Assault Force U bestond uit de schepen die de landing op Utah Beach moesten uitvoeren en ondersteunen. Deze strijdmacht stond onder leiding van de Amerikaanse Rear Admiral D.P. Moon aan boord van de USS Bayfield. Zij zou als eerste van alle Assault Forces uit de Britse havens vertrekken, omdat zij in Britse havens lag die het verst van de landingsstranden gelegen waren. Alle schepen van Force U werden geladen in vijf havens tussen Plymouth en Torcross en zouden vertrekken vanuit acht havens tussen Plymouth en Poole. In totaal staken zij in maar liefst twaalf konvooien het Kanaal over naar het landingsstrand.
De schepen die de landingen van de Amerikaanse troepen met vuursteun zouden ondersteunen vertrokken al op 3 juni vanuit Belfast Lough. Op dit moment stond Operatie Overlord, de landing op de kust van Normandië, nog gepland voor 5 juni.
Halverwege 3 juni vertrokken ook drie mijnenveeggroepen en de langzame konvooien van Force U, bestaande uit landingsvaartuigen die direct op het strand zouden lossen maar geen onderdeel vormden van de eerste aanvalsgroepen.
Het 14th Minecraft Flotilla onder bevel van de Britse Commander George Irvine veegde de mijnen voor de vaarweg van Assault Force U en kreeg in de morgen van 4 juni de opdracht terug te keren naar de haven omdat de gehele operatie één dag was uitgesteld vanwege het slechte weer. Zij ontdekten zojuist een groep mijnen en besloten deze te ruimen ondanks het bevel en het slechtere weer. De torpedobootjagers HMS Campbell en HMS Hind waren vlak in de buurt en zagen de mijnenvegers niet keren, waarna ze visueel contact probeerden te maken om ze alsnog te laten omkeren. Bij deze actie kwam HMS Campbell in het mijnenveld terecht, maar zij wist er met behulp van de mijnenvegers weer veilig uit te komen. Ten gevolge van het slechte weer diende het vegen te worden gestaakt en de schepen keerden terug naar de haven.
Nadat SHAEF had besloten om de invasie 24 uur uit te stellen ging op 4 juni om 05:00 uur het bericht de deur uit dat alle schepen en landingsvaartuigen terug dienden te keren. Dit bericht kwam dermate laat dat een Minecraft Flotilla nog maar 35 mile (56 kilometer) van de Normandische kust verwijderd was. Een konvooi bestaande uit LCT en LCM landingsschepen had het uitstelbericht echter niet ontvangen. Vanwege absolute radiostilte werden drie torpedobootjagers erop uitgestuurd ze te vinden, maar zonder succes. Uiteindelijk wist een Supermarine Walrus het konvooi te lokaliseren en ontdekte dat het reeds gekeerd was.
Dit konvooi was inmiddels zo ver gevorderd dat het vanwege het uitstel van één dag niet meer naar haar oorspronkelijke haven terug kon. Uiteindelijk werd het ondergebracht in de haven van Weymouth Bay. Echter, de haven van Portland was zo vol dat niet alle schepen van het laatst teruggekeerde konvooi erin pasten, deze schepen waren daardoor genoodzaakt om nog een gedeelte van de nacht in de storm op zee door te brengen alvorens er eindelijk ruimte gevonden werd in de overvolle haven. 4 Uur later, rond 01:00 op 5 juni voeren de schepen van dit konvooi (U-2) alweer uit op weg naar Utah, het probleem was dat op ongeveer dezelfde tijd de schepen voor Omaha Beach ook moesten vertrekken uit Portland. Het risico van kruisende konvooien was hierbij levensgroot, maar door adequaat handelen van de marinecommandant van Portland ging alles goed.
Nadat het "Ok, we’ll go" van Dwight D. Eisenhower had geklonken begonnen de konvooien vanuit de Britse havens te vertrekken, waarbij sommige al reeds onderweg waren. De mijnenveger USS Osprey van het 7th Minecraft Flotilla raakte een mijn in de avond van 5 juni, op de plaats waar de HMS Campbell in gevaar was gekomen, en werd zo het eerste Amerikaanse slachtoffer van operatie Neptune.
De 14th en 16th Minecraft Flotilla's kwamen bij het vegen van de mijnenvrije banen in de avond van 5 juni bij daglicht zo dicht onder de kust dat zij vanaf de kust met het blote oog zichtbaar moeten zijn geweest. Zij gingen echter gewoon door met het vegen van hun banen en tegen de verwachting in bleef een Duitse reactie om onverklaarbare redenen uit. Uiteindelijk kwamen zij 's nachts tot op één mijl (1,6 km) van de kust. De konvooien van Assault Force U voeren verder zonder noemenswaardige problemen naar de plaats van bestemming.
In de vroege morgen van 6 juni lieten op H-Hour - 4 om ongeveer 02:30 uur (om 05:58 uur zou het licht worden) de transportschepen met aan boord de kleine landingsvaartuigen en de aanvalstroepen hun ankers zakken. Onmiddellijk hierna werden de landingsboten te water gelaten en om 04:05 uur werd het bevel aan de troepen gegeven om aan boord van de (voornamelijk LCVP-) landingsboten te gaan. Elk transportschip had tussen de 1500 en 1650 man aanvalstroepen aan boord.
Voor de landingen op Utah vormden 28 Duitse batterijen vlakbij of aan de kust en nog eens 18 batterijen verder in land een bedreiging. Al deze batterijen hadden een kaliber van 75 mm tot 170 mm. Van deze batterijen waren vier batterijen ook een bedreiging voor het landingsstrand Omaha, onder andere de batterij van Pointe du Hoc. Het plan was om deze batterijen met bommenwerpers en scheepsgeschut uit te schakelen. Scheepsgeschut werd hierbij geholpen door vooruitgeschoven artilleriewaarnemers die waren toegevoegd aan de aanvalstroepen voor zowel de stranden als de luchtlandingen. De slagschepen en kruisers zouden vanaf ongeveer 10 kilometer voor de kust en de torpedobootjagers vanaf ongeveer 4,5 kilometer de stranden en Duitse batterijen onder vuur nemen.
De 'Bombardment Group' van Utah Beach ging op 01:40 uur voor anker op haar posities en een uur voor de landing begonnen de bijzonder zware beschietingen. Ter ondersteuning namen de USS Nevada en de USS Quincy tien minuten voor de landing het strand van Utah onder vuur. De commandant van de eerste landingsgolf gaf met een seinpistool met zwarte rook het bevel het vuur te verleggen naar de flanken van de landing. Vlak voor de landing vuurde een aantal LCT’s uitgerust met raketten op de kust.
Op 05:05 uur opende een Duitse batterij als eerste het vuur op de torpedobootjagers USS Fitch en USS Corry. Volgens Amerikaanse rapporten zou twintig minuten later de batterij van Saint-Vaast-la-Hougue het vuur geopend hebben op een groep mijnenvegers, waarop HMS Black Prince dit vuur beantwoordde en zo het vuur van deze vijandelijke batterij naar zich toe trok. Echter, in Saint-Vaast stonden geen zware kanonnen, het lijkt logischer dat de mijnenvegers werden beschoten door de grotere batterij in La Pernelle dat ten noordoosten van Saint-Vaast ligt aan de oostelijke kant van Utah Beach. Rond 05:30 uur beval Rear Admiral M.L. Deyo zijn schepen om hun doelen onder vuur te nemen. Op dat tijdstip waren de doelen als volgt (van oost naar west):
Om 06:10 uur zouden ondersteunende vliegtuigen een rookscherm tussen de bombardementsschepen en de kust leggen om ze aan het zicht te onttrekken. Het vliegtuig dat het rookscherm voor de USS Corry moest leggen werd neergeschoten, waardoor de USS Corry nog steeds een doelwit was voor verschillende Duitse batterijen. Ze nam hierop ontwijkende manoeuvres maar liep daarbij op een mijn, later werd het schip verlaten. Het is misschien verwonderlijk hoe precies de kustbombardementen werden uitgevoerd, ondanks dat de batterijen kilometers verderop lagen. Deze waren door de glooiing van het land ook nog eens lastig te zien. Daarnaast legden de schepen rookgordijnen om zichzelf te beschermen tegen het vuur van deze batterijen. Dat de scheepsartillerie toch in staat was goed gericht vuur af te geven, kwam doordat boven elk doel altijd een vliegtuig aanwezig was om de vuurleiding bij te staan. Dit vliegtuig werd op zijn beurt gedekt door een tweede. Behalve over deze steun in de lucht beschikte de scheepsartillerie ook over waarnemers op de grond, zogeheten Shore Fire Control Parties. Deze waarnemers, die aan land waren gegaan vlak na de eerste aanvalsgolf, kregen allen een schip toegewezen. Tegen de avond van 6 juni waren alle batterijen uitgeschakeld.
Vertrekhavens: Belfast, Plymouth, Dartmouth, Torbay, Weymouth Bay en Poole
Vertrek: 3 juni 10.30 – 5 juni 17.30
Aankomst Utah: 6 juni – 02.29
Dit konvooi, bestaande uit 25 schepen, bestond voornamelijk uit de grote oorlogsschepen die gebruikt werden voor het kustbombardement, ook de verschillende hoofdkwartierschepen voeren in dit konvooi mee. Deze hoofdkwartierschepen werden tevens gebruikt als troepentransportschepen.
Vertrekhavens: Plymouth, Salcombe, Torquay en Poole
Vertrek: 5 juni 15.00 – 5 juni 20.55
Aankomst Utah: 6 juni – 07.30
Een konvooi van 44 schepen, vooral bestaande uit LCI(L)’s, infanterielandingsschepen met de karakteristieke dubbele loopplank aan weerszijden van de boeg. Het werd beschermd door een enkele destroyer en een aantal kleinere vaartuigen.
Vertrekhavens: Salcombe, Dartmouth, Portland en Plymouth
Vertrek: 3 juni 16.53 – 4 juni 04.30
Aankomst Utah: 6 juni – 02.30
Voornamelijk opgebouwd uit tanklandingsschepen, LCM’s en LCT’s, begeleid door een destroyer en een aantal patrouilleboten. Verder was er ook een aantal ondersteuningsvaartuigen ingedeeld, bijvoorbeeld de met raketten uitgeruste LCT(R) en met een kanon uitgeruste LCG’s. In totaal bestond dit konvooi uit 117 vaartuigen.
Vertrekhavens: Dartmouth, Brixham en Plymouth
Vertrek: 3 juni 15.15 – 3 juni 20.58
Aankomst Utah: 6 juni – 03.30
Eenzelfde soort konvooi als U-2A(1) bestaande uit 151 vaartuigen, waaronder 136 LCT’s. Ook deze eenheid vervoerde voornamelijk het rijdend materieel. Het werd beschermd door 2 destroyers en een groot aantal kleinere vaartuigen.
Vertrekhavens: Plymouth en Dartmouth
Vertrek: 3 juni 14.30 – 3 juni 15.43
Aankomst Utah: 6 juni – 02.00
Een klein konvooi met 5 LST’s (grote tanktransportschepen) en 5 Rhino Ferry’s, beschermd door 2 destroyers en 3 kleinere vaartuigen. De Rhino Ferry’s waren met elkaar verbonden pontondelen die als een soort veer konden dienen bij de overslag van goederen van schepen naar het strand.
Vertrekhavens: Salcombe, Dartmouth, Torbay en Poole
Vertrek: 5 juni 06.05 – 5 juni 10.04
Aankomst Utah: 6 juni - 14.30
Voornamelijk versterkingen voor Utah Beach, bestaande uit diverse LST’s en troepentransportschepen van de Amerikaanse Kustwacht. Het konvooi bestond uit 37 schepen.
Vertrekhavens: Salcombe en Plymouth
Vertrek: 5 juni 16.30 – 5 juni 19.30
Aankomst Utah: 7 juni – 09.00
Dit konvooi bestond uit 9 LST’s en was verder opgebouwd uit onderdelen voor de pontonwegen op Utah Beach.
Vertrekhavens: Yarmouth, Poole en Portland
Vertrek: 5 juni 14.30 – 5 juni 16.30
Aankomst Utah: 6 juni – 16.30
Een konvooi dat voornamelijk bestond uit diverse Landing Barges, een soort drijvende vlotten. Daarnaast voeren er ook nog 20 LCM’s mee, kleine landingsvaartuigen voor een tank of een aantal vrachtwagens. Het totale konvooi bestond uit 72 vaartuigen.
Vertrekhavens: Yarmouth en Poole
Vertrek: 5 juni 05.00 – 5 juni 05.30
Aankomst Utah: 7 juni – 10.30
Dit konvooi bestond voornamelijk uit zogenaamde Motor Launches, kleine vaartuigen. Er voeren er 192 mee met dit konvooi, wat verder nog uit 24 andere vaartuigen (voornamelijk barges) bestond.
Vertrekhavens: Plymouth, Torbay en Portland
Vertrek: 4 juni 24.00 – 5 juni 11.30
Aankomst Utah: 6 juni – 00.40-03.30
Bestaande uit 36 schepen, voornamelijk mijnenvegers en patrouilleboten.
Vertrekhavens: Plymouth en Portland
Vertrek: 4 juni 17.15 – 5 juni 04.00
Aankomst Utah: 6 juni – 00.16
Een konvooi van 26 schepen, voornamelijk de kleinere Motor Launches en patrouilleboten.
Vertrekhavens: Plymouth en Portland
Vertrek: 4 juni 23.00 – 5 juni 10.00
Aankomst Utah: 5 juni – 21.30
Een konvooi van 15 schepen, voornamelijk de kleinere Motor Launches en patrouilleboten.
Bevelhebber van Assault Force U was tot de landing op Utah Rear Admiral D.P. Moon (1894-1944) die twee jaar lang deel had uitgemaakt van de staf van Admiral E.J. King. Na de landingen in Normandië kreeg hij het commando over een soortgelijke eenheid voor de landingen in Zuid-Frankrijk. Deze zware taken werden hem uiteindelijk te veel en hij pleegde in augustus 1944 zelfmoord.
Assault Force U stond onder het operationele bevel van de Western Task Force (Rear Admiral A.G. Kirk) welke op haar beurt weer onder het commando van de Naval Commander-in-Chief viel (Admiral Sir B.H. Ramsay). Assault Force U wordt ook wel aangeduid met Task Force 125 en bestond uit 16 kleinere Task Groups.
De onderverdeling van Assault Force U was als volgt:
De Landing Force stond gelijk aan de versterkte 4th US Infantry Division, onder leiding van Major General Barton. De 4th Infantry Division stond onder het bevel van de marine, in dit geval dus Assault Force U, tot het moment dat ze geland waren. Na de landing ging het bevel over de divisie weer over op VII Corps (Major General J.L. Collins). De belangrijkste eenheden waren:
Op Utah Beach waren twee zones voor de aanval aangewezen, Dat waren Tare Green en Uncle Red. Op Tare Green moest het 1st Battalion, 8th Infantry het spits afbijtenen op Uncle Red had het 2nd Battalion, 8th Infantry die taak.
Van het 1st Battalion zouden eerst de Companies B & C aan land gaan, gesteund door A Company, 70th Tank Battalion. Van het 2nd Battalion zouden eerst de Companies E & F aan land gaan, gesteund door B Company, 70th Tank Battalion. Deze twee compagnieën van het 70th Tank Battalion waren uitgerust met de drijvende Duplex Drive (DD) M4 Sherman tanks en zij zouden dan ook zelfstandig naar de kust 'zwemmen'. Vervolgens volgde op beide stranden de Beach Obstacle Demolition Party, gevolgd door Companies A & D op Tare Green en Companies G & H op Uncle Red. Deze eenheden werden weer gevolgd door C Company, 70th Tank Battalion (met normale Sherman tanks). Daarna volgde de 237th & 299th Engineers Battalions en 3rd Battalion, 8th Infantry en de complete 22nd Infantry. Als laatste zou 12th Infantry aan land gaan. De 359th Infantry (zonder 2nd Battalion), zou ook op D-Day landen. Maar niet in de eerste aanvalsgolven.
De Shore Party had als taak het opruimen van de strandobstakels en het regelen van al het (goederen)verkeer op het strand. De Shore party, 1st Engineer Special Brigade stond onder commando van Brigadier General J.E. Wharton met daarin de eenheden:
Dit was het vlaggenschip van de commandant van Assault Force U, Admiral D.P. Moon. Het vlaggenschip de USS Bayfield, stond onder commando van Captain L. Spencer. Het schip was een amfibisch transportschip en werd later uitgebreid met commandofaciliteiten.
In deze Task Group zaten de schepen:
Deze Assault Group bestond uit de schepen die de troepen voor Tare Green aan land moest zetten. Het stond onder bevel van Commander A.L. Warburton met als vlaggenschip LCH-530.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
Red Assault Group stond onder commando van Commander E.W. Wilson aan boord van de LCH-10 en bestond uit twee grote transportschepen en had als taak om de troepen voor Uncle Red naar de kust te brengen. Eén van deze transportschepen was de USS Bayfield, die ook als vlaggenschip voor de gehele Task Force diende.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De eenheid bestond uit 7 destroyers en 23 kleinere schepen ter bescherming van de konvooien van Assault Force U. Er waren ook nog 3 Trawlers (A/S) ingedeeld bij deze eenheid, deze trawlers waren omgebouwde vissersschepen die speciaal waren ingericht voor acties tegen onderzeeboten.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De Support Craft Group bestond uit een aantal onderdelen, één ervan was de Fire Support Group 4. Er was een soortgelijke FSG 4 toegewezen aan Assault Force O, de aanvalseenheid voor Omaha Beach. Deze eenheid bestond onder andere uit LCT(R)'s en LCG(L)'s. Het belangrijkste doel was het ondersteunen van de landingen, met de wat kleinere schepen konden zij de kust dicht naderen. Ook werden LCT(A)'s ingezet die Shermantanks naar de kust vervoerden. Deze Shermans konden ook ondersteunend vuur afgeven terwijl ze nog aan boord stonden.
Een ander onderdeel was FSG 5, deze was uitgerust met LCT's waar M7 Priest's van de 65th Armored Field Artillery Battalion in stonden. Deze Priests, een 105mm houwitser op een Shermanonderstel, konden ook ondersteunend vuur afgeven alvorens zelf aan land te gaan.
Het laatste onderdeel was FSG 6, deze bestond uit een aantal LCS's, kleinere vaartuigen die de aanvalstroepen naar de goede stranden moesten leiden in de diverse aanvalsgolven.
De gehele Support Craft Group stond onder commando van Lieutenant Commander L.E. Hart.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De Bombardment Group bestond uit drie Fire Support Groups, in FSG 1 en FSG 2 werden de zware schepen ingedeeld, FSG 3 bestond uit de ondersteunende 8 torpedobootjagers.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
Deze schepen waren verantwoordelijk voor het inleidende bombardement op Utah Beach en het beschieten van de Duitse kustbatterijen. De gehele eenheid stond ook bekend als Force A en stond onder het bevel van Rear Admiral M.L. Deyo op de USS Tuscaloosa.
De Minesweeper Group onder bevel van Commander M.H. Brown, in de mijnenveger HMS Shippigan, had als taak om kanalen te vegen door de Duitse mijnenvelden zodat de rest van de schepen van de Assault Force veilig Utah Beach konden bereiken.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
Deze eenheid stond onder het commando van Captain J.E. Arnold en was verantwoordelijk voor de 'havenactiviteiten' van Utah Beach. De grote Mulberry-havens lagen voor Gold en Omaha Beach, echter ook op de andere stranden werden troepen en materieel ontscheept. Voor elk strand lagen Gooseberries, de bekende blockships die daar tot zinken werden gebracht.
Voor Utah Beach kwam Gooseberry No. 1 te liggen, bestaande uit tien verouderde schepen. Daarachter werden twee pontonwegen aangelegd, zodat bijvoorbeeld LCT's eenvoudig gelost konden worden. Het was dit gebied, tussen de blockships en het strand, waar de Far Shore Service Group opereerde.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De Sea Rescue Group was een eenheid van de Amerikaanse Coast Guard (kustwacht) en stond onder bevel van Commander Stewart. De eenheid had als belangrijkste taak het redden van opvarenden van de, om wat voor reden dan ook, gezonken schepen.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De eerste versterkingen voor Utah Beach werden in deze group vervoerd onder bevel van Commander W.S. Blair.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
Een groep van dertien patrouilleboten, waarschijnlijk voor hetzelfde doel gebruikt als Task Group 125.14, namelijk het verdedigen van de wateren voor Utah Beach.
In deze Task Group zaten de volgende schepen:
De Special Task Group bestond uit zeven Harbour Defence Motor Launches, kleine vaartuigen speciaal voor de verdediging van een haven, in dit geval gebruikt voor de verdediging van Utah Beach.
Deze eenheid, onder commando van Lieutenant Commander J.B. Baines, had als taak om de stranduitgangen vrij te maken en het creëren van de twee pontonwegen op Utah Beach. Hiervoor werd het 1006th Seabee Detachement ingezet onder commando van Lieutenant W.C. Pietz.
Onderdeel van Task Group 122.3, de Salvage and Fire Fighting Group van de Western Task Force (Admiral Kirk) onder bevel van Commodore W.W. Sullivan. Task Group 122.3.2 stond onder bevel van Lieutenant Commander M.L. McClung. De eenheid, bestaande uit 3 schepen, had als taak om assistentie te verlenen aan elk schip dat in moeilijkheden kwam. Het uitvoeren van noodreparaties aan landingsvaartuigen kwam het meeste voor.
Internet
- http://www.ibiblio.org/hyperwar/USN/rep/Normandy/ComNavEu
- http://www.ibiblio.org/hyperwar/ETO/Overlord
- http://www.army.mil/cmh-pg/BOOKS/WWII/utah/utah1.htm
- http://www.battleships-cruisers.co.uk/minesweepers.htm
- http://www.unithistories.com
- http://www.world-war.co.uk
- http://www.aboutworldwar2.tk
- http://www.informediate.com/USSRichDE695/ActionReports/Report1-1.htm
- http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?t=51896
- http://www.angelfire.com/my/rememberww2/articles/level1/dday_usn_oob.htm
- http://users.skynet.be/jeeper/page84.html
- http://www.seabeecook.com/history/25th_ncr/activities_of_the_25th_ncr/appendxa.htm
- http://www.landingship.com
- http://www.history.navy.mil/photos/pers-us/uspers-m/dp-moon.htm
Foto's
- http://www.history.navy.mil/