De PRESIDENT: Ik roep de raadsman van Beklaagde Seyss-Inquart op.
Dr. STEINBAUER: Edelachtbare, geacht Hof, Ik open de verdediging met de laatste woorden van Dr. Schuschnigg toen hij op 11 maart 1938 terugtrad als Kanselier van Oostenrijk: "Moge God Oostenrijk beschermen".
Het is een historisch toeval dat in een periode waarin hier de Anschluss wordt besproken onder verwijzing naar de persoon van Seyss-Inquart, de vier ministers van buitenlandse zaken de vredesovereenkomsten voorbereiden op basis van dezelfde gebeurtenissen. Mag ik daarom de aandacht van het Hof vestigen op mijn documenten aangaande deze zaak en vragen daar iets uitvoeriger uit te mogen citeren dan ik oorspronkelijk van plan was?
Nu, met toestemming van het Tribunaal, mag ik beginnen met het verhoor van de beklaagde als getuige in zijn eigen verdediging.
(de beklaagde gaat naar de getuigenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u alstublieft uw volledige naam zeggen?
ARTHUR SEYSS-INQUART (Beklaagde):
Arthur Seyss-Inquart.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en de Alwetende, dat ik de waarheid zal vertellen, de hele waarheid en niets dan de waarheid.
(de beklaagde herhaalt de eed in het Duits.)
De PRESIDENT: U kunt plaats nemen.
Dr. STEINBAUER: Getuige, wanneer en waar bent u geboren?
SEYSS-INQUART: Ik ben in 1892 in Iglau geboren, dat ligt in wat tot nu toe een Duitstalige enclave in Moravië was. Moravië was toen een kroonprovincie in het Ooostenrijks-Hongaarse Keizerrijk. Daar, en in de Duitstalige enclave Olmutz, eveneens in Moravië, woonde ik tot ik 15 was waarna ik met mijn ouders verhuisde naar de omgeving van Wenen waar ik mijn opleiding aan het Gymnasium en aan de Juridische Faculteit van de Universiteit van Wenen afrondde. In Augustus 1914 ging ik in het leger.
Dr. STEINBAUER: Bent u gedurende de hele oorlog in het leger gebleven?
SEYSS-INQUART: Ja. Ik diende bij de Tiroler Kaiserjäger en heb gevochten in Rusland, Roemenië en in Italië. Tijdens een verlof heb ik mijn eindexamen gedaan en in 1917 ontving ik mijn bul. Ik ben eenmaal gewond geraakt, en diverse malen onderscheiden, driemaal voor moed in actie tegen de vijand.
Dr. STEINBAUER: Welke belangrijke indrukken voor uw latere leven hield u over uit uw jeugd?
SEYSS-INQUART: Van belang voor mijn zaak is denk ik alleen de strijd tussen de nationaliteiten in Moravië, tussen de Duitsers en de Tsjechen. In die tijd waren de Duitsers voorstander van een verenigd Oostenrijk, terwijl de Tsjechen een overwegend nationalistisch beleid voerden. Het is echter niet zonder betekenis dat in Moravië een compromis aangaande de taal werd bereikt.
Dr. STEINBAUER: Welke blijvende indrukken hield u over uit uw diensttijd tijdens de oorlog?
SEYSS-INQUART: Naast de ervaring van kameraadschap aan het front herinner ik mij in het bijzonder tegen het einde van de oorlog de discussie over het Veertien Punten Plan van President Wilson.
Dr. STEINBAUER: Waarvan de essentiële strekking is, het recht van mensen op zelf-beschikking.
SEYSS-INQUART: Het was ons duidelijk dat het realiseren van die Veertien Punten het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie zou betekenen. Wij Duitsers beschouwden het minstens als een tegemoetkoming dat overeenkomstig het recht op zelf-beschikking, de Duitse Erflanden -het domein van de Heilige Roomse Keizers- teruggeven zouden worden aan het Reich waarvan ze net 50 jaar daarvoor, in 1866, waren losgemaakt. Ja, deze gebieden waren door het Reich gecreërd en hadden er gedurende 950 jaar van hun 1.000 jarig bestaan deel van uitgemaakt.
Dr. STEINBAUER: Wat deed u na uw terugkeer uit de oorlog?
SEYSS-INQUART: Ik wijdde mij aan mijn juridische beroep. In 1921 begon ik mijn eigen praktijk die allengs tot een zeer succesvolle uitgroeide.
Dr. STEINBAUER: Over uw politieke opvatting. Was u lid van een politieke partij?
SEYSS-INQUART: Ik was lid van geen enkele politieke partij omdat ik mij niet aan partijpolitiek wilde binden. Ik had goede vrienden in alle partijen, waaronder de Christelijk Sociale en de Sociaal Democratische Partij; maar hun partijprogramma's leken me nogal eenzijdig, teveel gericht op individuele groepen in de samenleving.
Dr. STEINBAUER: Was u lid van een politieke vereniging, bijvoorbeeld de Austro-Germaanse Volksbond?
SEYSS-INQUART: Ja, ik was bestuurslid van de Austro-Germaanse Volksbond, want het enige politieke idee waar ik na 1918 achterstond was de Anschluss van Oostenrijk aan het Duitse Reich. Ik was erbij toen op 12 november 1918 de Voorlopige Nationale Assemblée, conform het uitoefenen van het recht op zelf-beschikking, oordeelde dat "Oostenrijk een onderdeel van de Republiek Duitsland is." Bovendien herhaalde de Constitutionele Nationale Vergadering dit besluit 6 maanden later. Maar de overeenkomst van St. Germain verbood de Anschluss. Daarop probeerden de diverse districten volksraadplegingen te houden; in Salzburg en in Tirol stemde 98% van de stemgerechtigden voor Anschluss. Dr. Schuschnigg beschreef deze gebeurtenissen in zijn boek "Dreifach Oesterreich." Het antwoord was een serieuze poging om Oostenrijk onder haar niet-Duitse buurlanden te verdelen maar ze konden het niet eens worden over de buit.
Dr. STEINBAUER: Ik wil u vragen, getuige, herinnert u zich de periode en de toestanden na 1927 nog?
SEYSS-INQUART: Met betrekking tot de economische situatie dwongen de leden van de Volkenbond Oostenrijk steeds weer tot het afleggen van zogenaamde vrijwillige verklaringen waarin de Anschluss werd verworpen. Dit leidde tot nare gevolgen voor de binnenlandse politiek van Oostenrijk. De Oostenrijkers die in 1918 hadden besloten tot een parlementaire democratie richtten zich op radicale opvattingen met een autoritair karakter.
Dr. STEINBAUER: In die periode werd een nieuwe partij gevormd. Welke was dat?
SEYSS-INQUART: Toen vond de zogenaamde brand in het Paleis van Justitie plaats, een opstand van Marxisten waaruit in reactie de anti-Marxistische Binnenlandse Garde ontstond, een militante organisatie. Daarmee werden in het politieke leven van Oostenrijk uniformen ingevoerd. De tegenstelling tussen Marxisten en anti-Marxisten werd steeds duidelijker. De enige niet-partijorganisatie in die periode was de Austro-Germaanse Volksbond en het idee van de Anschluss was het enige wat alle partijen bijeen hield. Rond 1930 -toen werd het tenminste voor het eerst merkbaar- kwam de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij tevoorschijn.
Dr. STEINBAUER: Welke indruk maakte die partij op u, in het bijzonder met betrekking tot de machtsgreep in het Reich?
SEYSS-INQUART: Ik wil heel eerlijk zeggen dat in de Oostenrijkse situatie, de Partij wat vreemd overkwam. Uniformen waren binnen de politiek natuurlijk al ingevoerd door de Republikeinse Garde van de Marxisten en de Binnenlandse Garde, maar binnen de
NSDAP droegen zelfs de feitelijke politieke leiders een uniform en marcheerden in strak gelid. En ook de politeke onverzoenlijkheid die ze uitstraalden was niet in overeenstemming met ons normale politieke denken.
Dr. STEINBAUER: Maar wat waren de redenen daarvoor?
SEYSS-INQUART: Laat ik zeggen dat de
NSDAP de waarde van andere partijen niet erkende en nooit bereid was tot samenwerking met wie dan ook.
Dr. STEINBAUER: Welke successen had de Partij dan in het Reich behaald, denkt u?
SEYSS-INQUART: Ik denk dat de invloed van de Partij in Oostenrijk -ongetwijfeld heel groot naarmate de tijd verstreek- te wijten was aan de grote vastberadenheid om de Anschluss te verwezenlijken. Ik ben van mening dat dat radicalisme moet worden toegeschreven aan bijvoorbeeld het opzeggen van de Douane Unie -bij het besluit van Den Haag- om de leiders van de democratische partijen tevreden te stellen.
Dr. STEINBAUER: Waren er bovendien geen economische successen die bijdroegen aan het succes van de NSDAP?
SEYSS-INQUART: Wat in het Reich besproken werd en wat wij uit het Reich vernamen ....
De PRESIDENT: Beklaagde, ik neem aan dat u de woorden van Dr. Steinbauer rechtstreeks hoort en u antwoordt zonder enige pauze, zodat de tolk geen kans krijgt.
SEYSS-INQUART: Wij in Oostenrijk zagen na 1933 het verdwijnen van de beperkende maatregelen opgelegd door het Verdrag van Versailles en bovenal, het verdwijnen van de werkloosheid in het Reich. In Oostenrijk was in die tijd ook ongeveer 10% van de bevolking werkloos. In het bijzonder de Oostenrijkse arbeiders hoopten dat de Anschluss een eind zou maken aan hun werkloosheid en Oostenrijkse boeren waren zeer geïnteresseerd in het Rijks Voedsel Plan en de Duitse marktbeheersing.
Dr. STEINBAUER: Als ik u dus goed begrijp was het het idee van de Anschluss dat u in contact bracht met de Partij? Ik heb het niet over het partijprogramma, dat is hier al keer op keer besproken; maar ik wil u kort vragen: Wanneer werd u lid van de Partij?
SEYSS-INQUART: Officieel werd ik op 13 mei 1938 lid van de Partij en mijn lidmaatschapsnummer ligt boven de 7 miljoen.
Dr. STEINBAUER: Wie was het hoofd van de NSDAP in Oostenrijk?
SEYSS-INQUART: De Partij was in Oostenrijk onrechtmatig gereorganiseerd; Kapitein Leopold stond aan het hoofd.
Dr. STEINBAUER: Kon u met hem opschieten?
SEYSS-INQUART: Ik kon niet met hem tot overeenstemming komen, hij begreep mijn beleid niet maar hij dacht dat op grond van de overeenkomst van 11 juli, Dr. Schuschnigg de NSDAP weer in zijn oude vorm moest toelaten. Ik denk dat ik Leopold twee, of hoogstens drie keer in die periode heb gesproken. Hij eiste dat ik ondergeschikt aan hem zou zijn en dat weigerde ik.
Dr. STEINBAUER: Wie bepaalde feitelijk het beleid in Oostenrijk na de Anschluss?
SEYSS-INQUART: Burckel werd onmiddellijk naar Oostenrijk gestuurd met als taak de Partij te reorganiseren en de volksraadpleging voor te bereiden. De inmenging van Burckel en zijn medewerkers en diverse vreemde plannen die in tegenstrijd waren met Oostenrijkse opvattingen, brachten mij ertoe, op 8 april, in aanwezigheid van Burckel de aandacht van de Führer te vestigen op dit soort samenwerking en ik heb de Führer tegen Burckel horen zeggen: "Burckel, dat moet u niet doen anders zal het enthousiasme van de Oostenrijkers voor de Anschluss omslaan in ontevredenheid met het Reich."
Niettemin benoemde hij Burckel een paar weken later tot Rijkscommissaris voor de Anschluss. Hij controleerde de Partij, de politiek, propaganda, ook het beleid van de kerken en hij had het recht mij in staatsaangelegenheden instructies te geven.
..................
Dr. STEINBAUER: En hiermee sluit ik het hoofdstuk over Oostenrijk af en kom tot het belangrijkste deel van uw tenlastelegging, namelijk uw activiteiten in Nederland.
Mijn eerste vraag is: hoe werd u Reichskommissar für die Niederlände?
SEYSS-INQUART: De Führer heeft mij benoemd.
Dr. STEINBAUER: En waar was u toen?
SEYSS-INQUART: Ik was op dienstreis in het Generaalgouvernement en Dr. Lammers ontbood me op het hoofdkwartier.
Dr. STEINBAUER: U solliciteerde dus niet naar die baan?
SEYSS-INQUART: Nee, dat kwam zelfs niet eens bij mij op. Ik had de Führer toen net toestemming gevraagd om in het leger te gaan.
Dr. STEINBAUER: Weerhield uw oorlogsverwonding u er niet van om bij het leger te gaan?
SEYSS-INQUART: Ik had gehoopt mij op een of andere manier nuttig te maken.
Dr. STEINBAUER: En wat waren de instructies die de Führer u gaf met betrekking tot uw nieuwe baan?
SEYSS-INQUART: Die instructies staan beschreven in Document PS-997, dat door de aanklager is overlegd. Dat geeft er een vrij nauwkeurig beeld van.
Dr. STEINBAUER: Dat is Bewijsstuk RF-122.
SEYSS-INQUART: Ik was verantwoordelijk voor het burgerlijk bestuur en binnen deze bestuurstaak moest ik de belangen van het Reich behartigen. Hiernaast had ik een politieke taak. Ik moest ervoor zorgen dat terwijl Nederland zijn onafhankelijkheid behield, het land moest worden overgehaald de pro-Britse houding te verlaten voor een pro-Duitse en een nauwe economische samenwerking te beginnen.
Ik wil uw aandacht vestigen op alinea 3 van dit document waarin ik heb gewezen op de moeilijkheden die aan deze twee taken waren verbonden en de moeilijkheden die twee te coördineren. Ik toonde aan dat men die twee niet zo eenvoudig kan combineren. Een bezettingsmacht, zei ik, eist de onderdrukking van alle officiële activiteiten en het ontwaken van een gezamenlijke politieke wil, maar geeft de vrijheid die de Hollanders uiteindelijk een gevoel kan geven, afhankelijk te zijn van hun eigen beslissingen. Het was daarom nooit mijn bedoeling het Nederlandse volk een bepaalde politieke wil op te leggen.
Dr. STEINBAUER: Werd dit bevel van de Führer later ooit gewijzigd?
SEYSS-INQUART: Nee, dit bevel werd nooit gewijzigd.
Dr. STEINBAUER: Hoe voerde u deze taak uit politiek gezien? Verzocht u de bestaande politieke partijen in Holland om medewerking?
SEYSS-INQUART: Met uitzondering van de Marxisten stond ik alle partijen toe aan te blijven en ik gaf ze zoveel vrijheid als nodig om hun activitieiten voort te zetten voor zolang die strookten met de belangen van de bezettende macht. Ik steunde in het bijzonder de Nationaal Socialistische Partijen.
Dr. STEINBAUER: De aanklager heeft de beschuldiging tegen u geuit dat u in uw toespraken vaak zaken omschreef op een manier die geheel verschilde van die waarop ze uitvoerde. In dit verband verwijs ik naar Document PS-3430, Bewijsstuk USA-708.
Er wordt hier gesteld dat u probeerde het Nationaal Socialisme aan de Nederlanders op te dringen. Dat is Bewijsstuk Seyss-Inquart-76, op pagina 197 van mijn map documenten...
SEYSS-INQUART: Het is helemaal juist dat het doel dat ik voor mijzelf had gesteld -en wat ik in al mijn toespraken heb verkondigd- in werkelijkheid niet heb bereikt en dat kon ook niet. Het is echter mogelijk dat dit de Nederlanders de indruk gaf dat ik probeerde het Nationaal Socialisme aan hen op te dringen want later kon ik alleen nog maar Nationaal Socialistische partijen toestaan, terwijl ik de andere moest ontbinden. Ik heb nooit regeringsmaatregelen getroffen die Nederlanders dwongen Nationaal Socialist te worden, ik heb lidmaatschap van de Nationaal Socialistische Partij ook nooit tot voorwaarde gemaakt voor het uitoefenen van de algemen rechten en plichten waar iedere Nederlander recht op had.
Tussen haakjes, ik verwees hier al vroeg in mijn toespraak naar. Ik zei: "Ik zal altijd handelen als een Nationaal Socialist ... Maar dat betekent niet dat ik het Nationaal Socialisme aan iemand opdring. Nationaal Socialisme is een kwestie van innerlijke overtuiging. Er zijn twee soorten organisaties. Er is de politieke, in dat geval hecht ik belang aan de eis dat ieder lid uiteindelijk naar het Nationaal Socialisme toegroeit -dit zijn uitsluitend vrijwillige organisaties....Dan is er de beroepsorganisatie waarbij het onbelangrijk is wat voor politieke opvattingen men heeft, zolang als men de plichten vervult die tot het eigen beroep horen."
Dr. STEINBAUER: Wanneer en waarom ontbond u de politieke partijen in Nederland?
SEYSS-INQUART: Dat gebeurde in de tweede helft van 1941. Met het begin van de veldtocht in het oosten namen alle politieke partijen, met uitzondering van de Nationaal Socialisten, een actief vijandige houding jegens de bezettingsmacht aan. In het belang van die bezettingsmacht kon dat niet langer aanvaard worden.
Ik vind het in ieder geval opmerkelijk dat ik 1.5 jaar lang die partijen heb toegestaan hun activiteiten voort te zetten omdat die toen per slot van rekening niet minder vijandig tegenover het Nationaal Socialisme stonden dan het Nationaal Socialisme nu tegenover democratische partijen staat.
Dr. STEINBAUER: Vertelt u mij, is het waar dat u partij koos en uw voorkeur gaf aan de NSB?
SEYSS-INQUART: Dat klopt helemaal waar het politieke propaganda betreft; het is echter niet waar voor zover het staatsaangelegenheden betreft.
De vorming van een zogenaamd Nationaal Politiek Secretariaat is tegen mij gebruikt. Dat was een Nationaal Socialistische adviesraad ten bate van mijn bestuur maar het was die raad niet toegestaan, invloed uit te oefenen op het bestuur van Nederland. Iedere poging daartoe werd door mij strikt verboden.
Dr. STEINBAUER: Hebt u ondanks dat individuele leden van de NSB in staatsfuncties benoemd?
SEYSS-INQUART: Dat is waar en het leek me een voor de hand liggende zaak want ik moest medewerkers vinden op wie ik kon vertrouwen. Ze handelden echter niet op instructies van de Partij, integendeel, in de meeste gevallen ontstonden er bepaalde verschillen tussen deze mensen en de partijtop.
Ondanks dringende protesten stelde ik in Nederland geen Nationaal Socialistische regering in -zoals in Noorwegen wel was gebeurd- hoofdzakelijk omdat Nederlandse heren als Secretaris-generaal Van Dam, President van Loon van de
Hoge Raad en Professor Schneider, de President van de Culturele Raad, er bij mij op aandrongen hoe verkeerd het zou zijn zoiets te doen.
Dr. STEINBAUER: President Vorrink, die hier als getuige is gehoord, sprak over een beleid van uitbuiting dat u voerde. Is dat waar?
SEYSS-INQUART: Het gebruiken van de Nationaal Socialistische partijen in het belang van het Duitse beleid kwam inderdaad voor. Ik zag het en heb het feit openlijk toegegeven. Ik betreurde deze gebeurtenis maar kon hem niet stoppen. De Duitse bezettingsmacht moest een aantal maatregelen invoeren die onaangenaam waren voor het Nederlandse volk en die onze Nederlandse vrienden in diskrediet brachten.
Dr. STEINBAUER: Wat zegt u op de tegen u geuite beschuldiging dat u alle culturele organisaties hebt gelijkgeschakeld?
SEYSS-INQUART: Deze beschuldiging is zo te zeggen voor een deel waar. Met het verbod op de politieke partijen, werden de meeste organisaties van vrije beroepen onmogelijk want tot de schaakclub aan toe was alles in Nederland op politieke basis georganiseerd. In het belang van de bezettingsmacht moest ik nieuwe raden van toezicht vormen. Misschien vanwege een gebrek aan fantasie leken deze organisaties, gedeeltelijk althans, sterk op hun tegenhangers in het Reich. Maar ik gebruikte deze organen alleen voor het houden van toezicht en heb hen nooit gevraagd om politieke medewerking. Niet alleen maakte ik de uitoefening van een beroep niet afhankelijk van deelname, ik stond ook niet op een gedwongen betaling van contributie.
Ik geef toe dat we twee fouten maakten vanwege twee beoordelingsfouten: Ten eerst hadden we de foutieve indruk dat het beleid dat we als bezettend gezag oplegden noodzakelijkerwijs het juiste was -in ieder geval het beste-; en ten tweede dat in een bezet land een onafhankelijke politieke wil kan ontstaan. Het was daar dat ons beleid faalde."
Dr. STEINBAUER: Welke organisaties richtte u op?
SEYSS-INQUART: Ik vormde een Culturele Raad -de Kulturkammer-, een Medische Raad -de Aerztekammer-, een Apothekersraad -de Apothekerkammer- en een Landbouwraad, de Landstand. Dan was er nog een arbeidersbond maar dat was een vrijwillige organisatie. Leden konden vertrekken wanneer ze wilden zonder nadelen voor henzelf.
Dr. STEINBAUER: Er is nog een beschuldiging tegen u geuit, die van "Germanisering." Wat zegt u daarop?
SEYSS-INQUART: Allereerst moet ik iets duidelijk maken. In het Engels zegt u Germany, in het Russisch Germanski. Beide betekenen Germaans (Duits). Wanneer wij het toen over Germanisering hadden betekende dat niet "er Duitsers van maken", maar we bedoelden een politieke en culturele unie van zogeheten Germaanse volken, met onderling gelijke rechten. Dat we op deze manier ingrepen, heb ik in een toespraak gezegd, Bewijsstuk Seyss-Inquart-103: "Waarom bemoeien de Duitsers in Nederland zich met alles?" Daarna zei ik dat er in deze totale oorlog momenten van spanningen zouden zijn ....
De PRESIDENT: Op welke pagina staat dat?
Dr. STEINBAUER: Het is nog steeds Bewijsstuk USA-708, dat niet vertaald is. Maar het hele boek is ingediend.
De PRESIDENT: Heeft dat een PS nummer?
Dr. STEINBAUER: Het nummer van het document is PS-3430 en het is Bewijsstuk USA-708 geworden. Het is een boek, getiteld "Vier Jahre in den Niederländen" en het bevat een verzameling toespraken van getuige, sommige ervan zijn door de aanklager ingediend. De getuige geeft hier nu antwoord op.
De PRESIDENT: Dank u.
SEYSS-INQUART: Er zijn momenten van spanning wanneer er geen scheidslijn meer is tussen wat belangrijk is voor militaire oorlogsinspanning en wat privé is en een zaak voor burgers. Ik was me zeer bewust van het feit dat alle openbare activiteiten voor of tegen de bezettende macht gebruikt konden worden en dat ik er daarom controle op moest uitoefenen.
Dr. STEINBAUER: Deed de NSDAP in het Reich pogingen om uw bestuur te beïnvloeden in het belang van de Partij?
SEYSS-INQUART: De Auslands-Organisation in Nederland veranderde van opzet zodat het mogelijk werd, het beleid van de Nederlandse Socialistische Partij op alle gebieden te ondersteunen. De organisatie had zelf echter geen bijzondere invloed.
Dr. STEINBAUER: Dat is het belangrijke. Laten we het nu hebben over het bestuur zelf. Wie waren de bevoegde autoriteiten in Nederland?
SEYSS-INQUART: Binnen de civiele sector was daar de Reichskommissar, op hetzelfde niveau de militaire commandant en de strijdkrachten en de politie had zijn eigen bevoegdheden. De militaire commandant had speciale bevoegdheden om te interveniëren en vanaf juli 1944 werd een deel van de uitvoerende macht aan hem overgedragen.
De politie werd mij slechts ter beschikking gesteld, maar viel onder de Höhere
SS und Polizeiführer die door Himmler werd voorgedragen en door de Führer benoemd. Ik werd daar nooit van tevoren naar gevraagd. De politie behield zich het recht op onderzoek voor. Dat wil zeggen, als ik hen een opdracht gaf, gingen ze onderzoeken of het bevel strookte met de instructies die Himmler rechtstreeks aan de Höhere
SS und Polizeiführer had gegeven.
Dan waren er nog de Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz en de Minister van Bewapening die de bevelen voor het Vier Jaren Plan uitvoerden.
Dr. STEINBAUER: Ja, en als Reichs organisatie was er ook nog de Einsatzstab Rosenberg -en Speer, om het beeld compleet te maken.
SEYSS-INQUART: Ja. Speer was de minister van bewapening. Dan waren er nog kleinere en aparte diensten met een bijzonder karakter.
Dr. STEINBAUER: U was dus eigenlijk niets meer dan een uitvoerend orgaan voor de boven u gestelde Reichs diensten?
SEYSS-INQUART: Nee, ik was geen gewone ambtenaar. Ik droeg de verantwoordelijk voor het Reich in de civiele sector. Gedurende de eerste paar maanden gingen de departementen in Berlijn gewoon hun gang en negeerden mij maar toen concentreerde ik het bestuur op zo'n wijze in mijn eigen hand dat er in de civiele sector niets gebeurde voordat ik daarvoor mijn toestemming had gegeven. De Führer heeft dit bij een gelegenheid duidelijk geaccepteerd en ik wil de opmerking maken dat u hieruit geen conclusies moet trekken met betrekking tot andere bezette gebieden. Ik ben er geheel van overtuigd dat in de Oostelijke gebieden en in het Generaal Gouvernement eenzelfde centralisatie niet bestond.
Dr. STEINBAUER: Welke mogelijkheden had u om een bestuur te vormen?
SEYSS-INQUART: Het initiatief tot en de hoogte van de eisen die het Reich stelde, kwam natuurlijk van de bevoegde centrale diensten in het Reich. Ik bestudeerde deze eisen met mijn collega's in overleg met de Nederlandse diensten. We deden dan tegenvoorstellen die ons gunstig leken voor de Nederlanders. En als het Reich meer eiste probeerden we niet boven het gevraagde uit te gaan. Tot aan 1943 werden alle eisen door de Nederlandse autoriteiten zelf ingewilligd. Ik gaf mijn ambtenaren niet de bevoegdheid om zulke eisen te stellen tot na die periode. Daarna werden de eisen zo hoog dat ik niet verwachtte dat de Nederlandse autoriteiten ze zelf nog konden inwilligen.
Dr. STEINBAUER: Ik kom even terug op de kwestie van de politie, die, zoals u zei, direct onder Himmler ressorteerde ...
SEYSS-INQUART: U vroeg welke mogelijkheden ik had?
Dr. STEINBAUER: Ja.
SEYSS-INQUART: Ik had twee mogelijkheden: Omdat de Koningin van Nederland en de regering waren uitgeweken naar Engeland had ik een nieuwe Nederlandse regering kunnen vormen, net als in Noorwegen of zelf het bestuur van het land op mij nemen. Ik koos voor de tweede oplossing.
Dr. STEINBAUER: Hoe organiseerde u het bestaande Nederlandse politie apparaat?
SEYSS-INQUART: Waar de Duitse politie op geen enkele wijze van mij afhankelijk was, stond de Nederlandse politie onder mijn bevel; maar het lag voor de hand dat ik mijn toezicht op de Nederlandse politie ook over zou dragen aan de
Höhere SS und Polizeiführer, dat wil zeggen, in mijn hoedanigheid van Commissaris-generaal voor Veiligheid. De Nederlandse politie bestond uit drie of vier afdelingen. Ik denk dat we veilig kunnen stellen dat we handelden in het belang van de bezettende macht toen we die samenvoegden waar het organisatie betreft.
Dr. STEINBAUER: Wat was de Landwacht?
SEYSS-INQUART: De Landwacht was een bewakingseenheid opgezet door de Nederlandse Nationaal Socialisten. In 1943 vonden er ernstige terreuraanslagen plaats op Nationaal Socialisten -enkele wrede moorden. Er dreigde gevaar van contra terreur zoals we dat uit Denemarken kenden en inderdaad vonden er enkele ongelukkige incidenten plaats. Ik liet deze Landwacht dus reorganiseren en gaf instructie, op te treden als een reguliere, gedisciplineerde reservepolitie, 's avonds het verkeer te regelen, spoorwegen te bewaken enzovoort. Het resultaat was dat deze terreurdaden vrijwel geheel ophielden en tot aan het midden van 1944 ontstonden er geen moeilijkheden meer.
Dr. STEINBAUER: Getuige, we komen nu toe aan een bijzonder belangrijk hoofdstuk.
SEYSS-INQUART: Mag ik een moment verwijzen naar Bewijsstuk Seyss-Inquart-101? Dit document is door de aanklager tegen mij gebruikt.
De PRESIDENT: Is 101 de juiste aanduiding?
Dr. STEINBAUER: Meneer de President, de toespraken waaaruit de getuige citeert zijn door mij weggebracht om vermenigvuldigd te worden. Hoewel die al aan het Tribunaal zijn overlegd heeft de vertaalafdeling het nog niet helemaal kunnen bijhouden, omdat ze alle verklaringen ook wilden vertalen. Ze zijn hier dus nog niet in vertaling maar ik hoop ze morgenochtend te hebben.
De PRESIDENT: Heeft dat een PS nummer of een andere aanduiding?
Dr. STEINBAUER: Het is een boek, Bewijsstuk USA-708. De aanklager heeft er slechts losse passages uit geciteerd.
De PRESIDENT: Ik begrijp het.
SEYSS-INQUART: De aanklager citeerde pagina 167.
"Op 1 augustus 1943 hield ik een toespraak waarin ik bijzondere maatregelen aankondigde die moeilijkheden en beperkingen voor de Nederlanders zouden veroorzaken en de aanklager gelooft dat de executies die later plaats vonden ermee te maken hebben. Dat is een vergissing. De beperkingen waarover ik het in die toespraak had betroffen slechts een bevel waarbij het Nederlanders verboden werd zich op een plaats buiten de eigen provincie te bevinden, zodat groepen terroristen uit het noordwesten niet naar het oosten konden komen. Omdat dit precies in vakantietijd viel vormde dit echt een beperking voor de Nederlanders."
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu aan mijn volgende vraag. Hebt u de organisatie van de lagere rechtbanken gewijzigd en wellicht misbruikt?
SEYSS-INQUART: Ik heb de organisatie van de Nederlandse rechtbanken geheel overgenomen. De rechtspraak in Nederland lag op een bewonderenswaardig hoog niveau. Ik heb dat op slechts twee gebieden aangevuld. De Nederlandse rechters toonden weinig begrip voor de economische toestand. Bij een gelegenheid bijvoorbeeld had een groep zwarte-markt slagers die een groot aantal runderen had geslacht en op de zwarte markt gebracht, een boete van 200 gulden gekregen en dus heb ik speciale economische rechters, Nederlanders, geïnstalleerd die meer begrip hadden voor deze economische zaken. Maar de juridische toestand bleef zoals die was. Natuurlijk hebben we ook onze Duitse rechtbanken ingevoerd, zoals iedere bezettende macht doet.
Dr. STEINBAUER: Er waren dus Nederlandse rechtbanken, Duitse rechtbanken voor Duitsers die in Nederland verbleven en de politierechtbanken?
SEYSS-INQUART: Ja, maar ook voor de Nederlanders die de belangen schaadden van de Duitse bezetter.
Dr. STEINBAUER: Er is tijdens dit proces beweerd dat er via deze rechtbanken 4.000 executies plaats vonden waarvoor verantwoording moet worden afgelegd.
SEYSS-INQUART: Dat is volledig onjuist. Als ik rekening houd met alle doodvonnissen die werden uitgesproken en feitelijk voltrokken door de Duitse rechtbanken, de politierechtbanken en de militaire rechtbanken en als ik daaraan toevoeg het aantal Nederlanders dat het leven verloor in conflicten met de uitvoerende macht dan waren er, volgens gegevens van de
Höhere SS und Polizeiführer tot aan het midden van 1944 nog geen 800 gevallen in 4 jaar -met andere woorden, minder dan werden veroorzaakt door een luchtaanval op Nijmegen. De executies kwamen later.
Dr. STEINBAUER: U oefende ook het recht van gratieverlening uit, waarvoor u een aparte dienst had?
SEYSS-INQUART: Ja.
Dr. STEINBAUER: In dit verband wil ik verwijzen naar Document Seyss-Inquart-75, pagina 190 in de documentenmap. Dit is een beëdigde verklaring van Rudolf Fritsch, voormalig rechter bij het Pruissische Hooggerechtshof en deskundige op het gebied van gratie voor de Reichskommissar. Ik zou twee alinea's uit dit document willen citeren en ik verwijs naar de tweede alinea op pagina 3.:
"Bij het uitoefenen van zijn recht op gratieverlening ging de Reichskommissar van het standpunt uit dat dit een van de meest geheiligde rechten van het staatshoofd was en dat dit speciaal bedoeld was om een sfeer van vriendschap en vertrouwen tussen Duitsers en Nederlanders te creëren. Daarom was hij het in het begin zelf die in iedere zaak de beslissing nam, op basis van dossiers die aan hem werden overlegd samen met een voorstel tot gratie van de afdeling gratieverlening. Na twee of drie maanden droeg hij zijn recht op gratieverlening over aan het hoofd van de afdeling gratieverlening binnen zijn eigen organisatie. Deze was bevoegd behalve in de volgende gevallen: 1) beëindigen van een zaak, 2) beslissing in geval van een doodvonnis, 3) beslissing in fundamentele kwesties en 4) beslissing in individuele gevallen zonder precedent. Er werd geen doodvonnis voltrokken zonder dat er een officieel onderzoek was gedaan naar een verlening van gratie, zelfs wanneer er geen officieel gratieverzoek was ingediend."
Dan kom ik toe aan pagina 5, de laatste alinea:
"Omdat samenwerking met de autoriteiten in de Nederlandse rechtbanken had bewezen dat ze te vertrouwen waren, droeg de Reichskommissar langzamerhand het recht op gratieverlening in het algemeen over op de Nederlandse Minister van Justitie. Uit de grote hoeveelheden post die binnenkwamen ..... hoorde ik regelamtig over politie acties, uitgevoerd door de
Gestapo, waarbij de jurisdictie werd genegeerd. In zulke gevallen placht ik materiaal te verzamelen en het te gebruiken om de betrokken personen ter berechting voor reguliere rechtbanken te brengen. En ik had werkelijk succes met deze acties. Dit vormde voor mij het bewijs dat de Reichskommissar gekant was tegen de wilde politie methoden van de
Gestapo en voorstander was van een reguliere juridische procedure."
Ik denk dat we hiermee het hoofdstuk rechtspraak af kunnen sluiten en ik kom nu toe aan de kwestie van de financiën.
SEYSS-INQUART: Ja, maar het bevel van de Führer om bepaalde rechtbanken uit te sluiten is ook erg belangrijk.
Dr. STEINBAUER: Wel, als u er nog iets aan toe wilt voegen.
SEYSS-INQUART: Ja, het is belangrijk.
Na de staking in Amsterdam stelde ik een snelrecht procedure voor. Dat is geen uitvinding van de moderne tijd, het is snelrecht voor noodgevallen, zoals u die in de wetgeving van ieder land kunt vinden. Die rechtbanken waren gebonden aan speciale voorzorgsmaatregelen. Allereerst moest er een echte rechter bij zijn; ten tweede, de verdediging had recht op een advocaat, die Nederlander kon zijn; ten derde, bewijsmateriaal moest op de juiste wijze worden gepresenteerd en als de schuldvraag niet duidelijk was, moest de zaak worden overgedragen aan een reguliere rechtbank. Deze snelrecht procedure was slechts twee weken van kracht ten tijde van de algemene staking in mei 1943. Het aantal mensen dat later is gefusilleerd kan niet worden teruggevoerd op deze rechtbanken voor snelrecht. Ze werden ook ingevoerd in het noodgeval dat Nederland weer oorlogsgebied zou worden.
In de tussentijd echter kwam er een richtlijn van de Führer die al bekend was gemaakt in een bevel van het
OKW. Ik verwijs naar PS-1155, neem me niet kwalijk, dat is verkeerd; het is Document PS-835:
"Op 30 juli 1944 gaf de Führer bevel dat alle niet-Duitse burgers in bezette gebieden, die schuldig waren aan sabotage of terreuracties, moesten worden overgedragen aan de Sicherheitspolizei. De Höhere SS und Polizeiführer en ik protesteerden beiden tegen dit bevel omdat we ons duidelijk realiseerden wat voor schadelijke gevolgen dat zou hebben, zeker in Nederland. Door een dergelijk bevel zouden de Nederlanders alleen maar de illegaliteit in gedreven worden. Gedurende een periode van 4 tot 6 weken voerde de Höhere SS und Polizeiführer het bevel in het geheel niet uit. Maar toen ontving hij een strenge terechtwijzing van Himmler en vanaf die tijd moest hij zich bezig houden met Nederlanders die vanwege sabotage of illegale activiteiten waren gearresteerd en moest ze volgens zijn eigen jurisdictie berechten en zo nodig fusilleren. Men kan op deze manier verantwoording afleggen voor een groot aantal executies, maar ik geloof niet dat het er zoveel als 4.000 waren. Zo vaak als ik kon, drong ik er bij de Sipo op aan, zeer zorgvuldig te zijn bij het uitvoeren van dit bevel maar ik heb nooit rapporten over individuele gevallen ontvangen. Ik had de indruk dat het er maar 600 of 700 waren.
Dr. STEINBAUER: Als ik u goed heb begrepen, was dit een politie aangelegenheid, die direct .....
SEYSS-INQUART: In elk geval viel het niet langer onder mijn gezag of mijn invloed. Maar als ik in die tijd de Sipo opdracht gaf ergens onderzoek te doen naar een ondergrondse beweging moest ik me niettemin realiseren dat een of andere Nederlander, die de leider van zo'n beweging bleek te zijn, door de politie gefusilleerd zou worden zonder dat een rechtbank of ik in staat was het geval te onderzoeken. Maar ik kon ook niet nalaten, de veiligheid van de bezettende autoriteiten te garanderen omdat dat bevel van de Führer was uitgevaardigd.
Dr. STEINBAUER: Ik kom nu toe aan het hoofdstuk financiën. Er is hier een document ingediend waar een zekere heer Trip zijn ontslag indient. Wie was deze meneer?
SEYSS-INQUART: De heer Trip was de President van de Nederlandse Bank -dat wil zeggen, de bank van uitgifte- en hij was ook Secretaris-generaal voor Financiën. Ik denk dat hij wel kan worden beschouwd als een van 's werelds meest vooraanstaande bankiers. Hij is een uitstekende persoonlijkheid en een van de mensen hier omschreef hem vandaag als een Nederlands patriot.
Dr. STEINBAUER: Hij was ook Secretaris-generaal van Financiën, niet waar?
SEYSS-INQUART: Ja. Tot maart 1941 was hij Secretaris-generaal van Financiën. In mijn eerste toespraak tot de secretarissen-generaal zei ik dat ik geen enkele secretaris-generaal zou vragen iets te doen dat in strijd was met zijn geweten. Als hij dacht dat er iets was dat hij niet kon doen, kon hij aftreden zonder nadelige gevolgen voor hemzelf. Ik zei dat alles wat ik vroeg loyaal mijn bevelen uit te voeren zolang hij in functie was. De heer Trip was tot maart 1941 in functie en nam toen ontslag omdat er iets was dat hij weigerde uit te voeren. Hij deed dit zonder enig nadelig gevolg voor zichzelf.
Dr. STEINBAUER: Wie was zijn opvolger?
SEYSS-INQUART: Ik wil opmerken dat alles wat de heer Trip tot maart 1941 uitvoerde, naar mijn mening in ieder opzicht gerechtvaardigd was. Anders had hij het zeer zeker niet gedaan. Zijn opvolger was de heer Rost van Tonningen. Rost van Tonningen was commissaris voor de Volkenbond in Oostenrijk waar hij taken uitvoerde, overeenkomstig aan die welke ik hem in Nederland opdroeg.
Dr. STEINBAUER: Hoe staat het met de kosten van de bezetting?
SEYSS-INQUART: Waar het het burgerlijk bestuur betrof kwamen de heer Trip en ik overeen dat ik drie miljoen gulden per maand zou krijgen. Daar bovenop kwam nog eens 20 miljoen aan boetes. Gedurende de eerste drie jaar spaarde ik 60 miljoen gulden dat als bijzonder legaat in Nederland bleef.
Waar het de kosten van de militaire bezetting betrof had ik geen bevoegdheid die te controleren. De strijdkrachten dienden hun eisen in bij de Minister van Financiën en dan kreeg ik bevel het geld ter beschikking te stellen. Gedurende 1941 vorderde het Reich ook indirecte bezettingskosten. Men nam het standpunt in dat niet alleen de directe kosten die in Nederland werden gemaakt, moesten worden betaald maar ook de kosten van voorbereiding in het Reich. Er werd 50 miljoen mark per maand geëist -gedeeltelijk in goud. Later werd deze bijdrage bestempeld als een vrijwillige steun aan het oosten .....
De PRESIDENT: Bedoelt u marken of guldens?
SEYSS-INQUART: Mark, 50 miljoen mark. Later werd om politieke redenen deze bijdrage vrijwillige steun voor het oosten genoemd, maar dit was natuurlijk niet zo. Later eiste het Reich dat dit bedrag verhoogd moest worden naar 100 miljoen maar dat weigerde ik.
Dr. STEINBAUER: De heer Trip nam ontslag als Secretaris-generaal van Financiën omdat het embargo op vreemde valuta, dat toen nog tussen Duitsland en Nederland bestond, werd opgeheven?
SEYSS-INQUART: Ja, dat is juist. Ik ontving een verzoek van mijn departement, met als doel de economische uitwisseling tussen het Reich en Nederland te vergroten -het embargo op vreemde valuta op te heffen zodat zonder tussenkomst van de bank van uitgifte, guldens konden worden omgewisseld in marken en omgekeerd. De fundamentele mogelijkheid voor een dergelijke omwisseling was onder de heer Trip al bepaald maar stond onder controle van de bank van uitgifte, dat wil zeggen, ook van de Nederlandse Bank. De heer Trip maakte bezwaar en ik droeg de zaak over aan Berlijn. Berlijn besloot dat het zo moest worden uitgevoerd en de heer Trip trad af. Ik benoemde de heer Rost van Tonningen tot President van de Nederlandse Bank en ik vaardigde het besluit uit. Ik wil opmerken dat de President van de Reichsbank, de heer Funk, tegen deze procedure was en ik kan als verklaring citeren dat toen niet kon worden voorzien dat de gevolgen later rampzalig zouden worden. In die tijd was Nederland volledig afgesneden en het Reich stond op het toppunt van zijn macht. Het was te verwachten dat de Mark de belangrijkste valuta in Europa zou worden en dat daarbij de gulden het zelfde belang zou krijgen. In februari 1941 bijvoorbeeld was de invoer van het Reich in Nederland groter dan de export van Nederland naar het Reich. Reichsminister Funk huldigde altijd het standpunt dat dit echte schulden waren zodat in het geval van een andere uitkomst van de oorlog die schulden, die ongeveer 4.5 miljard beliepen, aan Nederland terugbetaald moesten worden.
Dr. STEINBAUER: Als ik u goed heb begrepen was het uw Secretaris-generaal van Financiën, Dr. Fischbock, die dit voorstel deed tegen de wil van Trip in?
SEYSS-INQUART: Ik weet niet of het voorstel uitsluitend van Fischbock kwam. Ik neem aan dat hij er met anderen over heeft gesproken maar hij was het die de kwestie aan mij voorlegde.
Dr. STEINBAUER: U bent er ook van beschuldigd, collectieve straffen op te hebben gelegd in de vorm van boetes, hetgeen in strijd is met internationale wetten?
SEYSS-INQUART: Collectieve boetes zijn volgens internationaal recht alleen verboden bij overtredingen door individuele personen. De hoge collectieve boete van 18 miljoen gulden was opgelegd in verband met de algemene staking in Amsterdam, Arnhem en Hilversum, waaraan de hele bevolking deelnam. Later liet ik collectieve boetes terugbetalen wanneer bleek dat bepaalde personen verantwoordelijk waren voor de overtreding.
Dr. STEINBAUER: Kunt u ons een voorbeeld geven?
SEYSS-INQUART: Ik denk dat getuige Schwebel u dat kan vertellen. Het gebeurde in steden in het zuiden van Nederland.
Dr. STEINBAUER: U wordt door de aanklager ook beschuldigd van verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen in het gijzelaarskamp in St. Michielgestel. Wat hebt u daarop te zeggen?
SEYSS-INQUART: Ik kan de volle verantwoordelijkheid op mij nemen voor wat er in het gijzelaarskamp in St. Michielsgestel gebeurde. Het was geen gijzelaarskamp in de gebruikelijke zin van het woord: Ik nam Nederlanders alleen maar in detentie wanneer bleek dat ze actief waren in de weerstandsbeweging. Het kamp in St. Michielsgestel was geen gevangenis. Ik heb het bezocht. De kampbewoners speelden golf. Ze kregen verlof in het geval van dringende familieaangelegenheden of voor zaken. Geen enkele ervan is ooit gefusilleerd. Ik meen dat het grootste deel van de toenmalige Nederlandse dominees in St. Michielsgestel zat. Het was een soort preventieve hechtenis om ze er tijdelijk van te weeerhouden hun anti-Duitse activiteiten voort te zetten.
Dr. STEINBAUER: Bovendien wordt er beweerd dat u het voorlezen van herderlijke
brieven hebt verboden en Katholieke priesters en Lutherse dominees in
concentratiekampen hebt laten opsluiten.
SEYSS-INQUART: Het is waar dat ik één herderlijk schrijven heb verboden -dat kan gebeuren tijdens een bezetting- omdat daarin openlijk stelling werd genomen tegen de maatregelen van de bezettende macht en de mensen opriep tot ongehoorzaamheid. Dat was een op zichzelf staand geval en het gebeurde nooit meer, ook om de goede reden dat er niet meer van dergelijke provocaties in herderlijke brieven voorkwamen. In werkelijkheid greep ik soms in en maakte een verbod van de politie ongedaan wanneer er alleen maar sprake was van kritiek op de maatregelen die door de bezetter waren genomen en er niet tot tegenstand werd opgeroepen.
Ik heb zelf nooit priesters naar concentratriekampen gestuurd. In tegendeel, na diverse dringende verzoeken kreeg ik begin 1943 eindelijk een lijst van de Sipo met de namen van priesters die in
concentratiekampen zaten opgesloten. Dat waren er in totaal zo'n 45 of 50. Drie of vier ervan waren in de kampen gestorven. Op grond van de feiten in hun geval spoorde ik er ongeveer een derde van op en eiste hun vrijlating; voor het tweede derde deel eiste ik binnen 6 maanden een onderzoek en pas voor het laatste deel was het voor mij onmogelijk om tussenbeide te komen zonder mijn eigen verantwoordelijkheid jegens het Reich geweld aan te doen.
Er werden ook Nederlanders in gijzeling genomen als represaille. Toen Nederland in oorlog raakte werden de Duitsers in Nederlands Oost-Indië geïnterneerd en misschien mishandeld. Het Reich eiste de arrestatie van 3.000 Nederlanders. De Sipo arresteerde er 800 en voerde die af naar
Buchenwald. Toen ik hoorde dat het sterftecijfer daar hoog was, heb ik zulke dringende verzoeken gedaan dat de gijzelaars konden terugkeren. Ze werden toen op zo'n manier ondergebracht dat men niet langer van een gevangenis kon spreken. Ze kregen verlof en indien nodig, liet ik ze vrij. Op het eind had ik er nog geen 100.
Dr. STEINBAUER: Getuige, er wordt beweerd dat u gebeden in de kerken hebt verboden en in het bijzonder gebeden voor de Koningin?
SEYSS-INQUART: Dat is onjuist. De gebeden in Nederlandse kerken waren duidelijk protesten. Er werden gebeden uitgesproken -geheel normaal- voor de Koningin van Nederland, voor haar geluk en voorspoed en voor het uitkomen van haar wensen. Tegelijk waren er gebeden voor de Reichskommissar, voor zijn verlichting. Ik werd streng terechtgewezen voor het tolereren van zulke protesten. Maar ik zag niets verkeerds in die gebeden en verbood ze niet. Misschien zou in sommige op zich staande gevallen een lagere ambtenaar er iets van zeggen maar dat werd altijd genegeerd.
Dr. STEINBAUER: Dat zou nog niet zo slecht zijn, maar er wordt beweerd dat u bijzonder wreed was en een groot aantal mensen zonder vorm van proces liet fusilleren. Wat hebt u daarop te zeggen?
SEYSS-INQUART: Voor zover ik me kan herinneren was er maar een echt geval waarin gijzelaars werden gefusilleerd -dat wil zeggen, mensen werden gefusilleerd zonder dat er enig causaal verband bestond met een misdaad. Dit gebeurde in augustus 1942 en het geval is hier al behandeld. Het werd strikt volgens de zogeheten Gijzelaarswet afgehandeld, die hier ook geciteerd is. Het hield verband met een aanval op een legertransport en er zouden 50 of 25 gijzelaars worden gefusilleerd. Het was denk ik de Höhere SS und Polizeiführer die de eis stelde, via de militaire commandant op verzoek van het OKH.
Mijn tussenkomst bestond hieruit dat ik het aantal terug bracht tot 5 en het bestuderen van de lijst die mij door andere afdelingen was overlegd en die hier voor het Hof is voorgelezen. Ik merkte er ook iets bijzonders aan op. De Höhere SS und Polizeiführer had sterk benadrukt dat de lijst was opgesteld in strikte overeenstemming met de richtlijnen en vermeldde dat de aanval teruggevoerd kon worden op rechtse weerstandskringen, niet op linkse zodat er geen arbeiders konden worden gefusilleerd. Ik oefende in zoverre invloed uit dat ik de Höhere SS und Polizeiführer ertoe bracht, namen van vaders met meerdere kinderen van de lijst te schrappen.
Dr. STEINBAUER: Getuige, wat weet u -in bijzonderheden- over de mensen die werden gefusilleerd toen Kamp Voght werd ontruimd?
SEYSS-INQUART: Toen de Britten en Canadezen door België naar het zuiden van Nederland oprukten had ik teveel in mijn eigen provincie te doen om de orde te handhaven dat ik bijzondere aandacht kon schenken aan
Kamp Vught dat onder leiding van de politie stond. De Höherer SS und Polizeiführer deelde mij in algemene zin mee dat de meest ernstig beschuldigde politieke gevangenen, ongeveer 200 in getal, naar het Reich zouden worden overgebracht, de minder ernstig beschuldigde politieke gevangenen zouden worden vrijgelaten en gewone misdadigers zouden onder bevel van een Nederlandse politieofficier worden geplaatst en overgedragen aan de Canadezen. Hier hoorde ik pas dat er enkele mensen waren gefusilleerd en de enige manier waarop ik dit kan verklaren is dat het Reich op het laatste moment verbood deze mensen naar het Reich over te brengen en bevel gaf ze te fusilleren. Ik geloof niet dat het er 600 waren want volgens wat getuige Kollpuss heeft gezegd, schijnen het er zo'n 130 tot 150 geweest te zijn. Maar zelfs dat is genoeg.
Dr. STEINBAUER: Wat weet u over het fusilleren van gijzelaars na de aanval op SS und Polizeiführer Rauter?
SEYSS-INQUART: De aanslag op de Höherer SS und Polizeiführer werd gepleegd door de ondergrondse en werd uitgevoerd met Britse wapens.
Dr. STEINBAUER: Wat weet u over de kwestie Putten?
SEYSS-INQUART: Neem me niet kwalijk, ik ben nog niet klaar met mijn vorige verklaring.
Dr. STEINBAUER: Oh, u wilt een juister ......
SEYSS-INQUART: Himmler gaf toen bevel voor het fusilleren van 500 gijzelaars. Rauter's plaatsvervanger, Dr. Schongarth weigerde dat en deelde mij mee dat er een aantal Nederlanders in gevangenissen zat die overeenkomstig het bevel van de Führer zouden worden geëxecuteerd omdat ze waren veroordeeld wegens andere sabotageacties. Hij had getwijfeld zei hij, want het aantal was wat groter maar nu kon hij niet langer wachten. Hij gaf me niet het werkelijke aantal. In deze situatie kon ik hem, naar mijn mening, er niet van weerhouden het bevel uit te voeren want we moesten met alle mogelijke middelen de ondergrondse beweging onderdrukken. De ondergrondse was door de Nederlandse regering in Londen opgezet en van wapens voorzien en vormde een ernstige bedreiging voor de Duitse bezettingsmacht.
230 Nederlanders zouden worden gefusilleerd -waaronder 80 in Apeldoorn alleen al- en dit leek me een groot aantal. Maar Dr. Schongarth zei me dat er ten noorden van Apeldoorn een kern van de ondergrondse zat.
Dr. STEINBAUER: Ik vraag u, als laatste, wat weet u van de kwestie Putten?
SEYSS-INQUART: In Putten werd een aanslag gepleegd op Duitse officieren. Drie werden er vermoord. Het geheel vond plaats binnen het leger, de SS en de politie en ik weet dat men van plan was, represaillemaatregelen te nemen. Ikzelf hield me toen bezig met de bouw van verdedigingswerken. De Höhere SS und Polizeiführer deelde mij mee dat hij bevel had gekregen het dorp Putten plat te branden en de mannelijke bevolking af te voeren naar een concentratiekamp in het Reich. Hij had echter het aantal teruggebracht tot 40 % en hij vertelde mij later dat het sterftecijfer in Duitse concentratiekampen hoog was. Zowel hij als ik wendden ons tot de militaire commandant om deze mensen terug te laten keren. De militaire commandant stemde toe. Of dit bevel nog uitgevoerd kon worden weet ik niet.
Dr. STEINBAUER: Meneer de President, misschien kunnen we op dit punt een korte pauze nemen?
De PRESIDENT: Ja.
(de zitting werd geschorst.)