Carrière binnen de marine
Op 30 juni 1892 werd Oswald Pohl geboren in Duisburg-Ruhrort (Duitsland) als het vijfde kind van de smid Hermann Otto Emil Pohl en zijn vrouw Auguste Pohl-Seifert. Van 1898 tot 1904 zat hij op de Volksschule (lagere school) in Duisburg-Laar. Vervolgens volgde hij zeven jaar lang onderwijs aan het Realgymnasium in Duisburg-Hamborn. Hij was volgens eigen zeggen een vrij goede leerling en behaalde zijn diploma op twintigjarige leeftijd. Vervolgens begon hij op 1 april 1912 een carrière binnen de Duitse marine. Zijn opleiding vond onder andere plaats in Wilhelmshaven en Kiel en op de Grote Oceaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij ingekwartierd aan de Vlaamse kust en voer hij enige tijd op de Baltische Zee.
Pohl begon zijn carrière binnen de marine als kandidaat-betaalmeester (Zahlmeister-Aspirant), in rang gelijk aan matroos. Nadat hij onderwijs had gevolgd aan de marineschool in Kiel werd hij op 1 april 1918 benoemd tot betaalmeester (Marine-Zahlmeister). Door zijn administratieve functie bracht hij veel van zijn tijd als marineman door aan land, vooral in Kiel. In 1919 en 1920 volgde hij in zijn vrije tijd cursussen aan de handelsschool. Ook begon hij aan een studie recht- en staatswetenschappen aan de Christian Albrechts-universiteit in Kiel, maar hij zou deze studie nooit afronden. Gedurende deze periode was Pohl tevens actief binnen het Freikorps Brigade Loewenfeld. Dit Freikorps werd geleid door de marineofficier Wilhelm Loewenfeld en bestond uit marinemensen. De Brigade Loewenfeld werd net als andere Freikorpsen ingezet om communistische opstanden in te dammen. Tijdens de periode van de Weimarrepubliek ontwikkelde Pohl zich tot een tegenstander van deze republiek. Spoedig zouden deze gevoelens resulteren in een lidmaatschap van de partij van Adolf Hitler.
Overstap naar de SS
In 1925 was Pohl lid geworden van de Sturmabteilung (SA) en in het daaropvolgende jaar werd hij lid van de NSDAP (lidnummer 30842). Van 1925 tot 1929 was hij Ortsgruppenleiter van de NSDAP en SA-Führer in Swinemünde, waar hij destijds woonde. Officieren van de marine mochten zich niet aansluiten bij een politieke partij, maar doordat Pohl werkzaam was als betaalmeester werd hij beschouwd als ambtenaar en niet als officier. Later zou het ook voor marineambtenaren verboden worden om lid te zijn van een politieke partij, maar toen was de overstap van Pohl naar een vast dienstverband binnen de Schutzstaffel (SS) al bijna rond.
Aanleiding tot de overstap van de marine naar de SS was een ontmoeting die Pohl had met Reichsführer-SS Heinrich Himmler in mei 1933. Himmler begeleidde Hitler tijdens een inspectie van de marine in Kiel en sprak Pohl aan over een brief die hij hem een half jaar eerder gestuurd had. In deze brief schreef Pohl over de geruchten die hem ter ore gekomen waren over de voormalig marineofficier Reinhard Heydrich. Heydrich was inmiddels binnen de SS opgeklommen tot leider van de Sicherheitsdienst (SD) en was één van Himmlers belangrijkste en bovenal machtigste medewerkers. Over zijn uitdiensttreding uit de marine gingen volgens Pohl allerlei geruchten. Heydrich zou uit de marine zijn ontslagen omdat hij verhoudingen met vrouwen op immorele wijze had beëindigd en slechte karaktereigenschappen bezat. Pohl werd door zijn collega’s binnen de marine bespot: zij beweerden dat alleen mislukte marinemensen zich aansloten bij de SS (Pohl was sinds 9 november 1933 lid van de SS met nummer 147614 en in de rang van SS-Sturmbannführer) of de NSDAP. Alhoewel Pohl niet wist of de geruchten over Heydrich de waarheid waren, wilde hij Himmler in elk geval waarschuwen. Hij vond namelijk dat een man die een marine-uniform niet waardig was, ook niet mocht dienen binnen de SS.
In zijn gesprek met Pohl in Kiel erkende Himmler het bestaan van de geruchten over Heydrich, maar hij had persoonlijk onderzoek gedaan naar het marineverleden van Heydrich en kon garanderen dat deze geruchten niet juist waren. Tevens maakte Himmler van de mogelijkheid gebruik om Pohl een leidinggevende administratieve functie binnen de SS aan te bieden. Pohl moest van Himmler eens goed nadenken over dit aanbod. Om zijn aanbod kracht bij te zetten en hem te overtuigen, schreef Himmler regelmatig brieven aan Pohl. In december 1933 en januari 1934 nodigde Himmler Pohl uit voor een bezoek aan de SS-hoofdkwartieren in Berlijn en München. Hier werd Pohl rondgeleid en maakte hij kennis met de administratieve structuur van de SS en de vele complexe problemen die daarmee samenhingen. Nadat hij uitgebreid de tijd had genomen om de vacature binnen de SS te overdenken, trad Pohl op 1 februari 1934 in vaste dienst van de SS in de rang van SS-Standartenführer. Uiteraard kon hij zijn marinecarrière niet voortzetten. Als Stabszahlmeister, gelijk aan Kapitänleutnant, trad hij op 31 januari 1934 uit de marine.
Hoofdadministrateur van de SS
Zoals gezegd begon Pohl zijn carrière binnen de SS in de rang van SS-Standartenführer. Binnen de staf van de Reichsführer-SS werd hij chef van de administratieafdeling. Hij werd belast met de organisatie van de economische en administratieve afdelingen van de SS. In zijn functie had hij tevens een belangrijke invloed op de administratieve organisatie binnen de concentratiekampen. De administratieve organisatie van de SS was toen nog vrij eenvoudig en Pohl kreeg dan ook de veelomvattende taak om de administratieve kant van de SS te (re)organiseren en op te bouwen. Hij richtte administratieve afdelingen op in diverse belangrijke Duitse steden, koos personeel uit dat de leiding over deze administratieve bureaus aankon en zette scholen op waar deze administratieve functionarissen werden opgeleid. Zelf vertelde hij later dat zijn rol binnen de SS was om de organisatie "administratief gezond te maken, met een ordelijke boekhouding en financiële afdelingen". Vanaf het begin van zijn werkzaamheden binnen de SS was het de rol van Pohl om de SS dermate winstgevend te maken dat de onafhankelijkheid ten opzichte van zowel de partij als de overheid werd gewaarborgd.
De inspanningen van Pohl bleven niet onopgemerkt en op 1 juni 1935 werd hij benoemd tot Verwaltungschef der SS en Reichskassenverwalter der SS. In 1936 kreeg hij tevens de verantwoording over de dienst IKL (Inspektion der Konzentrationslager), welke belast was met de administratie en inspectie van alle concentratiekampen. In hetzelfde jaar werd Pohl benoemd tot zakelijk leider van de 'Gesellschaft zur Förderung und Pflege deutscher Kulturdenkmäler e.V.’. Himmler was geobsedeerd door bouwwerken die herinnerden aan vervlogen tijden van Germaanse ridderorden en wilde middeleeuwse kastelen, zoals de SS-Ordensburg Wewelsburg, in stand houden als ideologische en culturele middelpunten van de SS-cultus. Het was de taak van Heinrich Himmler om binnen deze organisatie fondsen te werven om het onderhoud en beheer van deze gebouwen te kunnen bekostigen.
De administratieve afdeling van Pohl was als onderdeel van het SS-Hauptamt nog steeds geen apart onderdeel binnen de SS. Vanaf 1934 deden zich echter belangrijke veranderingen voor binnen de taken van deze administratieve afdeling. De militaire tak van de SS, de SS-Verfügungstruppe (SS-VT), was opgericht en werd in tegenstelling tot andere onderdelen van de SS gefinancierd door het Rijk. Hierdoor verbreedde het werkterrein van Pohl zich en moest hij zowel het partij- als het rijksbudget van de SS beheren. Vanaf juni 1939 bekleedde hij dan ook een tweetal functies: één binnen de SS en een andere binnen het ministerie van binnenlandse zaken. Binnen de SS vervulde Pohl de functie van chef van het Hauptamt Verwaltung und Wirtschaft (hoofdbureau administratie en economie) en binnen het rijksministerie van Binnenlandse Zaken was hij chef van het Hauptamt Haushalt und Bauten (hoofdbureau voor de begroting en gebouwen). In deze posities bouwde hij met behulp van nazi-aanhangers uit diverse Duitse industrieën in rap tempo diverse SS-ondernemingen op.
Leider van het Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt (SS-WVHA)
Op 31 januari 1942 werden alle verantwoordelijkheden van Pohl gebundeld binnen een aparte afdeling van de Reichsführung-SS. Het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt was één van de twaalf hoofdbureaus van de SS en uiteraard werd Pohl benoemd tot chef van dit hoofdbureau. Naast de verantwoordelijkheid over diverse economische en administratieve zaken kreeg Pohl binnen het SS-WVHA de leiding in handen over de concentratiekampen. Tot 1942 was hij slechts verantwoordelijk voor de inspectiedienst van de concentratiekampen, maar nu was zijn bureau dus tevens belast met het beheer van de kampen en de inzet van gevangenen voor dwangarbeid. Pohl beweerde na de oorlog dat de leiding over de concentratiekampen hem tegen zijn zin in de schoenen was geschoven. Het kwam vermoedelijk door zijn efficiënte manier van werken dat hij ook deze verantwoordelijkheid kreeg.
De gevangenen uit de concentratiekampen werden onder andere ingezet binnen de industrieën die de SS in haar eigen beheer had. Als hoofd van Amt W (Wirtschaftsunternehmungen) binnen het SS-WVHA beheerde Pohl ongeveer dertig fabrieken, zoals de Deutsche Ausrüstungswerke in Dachau en Oranienburg en de Deutsche Stein- und Erdwerke in Oranienburg. In deze fabrieken werden wapens en munitie geproduceerd. Ook werden op zeer grote schaal gevangenen als dwangarbeiders verhuurd aan particuliere Duitse ondernemingen. Op enkele positieve uitzonderingen na waren de arbeidsomstandigheden in de fabrieken en de leefomstandigheden in de concentratiekampen dramatisch slecht. Onder andere door ondervoeding, overbelasting, slechte hygiëne en mishandeling kwamen grote aantallen dwangarbeiders om.
Pohls relatie met Himmler
Als chef van het SS-WVHA was Pohl één van de machtigste en belangrijkste leiders van de Reichsführung-SS. Pohl stond in direct contact met Heinrich Himmler. Hij vertelde zelf na de oorlog dat hij Himmler in het begin van zijn carrière voortdurend zag en later, toen hij zijn belangrijke functie kreeg, had hij eens in de drie maanden een onderhoud met de Reichsführer-SS. Op 20 april 1942 werd Pohl benoemd tot SS-Obergruppenführer und General der Waffen-SS en stond hij op gelijke voet met bijvoorbeeld Reinhard Heydrich. Ondanks dat Heydrich na Himmler de belangrijkste persoon binnen de SS was, kon Himmler in sommige opzichten meer bouwen op Pohl. De intelligente Heydrich had een dusdanige functie binnen de SS verworven dat hij machtig en onafhankelijk was. Himmler was weliswaar zijn baas, maar Himmler had hem nooit volledig in zijn macht. Pohl daarentegen was agressief en veeleisend tegenover ondergeschikten en functionarissen van partij en overheid, maar accepteerde Himmlers leiderschap volkomen. Hij beschouwde elk bevel van Himmler als een bevel en stond niet toe dat er kritiek werd geuit op zijn baas. In zijn biografie over Himmler beweert historicus Richard Breitman zelfs dat Pohl voor Himmler was wat Himmler – tot zeer laat in de oorlog – voor Hitler was.
Een goed voorbeeld van de onderlinge band tussen Himmler en Pohl is het huwelijk van Pohl met de rijke Eleonore von Brüning. Pohl was al op 30 oktober 1918 getrouwd, maar na zijn scheiding in 1936 leefde hij als vrijgezel. In maart 1942 opperde Himmler aan Pohl dat hij eens een bezoekje moest brengen aan de weduwe Von Brüning voor wie hij veel achting had. Deze suggestie bleef niet zonder verdere gevolgen, want op 12 december 1942 traden Pohl en Eleonore von Brüning in het huwelijk. De huwelijksceremonie vond plaats in het veldhoofdkwartier van Himmler. Een bijkomend voordeel voor Himmler was dat Eleonore von Brüning de weduwe was van Ernst Rüdiger von Brüning, de zoon van één van de medeoprichters van de firma Hoechster Farbwerke. Deze firma maakte vanaf 1925 deel uit van het machtige Duitse bedrijf I.G. Farben. Het huwelijk tussen Pohl als prominente SS-leider en deze vrouw met invloed binnen I.G. Farben> was in de ogen van Himmler zeer gunstig voor de SS.
Het SS-WVHA en de Endlösung
Binnen Amtsgruppe D 1 van het SS-WVHA was SS-Brigadeführer Richard Glücks verantwoordelijk voor het beheer van de concentratiekampen. Rond 1942 werden echter vernietigingskampen opgericht en veranderde het beleid ten opzichte van met name Joodse kampgevangenen. Stierven in de concentratiekampen gevangenen vooral door de erbarmelijke omstandigheden, in de vernietigingskampen werden Joden in het kader van de Endlösung bewust op efficiënt georganiseerde en fabrieksmatige wijze omgebracht in gaskamers. De Endlösung was niet de belangrijkste doelstelling van het SS-WVHA, maar van het Reichssicherheitshauptamt. Het hoofdbureau van Pohl bood echter wel logistieke en bestuurlijke ondersteuning aan de Endlösung en probeerde bovendien op allerlei wijzen financieel te kunnen profiteren van de massamoord in de vernietigingskampen.
Zo kwam Pohl met het voorstel om alle persoonlijke bezittingen van Joden die vergast werden in de vernietigingskampen in Polen naar Duitsland terug te sturen. Onder andere gouden tanden en kiezen, kleding, trouwringen, andere juwelen en buitenlandse valuta werden afgenomen van de gedeporteerden. Zelfs het haar van de mensen werd, voordat ze vergast werden, afgeschoren om verkocht te worden aan de textielindustrie. In een gesprek in de gevangenis in Neurenberg vertelde Pohl na de oorlog aan psychiater Leon Goldensohn dat hij nooit de opdracht had gegeven om gouden tanden af te pakken van de slachtoffers. Hij erkende wel dat hij wist van de inbeslagname van gouden tanden en zegt hierover: "Ze waren er nu eenmaal, en ik moest ze naar de Reichsbank brengen, dus dat heb ik gedaan. Ik heb nooit de gouden tanden en bruggen persoonlijk geïnspecteerd omdat ik het te druk had met andere zaken. Dacht u dat ik zelf naar beneden ging om de vrachtwagens uit te laden en de zakken te openen om te kijken wat erin zat? Ik was een druk bezette chef!"
Met betrekking tot de Endlösung probeerde Pohl zich na de oorlog volledig vrij te spreken. Hij schoof de schuld af op zijn ondergeschikte Richard Glücks en vertelde dat hij zelf veel te week was om deze vreselijke taak uit te voeren. De massale vernietiging van Joden was een taak die werd uitgevoerd door het RSHA en bevelen van dit hoofdbureau aan het SS-WVHA kwamen niet bij hem terecht, maar bij Glücks. Bovendien was het economisch voor Pohl niet gunstig om arbeidsgeschikte gevangenen massaal om te brengen omdat hij ze beter kon gebruiken voor de oorlogsindustrie. Alhoewel het aannemelijk is dat Pohl niet direct betrokken was bij de organisatie van massavernietiging in de vernietigingskampen was hij in de eerste plaats wel de baas van Glücks die op bepaalde wijze betrokken was bij de Endlösung. Ten tweede was hij ongetwijfeld al vanaf een vroeg stadium van de massale moord op Joden op de hoogte en ten derde maakte ook de massale sterfte onder dwangarbeiders, waarover hij wel de verantwoordelijkheid erkende, deel uit van georganiseerde moord binnen het Derde Rijk.
Dat Pohl al in een vroeg stadium op de hoogte was van de plannen die zouden leiden tot de moord op zes miljoen Joden bewijst het zevende agendapunt van een vergadering die Pohl en Himmler op 5 december 1939 belegden. Dit agendapunt betrof ‘crematorium-ontluizingsvoorzieningen’. Uiteraard waren crematoria al in gebruik om de grote aantallen gevangenen die door de slechte omstandigheden in de kampen omkwamen te verbranden. Het was de meest geschikte wijze om zich te ontdoen van lijken, omdat het begraven van de slachtoffers praktische en hygiënische problemen opleverde. Veel kampen beschikten over een eigen crematorium. Ook waren luizen volop aanwezig in de kampen en werden er ontluizingmaatregelen getroffen. Er is echter geen zinnig verband tussen ontluizing en de crematoria en Himmler verbond beide woorden met een koppelteken omdat het hier één en dezelfde operatie betrof. Het agendapunt vormt het vroegste bewijsstuk van de plannen voor het gebruik van gifgas als moordwerktuig en crematoria als middel om vervolgens de lichamen te vernietigen.
Aan gevangenispsychiater Goldensohn beweerde Pohl tijdens zijn gevangenschap in Neurenberg dat hij de massavernietiging van Joden als mens altijd een weerzinwekkend idee heeft gevonden. Hij zei: "Als ik in 1934 had geweten wat ik nu weet, was ik bij de marine gebleven. Ik wist niet dat dit zou gebeuren en ik wist niet dat Duitsland de oorlog zou verliezen en zou worden verwoest. […] Als ik echt antisemiet was geweest, had ik de Joden gehaat; maar ik heb ze nooit gehaat. Ik heb alleen bevelen opgevolgd. Mijn geweten is zuiver. Ik heb nooit opdracht gegeven een Jood te doden of er zelf één gedood. Ik heb al uitgelegd dat het vernietigingsprogramma niet onder mijn gezag viel, maar aan mij voorbijging."
Na de oorlog
In de eerste maanden na de oorlog verbleef Pohl met zijn gezin in het Beierse stadje Halfing, in de buurt van Rosenheim. Hij werkte op een boerderij en bracht hier een groot deel van zijn tijd door. Met een valse naam en valse papieren trok hij vervolgens lopend van dorp naar dorp richting het noorden en belandde uiteindelijk in de buurt van Bremen. Hij meldde zich in elk dorp bij het plaatselijke politiebureau en kreeg hier elke keer papieren waarop zijn valse naam vermeld stond. Deze groeiende hoeveelheid papieren maakten zijn vlucht soepel, maar uiteindelijk werd hij op 27 mei 1946 toch opgepakt door de Britse autoriteiten.
Van 8 april tot 22 september 1947 stond Pohl terecht tijdens het zogenaamde ‘WVHA Trial’, ook wel bekend als het ‘Pohl Trial’. Dit proces was het vierde van twaalf processen die de Amerikaanse autoriteiten organiseerden in Neurenberg, nadat het grote proces tegen de belangrijkste oorlogsmisdadigers was afgerond. Naast Pohl stonden ook zeventien andere SS’ers die werkzaam waren voor het SS-WVHA terecht. Pohl en zijn medewerkers werden aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gepleegd tijdens het nazi-regime. De belangrijkste aanklacht was gericht op hun rol binnen de Endlösung. Pohl werd schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, lidmaatschap van een criminele organisatie (de SS), massamoord en misdaden gepleegd in de concentratiekampen waarover hij de verantwoordelijkheid droeg. Samen met drie andere medewerkers van het SS-WVHA werd Pohl op 3 november 1947 bestraft met de doodstraf. Drie andere aangeklaagden werden vrijgesproken en de rest kreeg gevangenisstraffen variërend van tien jaar tot levenslang.
De executie door ophanging van Pohl vond pas op 8 juni 1951 in Landsberg am Lech in Beieren plaats, omdat de beklaagden na hun veroordeling nog de mogelijkheid kregen om nieuwe stukken in te dienen. Tot die tijd schreef hij zijn boek "Credo, Mein Weg zu Gott" dat gepubliceerd werd met toestemming van de katholieke kerk. In 1936 was hij uit de kerk getreden, maar gedurende zijn gevangenschap bekeerde hij zich weer tot het katholieke geloof. Tot en met de laatste dag van zijn leven hield Pohl vol dat hij onschuldig was. Hij was slechts een administrateur, een simpele medewerker die volgens eigen zeggen niets te maken gehad heeft met de Endlösung en de naziterreur in concentratiekampen.