Al sinds 1942 werden al concrete plannen onder de geallieerden geopperd voor een mogelijke invasie van het Europese vasteland. Na vele beraadslagingen onder hoge militairen en een kritisch onderzoek naar een geschikte landingsplaats werd uiteindelijk voor Normandië gekozen. Het bood voordelen omdat de meeste stranden goed begaanbaar waren voor zowel manschappen als zwaar materieel en de relatief zwakke verdediging van de Duitsers in dat gebied zou bovendien voldoende potentieel bieden voor de geallieerden om snel de stranden te bezetten en door te stoten naar het binnenland.
Er werden vijf strandsectoren geselecteerd waaraan code-namen gekoppeld werden. De Britten zouden landen op Sword Beach en Gold Beach, de Canadezen op Juno Beach en de Amerikanen op Utah Beach en Omaha Beach. Verder landinwaarts zouden er speciaal getrainde troepen gedropt worden om bruggenhoofden te vormen tussen de verschillende strandsectoren.
Tussen de voor Amerikanen bestemde strandsectoren (Utah en Omaha) rees een klif van ruim dertig meter boven het water uit: Pointe du Hoc. De uitgebreide verkenningstochten boven Normandië voorafgaande aan de invasie hadden verschillende foto's opgeleverd waarbij op de top van Pointe du Hoc een zestal zware kanonnen te zien was. Na nader onderzoek bleek het te gaan om 155mm houwitsers met elk een bereik van 24 kilometer. Daarmee zouden de Duitse verdedigers in staat zijn om tijdens de landingen zowel op Omaha Beach als Utah Beach de geallieerde eenheden met forse vuurkracht te bestoken. Bovendien stelde het de Duitsers in staat om de vuurkracht op de geallieerde schepen in zee te richten.
Het uitschakelen van de stellingen op Pointe du Hoc was zodoende onvermijdelijk. Niet alleen het succes van de Amerikaanse infanterie-eenheden op Omaha Beach en Utah Beach zou voor het merendeel afhankelijk zijn van de resultaten die op Pointe du Hoc geboekt zouden worden, de rest van het invasieplan vertrouwde ook op het uitschakelen van de zware houwitsers. De vraag was echter hoe dit bewerkstelligd zou worden, aangezien het 30 meter hoge klif als een ontzettend moeilijk obstakel gold.
General Dwight Eisenhower – opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in Europa (met uitzondering van het Rode leger van de Sovjet-Unie) – en zijn stafchefs besloten de operatie uit te laten voeren door een elite-eenheid die getraind was in speciale aanvalstechnieken: het 2nd en 5th Ranger Batallion. Ze zouden geleid worden door Lieutenant Colonel James Earl Rudder.
Rudder werd geboren op 6 mei 1910 in Texas. Nadat hij van 1928 tot 1929 een agrarische opleiding had gevolgd, ging hij in 1930 naar de Texas A&M University om daar vervolgens in 1932 een graad te behalen in Industrieel Onderwijs. Na zijn afstuderen werd hij aangesteld als 2nd Lieutenant bij de infanterie van de Amerikaanse reservisten. Vervolgens werkte hij vanaf 1933 als 'football coach' en leraar op Brady High School. In 1941 werd hij opgeroepen voor actieve dienst.
Meer dan tweeduizend soldaten uit de Verenigde Staten hadden sollicitaties ingediend om zich te kunnen voegen bij de Rangers. Lieutenant Colonel Rudder selecteerde daarvan vijfhonderd man om ze vervolgens specifiek te trainen voor hun moeilijke opdracht.
De Rangers trainden in het hete, vochtige klimaat van Tenessee. Dat zorgde voor extra verzwaarde fysieke omstandigheden. Daar maakten de Rangers marsen van tachtig kilometer, vele cross- en speed-marsen en werden ze urenlang onderwezen in het gebruik van explosieven.
Rudder vroeg veel van zijn mannen. Hij wist zelf als geen ander hoezeer het succes van de operatie af zou hangen van het doorzettingsvermogen en de discipline van de Rangers. Op een dag, toen de Rangers eenmaal sliepen tijdens een troepentransport, liet Rudder de trein stoppen om vervolgens zijn manschappen te wekken en ze de trein uit te sturen. Te midden van een bosrijk gebied zouden ze een aantal dagen alleen moeten leven van wat de natuur te bieden had. Zijn intentie was om zijn soldaten op het hart te drukken hoe belangrijk het was om met zo min mogelijk middelen te kunnen overleven.
Toen de Rangers eenmaal naar Groot-Brittannië overgebracht waren, stuurde hij twee van zijn meest intelligente en betrouwbare mannen – Staff Sergeant Jack Kuhn en Private First Class Peter Korpalo - naar een bedrijf in London genaamd Merryweather. Daar zouden ze moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een betere manier om het klif te bedwingen dan met conventionele klimtouwen. Na niet al te lange tijd kwam men met de oplossing: tijdens de landing zouden de Rangers gebruik maken van 35 meter lange uitschuifbare brandweerladders.
Als gevolg van de bevindingen van Merryweather ondergingen de Rangers onder Rudder voortaan een nog zwaarder en gevaarlijker trainingsprogramma dat zich meer toespitste op het beklimmen van het klif. Daarnaast werd er meer nadruk gelegd op nachtelijke gevechten en het oplossen van logistieke problemen. Zolang er geen doorbraak zou zijn geforceerd op Pointe du Hoc, zou er geen verbinding ontstaan met Omaha en Utah Beach en zouden de Rangers volledig op zichzelf zijn aangewezen. Terwijl het moment van waarheid naderde, liet Rudder zijn Rangers nu ook met scherp schieten en ensceneerde hij alsmaar realistischer gevechtsscenario's.
Aan de andere kant van Het Kanaal was de Duitse 352. Infanterie-Division gelegerd. Deze divisie was in november 1943 in het leven geroepen en stond onder bevel van Generalleutnant Dietrich Kraiss. Hoewel het een vrij nieuwe eenheid betrof, bestond zij voor een relatief groot deel uit veteranen. Zij verdedigde zowel de stellingen op Omaha Beach als op Pointe du Hoc. In tegenstelling tot vele andere Duitse divisies gelegerd in Normandië was de 352e divisie nog op volle sterkte. De meeste Duitse divisies verloren namelijk als gevolg van een reorganisatie gemiddeld één bataljon per regiment. De 352e divisie echter niet. De divisie zou op Omaha Beach nog grote schade aanrichten.
Uiteindelijk werd het tijd voor de compagniescommandanten om hun manschappen in te lichten over de uit te voeren militaire operatie. De leidinggevenden benadrukten daarbij het grote gevaar dat tijdens de operatie ongetwijfeld mee zou spelen. Volgens hen verdiende elke soldaat die ook maar ongedeerd dichtbij het klif zou komen een medaille. In een decreet van Adolf Hitler werd de Wehrmacht overigens bevolen om elke geallieerde soldaat die als commando of Ranger geďdentificeerd zou worden niet als krijgsgevangene te behandelen. Ze zouden zonder enige twijfel direct gefusilleerd moeten worden.
Rudder had de compagnieën D, E en F van het 2nd Ranger Batallion uitgekozen om het klif te beklimmen en de hoofdaanval te leiden. Het specifieke doel voor hen was om de houwitsers te vernietigen. C Company zou naast het 116th Infantry Regiment in de Charlie-sector op Omaha Beach landen. A en B Company zou om 07.30 uur op Pointe du Hoc landen indien ze een signaal zouden ontvangen dat Lieutenant Colonel Rudder ze daar nodig had. Als dat niet het geval was, zouden ze net als C Company op Omaha Beach landen. Het 5th Ranger Batallion zou, net als A en B Company van het 2nd Rangers Battalion, in de landingsvoertuigen wachten totdat hun werd geseind dat de aanval op de kanonnen succesvol was. Pas dan zouden deze versterkingen het klif beklimmen. Indien het signaal niet binnen dertig minuten van de initiële aanval doorgegeven werd, zouden de versterkingen op Omaha Beach landen om via een omtrekkende beweging de Duitse verdedigers op Pointe du Hoc via de achterkant te overmeesteren.
D, E en F Company zouden geleid worden door Major Cleveland A. Lytle. Tijdens een van de laatste briefings hoorde hij echter dat de Vrije Fransen hadden gerapporteerd dat de kanonnen die zich op het klif zouden moeten bevinden inmiddels weg waren. Tijdens een heftige discussie met zijn superieuren (waaronder Lieutenant Colonel Rudder) noemde hij de aanval 'niet noodzakelijk' en 'suďcidaal'. Rudder vond niet dat Lytle zodoende op een overtuigende manier de aanval zou kunnen leiden en hij besloot om zelf de leiding van D, E en F Company op zich te nemen. Lytle werd overgeplaatst naar de 90th Infantry Division en ontving later voor zijn verdiensten het Distinguished Service Cross.
Het tactisch aanvalsplan vereiste de juiste timing. De Amerikaanse luchtmacht zou op een vooraf vastgesteld tijdstip over het klif vliegen om het vervolgens te bombarderen – ongeacht of zich daar al Rangers bevonden of niet – als de Duitse kanonnen dertig minuten na het helse scheepsbombardement van de geallieerden nog zouden vuren.
Toen Eisenhower na een dag uitstel uiteindelijk het bevel gaf operatie Overlord – de geallieerde invasie in Normandië – te laten plaatsvinden op de vroege ochtend van 6 juni 1944, stapten de Rangers aan boord van de SS Ben-My-Chree. Het schip voegde zich bij de rest van de gigantische armada bij Wight. In de vroege ochtend van 6 juni werden de 225 soldaten van Rudder die de initiële aanval zouden uitvoeren, nog eens getrakteerd op een luxe ontbijt. Ze torsten zo min mogelijk spullen met zich mee. Er zouden slechts vier Browning Assault Rifles (zwaar kaliber semi-automatisch geweer) meegenomen worden en niet meer dan twee 60mm mortieren per compagnie. Iets voor vier uur in de ochtend stapten de Rangers in de LCA boten (landing craft, assault). Ze vormden zo twee kolommen van elk zes boten die over het woeste water schoten, dat nog steeds werd geteisterd door een zware storm van de dag ervoor. Tien van de twaalf boten vervoerden manschappen, de overige twee vervoerden het materieel. Ze werden vergezeld door vier DUKW's (amfibische voertuigen) waarop de ladders bevestigd waren. Op elke DUKW waren twee Vickers K-machinegeweren gemonteerd die extra bescherming zouden moeten bieden tijdens de voorziene moeizame landing.
In de vroege ochtend van 6 juni 1944 vertrokken de tien landingsvaartuigen vanaf de HMS Ben-My-Chree richting de landingsplek. Door navigatieproblemen en het ongunstige weer trad er echter een vertraging van veertig minuten op en tevens zonk een landingsvaartuig in het woeste water, waarbij slechts één Ranger wist te overleven. Kort daarna sloeg een ander landingsvaartuig om, waarbij de commandant van D Company en zijn twintig Rangers buiten gevecht werden gesteld. Al snel zagen de Rangers zich genoodzaakt het water, dat met hevige golfslagen de boten werd ingeslagen, met hun helmen uit de landingsvaartuigen te scheppen. Voor een ander voorraadvaartuig – waarin rantsoenen en munitie werden vervoerd – was het echter al te laat; de boot zonk net voor de kust. Daarbij kwamen vijf bemanningsleden om het leven. Een DUKW haalde tevens de kustlijn niet.
Terwijl de Rangers gestaag hun doel naderden, klonken gedruende 35 minuten de doffe explosies van de granaten van het slagschip USS Texas verder landinwaarts op de top van het klif. De eerder genoemde vertraging was deels te wijten aan navigatieproblemen, waardoor de voertuigen richting de oostkant van de klif voeren. Rudder doorzag dit probleem en liet zijn stuurmannen de koers aanpassen. De Duitse verdediging aan de voet van het klif was relatief zwak bemand totdat de boten eenmaal op anderhalve kilometer afstand waren. De Duitsers begroetten hen met vuur uit machinegeweren en mortieren. De Rangers landden uiteindelijk om 07.10 uur, waarbij slechts de helft van het geplande aantal (225) voet aan wal wist te zetten. E en F Company bezetten de oostzijde van het strand, terwijl D Company zich over de westzijde zou ontfermen.
Terwijl de Rangers de brandweerladders in positie brachten, werden ze continu bestookt door spervuur van de Duitsers aan de linkerflank. Ze wisten daarbij vijftien Rangers te raken. Gene E. Elder, Ranger van het 2nd Ranger Batallion, herinnerde de landing levendig: “We kwamen erachter dat het klif hoger was dan het klif die we in Cornwall [tijdens de oefeningen in Engeland, red.] beklommen hadden. Het klif was nu ongeveer 40 meter hoog.” De brandweerladders reikten tot ongever 33 meter. Zodra hij eenmaal geland was, zond Rudder het signaal 'tilt' uit, dat de reserves – wachtend op de landingsvoertuigen in Het Kanaal – het teken gaf om op Omaha Beach te landen en zich al vechtend een weg landinwaarts te banen.
Kort daarna moesten de Rangers dekking zoeken voor een salvo granaten, die vanaf de top van het klif naar beneden werden geworpen. Vanuit Het Kanaal zag de torpedobootjager USS Satterlee dat Rudder's Rangers de Duitsers bevochten zonder echte vuurdekking. De kapitein van het schip zette koers richting het strand aan de voet van het klif, waar hij het vuur opende op de Duitsers, die vanaf de top van het klif een uitstekende positie om te vuren genoten. Al snel trokken de Duitsers zich terug en verspreidden zich bovendien, zodat de Rangers nu eindelijk in staat waren om aan de beklimming van het klif te beginnen. Elk van de landingsvoertuigen was uitgerust met 3 paar 'raketwerpers', die in staat waren om ankers met daaraan bevestigde touwen te lanceren richting de top van het klif. Hieraan konden klimtouwen en touwladders vastgemaakt worden. Enkele landingsvaartuigen ondervonden problemen met het vuren van hun touwen, ofwel door een te vroeg vuren, ofwel door het feit dat de touwen te zwaar waren om ze veertig meter hoog te kunnen vuren. Andere touwen wisten wel vaste ondergrond te bereiken, maar vonden geen houvast. Uiteindelijk wisten alle landingsvaartuigen, op één na, hun doel te bereiken. In een aantal gevallen waren nog Duitse soldaten aanwezig die de touwen doorsneden. Ondanks de vertraging was er echter wel sprake van een succes, omdat er nu genoeg touwen en touwladders aan de top van het klif bevestigd waren om de Rangers naar boven te kunnen loodsen.
De bombardementen van de geallieerde slagschepen en vliegtuigen hadden stukken klei en leisteen doen afbrokkelen waardoor de eerste tien meter al gauw zonder touw begaanbaar waren. Binnen vijf minuten nadat de Rangers op het strand waren geland, hadden de eerste soldaten zich al een weg gebaand naar de top van het klif. In groepen van drie ŕ vier man sterk legden ze zich vervolgens toe op de vooraf vastgestelde doelen: het vernietigen van de houwitsers. Enkele Rangers, doordrenkt met waterige modder na het vallen in met water gevulde kraters op het strand, hadden problemen met het klimmen. Niet alleen waren ze zelf nat, de touwen waren ook drijfnat. Een half uur na de initiële landing wisten uiteindelijk alle Rangers het klif te bedwingen. Ze kwamen terecht in een niemandsland dat bezaaid was met gigantische kraters, waardoor het onderlinge contact erg bemoeilijkt werd. Slechts enkele Duitsers werden in het begin gezien, maar verdwenen daarna al snel in het complexe loopgravennetwerk. Al gauw kwamen de Rangers erachter dat de radio-apparatuur, die ze mee hadden gesleept, niet juist werkte. Rudder beval zijn verbindingsofficier, James “Ike” Eikner, om weer naar beneden af te dalen, daar een werkende radio te vinden om naar het hoofdkwartier het volgende signaal te sturen: “Praise the Lord”, om aan te geven dat de eerste fase van de landing succesvol was geweest. Dat bericht zou echter te laat de overige troepen bereiken.
Om 06.40 uur landde A Company van het 116th Infantry Regiment in de Charlie-sector van Omaha Beach. Enkele minuten daarna volgde C Company, dat terechtkwam in een totaal geďsoleerde positie (de meest nabije Amerikaanse soldaten bevonden zich op meer dan twee kilometer van C Company af). Er ontstond een hevig gevecht voor beide compagnieën, waarbij grote verliezen onder de Amerikanen werden geleden. A Company hield nauwelijks mankracht over, terwijl in C Company 19 doden en 18 gewonden waren te betreuren. Met slechts 31 man moest C Company trachten om vanuit Omaha Beach door te breken richting Pointe du Hoc.
Kort na de landing bij Pointe du Hoc vestigde Rudder zijn hoofdkwartier in een diepe krater aan de rand van het klif. Echter, vanwege de initiële communicatieproblemen waarbij het succes niet tijdig kon worden doorgegeven, waren zijn 'reservetroepen' (A en B compagnie van het 2nd Ranger Batallion) om 07.40 uur inmiddels toch geland op het nog immer chaotische en helse Omaha Beach. Al snel raakten deze mannen verstrikt in het uiterst intensieve gevecht dat daar plaatsvond. Zodoende waren ze niet in staat om verder landinwaarts op te rukken, laat staan Pointe du Hoc te bereiken. Ze speelden echter wel een cruciale rol in het innemen van de fortificaties en verdedigingsposities van de Duitsers.
Ondanks het feit dat de Rangers in de meeste sectoren op Pointe-du-Hoc numeriek onderdeden voor de Duitsers, wisten ze wel geleidelijk aan steeds meer terrein in te nemen. Rond 07.45 uur lanceerden de Duitse verdedigers via de loopgraven een tegenaanval waarbij ze de Rangers overvielen en hen, op slechts één na, gevangennamen. De enige overlevende wist naar het hoofdkwartier te sprinten, dat ongeveer 100 meter verderop lag en waar men niets van de Duitse aanval had vernomen. Er werd snel een tegenaanval geďmproviseerd, waarbij twaalf fuseliers en een mortiergroep ingezet werden. Al snel stuitten ze echter op zwaar artillerievuur, dat vrijwel elke man uit de aanvalsgroep doodde of verwondde.
De precisiebombardementen van de marine en de luchtmacht droegen aanzienlijk bij aan de successen die op Pointe du Hoc geboekt werden. De USS Satterlee en de HMS Talybont vuurden de hele dag door om adequate vuurdekking aan de Rangers te verlenen. Dat lukte; zo was de Satterlee grotendeels in staat om Duitse tegenaanvallen te stuiten, waardoor Lieutenant Colonel Rudder met zijn mannen langzaam aan steeds meer terrein wist in te nemen.
De Duitsers hadden hier echter wel een passend antwoord op. Vanuit Maisy (ongeveer 5 kilometer van Pointe du Hoc gelegen) lanceerden de Duitsers een zwaar en lang aanhoudend artilleriesalvo op de oprukkende Rangers. Rond deze tijd raakte Rudder gewond doordat een kogel van een sluipschutter zijn schouder doorboorde. Hij besloot de leiding niet uit handen te geven en zou de rest van de missie als commandant aanblijven. Na vele gevechten, waarbij aan beide zijden veel verliezen werden geleden, waren de Rangers uiteindelijk in staat zich een weg naar de zes 155mm houwitsers te banen. Daarvan bleken er drie nog in aanbouw te zijn. De overige drie emplacementen bleken leeg, aangezien de Duitsers daarin nog geen houwitsers hadden geplaatst. Omdat de Rangers niet in staat waren hun primaire doel te verwezenlijken (het buiten werking stellen van de houwitsers) legden ze zich toe op hun secundaire doel: het vormen van een wegblokkade langs de kustweg. Daar zouden ze een defensieve stelling opzetten tussen Vierville-sur-Mer en Grandcamp-Maisy, en op de komst van de 116th Infantry Regiment wachten.
D, E en F Company van het 2nd Rangers Batallion wisten de Duitsers kort voor 08.00 uur tot een terugtocht te dwingen. Nu echter vormden de Duitsers een gevechtslinie in het pad van Rudders vermoeide soldaten, waarbij ze hen twee uur lang bestookten met spervuur. De Duitsers lanceerden vijf tegenaanvallen in de hoop om de Amerikanen uit elkaar te drijven tijdens de avond. Dat lukte ze echter niet en in de loop van de ochtend zetten de Rangers voet op de kustweg die een strategische sleutelpositie voor het verdere succes van de geallieerde invasie zou vormen. Daarbij wist een Duitse scherpschutter zes Rangers te doden, voordat hij uiteindelijk zijn positie prijs gaf aan de Rangers en zelf werd gedood.
Dat er vele slachtoffers vielen tijdens de zware gevechten blijkt ook uit het feit dat in de ochtend van 7 juni alle compagniescommandanten buiten gevecht waren gesteld. Elke compagnie kwam nu ook veel mankracht tekort. De drie nieuw aangewezen compagniecommandanten besloten om een gevechtslinie om de ingenomen kustweg te vormen, alwaar zij de geallieerde infanterie van Omaha Beach zou kunnen begroeten.
In de vroege ochtend wisten de Rangers de communicatielijnen van de Duitsers ongedaan te maken. De verdedigers antwoordden hierop door een aanval te lanceren op de stelling van de Rangers langs de kustweg. Na een kort vuurgevecht werden de Duitsers echter verdreven. Omstreeks 08.30 uur liepen de Rangers daarna een patrouille langs de kustweg, waar zij ongeveer honderd meter van de Amerikaanse gevechtslinie de 155mm houwitsers zagen staan. Een omvangrijke hoeveelheid ammunitie bestaande uit zware bommen werd gevonden bij de kanonnen. De kanonnen bevonden zich ongeveer op een afstand van 500 meter van de lege emplacementen op het klif, waar ze volgens de verkenningsfoto's zouden moeten staan. Op de luchtfoto's waren de kanonnen, door de vrijwel perfecte camouflage, niet te identificeren.
Sergeant Leonard Lomell, zijn pelotonscommandant 2nd Lieutenant George F. Kerchner en Staff Sergeant Jack Kuhn snelden naar één van de kanonnen toe om het met twee thermiet-granaten onklaar te maken. Deze granaten deden de traverse van de kanonnen 'smelten' om ze zo uit te schakelen. De Rangers haastten zich terug naar de Amerikaanse linie, om daar de overige thermietgranaten te pakken en daarmee de resterende kanonnen buiten werking te stellen. De uitschakeling van de kanonnen werd gevolgd door een geweldige explosie, waarvoor Sergeant Rupinski en zijn groep van Compagnie E verantwoordelijk waren.
Terwijl het nieuws zich verspreidde dat de missie geslaagd was, stelden de Rangers zich tactisch op om een mogelijke tegenaanval het hoofd te kunnen bieden. Om 09.00 uur waren alle houwitsers buiten werking, de verbinding op de kustweg was voor de Duitsers zo goed als afgesneden en een wegblokkade was opgezet.
In de middag van 6 juni maakte de rust plaats voor enkele sporadische vuurgevechten. Vanuit het zuiden en westen vielen de Duitsers aan om hun verloren stellingen weer in te kunnen nemen. Tijdens de eerste aanval, rond 14.30 uur, vielen er geen slachtoffers onder de Rangers. Ze wisten adequaat te reageren op het Duitse vuur, dat geleidelijk aan afzwakte. Om 16.00 uur volgde er een tweede tegenaanval, die dit keer meer gevaar voor de Rangers opleverde. De zwakst verdedigde posities van de Rangers werd aangevallen met zwaarder vuur dan voorheen; dit keer ook met machinegeweren en mortieren. Pas toen de Rangers in staat bleken om meer mankracht en zwaardere vuurkracht van eigen zijde te mobiliseren, wisten ze de Duitsers in een korte terugtocht te dwingen. Totdat de nacht viel, was er wel vijandelijke activiteit te bespeuren, maar dit mondde niet uit in een gecoördineerde aanval.
Terwijl de nacht van 6 op 7 juni naderde, stond Lieutenant Colonel Rudder voor een dilemma. Hij zou zijn beperkt inzetbare bataljon over een groot gebied moeten verspreiden. Overigens waren vele 'inzetbare' mannen, waaronder Rudder zelf, lichtgewond geraakt tijdens de eerste dag. Niettemin moesten de Pointe en de kustweg naar Grandcamps-Maisy behouden blijven. Mogelijk moest ook een poging gewaagd worden om het luchtdoelgeschut verder landinwaarts uit te schakelen. De Rangers moesten het stellen met een gebrek aan ammunitie; er was met name een gebrek aan hand- en mortiergranaten.
Rudder besloot om de bezetting bij de wegblokkade intact te houden en dus niet de perimeter te verkleinen. Hij verwachtte namelijk nog steeds het 5th Ranger Batallion en de 116th Infantry Regiment vanuit Omaha Beach. Hij was niet bepaald bezorgd over het verliezen van die positie, aangezien de Duitsers al enkele tegenaanvallen richting de blokkade hadden gericht, maar daarin nog geen enkel succes wisten te boeken. Wel was hij bezorgd over de Duitse artillerie verderop, die mogelijk schade zou kunnen aanrichten bij de Rangers. Door de perimeter uit te spreiden over een groter gebied hoopte hij mogelijke schade door bombardementen te kunnen ontlopen.
Tegen middernacht was een ernstig tekort aan ammunitie ontstaan, met name aan patronen voor de semi-automatische geweren. Hand- en mortiergranaten werden slechts bij hoge uitzondering gebruikt. Tussen 23.00 en 00.30 uur vielen de Duitsers wederom aan, maar opnieuw bleken de aanvallen ongecoördineerd te zijn. Vrijwel zonder gebruik te maken van vuurdekking door mortieren vielen ze in kleine groepen de ingegraven posities van de Rangers aan. De aanvallen zwakten af toen bleek dat de Rangers relatief makkelijk stand konden houden, alhoewel dat aanzienlijk meer moeite kostte dan in de middag.
Vanaf 01.00 uur voerden de Duitsers het tempo en de intensiteit van de vuurgevechten op. Ze vielen voornamelijk aan via het zuiden en zuidwesten, waar het hoge struikgewas een vrijwel perfecte camouflage bood voor hun opmars. Het was eerder die dag voor de Duitsers al een succesvolle tactiek gebleken, maar ze stuitten nu op sterkere tegenstand van de Rangers. De Duitsers zetten nu wel machinegeweren en mortieren in en bestookten eigenhandig de zwak bemande posities van de Rangers met granaten, voordat ze zichzelf werkelijk in de actie stortten. Onder het schrille geluid van de fluitjes van de Duitsers (om de aanval mee te kunnen leiden) ontvouwde zich een chaotisch gevecht waarin beide partijen letterlijk in het wilde weg schoten. Gedurende dat gevecht kregen de Rangers het bevel vooral niet in het wilde weg te schieten, omdat vanaf nu elke kogel kostbaar was.
Om 03.00 uur volgde de derde Duitse aanval. Deze ontvouwde zich ongeveer net als de tweede aanval. Onder begeleiding van dezelfde fluitjes werd er met zwaar, doch onzorgvuldig vuur geschoten. Het mortiervuur viel met name op de positie waar de door de Rangers gevangen genomen Duitsers zich bevonden. Dit keer echter wisten de Duitsers verder naar het oosten door te stoten, nabij het hoofdkwartier van Lieutenant Colonel Rudder. Hierbij werd door de perimeter van E Company gebroken. Daar ontstond een intens vuurgevecht waarbij er aan de zijde van de Rangers bijna veertig doden vielen. De twintig overlevenden werden gevangengenomen door de Duitsers en naar een commandopost een kilometer verderop gebracht. De Rangers van de overige compagnieën kwamen er al vrij snel achter dat E Company was verslagen, aangezien er vanuit hun voormalige positie werd geschoten door de Duitsers. Dat leidde tot de beslissing om terug te trekken. Ook de commandopost werd ontruimd. De Duitsers wisten nu door het struikgewas heen te komen en de Rangers gestaag in een tangbeweging te sluiten.
Rond 04.00 uur voegden vijftig Rangers zich bij de Rangers die zich al reeds op de Pointe bevonden. Ze verschansten zich daar in een geďmproviseerde verdedigingsstelling. Voor zonsopgang zouden ze weinig kunnen doen om de verdediging beter te organiseren. Op dat moment kreeg Lieutenant Colonel Rudder te horen dat E Company “vernietigd” was, al zou ‘geneutraliseerd’ een betere term zijn geweest. D Company was een bijna zelfde lot beschoren, maar kon nog gedeeltelijk standhouden en was op dat moment breed verspreid langs de kustweg. Tijdens de laatste gevechten, waarbij de hoofdmacht van de Rangers zich terugtrok, waren ze genoodzaakt geweest om zich niet in het strijdgewoel te mengen omdat ze zich in een extreem kwetsbare situatie bevonden.
De volgende ochtend bleven de overlevenden van D Company roerloos liggen tussen het struikgewas. De Duitsers ondernamen geen zoektocht naar hen. De grootste zorg voor de overgebleven Rangers van D Company waren de scheepsbombardementen van eigen zijde. De granaten sloegen in op korte afstand, maar veroorzaakten geen doden of gewonden. Aan het eind van de middag leek het geluk hen eindelijk mee te zitten: vier Sherman-tanks rolden de kustweg over, maar werden niet gevolgd door infanterie. Kort daarna vertrokken de tanks weer. De Duitsers kwamen op dat moment weer terug om machinegeweren op te stellen langs de kustweg, waarna de Rangers zich klaarmaakten om nog een nacht te blijven liggen in het struikgewas.
Het was inmiddels 7 juni en de eenheid van Rudder telde slechts nog minder dan 90 inzetbare Rangers van de oorspronkelijke 225 (reservetroepen die op Omaha Beach landen niet meegerekend, omdat slechts enkelen door de barričres rond Pointe du Hoc wisten te breken). Ze waren nu in een tang gedreven waarbij ze gedwongen waren veel gewonnen terrein prijs te geven. Nu, verspreid over enkele hectaren, in een slecht verdedigde positie, waren ze een gemakkelijk doelwit voor een genadeloos artilleriebombardement van hun opponenten en voor daarop volgende infanterieaanvallen. Daar zou het de volgende dagen echter niet meer in dezelfde intensiteit als de uren daarvoor van komen.
Met de artilleriesteun van de slagschepen in zee (waaronder de USS Texas) wisten de Rangers alsnog stand te houden. In de namiddag van 7 juni verbeterde de situatie iets voor hen toen een extra peloton met rantsoenen en ammunitie bij de Pointe landde. Tegen middernacht raakten de Rangers in contact met een patrouille afkomstig van St-Pierre-du-Mont, slechts een kilometer van hun eigen positie af. In de vroege loop van de volgende ochtend wisten het 116th Infantry Regiment en het 5th Ranger Batallion zich bij de overige manschappen te voegen, waardoor het succes van Pointe du Hoc definitief was.
Nog steeds wordt de succesvolle aanval op Pointe du Hoc beschouwd als een militaire operatie die boven het normale uitstijgt. Zelfs jaren na de aanval vroegen de Rangers zich nog af hoe ze het klaar hadden gespeeld. Onder zwaar vijandelijk vuur wisten ze middels drijfnatte touwen een klif van bijna veertig meter te bedwingen en daarna het omringende gebied in te nemen. De Rangers verrichtten de moeilijkste taken onder zware omstandigheden.
Zo was aalmoezenier Joseph Lacy met de overige troepen geland onder vijandelijk vuur, waar hij de gehele dag de gewonden uit het water trok en hen op het strand zich over hen ontfermde en een laatste gebed uitsprak. Hij zou hier later het Distinguished Service Cross voor ontvangen, de op één na hoogste militaire onderscheiding in de Verenigde Staten. Ook Sergeant Lomell en zijn pelotonscommandant 2nd Lieutenant George F. Kerchners namen deze medaille later in ontvangst voor hun aandeel in het uitschakelen van de houwitsers. Staff Sergeant Jack Kuhn ontving voor zijn rol in het uitschakelen van de houwitsers het Silver Star Medal. Lieutenant Colonel Rudder kreeg tevens het Distinguished Service Cross, voor zijn bijzonder moedige optreden, leiderschap en juiste beslissingen, ondanks het feit dat hij uiteindelijk tot drie keer toe gewond raakte. Alle Rangers zouden later een Presidential Unit Citation ontvangen.
Nadat de rust op Pointe du Hoc eenmaal was teruggekeerd, kon de balans opgemaakt worden. Van de 225 man die deel uitmaakten van de landing, raakten er 35 gewond en sneuvelden er 80. De uren na de uitschakeling van de houwitsers waren de Rangers genoodzaakt stand te houden met slechts 90 man. De reservetroepen die op Omaha Beach landden omdat er niet tijdig een signaal van Pointe du Hoc gezonden kon worden, hadden eveneens te maken met zware verliezen. A en B Company raakten beide bijna de helft van de mannen kwijt, terwijl C Company uiteindelijk 38 (van de 64) slachtoffers telde.
Ondanks het feit dat er geen kanonnen werden gevonden op Pointe du Hoc zelf, valt het belang van het succes niet te ontkennen. De kanonnen, die zich verder landinwaarts bevonden, zouden veel schade aan hebben kunnen richten in de Amerikaanse invasiesectoren Utah Beach en Omaha Beach. Hiermee zouden niet alleen de Amerikanen op problemen stuiten, maar de Britten en Canadezen ook. Laatstgenoemden zouden in dat geval te maken krijgen met een sterker geconcentreerde oppositie van de Duitse zijde, en mogelijk was de Britse en Canadese invasie in een patstelling terecht gekomen. De inname van Pointe du Hoc was zodoende cruciaal.