TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 10-06-1946

De PRESIDENT: Ik roep de raadsman van Beklaagde Seyss-Inquart op.
Dr. STEINBAUER: Edelachtbare, geacht Hof, Ik open de verdediging met de laatste woorden van Dr. Schuschnigg toen hij op 11 maart 1938 terugtrad als Kanselier van Oostenrijk: "Moge God Oostenrijk beschermen".
Het is een historisch toeval dat in een periode waarin hier de Anschluss wordt besproken onder verwijzing naar de persoon van Seyss-Inquart, de vier ministers van buitenlandse zaken de vredesovereenkomsten voorbereiden op basis van dezelfde gebeurtenissen. Mag ik daarom de aandacht van het Hof vestigen op mijn documenten aangaande deze zaak en vragen daar iets uitvoeriger uit te mogen citeren dan ik oorspronkelijk van plan was?
Nu, met toestemming van het Tribunaal, mag ik beginnen met het verhoor van de beklaagde als getuige in zijn eigen verdediging.
(de beklaagde gaat naar de getuigenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u alstublieft uw volledige naam zeggen?
ARTHUR SEYSS-INQUART (Beklaagde): Arthur Seyss-Inquart.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en de Alwetende, dat ik de waarheid zal vertellen, de hele waarheid en niets dan de waarheid.
(de beklaagde herhaalt de eed in het Duits.)
De PRESIDENT: U kunt plaats nemen.
Dr. STEINBAUER: Getuige, wanneer en waar bent u geboren?
SEYSS-INQUART: Ik ben in 1892 in Iglau geboren, dat ligt in wat tot nu toe een Duitstalige enclave in Moravië was. Moravië was toen een kroonprovincie in het Ooostenrijks-Hongaarse Keizerrijk. Daar, en in de Duitstalige enclave Olmutz, eveneens in Moravië, woonde ik tot ik 15 was waarna ik met mijn ouders verhuisde naar de omgeving van Wenen waar ik mijn opleiding aan het Gymnasium en aan de Juridische Faculteit van de Universiteit van Wenen afrondde. In Augustus 1914 ging ik in het leger.
Dr. STEINBAUER: Bent u gedurende de hele oorlog in het leger gebleven?
SEYSS-INQUART: Ja. Ik diende bij de Tiroler Kaiserjäger en heb gevochten in Rusland, Roemenië en in Italië. Tijdens een verlof heb ik mijn eindexamen gedaan en in 1917 ontving ik mijn bul. Ik ben eenmaal gewond geraakt, en diverse malen onderscheiden, driemaal voor moed in actie tegen de vijand.
Dr. STEINBAUER: Welke belangrijke indrukken voor uw latere leven hield u over uit uw jeugd?
SEYSS-INQUART: Van belang voor mijn zaak is denk ik alleen de strijd tussen de nationaliteiten in Moravië, tussen de Duitsers en de Tsjechen. In die tijd waren de Duitsers voorstander van een verenigd Oostenrijk, terwijl de Tsjechen een overwegend nationalistisch beleid voerden. Het is echter niet zonder betekenis dat in Moravië een compromis aangaande de taal werd bereikt.
Dr. STEINBAUER: Welke blijvende indrukken hield u over uit uw diensttijd tijdens de oorlog?
SEYSS-INQUART: Naast de ervaring van kameraadschap aan het front herinner ik mij in het bijzonder tegen het einde van de oorlog de discussie over het Veertien Punten Plan van President Wilson.
Dr. STEINBAUER: Waarvan de essentiële strekking is, het recht van mensen op zelf-beschikking.
SEYSS-INQUART: Het was ons duidelijk dat het realiseren van die Veertien Punten het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie zou betekenen. Wij Duitsers beschouwden het minstens als een tegemoetkoming dat overeenkomstig het recht op zelf-beschikking, de Duitse Erflanden -het domein van de Heilige Roomse Keizers- teruggeven zouden worden aan het Reich waarvan ze net 50 jaar daarvoor, in 1866, waren losgemaakt. Ja, deze gebieden waren door het Reich gecreërd en hadden er gedurende 950 jaar van hun 1.000 jarig bestaan deel van uitgemaakt.
Dr. STEINBAUER: Wat deed u na uw terugkeer uit de oorlog?
SEYSS-INQUART: Ik wijdde mij aan mijn juridische beroep. In 1921 begon ik mijn eigen praktijk die allengs tot een zeer succesvolle uitgroeide.
Dr. STEINBAUER: Over uw politieke opvatting. Was u lid van een politieke partij?
SEYSS-INQUART: Ik was lid van geen enkele politieke partij omdat ik mij niet aan partijpolitiek wilde binden. Ik had goede vrienden in alle partijen, waaronder de Christelijk Sociale en de Sociaal Democratische Partij; maar hun partijprogramma's leken me nogal eenzijdig, teveel gericht op individuele groepen in de samenleving.
Dr. STEINBAUER: Was u lid van een politieke vereniging, bijvoorbeeld de Austro-Germaanse Volksbond?
SEYSS-INQUART: Ja, ik was bestuurslid van de Austro-Germaanse Volksbond, want het enige politieke idee waar ik na 1918 achterstond was de Anschluss van Oostenrijk aan het Duitse Reich. Ik was erbij toen op 12 november 1918 de Voorlopige Nationale Assemblée, conform het uitoefenen van het recht op zelf-beschikking, oordeelde dat "Oostenrijk een onderdeel van de Republiek Duitsland is." Bovendien herhaalde de Constitutionele Nationale Vergadering dit besluit 6 maanden later. Maar de overeenkomst van St. Germain verbood de Anschluss. Daarop probeerden de diverse districten volksraadplegingen te houden; in Salzburg en in Tirol stemde 98% van de stemgerechtigden voor Anschluss. Dr. Schuschnigg beschreef deze gebeurtenissen in zijn boek "Dreifach Oesterreich." Het antwoord was een serieuze poging om Oostenrijk onder haar niet-Duitse buurlanden te verdelen maar ze konden het niet eens worden over de buit.
Dr. STEINBAUER: Ik wil u vragen, getuige, herinnert u zich de periode en de toestanden na 1927 nog?
SEYSS-INQUART: Met betrekking tot de economische situatie dwongen de leden van de Volkenbond Oostenrijk steeds weer tot het afleggen van zogenaamde vrijwillige verklaringen waarin de Anschluss werd verworpen. Dit leidde tot nare gevolgen voor de binnenlandse politiek van Oostenrijk. De Oostenrijkers die in 1918 hadden besloten tot een parlementaire democratie richtten zich op radicale opvattingen met een autoritair karakter.
Dr. STEINBAUER: In die periode werd een nieuwe partij gevormd. Welke was dat?
SEYSS-INQUART: Toen vond de zogenaamde brand in het Paleis van Justitie plaats, een opstand van Marxisten waaruit in reactie de anti-Marxistische Binnenlandse Garde ontstond, een militante organisatie. Daarmee werden in het politieke leven van Oostenrijk uniformen ingevoerd. De tegenstelling tussen Marxisten en anti-Marxisten werd steeds duidelijker. De enige niet-partijorganisatie in die periode was de Austro-Germaanse Volksbond en het idee van de Anschluss was het enige wat alle partijen bijeen hield. Rond 1930 -toen werd het tenminste voor het eerst merkbaar- kwam de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij tevoorschijn.
Dr. STEINBAUER: Welke indruk maakte die partij op u, in het bijzonder met betrekking tot de machtsgreep in het Reich?
SEYSS-INQUART: Ik wil heel eerlijk zeggen dat in de Oostenrijkse situatie, de Partij wat vreemd overkwam. Uniformen waren binnen de politiek natuurlijk al ingevoerd door de Republikeinse Garde van de Marxisten en de Binnenlandse Garde, maar binnen de NSDAP droegen zelfs de feitelijke politieke leiders een uniform en marcheerden in strak gelid. En ook de politeke onverzoenlijkheid die ze uitstraalden was niet in overeenstemming met ons normale politieke denken.
Dr. STEINBAUER: Maar wat waren de redenen daarvoor?
SEYSS-INQUART: Laat ik zeggen dat de NSDAP de waarde van andere partijen niet erkende en nooit bereid was tot samenwerking met wie dan ook.
Dr. STEINBAUER: Welke successen had de Partij dan in het Reich behaald, denkt u?
SEYSS-INQUART: Ik denk dat de invloed van de Partij in Oostenrijk -ongetwijfeld heel groot naarmate de tijd verstreek- te wijten was aan de grote vastberadenheid om de Anschluss te verwezenlijken. Ik ben van mening dat dat radicalisme moet worden toegeschreven aan bijvoorbeeld het opzeggen van de Douane Unie -bij het besluit van Den Haag- om de leiders van de democratische partijen tevreden te stellen.
Dr. STEINBAUER: Waren er bovendien geen economische successen die bijdroegen aan het succes van de NSDAP?
SEYSS-INQUART: Wat in het Reich besproken werd en wat wij uit het Reich vernamen ....
De PRESIDENT: Beklaagde, ik neem aan dat u de woorden van Dr. Steinbauer rechtstreeks hoort en u antwoordt zonder enige pauze, zodat de tolk geen kans krijgt.
SEYSS-INQUART: Wij in Oostenrijk zagen na 1933 het verdwijnen van de beperkende maatregelen opgelegd door het Verdrag van Versailles en bovenal, het verdwijnen van de werkloosheid in het Reich. In Oostenrijk was in die tijd ook ongeveer 10% van de bevolking werkloos. In het bijzonder de Oostenrijkse arbeiders hoopten dat de Anschluss een eind zou maken aan hun werkloosheid en Oostenrijkse boeren waren zeer geïnteresseerd in het Rijks Voedsel Plan en de Duitse marktbeheersing.
Dr. STEINBAUER: Als ik u dus goed begrijp was het het idee van de Anschluss dat u in contact bracht met de Partij? Ik heb het niet over het partijprogramma, dat is hier al keer op keer besproken; maar ik wil u kort vragen: Wanneer werd u lid van de Partij?
SEYSS-INQUART: Officieel werd ik op 13 mei 1938 lid van de Partij en mijn lidmaatschapsnummer ligt boven de 7 miljoen.
Dr. STEINBAUER: Wie was het hoofd van de NSDAP in Oostenrijk?
SEYSS-INQUART: De Partij was in Oostenrijk onrechtmatig gereorganiseerd; Kapitein Leopold stond aan het hoofd.
Dr. STEINBAUER: Kon u met hem opschieten?
SEYSS-INQUART: Ik kon niet met hem tot overeenstemming komen, hij begreep mijn beleid niet maar hij dacht dat op grond van de overeenkomst van 11 juli, Dr. Schuschnigg de NSDAP weer in zijn oude vorm moest toelaten. Ik denk dat ik Leopold twee, of hoogstens drie keer in die periode heb gesproken. Hij eiste dat ik ondergeschikt aan hem zou zijn en dat weigerde ik.
Dr. STEINBAUER: Wie bepaalde feitelijk het beleid in Oostenrijk na de Anschluss?
SEYSS-INQUART: Burckel werd onmiddellijk naar Oostenrijk gestuurd met als taak de Partij te reorganiseren en de volksraadpleging voor te bereiden. De inmenging van Burckel en zijn medewerkers en diverse vreemde plannen die in tegenstrijd waren met Oostenrijkse opvattingen, brachten mij ertoe, op 8 april, in aanwezigheid van Burckel de aandacht van de Führer te vestigen op dit soort samenwerking en ik heb de Führer tegen Burckel horen zeggen: "Burckel, dat moet u niet doen anders zal het enthousiasme van de Oostenrijkers voor de Anschluss omslaan in ontevredenheid met het Reich."
Niettemin benoemde hij Burckel een paar weken later tot Rijkscommissaris voor de Anschluss. Hij controleerde de Partij, de politiek, propaganda, ook het beleid van de kerken en hij had het recht mij in staatsaangelegenheden instructies te geven.
..................
Dr. STEINBAUER: En hiermee sluit ik het hoofdstuk over Oostenrijk af en kom tot het belangrijkste deel van uw tenlastelegging, namelijk uw activiteiten in Nederland.
Mijn eerste vraag is: hoe werd u Reichskommissar für die Niederlände?
SEYSS-INQUART: De Führer heeft mij benoemd.
Dr. STEINBAUER: En waar was u toen?
SEYSS-INQUART: Ik was op dienstreis in het Generaalgouvernement en Dr. Lammers ontbood me op het hoofdkwartier.
Dr. STEINBAUER: U solliciteerde dus niet naar die baan?
SEYSS-INQUART: Nee, dat kwam zelfs niet eens bij mij op. Ik had de Führer toen net toestemming gevraagd om in het leger te gaan.
Dr. STEINBAUER: Weerhield uw oorlogsverwonding u er niet van om bij het leger te gaan?
SEYSS-INQUART: Ik had gehoopt mij op een of andere manier nuttig te maken.
Dr. STEINBAUER: En wat waren de instructies die de Führer u gaf met betrekking tot uw nieuwe baan?
SEYSS-INQUART: Die instructies staan beschreven in Document PS-997, dat door de aanklager is overlegd. Dat geeft er een vrij nauwkeurig beeld van.
Dr. STEINBAUER: Dat is Bewijsstuk RF-122.
SEYSS-INQUART: Ik was verantwoordelijk voor het burgerlijk bestuur en binnen deze bestuurstaak moest ik de belangen van het Reich behartigen. Hiernaast had ik een politieke taak. Ik moest ervoor zorgen dat terwijl Nederland zijn onafhankelijkheid behield, het land moest worden overgehaald de pro-Britse houding te verlaten voor een pro-Duitse en een nauwe economische samenwerking te beginnen.
Ik wil uw aandacht vestigen op alinea 3 van dit document waarin ik heb gewezen op de moeilijkheden die aan deze twee taken waren verbonden en de moeilijkheden die twee te coördineren. Ik toonde aan dat men die twee niet zo eenvoudig kan combineren. Een bezettingsmacht, zei ik, eist de onderdrukking van alle officiële activiteiten en het ontwaken van een gezamenlijke politieke wil, maar geeft de vrijheid die de Hollanders uiteindelijk een gevoel kan geven, afhankelijk te zijn van hun eigen beslissingen. Het was daarom nooit mijn bedoeling het Nederlandse volk een bepaalde politieke wil op te leggen.
Dr. STEINBAUER: Werd dit bevel van de Führer later ooit gewijzigd?
SEYSS-INQUART: Nee, dit bevel werd nooit gewijzigd.
Dr. STEINBAUER: Hoe voerde u deze taak uit politiek gezien? Verzocht u de bestaande politieke partijen in Holland om medewerking?
SEYSS-INQUART: Met uitzondering van de Marxisten stond ik alle partijen toe aan te blijven en ik gaf ze zoveel vrijheid als nodig om hun activitieiten voort te zetten voor zolang die strookten met de belangen van de bezettende macht. Ik steunde in het bijzonder de Nationaal Socialistische Partijen.
Dr. STEINBAUER: De aanklager heeft de beschuldiging tegen u geuit dat u in uw toespraken vaak zaken omschreef op een manier die geheel verschilde van die waarop ze uitvoerde. In dit verband verwijs ik naar Document PS-3430, Bewijsstuk USA-708.
Er wordt hier gesteld dat u probeerde het Nationaal Socialisme aan de Nederlanders op te dringen. Dat is Bewijsstuk Seyss-Inquart-76, op pagina 197 van mijn map documenten...
SEYSS-INQUART: Het is helemaal juist dat het doel dat ik voor mijzelf had gesteld -en wat ik in al mijn toespraken heb verkondigd- in werkelijkheid niet heb bereikt en dat kon ook niet. Het is echter mogelijk dat dit de Nederlanders de indruk gaf dat ik probeerde het Nationaal Socialisme aan hen op te dringen want later kon ik alleen nog maar Nationaal Socialistische partijen toestaan, terwijl ik de andere moest ontbinden. Ik heb nooit regeringsmaatregelen getroffen die Nederlanders dwongen Nationaal Socialist te worden, ik heb lidmaatschap van de Nationaal Socialistische Partij ook nooit tot voorwaarde gemaakt voor het uitoefenen van de algemen rechten en plichten waar iedere Nederlander recht op had.
Tussen haakjes, ik verwees hier al vroeg in mijn toespraak naar. Ik zei: "Ik zal altijd handelen als een Nationaal Socialist ... Maar dat betekent niet dat ik het Nationaal Socialisme aan iemand opdring. Nationaal Socialisme is een kwestie van innerlijke overtuiging. Er zijn twee soorten organisaties. Er is de politieke, in dat geval hecht ik belang aan de eis dat ieder lid uiteindelijk naar het Nationaal Socialisme toegroeit -dit zijn uitsluitend vrijwillige organisaties....Dan is er de beroepsorganisatie waarbij het onbelangrijk is wat voor politieke opvattingen men heeft, zolang als men de plichten vervult die tot het eigen beroep horen."
Dr. STEINBAUER: Wanneer en waarom ontbond u de politieke partijen in Nederland?
SEYSS-INQUART: Dat gebeurde in de tweede helft van 1941. Met het begin van de veldtocht in het oosten namen alle politieke partijen, met uitzondering van de Nationaal Socialisten, een actief vijandige houding jegens de bezettingsmacht aan. In het belang van die bezettingsmacht kon dat niet langer aanvaard worden.
Ik vind het in ieder geval opmerkelijk dat ik 1.5 jaar lang die partijen heb toegestaan hun activiteiten voort te zetten omdat die toen per slot van rekening niet minder vijandig tegenover het Nationaal Socialisme stonden dan het Nationaal Socialisme nu tegenover democratische partijen staat.
Dr. STEINBAUER: Vertelt u mij, is het waar dat u partij koos en uw voorkeur gaf aan de NSB?
SEYSS-INQUART: Dat klopt helemaal waar het politieke propaganda betreft; het is echter niet waar voor zover het staatsaangelegenheden betreft.
De vorming van een zogenaamd Nationaal Politiek Secretariaat is tegen mij gebruikt. Dat was een Nationaal Socialistische adviesraad ten bate van mijn bestuur maar het was die raad niet toegestaan, invloed uit te oefenen op het bestuur van Nederland. Iedere poging daartoe werd door mij strikt verboden.
Dr. STEINBAUER: Hebt u ondanks dat individuele leden van de NSB in staatsfuncties benoemd?
SEYSS-INQUART: Dat is waar en het leek me een voor de hand liggende zaak want ik moest medewerkers vinden op wie ik kon vertrouwen. Ze handelden echter niet op instructies van de Partij, integendeel, in de meeste gevallen ontstonden er bepaalde verschillen tussen deze mensen en de partijtop.
Ondanks dringende protesten stelde ik in Nederland geen Nationaal Socialistische regering in -zoals in Noorwegen wel was gebeurd- hoofdzakelijk omdat Nederlandse heren als Secretaris-generaal Van Dam, President van Loon van de Hoge Raad en Professor Schneider, de President van de Culturele Raad, er bij mij op aandrongen hoe verkeerd het zou zijn zoiets te doen.
Dr. STEINBAUER: President Vorrink, die hier als getuige is gehoord, sprak over een beleid van uitbuiting dat u voerde. Is dat waar?
SEYSS-INQUART: Het gebruiken van de Nationaal Socialistische partijen in het belang van het Duitse beleid kwam inderdaad voor. Ik zag het en heb het feit openlijk toegegeven. Ik betreurde deze gebeurtenis maar kon hem niet stoppen. De Duitse bezettingsmacht moest een aantal maatregelen invoeren die onaangenaam waren voor het Nederlandse volk en die onze Nederlandse vrienden in diskrediet brachten.
Dr. STEINBAUER: Wat zegt u op de tegen u geuite beschuldiging dat u alle culturele organisaties hebt gelijkgeschakeld?
SEYSS-INQUART: Deze beschuldiging is zo te zeggen voor een deel waar. Met het verbod op de politieke partijen, werden de meeste organisaties van vrije beroepen onmogelijk want tot de schaakclub aan toe was alles in Nederland op politieke basis georganiseerd. In het belang van de bezettingsmacht moest ik nieuwe raden van toezicht vormen. Misschien vanwege een gebrek aan fantasie leken deze organisaties, gedeeltelijk althans, sterk op hun tegenhangers in het Reich. Maar ik gebruikte deze organen alleen voor het houden van toezicht en heb hen nooit gevraagd om politieke medewerking. Niet alleen maakte ik de uitoefening van een beroep niet afhankelijk van deelname, ik stond ook niet op een gedwongen betaling van contributie.
Ik geef toe dat we twee fouten maakten vanwege twee beoordelingsfouten: Ten eerst hadden we de foutieve indruk dat het beleid dat we als bezettend gezag oplegden noodzakelijkerwijs het juiste was -in ieder geval het beste-; en ten tweede dat in een bezet land een onafhankelijke politieke wil kan ontstaan. Het was daar dat ons beleid faalde."
Dr. STEINBAUER: Welke organisaties richtte u op?
SEYSS-INQUART: Ik vormde een Culturele Raad -de Kulturkammer-, een Medische Raad -de Aerztekammer-, een Apothekersraad -de Apothekerkammer- en een Landbouwraad, de Landstand. Dan was er nog een arbeidersbond maar dat was een vrijwillige organisatie. Leden konden vertrekken wanneer ze wilden zonder nadelen voor henzelf.
Dr. STEINBAUER: Er is nog een beschuldiging tegen u geuit, die van "Germanisering." Wat zegt u daarop?
SEYSS-INQUART: Allereerst moet ik iets duidelijk maken. In het Engels zegt u Germany, in het Russisch Germanski. Beide betekenen Germaans (Duits). Wanneer wij het toen over Germanisering hadden betekende dat niet "er Duitsers van maken", maar we bedoelden een politieke en culturele unie van zogeheten Germaanse volken, met onderling gelijke rechten. Dat we op deze manier ingrepen, heb ik in een toespraak gezegd, Bewijsstuk Seyss-Inquart-103: "Waarom bemoeien de Duitsers in Nederland zich met alles?" Daarna zei ik dat er in deze totale oorlog momenten van spanningen zouden zijn ....
De PRESIDENT: Op welke pagina staat dat?
Dr. STEINBAUER: Het is nog steeds Bewijsstuk USA-708, dat niet vertaald is. Maar het hele boek is ingediend.
De PRESIDENT: Heeft dat een PS nummer?
Dr. STEINBAUER: Het nummer van het document is PS-3430 en het is Bewijsstuk USA-708 geworden. Het is een boek, getiteld "Vier Jahre in den Niederländen" en het bevat een verzameling toespraken van getuige, sommige ervan zijn door de aanklager ingediend. De getuige geeft hier nu antwoord op.
De PRESIDENT: Dank u.
SEYSS-INQUART: Er zijn momenten van spanning wanneer er geen scheidslijn meer is tussen wat belangrijk is voor militaire oorlogsinspanning en wat privé is en een zaak voor burgers. Ik was me zeer bewust van het feit dat alle openbare activiteiten voor of tegen de bezettende macht gebruikt konden worden en dat ik er daarom controle op moest uitoefenen.
Dr. STEINBAUER: Deed de NSDAP in het Reich pogingen om uw bestuur te beïnvloeden in het belang van de Partij?
SEYSS-INQUART: De Auslands-Organisation in Nederland veranderde van opzet zodat het mogelijk werd, het beleid van de Nederlandse Socialistische Partij op alle gebieden te ondersteunen. De organisatie had zelf echter geen bijzondere invloed.
Dr. STEINBAUER: Dat is het belangrijke. Laten we het nu hebben over het bestuur zelf. Wie waren de bevoegde autoriteiten in Nederland?
SEYSS-INQUART: Binnen de civiele sector was daar de Reichskommissar, op hetzelfde niveau de militaire commandant en de strijdkrachten en de politie had zijn eigen bevoegdheden. De militaire commandant had speciale bevoegdheden om te interveniëren en vanaf juli 1944 werd een deel van de uitvoerende macht aan hem overgedragen.
De politie werd mij slechts ter beschikking gesteld, maar viel onder de Höhere SS und Polizeiführer die door Himmler werd voorgedragen en door de Führer benoemd. Ik werd daar nooit van tevoren naar gevraagd. De politie behield zich het recht op onderzoek voor. Dat wil zeggen, als ik hen een opdracht gaf, gingen ze onderzoeken of het bevel strookte met de instructies die Himmler rechtstreeks aan de Höhere SS und Polizeiführer had gegeven.
Dan waren er nog de Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz en de Minister van Bewapening die de bevelen voor het Vier Jaren Plan uitvoerden.
Dr. STEINBAUER: Ja, en als Reichs organisatie was er ook nog de Einsatzstab Rosenberg -en Speer, om het beeld compleet te maken.
SEYSS-INQUART: Ja. Speer was de minister van bewapening. Dan waren er nog kleinere en aparte diensten met een bijzonder karakter.
Dr. STEINBAUER: U was dus eigenlijk niets meer dan een uitvoerend orgaan voor de boven u gestelde Reichs diensten?
SEYSS-INQUART: Nee, ik was geen gewone ambtenaar. Ik droeg de verantwoordelijk voor het Reich in de civiele sector. Gedurende de eerste paar maanden gingen de departementen in Berlijn gewoon hun gang en negeerden mij maar toen concentreerde ik het bestuur op zo'n wijze in mijn eigen hand dat er in de civiele sector niets gebeurde voordat ik daarvoor mijn toestemming had gegeven. De Führer heeft dit bij een gelegenheid duidelijk geaccepteerd en ik wil de opmerking maken dat u hieruit geen conclusies moet trekken met betrekking tot andere bezette gebieden. Ik ben er geheel van overtuigd dat in de Oostelijke gebieden en in het Generaal Gouvernement eenzelfde centralisatie niet bestond.
Dr. STEINBAUER: Welke mogelijkheden had u om een bestuur te vormen?
SEYSS-INQUART: Het initiatief tot en de hoogte van de eisen die het Reich stelde, kwam natuurlijk van de bevoegde centrale diensten in het Reich. Ik bestudeerde deze eisen met mijn collega's in overleg met de Nederlandse diensten. We deden dan tegenvoorstellen die ons gunstig leken voor de Nederlanders. En als het Reich meer eiste probeerden we niet boven het gevraagde uit te gaan. Tot aan 1943 werden alle eisen door de Nederlandse autoriteiten zelf ingewilligd. Ik gaf mijn ambtenaren niet de bevoegdheid om zulke eisen te stellen tot na die periode. Daarna werden de eisen zo hoog dat ik niet verwachtte dat de Nederlandse autoriteiten ze zelf nog konden inwilligen.
Dr. STEINBAUER: Ik kom even terug op de kwestie van de politie, die, zoals u zei, direct onder Himmler ressorteerde ...
SEYSS-INQUART: U vroeg welke mogelijkheden ik had?
Dr. STEINBAUER: Ja.
SEYSS-INQUART: Ik had twee mogelijkheden: Omdat de Koningin van Nederland en de regering waren uitgeweken naar Engeland had ik een nieuwe Nederlandse regering kunnen vormen, net als in Noorwegen of zelf het bestuur van het land op mij nemen. Ik koos voor de tweede oplossing.
Dr. STEINBAUER: Hoe organiseerde u het bestaande Nederlandse politie apparaat?
SEYSS-INQUART: Waar de Duitse politie op geen enkele wijze van mij afhankelijk was, stond de Nederlandse politie onder mijn bevel; maar het lag voor de hand dat ik mijn toezicht op de Nederlandse politie ook over zou dragen aan de Höhere SS und Polizeiführer, dat wil zeggen, in mijn hoedanigheid van Commissaris-generaal voor Veiligheid. De Nederlandse politie bestond uit drie of vier afdelingen. Ik denk dat we veilig kunnen stellen dat we handelden in het belang van de bezettende macht toen we die samenvoegden waar het organisatie betreft.
Dr. STEINBAUER: Wat was de Landwacht?
SEYSS-INQUART: De Landwacht was een bewakingseenheid opgezet door de Nederlandse Nationaal Socialisten. In 1943 vonden er ernstige terreuraanslagen plaats op Nationaal Socialisten -enkele wrede moorden. Er dreigde gevaar van contra terreur zoals we dat uit Denemarken kenden en inderdaad vonden er enkele ongelukkige incidenten plaats. Ik liet deze Landwacht dus reorganiseren en gaf instructie, op te treden als een reguliere, gedisciplineerde reservepolitie, 's avonds het verkeer te regelen, spoorwegen te bewaken enzovoort. Het resultaat was dat deze terreurdaden vrijwel geheel ophielden en tot aan het midden van 1944 ontstonden er geen moeilijkheden meer.
Dr. STEINBAUER: Getuige, we komen nu toe aan een bijzonder belangrijk hoofdstuk.
SEYSS-INQUART: Mag ik een moment verwijzen naar Bewijsstuk Seyss-Inquart-101? Dit document is door de aanklager tegen mij gebruikt.
De PRESIDENT: Is 101 de juiste aanduiding?
Dr. STEINBAUER: Meneer de President, de toespraken waaaruit de getuige citeert zijn door mij weggebracht om vermenigvuldigd te worden. Hoewel die al aan het Tribunaal zijn overlegd heeft de vertaalafdeling het nog niet helemaal kunnen bijhouden, omdat ze alle verklaringen ook wilden vertalen. Ze zijn hier dus nog niet in vertaling maar ik hoop ze morgenochtend te hebben.
De PRESIDENT: Heeft dat een PS nummer of een andere aanduiding?
Dr. STEINBAUER: Het is een boek, Bewijsstuk USA-708. De aanklager heeft er slechts losse passages uit geciteerd.
De PRESIDENT: Ik begrijp het.
SEYSS-INQUART: De aanklager citeerde pagina 167.
"Op 1 augustus 1943 hield ik een toespraak waarin ik bijzondere maatregelen aankondigde die moeilijkheden en beperkingen voor de Nederlanders zouden veroorzaken en de aanklager gelooft dat de executies die later plaats vonden ermee te maken hebben. Dat is een vergissing. De beperkingen waarover ik het in die toespraak had betroffen slechts een bevel waarbij het Nederlanders verboden werd zich op een plaats buiten de eigen provincie te bevinden, zodat groepen terroristen uit het noordwesten niet naar het oosten konden komen. Omdat dit precies in vakantietijd viel vormde dit echt een beperking voor de Nederlanders."
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu aan mijn volgende vraag. Hebt u de organisatie van de lagere rechtbanken gewijzigd en wellicht misbruikt?
SEYSS-INQUART: Ik heb de organisatie van de Nederlandse rechtbanken geheel overgenomen. De rechtspraak in Nederland lag op een bewonderenswaardig hoog niveau. Ik heb dat op slechts twee gebieden aangevuld. De Nederlandse rechters toonden weinig begrip voor de economische toestand. Bij een gelegenheid bijvoorbeeld had een groep zwarte-markt slagers die een groot aantal runderen had geslacht en op de zwarte markt gebracht, een boete van 200 gulden gekregen en dus heb ik speciale economische rechters, Nederlanders, geïnstalleerd die meer begrip hadden voor deze economische zaken. Maar de juridische toestand bleef zoals die was. Natuurlijk hebben we ook onze Duitse rechtbanken ingevoerd, zoals iedere bezettende macht doet.
Dr. STEINBAUER: Er waren dus Nederlandse rechtbanken, Duitse rechtbanken voor Duitsers die in Nederland verbleven en de politierechtbanken?
SEYSS-INQUART: Ja, maar ook voor de Nederlanders die de belangen schaadden van de Duitse bezetter.
Dr. STEINBAUER: Er is tijdens dit proces beweerd dat er via deze rechtbanken 4.000 executies plaats vonden waarvoor verantwoording moet worden afgelegd.
SEYSS-INQUART: Dat is volledig onjuist. Als ik rekening houd met alle doodvonnissen die werden uitgesproken en feitelijk voltrokken door de Duitse rechtbanken, de politierechtbanken en de militaire rechtbanken en als ik daaraan toevoeg het aantal Nederlanders dat het leven verloor in conflicten met de uitvoerende macht dan waren er, volgens gegevens van de Höhere SS und Polizeiführer tot aan het midden van 1944 nog geen 800 gevallen in 4 jaar -met andere woorden, minder dan werden veroorzaakt door een luchtaanval op Nijmegen. De executies kwamen later.
Dr. STEINBAUER: U oefende ook het recht van gratieverlening uit, waarvoor u een aparte dienst had?
SEYSS-INQUART: Ja.
Dr. STEINBAUER: In dit verband wil ik verwijzen naar Document Seyss-Inquart-75, pagina 190 in de documentenmap. Dit is een beëdigde verklaring van Rudolf Fritsch, voormalig rechter bij het Pruissische Hooggerechtshof en deskundige op het gebied van gratie voor de Reichskommissar. Ik zou twee alinea's uit dit document willen citeren en ik verwijs naar de tweede alinea op pagina 3.:
"Bij het uitoefenen van zijn recht op gratieverlening ging de Reichskommissar van het standpunt uit dat dit een van de meest geheiligde rechten van het staatshoofd was en dat dit speciaal bedoeld was om een sfeer van vriendschap en vertrouwen tussen Duitsers en Nederlanders te creëren. Daarom was hij het in het begin zelf die in iedere zaak de beslissing nam, op basis van dossiers die aan hem werden overlegd samen met een voorstel tot gratie van de afdeling gratieverlening. Na twee of drie maanden droeg hij zijn recht op gratieverlening over aan het hoofd van de afdeling gratieverlening binnen zijn eigen organisatie. Deze was bevoegd behalve in de volgende gevallen: 1) beëindigen van een zaak, 2) beslissing in geval van een doodvonnis, 3) beslissing in fundamentele kwesties en 4) beslissing in individuele gevallen zonder precedent. Er werd geen doodvonnis voltrokken zonder dat er een officieel onderzoek was gedaan naar een verlening van gratie, zelfs wanneer er geen officieel gratieverzoek was ingediend."
Dan kom ik toe aan pagina 5, de laatste alinea:
"Omdat samenwerking met de autoriteiten in de Nederlandse rechtbanken had bewezen dat ze te vertrouwen waren, droeg de Reichskommissar langzamerhand het recht op gratieverlening in het algemeen over op de Nederlandse Minister van Justitie. Uit de grote hoeveelheden post die binnenkwamen ..... hoorde ik regelamtig over politie acties, uitgevoerd door de Gestapo, waarbij de jurisdictie werd genegeerd. In zulke gevallen placht ik materiaal te verzamelen en het te gebruiken om de betrokken personen ter berechting voor reguliere rechtbanken te brengen. En ik had werkelijk succes met deze acties. Dit vormde voor mij het bewijs dat de Reichskommissar gekant was tegen de wilde politie methoden van de Gestapo en voorstander was van een reguliere juridische procedure."
Ik denk dat we hiermee het hoofdstuk rechtspraak af kunnen sluiten en ik kom nu toe aan de kwestie van de financiën.
SEYSS-INQUART: Ja, maar het bevel van de Führer om bepaalde rechtbanken uit te sluiten is ook erg belangrijk.
Dr. STEINBAUER: Wel, als u er nog iets aan toe wilt voegen.
SEYSS-INQUART: Ja, het is belangrijk.
Na de staking in Amsterdam stelde ik een snelrecht procedure voor. Dat is geen uitvinding van de moderne tijd, het is snelrecht voor noodgevallen, zoals u die in de wetgeving van ieder land kunt vinden. Die rechtbanken waren gebonden aan speciale voorzorgsmaatregelen. Allereerst moest er een echte rechter bij zijn; ten tweede, de verdediging had recht op een advocaat, die Nederlander kon zijn; ten derde, bewijsmateriaal moest op de juiste wijze worden gepresenteerd en als de schuldvraag niet duidelijk was, moest de zaak worden overgedragen aan een reguliere rechtbank. Deze snelrecht procedure was slechts twee weken van kracht ten tijde van de algemene staking in mei 1943. Het aantal mensen dat later is gefusilleerd kan niet worden teruggevoerd op deze rechtbanken voor snelrecht. Ze werden ook ingevoerd in het noodgeval dat Nederland weer oorlogsgebied zou worden.
In de tussentijd echter kwam er een richtlijn van de Führer die al bekend was gemaakt in een bevel van het OKW. Ik verwijs naar PS-1155, neem me niet kwalijk, dat is verkeerd; het is Document PS-835:
"Op 30 juli 1944 gaf de Führer bevel dat alle niet-Duitse burgers in bezette gebieden, die schuldig waren aan sabotage of terreuracties, moesten worden overgedragen aan de Sicherheitspolizei. De Höhere SS und Polizeiführer en ik protesteerden beiden tegen dit bevel omdat we ons duidelijk realiseerden wat voor schadelijke gevolgen dat zou hebben, zeker in Nederland. Door een dergelijk bevel zouden de Nederlanders alleen maar de illegaliteit in gedreven worden. Gedurende een periode van 4 tot 6 weken voerde de Höhere SS und Polizeiführer het bevel in het geheel niet uit. Maar toen ontving hij een strenge terechtwijzing van Himmler en vanaf die tijd moest hij zich bezig houden met Nederlanders die vanwege sabotage of illegale activiteiten waren gearresteerd en moest ze volgens zijn eigen jurisdictie berechten en zo nodig fusilleren. Men kan op deze manier verantwoording afleggen voor een groot aantal executies, maar ik geloof niet dat het er zoveel als 4.000 waren. Zo vaak als ik kon, drong ik er bij de Sipo op aan, zeer zorgvuldig te zijn bij het uitvoeren van dit bevel maar ik heb nooit rapporten over individuele gevallen ontvangen. Ik had de indruk dat het er maar 600 of 700 waren.
Dr. STEINBAUER: Als ik u goed heb begrepen, was dit een politie aangelegenheid, die direct .....
SEYSS-INQUART: In elk geval viel het niet langer onder mijn gezag of mijn invloed. Maar als ik in die tijd de Sipo opdracht gaf ergens onderzoek te doen naar een ondergrondse beweging moest ik me niettemin realiseren dat een of andere Nederlander, die de leider van zo'n beweging bleek te zijn, door de politie gefusilleerd zou worden zonder dat een rechtbank of ik in staat was het geval te onderzoeken. Maar ik kon ook niet nalaten, de veiligheid van de bezettende autoriteiten te garanderen omdat dat bevel van de Führer was uitgevaardigd.
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu toe aan het hoofdstuk financiën. Er is hier een document ingediend waar een zekere heer Trip zijn ontslag indient. Wie was deze meneer?
SEYSS-INQUART: De heer Trip was de President van de Nederlandse Bank -dat wil zeggen, de bank van uitgifte- en hij was ook Secretaris-generaal voor Financiën. Ik denk dat hij wel kan worden beschouwd als een van 's werelds meest vooraanstaande bankiers. Hij is een uitstekende persoonlijkheid en een van de mensen hier omschreef hem vandaag als een Nederlands patriot.
Dr. STEINBAUER: Hij was ook Secretaris-generaal van Financiën, niet waar?
SEYSS-INQUART: Ja. Tot maart 1941 was hij Secretaris-generaal van Financiën. In mijn eerste toespraak tot de secretarissen-generaal zei ik dat ik geen enkele secretaris-generaal zou vragen iets te doen dat in strijd was met zijn geweten. Als hij dacht dat er iets was dat hij niet kon doen, kon hij aftreden zonder nadelige gevolgen voor hemzelf. Ik zei dat alles wat ik vroeg loyaal mijn bevelen uit te voeren zolang hij in functie was. De heer Trip was tot maart 1941 in functie en nam toen ontslag omdat er iets was dat hij weigerde uit te voeren. Hij deed dit zonder enig nadelig gevolg voor zichzelf.
Dr. STEINBAUER: Wie was zijn opvolger?
SEYSS-INQUART: Ik wil opmerken dat alles wat de heer Trip tot maart 1941 uitvoerde, naar mijn mening in ieder opzicht gerechtvaardigd was. Anders had hij het zeer zeker niet gedaan. Zijn opvolger was de heer Rost van Tonningen. Rost van Tonningen was commissaris voor de Volkenbond in Oostenrijk waar hij taken uitvoerde, overeenkomstig aan die welke ik hem in Nederland opdroeg.
Dr. STEINBAUER: Hoe staat het met de kosten van de bezetting?
SEYSS-INQUART: Waar het het burgerlijk bestuur betrof kwamen de heer Trip en ik overeen dat ik drie miljoen gulden per maand zou krijgen. Daar bovenop kwam nog eens 20 miljoen aan boetes. Gedurende de eerste drie jaar spaarde ik 60 miljoen gulden dat als bijzonder legaat in Nederland bleef.
Waar het de kosten van de militaire bezetting betrof had ik geen bevoegdheid die te controleren. De strijdkrachten dienden hun eisen in bij de Minister van Financiën en dan kreeg ik bevel het geld ter beschikking te stellen. Gedurende 1941 vorderde het Reich ook indirecte bezettingskosten. Men nam het standpunt in dat niet alleen de directe kosten die in Nederland werden gemaakt, moesten worden betaald maar ook de kosten van voorbereiding in het Reich. Er werd 50 miljoen mark per maand geëist -gedeeltelijk in goud. Later werd deze bijdrage bestempeld als een vrijwillige steun aan het oosten .....
De PRESIDENT: Bedoelt u marken of guldens?
SEYSS-INQUART: Mark, 50 miljoen mark. Later werd om politieke redenen deze bijdrage vrijwillige steun voor het oosten genoemd, maar dit was natuurlijk niet zo. Later eiste het Reich dat dit bedrag verhoogd moest worden naar 100 miljoen maar dat weigerde ik.
Dr. STEINBAUER: De heer Trip nam ontslag als Secretaris-generaal van Financiën omdat het embargo op vreemde valuta, dat toen nog tussen Duitsland en Nederland bestond, werd opgeheven?
SEYSS-INQUART: Ja, dat is juist. Ik ontving een verzoek van mijn departement, met als doel de economische uitwisseling tussen het Reich en Nederland te vergroten -het embargo op vreemde valuta op te heffen zodat zonder tussenkomst van de bank van uitgifte, guldens konden worden omgewisseld in marken en omgekeerd. De fundamentele mogelijkheid voor een dergelijke omwisseling was onder de heer Trip al bepaald maar stond onder controle van de bank van uitgifte, dat wil zeggen, ook van de Nederlandse Bank. De heer Trip maakte bezwaar en ik droeg de zaak over aan Berlijn. Berlijn besloot dat het zo moest worden uitgevoerd en de heer Trip trad af. Ik benoemde de heer Rost van Tonningen tot President van de Nederlandse Bank en ik vaardigde het besluit uit. Ik wil opmerken dat de President van de Reichsbank, de heer Funk, tegen deze procedure was en ik kan als verklaring citeren dat toen niet kon worden voorzien dat de gevolgen later rampzalig zouden worden. In die tijd was Nederland volledig afgesneden en het Reich stond op het toppunt van zijn macht. Het was te verwachten dat de Mark de belangrijkste valuta in Europa zou worden en dat daarbij de gulden het zelfde belang zou krijgen. In februari 1941 bijvoorbeeld was de invoer van het Reich in Nederland groter dan de export van Nederland naar het Reich. Reichsminister Funk huldigde altijd het standpunt dat dit echte schulden waren zodat in het geval van een andere uitkomst van de oorlog die schulden, die ongeveer 4.5 miljard beliepen, aan Nederland terugbetaald moesten worden.
Dr. STEINBAUER: Als ik u goed heb begrepen was het uw Secretaris-generaal van Financiën, Dr. Fischbock, die dit voorstel deed tegen de wil van Trip in?
SEYSS-INQUART: Ik weet niet of het voorstel uitsluitend van Fischbock kwam. Ik neem aan dat hij er met anderen over heeft gesproken maar hij was het die de kwestie aan mij voorlegde.
Dr. STEINBAUER: U bent er ook van beschuldigd, collectieve straffen op te hebben gelegd in de vorm van boetes, hetgeen in strijd is met internationale wetten?
SEYSS-INQUART: Collectieve boetes zijn volgens internationaal recht alleen verboden bij overtredingen door individuele personen. De hoge collectieve boete van 18 miljoen gulden was opgelegd in verband met de algemene staking in Amsterdam, Arnhem en Hilversum, waaraan de hele bevolking deelnam. Later liet ik collectieve boetes terugbetalen wanneer bleek dat bepaalde personen verantwoordelijk waren voor de overtreding.
Dr. STEINBAUER: Kunt u ons een voorbeeld geven?
SEYSS-INQUART: Ik denk dat getuige Schwebel u dat kan vertellen. Het gebeurde in steden in het zuiden van Nederland.
Dr. STEINBAUER: U wordt door de aanklager ook beschuldigd van verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen in het gijzelaarskamp in St. Michielgestel. Wat hebt u daarop te zeggen?
SEYSS-INQUART: Ik kan de volle verantwoordelijkheid op mij nemen voor wat er in het gijzelaarskamp in St. Michielsgestel gebeurde. Het was geen gijzelaarskamp in de gebruikelijke zin van het woord: Ik nam Nederlanders alleen maar in detentie wanneer bleek dat ze actief waren in de weerstandsbeweging. Het kamp in St. Michielsgestel was geen gevangenis. Ik heb het bezocht. De kampbewoners speelden golf. Ze kregen verlof in het geval van dringende familieaangelegenheden of voor zaken. Geen enkele ervan is ooit gefusilleerd. Ik meen dat het grootste deel van de toenmalige Nederlandse dominees in St. Michielsgestel zat. Het was een soort preventieve hechtenis om ze er tijdelijk van te weeerhouden hun anti-Duitse activiteiten voort te zetten.
Dr. STEINBAUER: Bovendien wordt er beweerd dat u het voorlezen van herderlijke brieven hebt verboden en Katholieke priesters en Lutherse dominees in concentratiekampen hebt laten opsluiten.
SEYSS-INQUART: Het is waar dat ik één herderlijk schrijven heb verboden -dat kan gebeuren tijdens een bezetting- omdat daarin openlijk stelling werd genomen tegen de maatregelen van de bezettende macht en de mensen opriep tot ongehoorzaamheid. Dat was een op zichzelf staand geval en het gebeurde nooit meer, ook om de goede reden dat er niet meer van dergelijke provocaties in herderlijke brieven voorkwamen. In werkelijkheid greep ik soms in en maakte een verbod van de politie ongedaan wanneer er alleen maar sprake was van kritiek op de maatregelen die door de bezetter waren genomen en er niet tot tegenstand werd opgeroepen.
Ik heb zelf nooit priesters naar concentratriekampen gestuurd. In tegendeel, na diverse dringende verzoeken kreeg ik begin 1943 eindelijk een lijst van de Sipo met de namen van priesters die in concentratiekampen zaten opgesloten. Dat waren er in totaal zo'n 45 of 50. Drie of vier ervan waren in de kampen gestorven. Op grond van de feiten in hun geval spoorde ik er ongeveer een derde van op en eiste hun vrijlating; voor het tweede derde deel eiste ik binnen 6 maanden een onderzoek en pas voor het laatste deel was het voor mij onmogelijk om tussenbeide te komen zonder mijn eigen verantwoordelijkheid jegens het Reich geweld aan te doen.
Er werden ook Nederlanders in gijzeling genomen als represaille. Toen Nederland in oorlog raakte werden de Duitsers in Nederlands Oost-Indië geïnterneerd en misschien mishandeld. Het Reich eiste de arrestatie van 3.000 Nederlanders. De Sipo arresteerde er 800 en voerde die af naar Buchenwald. Toen ik hoorde dat het sterftecijfer daar hoog was, heb ik zulke dringende verzoeken gedaan dat de gijzelaars konden terugkeren. Ze werden toen op zo'n manier ondergebracht dat men niet langer van een gevangenis kon spreken. Ze kregen verlof en indien nodig, liet ik ze vrij. Op het eind had ik er nog geen 100.
Dr. STEINBAUER: Getuige, er wordt beweerd dat u gebeden in de kerken hebt verboden en in het bijzonder gebeden voor de Koningin?
SEYSS-INQUART: Dat is onjuist. De gebeden in Nederlandse kerken waren duidelijk protesten. Er werden gebeden uitgesproken -geheel normaal- voor de Koningin van Nederland, voor haar geluk en voorspoed en voor het uitkomen van haar wensen. Tegelijk waren er gebeden voor de Reichskommissar, voor zijn verlichting. Ik werd streng terechtgewezen voor het tolereren van zulke protesten. Maar ik zag niets verkeerds in die gebeden en verbood ze niet. Misschien zou in sommige op zich staande gevallen een lagere ambtenaar er iets van zeggen maar dat werd altijd genegeerd.
Dr. STEINBAUER: Dat zou nog niet zo slecht zijn, maar er wordt beweerd dat u bijzonder wreed was en een groot aantal mensen zonder vorm van proces liet fusilleren. Wat hebt u daarop te zeggen?
SEYSS-INQUART: Voor zover ik me kan herinneren was er maar een echt geval waarin gijzelaars werden gefusilleerd -dat wil zeggen, mensen werden gefusilleerd zonder dat er enig causaal verband bestond met een misdaad. Dit gebeurde in augustus 1942 en het geval is hier al behandeld. Het werd strikt volgens de zogeheten Gijzelaarswet afgehandeld, die hier ook geciteerd is. Het hield verband met een aanval op een legertransport en er zouden 50 of 25 gijzelaars worden gefusilleerd. Het was denk ik de Höhere SS und Polizeiführer die de eis stelde, via de militaire commandant op verzoek van het OKH.
Mijn tussenkomst bestond hieruit dat ik het aantal terug bracht tot 5 en het bestuderen van de lijst die mij door andere afdelingen was overlegd en die hier voor het Hof is voorgelezen. Ik merkte er ook iets bijzonders aan op. De Höhere SS und Polizeiführer had sterk benadrukt dat de lijst was opgesteld in strikte overeenstemming met de richtlijnen en vermeldde dat de aanval teruggevoerd kon worden op rechtse weerstandskringen, niet op linkse zodat er geen arbeiders konden worden gefusilleerd. Ik oefende in zoverre invloed uit dat ik de Höhere SS und Polizeiführer ertoe bracht, namen van vaders met meerdere kinderen van de lijst te schrappen.
Dr. STEINBAUER: Getuige, wat weet u -in bijzonderheden- over de mensen die werden gefusilleerd toen Kamp Voght werd ontruimd?
SEYSS-INQUART: Toen de Britten en Canadezen door België naar het zuiden van Nederland oprukten had ik teveel in mijn eigen provincie te doen om de orde te handhaven dat ik bijzondere aandacht kon schenken aan Kamp Vught dat onder leiding van de politie stond. De Höherer SS und Polizeiführer deelde mij in algemene zin mee dat de meest ernstig beschuldigde politieke gevangenen, ongeveer 200 in getal, naar het Reich zouden worden overgebracht, de minder ernstig beschuldigde politieke gevangenen zouden worden vrijgelaten en gewone misdadigers zouden onder bevel van een Nederlandse politieofficier worden geplaatst en overgedragen aan de Canadezen. Hier hoorde ik pas dat er enkele mensen waren gefusilleerd en de enige manier waarop ik dit kan verklaren is dat het Reich op het laatste moment verbood deze mensen naar het Reich over te brengen en bevel gaf ze te fusilleren. Ik geloof niet dat het er 600 waren want volgens wat getuige Kollpuss heeft gezegd, schijnen het er zo'n 130 tot 150 geweest te zijn. Maar zelfs dat is genoeg.
Dr. STEINBAUER: Wat weet u over het fusilleren van gijzelaars na de aanval op SS und Polizeiführer Rauter?
SEYSS-INQUART: De aanslag op de Höherer SS und Polizeiführer werd gepleegd door de ondergrondse en werd uitgevoerd met Britse wapens.
Dr. STEINBAUER: Wat weet u over de kwestie Putten?
SEYSS-INQUART: Neem me niet kwalijk, ik ben nog niet klaar met mijn vorige verklaring.
Dr. STEINBAUER: Oh, u wilt een juister ......
SEYSS-INQUART: Himmler gaf toen bevel voor het fusilleren van 500 gijzelaars. Rauter's plaatsvervanger, Dr. Schongarth weigerde dat en deelde mij mee dat er een aantal Nederlanders in gevangenissen zat die overeenkomstig het bevel van de Führer zouden worden geëxecuteerd omdat ze waren veroordeeld wegens andere sabotageacties. Hij had getwijfeld zei hij, want het aantal was wat groter maar nu kon hij niet langer wachten. Hij gaf me niet het werkelijke aantal. In deze situatie kon ik hem, naar mijn mening, er niet van weerhouden het bevel uit te voeren want we moesten met alle mogelijke middelen de ondergrondse beweging onderdrukken. De ondergrondse was door de Nederlandse regering in Londen opgezet en van wapens voorzien en vormde een ernstige bedreiging voor de Duitse bezettingsmacht.
230 Nederlanders zouden worden gefusilleerd -waaronder 80 in Apeldoorn alleen al- en dit leek me een groot aantal. Maar Dr. Schongarth zei me dat er ten noorden van Apeldoorn een kern van de ondergrondse zat.
Dr. STEINBAUER: Ik vraag u, als laatste, wat weet u van de kwestie Putten?
SEYSS-INQUART: In Putten werd een aanslag gepleegd op Duitse officieren. Drie werden er vermoord. Het geheel vond plaats binnen het leger, de SS en de politie en ik weet dat men van plan was, represaillemaatregelen te nemen. Ikzelf hield me toen bezig met de bouw van verdedigingswerken. De Höhere SS und Polizeiführer deelde mij mee dat hij bevel had gekregen het dorp Putten plat te branden en de mannelijke bevolking af te voeren naar een concentratiekamp in het Reich. Hij had echter het aantal teruggebracht tot 40 % en hij vertelde mij later dat het sterftecijfer in Duitse concentratiekampen hoog was. Zowel hij als ik wendden ons tot de militaire commandant om deze mensen terug te laten keren. De militaire commandant stemde toe. Of dit bevel nog uitgevoerd kon worden weet ik niet.
Dr. STEINBAUER: Meneer de President, misschien kunnen we op dit punt een korte pauze nemen?
De PRESIDENT: Ja.
(de zitting werd geschorst.)

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
democratie
Letterlijk: demos (volk) kratein (regeert). Democratie is een bestuursvorm waar de regering door een meerderheid van het volk gekozen wordt en waarbij het volk de leiders op het rechte pad houdt door de mogelijkheid deze regering weg te sturen als een meerderheid van het volk het niet meer eens is met de regering.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Landwacht
Tijdens de bezetting gewapende NSB-ers met politiebevoegheden.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
Sipo
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
Socialisme
Politieke ideologie die streeft naar geen of geringe klassenverschillen. Produktiemiddelen zijn in handen van de staat. Ontstaan als reactie op het kapitalisme. Karl Marx probeerde het socialisme wetenschappelijk te onderbouwen.
totale oorlog
Een oorlog waarbij ook de burgerbevolking betrokken is en waarin alles in dienst is gesteld van de oorlogsvoering.
Volkenbond
Internationale volkerenorganisatie voor samenwerking en veiligheid (1920-1941). De bond was gevestigd in Genève, in het altijd neutrale Zwitserland. In de dertiger jaren kon zij weinig uitrichten tegen het agressieve optreden van Japan (Mantsjoerije), Italië (Abessinië) en Hitler. De Volkenbond was in feite de voorganger van de Verenigde Naties.

Afbeeldingen

Arthur Seyss-Inquart spreekt tijdens het tribunaal in Neurenberg met mede-aangeklaagde Wilhelm Frick. Bron: Publiek domein.

Middagzitting

Dr. STEINBAUER: Edelachtbare, ik zou willen terugkomen op de kwestie van het embargo op vreemde valuta.
De beklaagde Reichsmarschall Göring heeft me net meegedeeld, tijdens de schorsing, dat in dit conflict, Fischbock, Trip en Wohltat aan de ene kant en Funk, die er tegen was en hijzelf als hoofd van het Vier Jaren Plan, de beslissing hebben genomen het embargo op vreemde valuta op te heffen. En hij schrijft mij hier: "Ik draag de verantwoordelijkheid." Het was dus een beslissing die door Göring werd genomen.
De PRESIDENT: Dr. Steinbauer, het is natuurlijk niet de juiste manier om het Tribunaal over iets te informeren, hen iets te vertellen wat een van de beklaagden misschien tegen u heeft gezegd tijdens een schorsing.
Dr. STEINBAUER: Hij heeft het opgeschreven.
De PRESIDENT: Ik vrees dat dat het niet beter maakt. U mag daarover iedere vraag aan de getuige stellen.
Dr. STEINBAUER: Met betrekking tot het fusilleren zonder een gerechterlijk vonnis zou ik willen verwijzen naar een erg belangrijk document. Bewijsstuk Seyss-Inquart-77, pagina 199. Dit is Document F-224 D, een rapport, opgesteld door Kriminalkommissar J.H.L.Munt (destijds SS-Hauptsturmführer Johannes Heinrich Louis Munt, Aussendienststellenleiter te Den Haag. Zie ook: Verklaring Munt). Hij zegt op pagina 3 het volgende:
"Naar mijn mening ligt het voor de hand dat Generaal Christiansen het maximale aantal te fusilleren slachtoffers eiste. Christiansen sprak tegen Rauter, een impulsief en tactloos man, over talloze represaillemaatregelen en van zijn kant oefende hij druk uit op de commandant van de Sipo, Dr. Schongarth ..."
Hij rapporteert verder op pagina 5:
"Het betrof vaak gevangenen die al door de Höhere SS und Polizeiführer ter dood waren veroordeeld. Represaillemaatregelen tegen strafbare feiten waren een zaak voor de politie. Na augustus 1944 en in overeenstemming met een bevel van de Führer werden deze represaillemaatregelen op zo'n manier uitgelegd dat een aantal Nederlander werd gefusilleerd wegens sabotage en pogingen tot moord hoewel ze wegens totaal andere redenen waren gearresteerd."
SEYSS-INQUART: Mag ik dat kort uitleggen?
Dr. STEINBAUER: Graag.
SEYSS-INQUART: Vooraanstaande leden van de ondergrondse werden bijvoorbeeld gearresteerd en na onderzoek door de Höhere SS und Polizeiführer werd besloten dat ze overeenkomstig de bevelen van de Führer moesten worden gefusilleerd. De Höhere SS und Polizeiführer had zijn rechtbankofficier voor dit onderzoek gevraagd. Toen er later een poging werd gedaan een brug op te blazen werden in plaats van gijzelaars deze mannen gefusilleerd. Dat stond lijnrecht tegenover het fusilleren van gijzelaars, althans, zo moest het lijken.
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu toe aan hoofdstuk IV-B "Concentratiekampen en gevangenissen." Mijn eerste vraag: Wie was bevoegd in deze zaken?
SEYSS-INQUART: De politie was bevoegd inzake concentratiekampen en huizen van bewaring. Voor de andere gevangenissen en rechtbankpersoneel was ik verantwoordelijk -dat wil zeggen, die stonden onder mijn gezag.
Dr. STEINBAUER: Waren er in Nederland ook concentratiekampen?
SEYSS-INQUART: Ja, in het bijzonder het grote concentratiekamp in Vught bij 's Hertogenbosch. Dan nog een Polizeiliches Durchgangslager bij Amersfoort en een Jüdisches Sammellager bij Westerbork. Ik heb het al over St. Michielsgestel gehad; dat was een kamp voor preventieve hechtenis. En misschien moet ook het kamp bij Ommen worden genoemd, dat weliswaar geen politiekamp en geen concentratiekamp was maar misstanden heersten daar ook.
Dr. STEINBAUER: Wat kunt u mij zeggen over het kamp bij Den Bosch?
SEYSS-INQUART: Den Bosch was oorspronkelijk bedoeld als verzamelkamp voor Joden in een periode waarin we de Joden in Nederland wilden houden. Maar Reichsführer Himmler gaf bevel er een concentratiekamp van te maken. Na enig nadenken stelde ik mij met dit idee tevreden. In aanmerking nemend dat ik niet kon voorkomen dat Nederlanders in concentratiekampen terecht kwamen, had ik ze liever in concentratiekampen in Nederland, waar ik misschien nog enige invloed kon uitoefenen.
Dr. STEINBAUER: Maar er zouden ook in deze concentratiekampen excessen hebben plaatsgevonden -bijvoorbeeld in het bijzonder in Kamp Vught, wat u net noemde.
SEYSS-INQUART: Dat is volkomen waar. Er waren excessen in gevangenissen, net zo als in concentratiekampen. Ik beschouw dit als vrijwel onvermijdelijk in oorlogstijd omdat ondergeschikten ongelimiteerde macht over anderen krijgen en dat kan niet altijd voldoende worden gecontroleerd. Als ik over excessen hoorde, nam ik maatregelen -de eerste keer tegen eind 1940 of 1941 toen de voorzitter van mijn Duitse rechtbank mij rapporteerde dat een gevangene was voorgeleid met verwondingen door slagen op het hoofd. Ik liet het geval onderzoeken en de directeur van de gevangenis werd disciplinair gestraft en teruggestuurd naar het Reich.
In Kamp Vught, kort na de opening was het sterftecijfer hoog. Ik liet direct een onderzoek instellen, gebruik makend van de diensten van Nederlands medisch personeel. Iedere dag -en later iedere week- liet ik mij de sterftecijfers rapporteren, totdat die tot een vrijwel normaal niveau daalden. Natuurlijk weet ik niet of de commandant van het kamp alleen de natuurlijke sterfgevallen rapporteerde of dat hij de executies er ook in betrok, dat zou ik niet kunnen zeggen. In dit kamp vonden excessen plaats veroorzaakt door drankorgies en braspartijen, opstootjes en gevechten kwamen zo nu en dan ook voor. De kampcommandant werd ontslagen en naar het Reich gestuurd. Ik merkte dat de Höhere SS und Polizeiführer zelf had geprobeerd de orde te herstellen, hoewel hij niet de leiding over de kampen had, die vielen onder Gruppenführer Pohl.
Er was één zeer ernstig geval dat in Document E-224 D is beschreven onder de titel, "Vrouwen in de cel." De commandant van het kamp liet, vermoedelijk om redenen van discipline, een groot aantal vrouwen gedurende de nacht in een te kleine cel opsluiten, waarbij drie vrouwen door verstikking om het leven kwamen. Toen we daarover hoorden eisten we juridische stappen. Het centrale bestuur in Berlijn weigerde en we wendden ons tot Reichsführer SS Himmler en gaven niet toe. De kampcommandant werd voor het gerecht gebracht en kreeg minstens vier jaar, ik denk zelfs acht jaar gevangenisstraf. Dat wordt ook aangegeven in het Franse verslag.
Dr. STEINBAUER: Wat kunt u zeggen over Kamp Amersfoort?
SEYSS-INQUART: Dat was een doorgangskamp van de politie -dat wil zeggen voor gevangenen van de politie die voor het gerecht moesten verschijnen of die naar het Reich moesten worden afgevoerd, of personen die arbeidsdienst weigerden en die naar het Reich werden gestuurd. Over het algemeen konden ze daar niet langer dan 6 of 8 weken blijven. Er waren Nederlandse bewakers in dit kamp, geen Nederlandse politie maar maar een vrijwilligerseenheid van de SS geloof ik.
Excessen vonden hier ook plaats. Secretaris-generaal Van Dam maakte mij attent op het feit dat er een Nederlander vermoedelijk was doodgeslagen. Ik drong er bij de Höhere SS und Polizeiführer op aan, deze zaak boven tafel te krijgen. Hij deed dit via zijn rechtbankofficier en stuurde mij de dossiers toe. Volgens deze dossiers vonden er ernstige mishandelingen plaats maar er werd niemand gedood en de verantwoordelijke personen werden bestraft.
Ik maakte de Höhere SS und Polizeiführer er regelmatig op attent dat concentratiekampen en gevangenissen in oorlogstijd feitelijk broeinesten van wrede excessen waren. Als er hier of daar, geen ernstig geval maar een zekere slechte behandeling aan mij werd gerapporteerd bracht ik dat altijd onder zijn aandacht. Hij rapporteerde dan aan mij dat ofwel het geval niet had plaats gevonden of dat hij maatregelen had genomen enzovoort.
In het bijzonder liet ik altijd de cijfers over de voedselrantsoenen in concentratiekampen en gevangenissen aan mij rapporteren. De voedselrantsoenen waren voldoende. Ik geloof dat Nederlanders eind 1944 en in 1945 in concentratiekampen en gevangenissen meer voedsel kregen dan de Nederlanders in het westen van het land. Ik wil niet teveel belang aan dit feit hechten want de Nederlanders leden werkelijk honger.
Dr. STEINBAUER: Dan was er Kamp Westerbork.
SEYSS-INQUART: De Nederlandse regering had Kamp Westerbork al ingericht als volledig vrij kamp voor Joden die uit Duitsland waren gevlucht. Het werd uitgebreid tot een verzamelkamp voor Joden. In het kamp zelf waren Joodse bewakers om de orde te handhaven. De Nederlandse politie bewaakte het kamp aan de buitenkant. Er lag slechts een afdeling van de Sipo voor toezicht in het kamp. In geen enkel dossier vond ik melding van excessen in het kamp zelf. Elke zondag gingen er priesters naar het kamp, tenminste één priester voor de Katholieke Joden en een voor de zogenoemde Christelijken. Ook zij rapporteerden nooit iets.
Dr. STEINBAUER: We hebben het later wel over hun verwijdering. Ik wil het nu hebben over Ommen. Daarover is een lijvig verslag.
SEYSS-INQUART: Ommen was bedoeld als opleidingskamp voor die Nederlanders die vrijwillig wilden werken in de economie van de Oostelijke gebieden. Ze kregen lessen over het land, de mensen en hun taal. Het hoofd van het kamp leende gevangenen uit een nabijgelegen gevangenis voor het werk. Toen ontving ik rapporten dat deze gevangenen slecht werden behandeld. De rechters in Amsterdam wendden zich tot mij. Ik gaf de Nederlandse rechters van Amsterdam toestemming om persoonlijk het kamp te inspecteren en met de gevangenen te spreken. Dat gebeurde, volgens Document F-224(d) op 5 maart 1943. Daarop schreven de Amsterdamse rechters een lange brief aan de Secretaris-generaal van Justite. Ze beklaagden zich over de slechte behandeling van deze gevangenen die ze hadden waargenomen en over het feit dat Nederlandse gevangenen naar gevangenissen in het Reich werden overgebracht om te werk gesteld te worden. De klachten waren gerechtvaardigd en ik gaf bevel dat de gevangenen uit het Kamp Ommen moesten worden teruggestuurd naar de Nederlandse strafinrichting en dat Nederlandse gevangenen uit Duitse gevangenissen naar Nederlandse gevangenissen moesten terugkeren. Deze procedure was correct en daarom nam ik de gepaste maatregelen om de kwestie te regelen.
Dr. STEINBAUER: Maar nu moet ik u een bepaalde vraag stellen en u met een beschuldiging confronteren. Document RF-931 toont aan dat u rechters ontsloeg die zulke klachten uitten, namelijk in Leeuwarden.
SEYSS-INQUART: In mijn ogen was de handelwijze van het Hof in Leeuwarden onjuist. Deze rechters overlegden niet met mij maar beweerden in een openbare uitspraak dat Nederlandse gevangenen naar Duitse concentratiekampen werden gestuurd en daar geëxecuteerd. Volgens de feiten, die voor mij lagen, was dat onwaar. Ik lichtte hen toen in over de resultaten die waren verkregen door de Amsterdamse rechters. De rechters in Leeuwarden weigerden nog langer vonnissen uit te spreken. Ik vroeg hen in functie te blijven maar dat weigerden ze. Ik ontsloeg ze toen net als personen die niet willen werken. Ik had ze voor een Duitse rechtbank kunnen dagen op beschuldiging van het maken van propaganda voor wreedheid.
Dr. STEINBAUER: Kreeg u klachten van het Rode Kruis over toestanden in de kampen?
SEYSS-INQUART: In Nederland hadden we de regeling waarbij een vertegenwoordiger van het Nederlandse Rode Kruis, mevrouw Van Overeem, alle concentratiekampen en gevangenissen kon bezoeken, in het bijzonder om te zien of de voedselpakketten werden uitgereikt. Noch mevrouw Van Overeem, noch hoofden van het Nederlandse Rode Kruis hebben ooit klachten aan mij gericht. Ik zou willen zeggen dat deze omstandigheid mij bijzonder welkom was, want Nederlanders klagen over alles en als ik voor de verandering eens geen klachten kreeg was dat een hele opluchting voor me.
Ik zou graag willen opmerken dat er begin 1944, volgens aan mij overlegde rapporten, ongeveer 12.000 Nederlanders in concentratiekampen of gevangenissen zaten. Dat is ongeveer hetzelfde als er vandaag, in heel Duitsland, 120.000 Duitsers in kampen of gevangenissen zitten. Dat bracht mij ertoe juridische commissies in te stellen die de kampen en gevangenissen moesten bezoeken om te bepalen welke gevangenen konden worden vrijgelaten of voor het gerecht gebracht. Natuurlijk kon ik in die gevallen, waar er arrestatiebevelen uit Berlijn lagen, niets doen.
Dr. STEINBAUER: Getuige, u zegt dus dat u voortdurend strijd voerde met de politie in deze kwestie?
SEYSS-INQUART: Ik zou het geen strijd willen noemen.
Dr. STEINBAUER: Gelooft u dat u succes had?
SEYSS-INQUART: Ja, dat geloof ik wel, op basis van bepaalde vaststaande feiten. Ik heb de verhandelingen hier nauwkeurig gevolgd en we hebben de meest afschuwelijke dingen gehoord. De rapporten uit Nederland lijken mij nog niet zo slecht. Ik wil niet zeggen dat ik ieder exces ontken. Echter, zulke verslagen als die over Breendonck in België bestaan niet. De rapporten vermelden aframmelingen als de ernstigste beschuldiging. Er is hier één enkel verslag -Document F-677, het verslag van belastinginspecteur Bruder- dat in de buurt komt van de gewoonlijke verslagen over wreedheden. Maar ik geloof niet dat dit verslag op het eerste gezicht aanvaard kan worden, want Bruder zegt zelfs niet van wie hij dit gehoord heeft. En de informatie zelf is niet geloofwaardig. Hij beweert bijvoorbeeld dat de gevangenen die aan het werk waren, voor iedere SS bewaker moesten buigen. Ik geloof niet dat de kampleiding dat zou hebben toegestaan omdat de gevangenen anders niet in staat waren te werken.
Het is moeilijk voor mij dit te zeggen, maar ik geloof niet dat de omstandigheden in Nederland zo slecht waren.
Dr. STEINBAUER: Ik denk dat we dit hoofdstuk nu kunnen afsluiten en beginnen aan punt V van de aanklacht, dat handelt over de kwestie van de Arbeitseinsatz. Wat voor problemen had u in Nederland op het gebied van de arbeidsdienst?
SEYSS-INQUART: Op het gebied van arbeidsdienst moeten we drie of misschien vier fasen onderscheiden. Toen ik naar Nederland kwam waren er ongeveer 500.000 werklozen, geregistreerde werklozen; zij die dat konden worden door de démobilisatie van de Nederlandse land- en zeestrijdkrachten, deeltijd werkers enzovoorts. Het was een dringend probleem -niet alleen een sociaal probleem- voor mij het aantal werklozen terug te dringen, want in de eerste plaats is zo'n leger werklozen ongetwijfeld een grote bron van recruten voor illegale activiteiten. In de tweede plaats was het te verwachten dat naarmate de oorlog voortduurde, de materiële omstandigheden van de werklozen steeds slechter zouden worden.
In die tijd voerden we maatregelen in die ik, ondanks alle beschuldigingen, vrijwillige arbeidswerving moet noemen. Dat duurde tot het midden van 1942, dat wil zeggen, bijna twee jaar. In die periode gaf ik noch de Duitse, noch de Nederlandse arbeidsautoriteiten volledige bevoegdheid om arbeiders te dwingen in het buitenland te gaan werken. Er lag ongetwijfeld een bepaalde econmische druk op maar ik geloof dat die in dit verband altijd al bestaat. De werving werd gedaan door de Nederlandse arbeidsbureau's, die onder de Nederlandse Secretaris-generaal van Sociale Zaken ressorteerden. Er waren Duitse inspecteurs bij de arbeidsbureau's. Er waren ook privé bureau's, ondernemingen uit het Reich stuurden hun eigen agenten hierheen. Over het geheel werden zo'n 530.000 Nederlanders aangewezen om in het Reich te gaan werken. In de periode die ik "vrijwillig" noem, gigen er 240.000 tot 250.000 vrijwilligers naar het Reich en zo'n 40.000 naar Frankrijk.
Tegen de eerste helft van 1942 was deze voorraad uitgeput. Het Reich eiste meer arbeidskrachten. We overwogen toen om gedwongen arbeidsdienst in te voeren. Ik herinner me dat ik hiertoe geen instructies ontving van Sauckel maar van Bormann in de vorm van een direct Führerbefehl. De werving geschiedde overwegend, maar niet uitsluitend, op de volgende manier. Jonge en zo ver als mogelijk ongetrouwde Nederlanders werden naar het arbeidsbureau geroepen waar ze een certificaat kregen voor tewerkstelling in het Reich. Het Nederlandse verslag meldt zelf dat er maar een paar weigerden. Natuurlijk werden enkelen van degenen die weigerden door de politie gearresteerd en naar het Reich overgebracht. De Höhere SS und Polizeiführer rapporteerde mij dat dit zo'n 2.600 bedroeg uit een aantal van 250.000 tot 260.000 arbeidsplichtigen op het totaal van 530.000 aangewezen personen Dit was dus maar 1 procent of zelfs 0.5 procent. Ik geloof dat het aantal uit dwangmaatregelen in het Reich niet lager of hoger was.
Begin 1943 eiste het Reich een grotere toezegging van arbeiders en mij werd geadviseerd hele leeftijdsgroepen op te roepen om naar het Reich te sturen. Ik vestig de aandacht op het feit dat al deze arbeiders vrije arbeidscontracten kregen in het Reich en niet in werkkampen werden ondergebracht. Ik besloot drie leeftijdsgroepen op te roepen -ik meen van 21 tot 23 jaar oud- teneinde getrouwde mannen te ontzien. Het resultaat was voldoende in de eerste groep, middelmatig in de tweede groep en in de derde groep was het ronduit slecht. Ik realiseerde me dat ik alleen met geweld meer groepen kon oproepen. Dat weigerde ik. Maar in die periode slaagde ik erin, dankzij het begrip van Minister Speer, te regelen dat de arbeiders niet naar hun werk werden gebracht maar dat het werk naar de arbeiders moest worden gebracht. Er kwamen grote orders in Nederland binnen en de fabrieken die deze orders moesten leveren werden tot "Sperrwerk" verklaard. Daaronder bevond zich de Organisation Todt.
Nederlanders die in eigen land nodig waren werden vrijgesteld. Er werden door de Nederlandse autoriteiten meer dan een miljoen certificaten van vrijstelling verstrekt. Het was duidelijk dat het hier om sabotage door de Nederlanders ging maar ik wilde er geen stappen tegen ondernemen. Geen enkele vrouw werd ooit gedwongen buiten Nederland te gaan werken, jongeren onder de 18 ook niet. Reichsminister Lammers heeft hier toegegeven dat hij begin 1944 een Führerbefehl aan mij doorgaf waarin werd geëist dat er 250.000 arbeiders naar het Reich moesten worden gestuurd. Hij bevestigde ook dat ik dat weigerde. Toen kwam Gauleiter Sauckel naar mij toe en besprak de zaak met mij. Ik moet zeggen dat hij mijn argumenten bijzonder vlot begreep en er niet op stond, razzia's te houden. Met "razzia" bedoel ik het afzetten van hele wijken en het oppakken van de mensen.
In de loop van 1944 stopte de werving van arbeiders bijna helemaal. In plaats van 250.000 werden er geloof ik maar 12.000 naar het Reich gestuurd. Maar er vond in de herfst van 1944 heel iets anders plaats. Op grond van ervaringen opgedaan in Frankrijk en België, besloot het OKH dat sterke en gezonde Nederlanders uit Nederland moesten worden afgevoerd, dat wil zeggen, uit het westen van Nederland. Dat was omdat de Nederlandse regering in Londen een illegaal leger had opgericht. Ik had het organisatieschema in handen. Er was een volledige Generale Staf en een volledig Ministerie van Oorlog. We schatten dat er ongeveer 50.000 illegale manschappen waren. Als er een oproep zou worden gedaan en meer gezonde Nederlanders zouden zich erbij aansluiten, dan zou die illegale troepenmacht in aantal groter zijn dan de Duitse troepen in Nederland. Bovendien kregen ze hele goede uitrusting uit Engeland. Er werden hele ladingen van de modernste tommyguns door ons in beslag genomen, maar ik ben ervan overtuigd dat het grootste deel van de wapens niet in beslag werd genomen.
Het OKH gaf via de militaire commandanten bevel, de gezonde Nederlanders af te voeren. De maatregel werd geheel door de strijdkrachten uitgevoerd. Er werd een generaal speciaal voor dat doel gestuurd en met die taak belast, met zijn eigen operationele staf. Deze maatregel werd uitgevoerd door de plaatselijke commandanten. Mijn plaatselijke autoriteiten werden over de te nemen actie geïnformeerd, soms op het laatste moment en soms ook helemaal niet. Ik wist natuurlijk van de maatregel. Om die reden kon ik de verantwoordelijkheid niet op me nemen, ertegen te protesteren. Ik greep alleen in wanneer het noodzakelijk was, burgerbelangen te beschermen en om te voorkomen dat arbeiders in de vitale fabrieken ook werden afgevoerd. Ik vertrouwde dit toe aan de Algemeen Gevolmachtigde voor de Totale Oorlog, die Goebbels in de tussentijd naar Nederland had gestuurd. Zijn taak was het uitgeven van certificaten voor vrijstelling. Hij verstrekte er zo'n 50.000.
De PRESIDENT: Bedoelt u Himmler?
SEYSS-INQUART: Goebbels, de gedelegeerde voor de Totale Oorlog. Ik geef toe dat deze maatregelen situaties veroorzaakten die voor de Nederlanders ondraaglijk waren. Ik ben er zeker van dat waar het voeding, tijdelijk onderdak en vervoer betreft, de bevolking van de gebombardeerde gebieden in Duitsland onder niet veel betere omstandigheden leefde. Maar men kon dit niet van de Nederlanders eisen. Vele Nederlanders vertelden mij toen dat we ze wilden instemmen met deze arbeidsdienst -zeker niet om de Duitse zaak te steunen maar alleen om die vreselijkwe toestanden te voorkomen- als ze tenminste volgens een ordelijke procedure werden opgeroepen. Ik heb dat toen gedaan. De Algemeen Gevolmachtigde voor de Totale Oorlog vaardigde het besluit uit dat aan het Hof is overlegd. De mensen werden naar de arbeidsbureau's geroepen, werden op lijsten geregistreerd, weer naar huis gestuurd om kleding te halen en kregen bevel zich bij de stations te melden. Niet de politie, maar arbeidsautoreiten brachten ze naar het Reich om daar onder normale omstandigheden tewerk gesteld te worden. Er wordt gesproken over de betere transportfaciliteiten voor diegenen die opgeroepen werden voor arbeid. Ik ben verantwoordelijk voor dit mobiliseren van arbeiders om de redenen die ik heb gegeven.
Dr. STEINBAUER: Meneer de President, mag ik in dit verband opmerken dat mijn Bewijsstuk Seyss-Inquar-78, Document PS-1726, Bewijsstuk USA-195, pagina 200 -uittreksels uit het verslag van de Nederlandse regering- de verklaringen van mijn cliënt volledig bevestigd. Ik zou dat kort willen voorlezen, want het is belangrijk. Pagina 2:
"....arbeiders die weigerden -betrekkelijk weinig- werden door de SD vervolgd."
Dan op pagina 3:
" ... afgezien daarvan was de maatregel niet erg succesvol. Zekere Duitse autoriteiten waren tegen de uitvoering want veel voormalige leden van de strijdkrachten kregen vrijstelling; anderen doken onder ...
"Het gevolg was dat in de laatste maand van 1943 en in het grootste deel van 1944, betrekkelijk weinig personen werden gedeporteerd .."
En dan op pagina 6:
"... tot het einde van 1944 was de manier van transport van gedeporteerden dragelijk..."
"Iedereen die zich in januari 1945 meldde voor arbeidsdienst genoot betere transport faciliteiten, dat wil zeggen, bijna de hele reis per spoor, hoewel slechts in goederenwagons..."
SEYSS-INQUART: Zelfs voor ons eigen gebruik hadden we toen geen andere wagons. Ik wil ook wijzen op het feit dat ik ook Nederlandse arbeiders opriep voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden aan de verdedigingslinies ten oosten van de IJssel, die me door de Führer waren toevertrouwd. Ik gebruikte voor dit doel delen van de transporten die uit Rotterdam kwamen en zo voorkwam ik dat deze mensen naar het Reich werden gestuurd. Ik had geen invloed op de behandeling in het Reich; ik verbood slechts verdere transporten naar Essen, want mij was gerapporteerd dat in het Kamp Rees de behandeling erg slecht was en dat sommige Nederlanders daar gestorven waren.
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu toe aan het volgende punt van de aanklacht -dat wil zeggen, de Joodse kwestie. Het rapport van de Nederlandse regering, Bewijsstuk USA-195 somt alle besluiten op die door de aanklager zijn ingediend. Ik zou dit Document PS-1726 aan mijn cliënt willen overhandigen, zodat hij zich de wetten weer kan herinneren. Het Hof heeft het al.
(hij wendt zich tot de getuige) Wat deed u als Reichskommissar aan de Joodse kwestie?
SEYSS-INQUART: Toen ik de functie van Reichskommissar overnam, realiseerde ik mij natuurlijk dat ik een duidelijke houding moest aannemen en stappen moest ondernemen met betrekking tot de Joden in Nederland. Amsterdam is de bekendste en een van de oudste vestigingsplaatsen van Joodse gemeenschappen in west Europa. Bovendien woonden er in Nederland een groot aantal Joodse emigranten uit Duitsland.
Ik zeg heel eerlijk dat ik sinds de Eerste Wereldoorlog en tijdens de na oorlogse periode anti-Semiet was en als zodanig naar Nederland kwam. Daarover hoef ik hier niet in bijzonderheden te treden. Ik heb dat allemaal in mijn toespraken gezegd en ik zou u daarnaar willen verwijzen. Ik had de indruk, die overal bevestigd zal worden, dat Joden natuurlijk tegen een Nationaal Socialistisch Duitsland moesten zijn. Wat mij betrof was er geen discussie over de schuldvraag. Als hoofd van een bezet gebied moest ik me alleen beperken tot de feiten. Ik moest me realiseren dat ik rekening moest houden met tegenstand, défaitisme en zo, in het bijzonder in Joodse kringen.
Ik zei Generaloberst Von Brauchitsch, de opperbevelhebber van het leger, dat ik in Nederland Joden uit leidende posities in de economie, de pers en de regering zou verwijderen. De maatregelen die ik van mei 1940 tot maart 1941 nam, waren tot dat beperkt. Joodse ambtenaren werden ontslagen maar kregen een pensioen. Joodse ondernemingen werden geregistreerd en de hoofden ervan ontslagen. In het voorjaar van 1941 bezocht Heydrich mij in Nederland. Hij zei mij dat we moesten verwachten dat de grootste tegenstand uit Joodse kringen zou komen. Hij vertelde me dat de Joden tenminste moesten worden behandeld als alle andere vijandelijke vreemdelingen. De Engelsen in Nederland werden bijvoorbeeld geïnterneerd en hun bezittingen verbeurd verklaard. Gezien het grote aantal Joden, ongeveer 140.000 was dit niet zo eenvoudig. Ik geef eerlijk toe dat ik niet protesteerde tegen dit argument van Heydrich. Ik meende ook dat dit nodig was in een oorlog die ik beslist zag als een strijd op leven en dood voor het Duitse volk. Om die reden gaf ik in maart 1941 bevel dat de Joden in Nederland zich moesten laten registreren. En daarna ging het stap voor stap verder.
Ik zal niet zeggen dat de uiteindelijke resultaten -waar het Nederland betrof- vanaf het begin zo bedoeld waren maar we kozen voor deze methode. De regelingen die hier worden geciteerd, als ze in de Nederlandse Staatscourant verschenen, waren grotendeels door mij persoonlijk ondertekend. Ze werden tenminste met mijn uitdrukkelijke toestemming gepubliceerd. Individuele maatregelen, zoals hier genoemd, waren echter niet van mij afkomstig. In februari zouden er 1.000 Joden zijn gearresteerd en afgevoerd naar Buchenwald en Mauthausen. Dat is alles wat ik weet. In het ghetto van Amsterdam ..
De PRESIDENT: Februari van welk jaar?
SEYSS-INQUART: Februari 1941. In het ghetto in Amsterdam was een Nationaal Socialist gedood door Joden. Reichsführer Himmler gaf daarop bevel dat er 400 jonge Joden naar Mauthausen moesten worden gestuurd. Ik was in die tijd niet in Nederland. Dat was, tussen haakjes de reden voor de algemene staking in Amsterdam in maart 1941. Na mijn terugkeer in Nederland protesteerde ik tegen die maatregel en voor zover ik weet vond een dergelijk massatransport naar Mauthausen niet meer plaats. Er werden ook synagoges in brand gestoken. Blijkbaar had iemand intensief geprobeerd 8 november 1938 na te doen. Ik greep direct in. Verdere incidenten vonden niet plaats. Aan de andere kant wilde de politie de oude tempel in Amsterdam afbreken. Secretaris-generaal Van Dam bracht dit onder mijn aandacht en ik voorkwam het.
Ik gaf al eerder aan dat de reden voor de maatregelen lag in de overweging dat Joden als vijandelijke vreemdelingen moesten worden behandeld. Later, met andere maatregelen, werd de oorspronkelijke bedoeling verlaten; die werden hetzelfde als die welke tegen de Joden in het Reich genomen werden. Misschien ging dit in een of ander geval nog verder want zo weet ik bijvoorbeeld dat er in Nederland een campagne op gang kwam om de Joden te laten steriliseren.
Ons doel was de Joden in Nederland te houden, namelijk in twee wijken in Amsterdam en daarna in Kamp Westerbork en in Kamp Vught. We hadden ook al voorbereidingen getroffen om de noodzakelijke werkgelegenheid te scheppen. Ik gaf de Secretaris-generaal van Onderwijs opdracht om zoveel geld van het budget voor onderwijs aan Joden af te halen als ze in verhouding tot de totale bevolking nodig hadden. Het is zeker dat met deze maatregel, Joden in twee wijken en twee kampen te concentreren, ruwheden plaatsvonden die misschien onvermijdelijk waren en die in sommige gevallen als excessief kunnen worden beschouwd.
Uiteindelijk eiste de Sipo de invoering van de zogeheten Jodenster. Een niet onaanzienlijk aantal Joden bevond zich buiten de "Sperrgebiete" en de Sipo eiste dat ze gemerkt zouden worden zodat kon worden vastgesteld of de Joden zich aan de andere beperkingen hielden. In Duitse ogen werd deze ster zeker als een stigma beschouwd. De Nederlanders dachten daar anders over. Er waren veel Nederlanders die uit protest zelf zo'n ster droegen.
Rond 1942 denk ik, kwam Heydrich langs met nog meer eisen -dit keer moesten de Joden worden gedeporteerd. Hij legde dit uit door te zeggen dat Nederland vroeg of laat oorlogsgebied zou worden, waarin men niet kon toestaan dat een zo vijandige bevolking er kon blijven. Hij beklemtoonde dat hij als politieman verantwoordelijk was voor de veiligheid van het Reich en dat hij de verantwoording niet kon aanvaarden als de Joden in Nederland bleven. Ik geloof dat we in Nederland dit deportatieplan 3 of 4 maanden lang tegenhielden terwijl we naar andere oplossingen zochten.
Uiteindelijk liet Heydrich mij een Führerbefehl toesturen volgens welk hij onbeperkte bevoegdheden had om ook in de bezette gebieden alle maatregelen te nemen. Ik informeerde bij Bormann wat dit betekende en dit bevel werd bekrachtigd waarna de deportatie van de Joden begon. In die tijd probeerde ik achter het lot van de Joden te komen. Het is vrij moeilijk voor me, er nu over te spreken want het klinkt als een komedie. Mij werd verteld dat de Joden naar Auschwitz moesten worden gestuurd. Ik liet mensen vanuit Nederland naar Auschwitz gaan. Die kwamen terug met het verslag dat het een kamp was voor 80.000 mensen en met voldoende ruimte. De mensen hadden het er redelijk goed. Er was bijvoorbeeld een orkest van 100 man. Een getuige hier, die bevestigde dat het orkest speelde wanneer de slachtoffers in Auschwitz aankwamen, deed me aan dat verslag denken.
De PRESIDENT: Dr. Steinbauer, u komt er vandaag vermoedelijk niet mee klaar.
Dr. STEINBAUER: Nee.
De PRESIDENT: Hoe lang denkt u nog nodig te hebben?
Dr. STEINBAUER: Ik hoop er uiterlijk morgenmiddag mee klaar te zijn, maar het kan ook maar een uur duren. Ik heb nog vragen over plunderingen, economische maatregelen en verwoestingen. Daarna ben ik klaar.
De PRESIDENT: Ik schors nu de zitting.
(de zitting wordt geschorst tot 11 juni 1946 om 10.00 uur.)

Zie ook: Verhoor Seyss-Inquart 2 en Verhoor Seyss-Inquart 3

Definitielijst

Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Jodenster
Davidster op een gele ondergrond die in Nazi-Duitsland en de bezette gebieden tijdens WO II door de Joden moest worden gedragen.
Mauthausen
Plaats in Oostenrijk waar de nazi’s van 1938 tot 1945 een concentratiekamp gevestigd hadden.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
razzia
Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden Joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.
Sipo
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
Totale Oorlog
Een oorlog waarbij ook de burgerbevolking betrokken is en waarin alles in dienst is gesteld van de oorlogsvoering.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
02-11-2006
Laatst gewijzigd:
16-01-2019
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947