESIDENT: Het lijkt er niet op of er daarover iets dergelijks staat in het arrest dat voor ons ligt. In dat arrest staat er niets over, niet waar?
M. DEBENEST: Meneer de President, getuige beweert dat de rechters dergelijke vonnissen niet langer wensten uit te spreken zodat de mensen niet naar concentratiekampen zouden worden gestuurd om gemarteld en terechtgesteld te worden. In dat arrest is daar geen sprake van. Het enige dat er wordt vermeldt is dat het Hof geen enkele straf wenste op te leggen die erin zou kunnen resulteren dat mensen naar concentratiekampen zouden worden gestuurd. Ik zie in dit arrest niets dat beklaagde zou kunnen beschouwen als een persoonlijke belediging of een aanval.
SEYSS-INQUART: Ik heb nu de Duitse tekst. Er staat: "Het Hof wenst het feit in overweging te nemen dat sinds enige tijd rechters straffen hebben opgelegd en dat Nederlandse misdadigers van het mannelijk geslacht, in weerwil van juridische voorschriften en in tegenstrijd met de bedoelingen van de wetgever en de rechter, in het kamp terecht zijn gesteld en terecht worden gesteld op een manier die ..." enzovoorts.
Dat zijn de concentratiekampen die het Hof bedoelde. Het betreft het feit dat gevangenen uit Nederlandse gevangenissen naar Duitse kampen werden gestuurd.
De PRESIDENT: Gaat u verder, meneer Debenest.
M. DEBENEST: Wat het onderwijs betreft, hebt u geen ingrijpende veranderingen doorgevoerd?
SEYSS-INQUART: Ik heb toezicht op het lesprogramma van de scholen ingevoerd en ik deed mijn invloed gelden bij de aanstelling van onderwijzers, zeker in de vele privé scholen in Nederland. Twee-derde van de Nederlandse scholen waren privé. Ik achtte dat noodzakelijk omdat er in die scholen een duidelijk anti-Duitse tendens heerste die aan de leerlingen werd onderwezen. Het Nederlansdse Ministerie van Onderwijs had het toezicht op deze zaken.
M. DEBENEST: Daarbij voorkwam u ook dat een groot aantal geestelijken deel nam aan het algemeen onderwijs.
SEYSS-INQUART: Dat denk ik niet. Ik gaf bevel, of liever stemde toe in het bevel dat geestelijken geen schoolhoofd mochten zijn. Voor wat betreft geestelijken die onderwijzer waren, stemde ik erin toe, hun salaris met een-derde te laten verlagen. Ze waren in staat het onderwijs voort te zeten met twee-derde van hun inkomen en met het bespaarde geld gaf ik 4.000 jonge werkloze leraren een aanstelling.
M. DEBENEST: Nu we het over onderwijzers hebben, hebt u geen speciale school voor onderwijzers opgezet?
SEYSS-INQUART: Nee. Ik meen dat u de opleidingen bedoeld die in Amersfoort werden gegeven of voor diegenen die zich daar vrijwillig voor meldden.
M. DEBENEST: Nee. Wat ik bedoel zijn die leraren die voor hun benoeming werden gedwongen gedurende een paar maanden in Duitsland een cursus te volgen.
SEYSS-INQUART: Ik kan me de kwestie niet herinneren. Het kan gaan om diegenen die op Nederlandse scholen Duits gaven. In dat geval is het mogelijk dat ik eiste dat ze een bepaalde tijd in Duitsland verbleven teneinde te kunnen worden aangesteld.
M. DEBENEST: U stelde in feite onderwijs in de Duitse taal in sommige klassen verplicht?
SEYSS-INQUART: In de zesde klas en ook in de zevende, die ik nieuw invoerde. Maar ik liet terzelfder tijd ook het onderwijs in de Nederlandse taal uitbreiden om te bewijzen dat ik het Nederlandse volk niet wilde germaniseren maar hen alleen de kans wilde geven, de Duitse taal te bestuderen.
M. DEBENEST: Maar ze hadden die mogelijkheid toch al. Duits werd naast Engels en Frans onderwezen. U legde onderwijs in de Duitse taal op ten koste van de twee andere vreemde talen.
SEYSS-INQUART: Ik had het over de Lagere Scholen waar onderwijs in het Duits nog niet was ingevoerd. Het is denkbaar dat op de Middelbare Scholen het onderwijs in Duits werd uitgebreid ten koste van het onderwijs in Engels en Frans.
M. DEBENEST: Gaf u geen bevel tot sluiting van diverse universiteiten. Waarom deed u dat?
SEYSS-INQUART: Ik herinner me alleen de sluiting van de universiteit in Leiden. Toen ingevolge mijn instructies Joodse professoren aan de universiteit werden ontslagen, gingen de studenten van de Universiteit Leiden langdurig in staking en daarom sloot ik de deuren. Ik kan me niet herinneren, enig andere universiteit te hebben gesloten. De Katholieke Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit van Amsterdam sloten, voor zover ik me kan herinneren, uit zichzelf.
M. DEBENEST: En de Technische Hogeschool Delft? U gaf ook geen bevel die te sluiten?
SEYSS-INQUART: Ja, dat was een tijdelijke maatregel. Die werd ook, zover ik me kan herinneren, heropend.
M. DEBENEST: En de Katholieke Handelshogeschool in Tilburg?
SEYSS-INQUART: Dat kan ik me niet herinneren.
M. DEBENEST: Dat was in 1943.
SEYSS-INQUART: Ik kan het me niet herinneren. Het is heel goed mogelijk dat die om een of andere reden werd gesloten, waarschijnlijk omdat het me voor kwam alsof de belangen van de bezetter in gevaar kwamen.
De PRESIDENT: Het is niet nodig, dit tot in bijzonderheden te onderzoeken, niet waar? Als beklaagde heeft gezegd dat hij een school heeft gesloten zonder er voldoende reden voor te geven, is dat voor u niet genoeg om tot uw argument te komen?
M. DEBENEST: Zeker, meneer de President. (hij wendt zich tot de getuige) Later probeerde u de Universiteit Leiden tot een Nationaal-Socialistische om te vormen.
SEYSS-INQUART: Als u de benoeming van twee of drie professoren op zo'n 50 tot 100 als zodanig beschouwt, moet mijn antwoord ja luiden. Ik kan me geen andere maatregel herinneren. Mij werd eens de suggestie gedaan om in Leiden een universiteit te stichten waar Duitse en Nederlandse studenten konden studeren en dat die studies passende erkenning in Duitsland konden krijgen. Maar dat gebeurde niet.
M. DEBENEST: U geeft in ieder geval toe dat u de bedoeling had, die school te stichten?
SEYSS-INQUART: Bedoeling is een beetje te sterk. Deze ideeën werden besproken. Er was nog een idee. In Nederland, in de Duitse Wehrmacht waren een aantal studenten die om begrijpelijke redenen hun studie niet hadden kunnen afmaken. Er werd in die tijd overwogen om in Leiden voor deze studenten cursussen te geven die een soort voortzetting van hun studie konden zijn.
M. DEBENEST: Ik laat u Document F-803 overhandigen, hetgeen ik indien onder nummer RF-1525. Het is een rapport van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs. Het staat op pagina 23 van de Franse versie en op pagina 16 van de Duitse versie. Ik zal u de passage voorlezen:
"Er werden pogingen ondernomen om de Universiteit Leiden om te vormen tot een Nationaal-Socialistische door de benoeming van Nationaal-Socialistische professoren. Deze pogingen faalden echter vanwege de standvastige houding van de professoren en de studenten. Sommige professoren .......
De PRESIDENT: Staat dat op pagina 15?
M. DEBENEST: Het staat op pagina 23 van de Franse tekst, de laatste alinea.
De PRESIDENT: Wat is het?
M. DEBENEST: Het is F-803.
De PRESIDENT: Ik vroeg niet welk document het was; ik vroeg wat de aard van het document is.
M. DEBENEST: Ik heb het Tribunaal duidelijk gemaakt dat het een rapport is van de Minister van Onderwijs in Nederland.
De PRESIDENT: Is die door beklaagde aangesteld of voor de oorlog benoemd?
M. DEBENEST: Het is de huidige Minister van Onderwijs. Ik wil het Tribunaal erop wijzen dat ik gedwongen ben in bepaalde details te treden omdat toen de Franse Officier van Justitie zijn zaak voorlegde, wij niet alle documenten tot onze beschikking hadden en de Nederlandse regering wenst deze feiten zo gedetailleerd mogelijk gepresenteerd te zien.
Ik zou eraan willen toevoegen dat ik vandaag documenten indien die afkomstig zijn van de Nederlandse regering.
De PRESIDENT: Dat is pagina 23?
M. DEBENEST: Pagina 23 van de Franse tekst, zes regels voor het einde van de laatste alinea.
De PRESIDENT: Ja.
M. DEBENEST: "Er werden pogingen ondernomen om de Universiteit Leiden om te vormen tot een Nationaal-Socialistische door de benoeming van Nationaal-Socialistische professoren. Deze pogingen faalden echter vanwege de standvastige houding van de professoren en de studenten. Sommige professoren boden in mei 1942 zelfs hun gezamenlijk ontslag aan en omdat daar geen reactie op kwam, deden ze dat in september van hetzelfde jaar nogmaals.
De PRESIDENT: De beklaagde heeft dit toch al gezegd? U hebt het hier over de Leidse Universiteit, niet waar?
M. DEBENEST: Ja, meneer de President. Als ik het goed heb begrepen, heeft de beklaagde gezegd dat het ging om de stichting van een Nationaal-Socialistische school in Leiden maar dat hij dit niet ten uitvoer had gelegd. Aan de andere kant lijkt het in dit document dat dat niet van hem afhing maar dat het een gevolg was van de houding van de professoren. Dat wilde ik naar voren brengen.
SEYSS-INQUART: Mag ik daar een opmerking over maken?
M. DEBENEST: Zeker.
SEYSS-INQUART: Het feit dat er een poging werd ondernomen om Leiden tot een Nationaal-Socialistische universiteit om te vormen wordt alleen in dit document vermeld. Ik herhaal mijn uitspraak dat ik twee, of ten hoogste drie professoren heb benoemd die Nationaal-Socialist waren en dit document toont duidelijk aan wat mijn houding was. Ik deed helemaal niets tegen het demonstratieve gebaar van ontslag van de professoren. De tweede poging bleef ook onbeantwoord. Het feit dat er arrestaties plaats vonden staat in verband met het feit dat een deel van de professoren anderszins verdacht werden en deze professoren werden naar St. Michielsgestel gestuurd. Dat was dat concentratiekamp waar de gevangenen golf speelden.
M. DEBENEST: Dat was dus toeval?
SEYSS-INQUART: Dat zou ik niet willen zeggen. Zeker na die tweede poging hielden we de heren een beetje in de gaten.
M. DEBENEST: Hebt u maatregelen genomen om studenten dwangarbeid te laten verrichten?
SEYSS-INQUART: Ik denk niet dat dit gebeurde zolang ze studeerden want ik had duidelijke instructies gegeven om alle studenten daarvan vrij te stellen. Gevorderde technische studenten kregen vrijstelling en studenten aan een universiteit die ook werkelijk studeerden of hadden voldaan aan de eisen voor hun studie werden ook niet tot dwangarbeid gedwongen, zover als ik me herinner.
M. DEBENEST: Wel, ik zal u een korte opsomming geven van Paragraaf 2 van uw regeling. Het is de Verordening van 11 maart 1943, nunmmer 27:
"Iedere student die, nadat de huidige regeling van kracht is geworden, met succes een eindexamen of een overeenkomstige test heeft afgelegd in een van de studierichtingen, genoemd in paragraaf 1 en die als zodanig erkend zijn op bevel van de Secretaris-generaal op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, is verplicht gedurende een vastgestelde periode te werken in het kader van de Arbeitseinsatz."
Is dat uw Verordening?
SEYSS-INQUART: Staat er Arbeitseinsatz?
M. DEBENEST: Ik heb de Duitse vertaling niet voor me. Het is Verordening nummer 27.
SEYSS-INQUART: Verordening nummer 27. Mag ik vragen welke alinea?
M. DEBENEST: Tweede alinea.
SEYSS-INQUART: Dat is juist. Er staat: "Studenten die hun eindexamen hebben gedaan," dat wil zeggen die niet langer studeren maar hun studie hebben beëindigd. Leden van dezelfde leeftijdsgroepen werden ondertussen opgeroepen voor de Arbeitseinsatz en diegenen die door mij waren vrijgesteld moesten daar nu aan voldoen. Maar hun studie werd niet verstoord of onderbroken.
M. DEBENEST: De studenten waren dus in staat, vrijelijk hun studie voort te zetten?
SEYSS-INQUART: Ik herinner me niet dat er obstakels waren.
M. DEBENEST: Goed. Wilt u alstublieft naar de volgende verordening kijken, dat is nummer 28; een verordening van Secretaris-generaal van Dam. Volgens deze verordening worden studenten gedwongen een loyaliteitsverklaring te ondertekenen.
SEYSS-INQUART: Ja, dat klopt.
M. DEBENEST: Wat waren daar de gevolgen van?
SEYSS-INQUART: Ik begreep de gevolgen niet. De universiteiten waren in die tijd een broeinest van anti-Duitse activiteiten. Ik eiste van de studenten een verklaring waarin zij beloofden de in bezet Nederland geldende wetten te respecteren, dat zij zich zouden onthouden van enige actie tegen het Duitse Rijk, tegen de Wehrmacht en tegen het Nederlandse gezag en dat zij zich niet zouden bemoeien met de openbare orde binnen de universiteiten. Ik kon niet begrijpen waarom een student een dergelijke verklaring niet kon ondertekenen. Zij die dat wel deden konden hun studie ongehinderd voortzetten. Maar de Nederlandse professoren weigerden hen instructies te geven, als een vorm van sabotage.
M. DEBENEST: Goed dan, degenen die deze verklaring niet ondertekenden, wat gebeurde er met hen?
SEYSS-INQUART: Dat waren niet langer studenten aan een universiteit en wanneer ze tot de leeftijdsgroepen behoorden die ik voor arbeidsdienst had opgeroepen werden ze ook opgeroepen.
M. DEBENEST: Paste u het Führerprinzip op de universiteiten toe?
SEYSS-INQUART: Ik geloof niet zo strikt als in de gemeente- en provinciebesturen. Maar ik gaf de rectoren-magnificus van de universiteiten meer macht omdat ik een grotere verantwoordelijkheid van hen eiste.
M. DEBENEST: Goed. Werd er niet op een bepaalde manier propaganda voor het Nationaal-Socialisme op de universiteiten gemaakt?
SEYSS-INQUART: Ik meen dat dat niet helemaal kon worden voorkomen.
M. DEBENEST: In het bijzonder, moesten de studenten niet zekere bijeenkomsten bijwonen en aanwezig zijn bij lezingen, georganiseerd door de Partij of zelfs door Rijksdiensten?
SEYSS-INQUART: Ik weet het niet maar het is mogelijk.
M. DEBENEST: Om kort te gaan, u greep in op bestuurlijk gebied, op het gebied van onderwijs en u greep op overeenkomstige wijze in op het gebied van het culturele leven van het Nederlandse volk?
SEYSS-INQUART: Ja, tot op de hoogte zoals ik gisteren heb verklaard.
M. DEBENEST: U stichtten in feite bepaalde professionele syndicaten, is dat niet wat u ons gisteren vertelde?
SEYSS-INQUART: Ja.
M. DEBENEST: U beweerde dat toetreding tot deze syndicaten niet verplicht was en dat u ook geen betaling van contributie oplegde?
SEYSS-INQUART: Dat is niet juist. Lidmaatschap van deze syndicaten was verplicht. Ik ben er ook van overtuigd dat de hoofden van deze syndicaten van hun leden eisten, hun contributie te betalen. Uit het niet betalen van contributie weigerde ik te concluderen dat iemand niet langer lid was van een syndicaat en dus zijn beroep niet langer kon uitoefenen, of dat zijn contributie via de rechter kon worden geïnd.
M. DEBENEST: Herinnert u zich echter niet de moeilijkheden die rond deze kwestie ontstonden onder de medische beroepsgroep?
SEYSS-INQUART: Ik zat juist aan de Aertztekammer te denken. Bepaalde kringen daarbinnen verlangden dat het leden die hun bijdrage niet betaalden, verboden moest worden hun beroep uit te oefenen, of dat tenminste hun bijdrage via de rechter moest worden geïnd. Ik vertelde deze heren dat wanneer het niet mogelijk was, de leden ervan te overtuigen hun bijdrage te betalen, ik van mijn kant geen dwang zou uitoefenen.
M. DEBENEST: Waaruit bestonden deze kringen?
SEYSS-INQUART: Misschien kunt u het me vertellen, dat zal nog meer tijd besparen.
M. DEBENEST: Was het bijvoorbeeld niet de NSB?
SEYSS-INQUART: In welk opzicht?
M. DEBENEST: Hebt u zelf niet gezegd dat bepaaalde kringen betaling van een bijdrage hadden geëist? Ik vraag u, welke kringen?
SEYSS-INQUART: Bedoelt u welke vrienden of welke van mijn medewerkers er bij mij op aandrongen betaling te eisen? De vraag is me niet helemaal duidelijk.
M. DEBENEST: Ik vraag u alleen precies te zeggen wat u met kringen bedoelt. U hebt zelf dat woord gebruikt, tenzij het verkeerd vertaald is.
De PRESIDENT: Meneer Debenest, het Tribunaal meent dat u werkelijk teveel tijd besteed aan deze kleine onderwerpen. We hebben het al de hele middag gehad over de maatregelen die de beklaagde in Nederland heeft ingevoerd. Het is uit zijn eigen bekentenis volkomen duidelijk dat hij het hele stelsel van het bestuur in Nederland veranderde.
M. DEBENEST: Nam u ook geen deel aan de vervolging van de kerken?
SEYSS-INQUART: Ik weet niet of die maatregelen "vervolging van de kerken" kunnen worden genoemd, maar ik nam maatregelen die voor de kerken golden.
M. DEBENEST: Welke maatregelen in het bijzonder? Welke maatregelen?
SEYSS-INQUART: Ik meen dat de in uw ogen ernstigste de inbeslagname van diverse Nederlandse kloosters zou zijn. Een ervan werd omgevormd tot een Duitse school en het kerkgebouw werd gesloopt.
M. DEBENEST: U beweerde gisteren dat priesters, of tenminste een priester, concentratiekampen konden bezoeken. Is dat juist?
SEYSS-INQUART: Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen gezegd dat er in het Joodse kamp in
Westerbork Katholieke en Protestantse Joden waren die op zondagen werden bezocht door geestelijken van buiten het kamp. Ik geloof niet dat geestelijken toestemming kregen bezoeken te brengen aan concentratiekampen, of in staat waren er binnen te gaan, die onder controle van de Duitse politie stonden.
M. DEBENEST: Slechts een vraag met betrekking tot de pers. Behield de pers een "zekere", ik herhaal een "zekere" vrijheid gedurende de periode van de bezetting?
SEYSS-INQUART: Vanuit mijn standpunt, veel te weinig. De pers stond onder vrij strenge controle van het Propagandaministerie. De redacteuren werden aangesteld nadat ze door het Nederlandse Ministerie van Propaganda geschikt waren bevonden. Ik geloof dat het voor een bezettende macht voor zich spreekt dat voor zo'n belangrijk instrument alleen mensen worden aangenomen die een bepaalde positieve opvatting hebben. Ik zou gewild hebben dat deze mensen meer vrijheid van meningsuiting werd gegund en ik meen dat voor zover ik mijn invloed uitoefende, dit ook het geval was; maar zelfs de Reichskommissar in Nederland was niet oppermachtig.
M. DEBENEST: Werden er tegen bepaalde kranten geen vergeldingsmaatregelen genomen?
SEYSS-INQUART: Ik weet niet .....
De PRESIDENT: We zouden iets meer op willen schieten. Er is een erg lange pauze tussen de vraag en het antwoord.
SEYSS-INQUART: Ik moet me de omstandigheden eerst voor de geest halen. Als ik onverwacht gevraagd wordt naar iets dat vijf jaar geleden gebeurd is moet ik goed nadenken over wat er van geval tot geval gebeurd is. Ik kan bijvoorbeeld onmiddellijk nee zeggen maar ik weet zeker dat dat antwoord fout is.
Nu, de vergeldingsmaatregelen. Ik weet dat een keer in Den Haag het kantoor van een krant werd opgeblazen. Dat was een maatregel van de SIPO. Het was de zetel van een illegale propaganda groep.
M. DEBENEST: U sprak gisteren over de sterilisatie van Joden in Nederland. Wie voerde deze maatregel in?
SEYSS-INQUART: Als u zegt "invoeren" geloof ik dat ik de vraag juist kan beantwoorden. De SIPO meldde mij dat een aantal Joden zich door Joodse artsen had laten steriliseren en dat daarop deze Joden werden ontslagen van alle beperkingen en de Jodenster niet langer hoefden te dragen. Dit betrof geen Joden die anders zouden zijn gedeporteerd maar die vanwege bepaalde beperkingen in Nederland zouden zijn gebleven.
Ik vroeg het hoofd van mijn departement van gezondheid de zaak te onderzoeken. Hij deelde mij mee dat dit in het geval van vrouwen een grote operatie was en daarom vroeg ik de HSSPF deze actie te verbieden, tenminste in het geval van vrouwen. Toen protesteerden de Christelijke Kerken bij mij. Ik antwoordde de Christelijke Kerken -ik neem aan dat u de brief in uw dossier heeft- door de situatie uiteen te zetten en er duidelijk op te wijzen dat hier geen dwang moest worden uitgeoefend. Kort daarop werd deze actie beëindigd. Naar ik hoorde, lichtten de Christelijke Kerken de Joden in en toen die er zeker van waren dat er geen dwang op hen zou worden uitgeoefend onderwierpen ze zich niet langer aan deze operatie.
Ik gaf de betrokken Joden hun eigendommen terug en de kwestie was daarmee beëindigd; hoewel ik nu moet zeggen dat hoe verder men in tijd van die periode verwijderd is, hoe onbegrijpelijker het wordt.
M. DEBENEST: Maar u was het toch die dit idee van sterilisatie opperde?
SEYSS-INQUART: Nee, de kwestie werd mij gemeld door de SIPO.
M. DEBENEST: Goed, ik laat u Document PS-3594 overhandigen, dat ik zal indienen onder nummer RF-1526. Het is een beëdigde verklaring van Hildegard Kunze, een ambtenaar van het RSHA. Derde alinea:
"Ik herinner me dat of in dit rapport of in een ander rapport, hij - dat is, Seyss-Inquart - suggereerde dat alle Joden aan wie het was toegestaan in Nederland te blijven gesteriliseerd moesten worden." Er is hier geen sprake van politie organisaties.
SEYSS-INQUART: Het betreft hier de juistheid van het geheugen van een stenograaf. In het derde punt beweert ze bovendien niet eens dat het verslag in de derde alinea datgene is wat ze in alinea 2 noemt en aan mij toeschrijft. Er is geen sprake van dat ze een verslag van mij heeft gezien waarin ik een dergelijke suggestie heb gedaan. Het geval werd door de SIPO aan mij gemeld als een bestaand feit of iets dat in uitvoering was.
M. DEBENEST: U beweert dus dat u het niet was maar de politie. In elk geval hebt u het gedoogd.
SEYSS-INQUART: Voor zover het mannelijke Joden betrof heb ik het een tijd lang toegestaan, dat is waar. Het werd mij duidelijk gemaakt dat er geen directe dwang op deze Joden werd uitgeoefend, geen voor hen nadelige dreigementen.
De PRESIDENT: We zouden 10 minuten kunnen pauzeren.
(de zitting werd geschorst.)