Titel: | Berlin at War - Life and Death in Hitler’s Capital, 1939-1945 |
Schrijver: | Roger Moorhouse |
Uitgever: | The Bodley Head London |
Uitgebracht: | augustus 2010 |
Pagina's: | 432 |
ISBN: | 9780224080712 |
Omschrijving: |
Vrijdag 1 september 1939 was voor de Berlijners een dag die aanvankelijk begon als elke andere. Kinderen maakten zich klaar om naar school te gaan en volwassenen bereidden zich voor op een nieuwe werkdag of op hun huishoudelijke taken. Wie aan de ontbijttafel een blik wierp in de ochtendkrant kon lezen dat kinderen het komende weekend voor de halve prijs de Berlijnse zoo mochten bezoeken en dat een Duitse autocoureur met zijn Mercedes de snelste rondetijd had gereden op de Grand Prix van Belgrado. Er werd ook melding gemaakt van gewelddadige incidenten tegen de etnische Duitsers in Polen, maar zulke berichten waren de afgelopen weken wel vaker te lezen geweest. Er leek geen vuiltje aan de lucht. Maar schijn bedroog, want Duitse troepen waren vroeg in de ochtend de Poolse grens overgestoken. De Berlijners konden dit nieuws die ochtend via de radio vernemen, waarop Hitlers toespraak voor de Rijksdag uitgezonden werd. Hij bevestigde dat zijn leger Polen was binnengevallen, zogenaamd als reactie op Poolse vijandige acties (die in werkelijkheid in scène gezet waren door de Duitsers). Op de terugweg naar de Rijkskanselarij vanaf de Kroll Opera, waar de Rijksdag na de Rijksdagbrand van februari 1933 zetelde, werd de Führer niet begroet door de gebruikelijke uitzinnige menigte. Er heerste een gelaten, zelfs neerslachtige sfeer in de hoofdstad. Met de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog nog vers in het geheugen vreesden de Berlijnse burgers een nieuw bloedvergieten. En zeker niet onterecht, want de Duitse invasie in Polen vormde het begin van de Tweede Wereldoorlog. Ze zouden de oorlog zelf de komende jaren aan den lijve ondervinden. In “Berlin at War” beschrijft de Britse historicus Roger Moorhouse het leven in Berlijn tijdens de periode 1939 tot 1945. Niet de leiders van het Derde Rijk of de commandanten van de Wehrmacht spelen de hoofdrol, maar gewone mensen in hun dagelijkse omgeving. Het gaat over de veranderingen waarmee zij werden geconfronteerd, zoals de gevolgen die de verduistering had op hun levens en hoe ze voortaan distributiebonnen nodig hadden voor hun dagelijkse inkopen. Maar dit waren slechts kleine ongemakken die verbleekten in vergelijking met hetgeen hen te wachten stond. De geallieerde luchtbombardementen, die vooral vanaf 1943 in hevigheid toenamen, brachten de oorlog tot in de woonwijken van Berlijn. Moorhouse behandelt uitvoerig hoe de Berlijners hiermee omgingen en welke invloed de bommenterreur op hun levens had. Hij neemt de lezer mee in de schuilkelders en naar de straten die bezaaid lagen met puin, waaronder de overblijfselen van slachtoffers soms dagenlang bleven liggen. Tussendoor besteedt hij ook aandacht aan de geruchten die ondertussen de ronde deden onder de bewoners van Berlijn. Zo zouden allerlei wilde dieren, waaronder slangen en alligators, tijdens een bombardement ontsnapt zijn uit de zoo en de buurt onveilig maken. Een door Moorhouse aangehaalde ooggetuige vertelt hoe ze op een dag een hongerige herdershond door de puinhopen zag struinen; pas toen enkele bewakers achter het dier aangingen, begreep ze dat het een ontsnapte wolf was. Niet enkel de geruchtenmachine, maar ook de zwarte humor van de Berlijners was onuitroeibaar. Moorhouse verwijst onder andere naar de afkorting LSR, die eigenlijk Luftschutzraum (schuilruimte) betekent, maar tegen het einde van de oorlog bekend kwam te staan als “Leer snel Russisch”. Behalve de gevolgen van de oorlog en in het bijzonder de luchtbombardementen behandelt Moorhouse ook de duistere kanten van het nazi-regime, zoals die in Berlijn merkbaar waren. Zo schrijft hij over de onderdrukking van het (communistische) verzet, het omvangrijke informantennetwerk van de Gestapo en de concentratie- en dwangarbeiderskampen in de hoofdstad. Natuurlijk ontkomt Moorhouse er niet aan om het lot van de Berlijnse Joden te behandelen. De meesten van hen werden gedeporteerd, maar anderen bleven daarvan gevrijwaard dankzij hun gemengde huwelijk of door onder te duiken. In februari 1943 leken ook de Joodse mannen die getrouwd waren met een Arische vrouw ten prooi te vallen aan het deportatiebeleid. Moorhouse beschrijft hoe vervolgens hun vrouwen zich verzamelden bij het gebouw aan de Rosenstrasse, waar hun echtgenoten vastgehouden werden. Ze eisten de vrijlating van hun mannen, een uniek moment in de geschiedenis van de Holocaust. Joodse onderduikers, vanwege hun leven buiten het zicht U-Boote genoemd, hadden het nog moeilijker en liepen voortdurend het risico verraden te worden. Het is daarom verrassend hoeveel Joden in het hart van nazi-Duitsland onderdoken en nog verrassender hoeveel Ariërs hen daarbij hielpen. Indrukwekkend zijn de voorbeelden die Moorhouse noemt van de Berlijners die een onderduikplek boden aan hun Joodse medemens. Eén van hen is Otto Weidt, de bedrijfsleider van een borstel- en bezemfabriek, die ervoor probeerde te zorgen dat zijn Joodse medewerkers gevrijwaard bleven van deportatie. Van de 56 Joden die hij hielp, overleefde de helft de oorlog. Schokkend is het verhaal van Stella Goldschlag dat door Moorhouse verteld wordt. Deze knappe Joodse vrouw, die dankzij haar blonde haar een Arisch voorkomen had, verraadde vele honderden of misschien zelfs wel duizenden Joodse onderduikers aan de Gestapo. Ondertussen bleef haar eigen familie niet gevrijwaard van deportatie. Eerder schreef Moorhouse een boek over de verschillende aanslagen (en pogingen daartoe) die op Hitler gepleegd werden. Het vlot geschreven boek werd in het Nederlands uitgegeven als “Hitler: de aanslagen”. Zijn nieuwe boek over Berlijn is nog niet vertaald, maar heeft ook zeker voldoende potentie om een Nederlands publiek te boeien. Moorhouse heeft een journalistieke manier van schrijven: hij weet belangrijke geschiedenisfeiten over te brengen aan de hand van boeiende anekdotes en persoonlijke verhalen. Hij komt niet met nieuwe historische feiten en wetenschappelijke inzichten, maar vertelt het veelzijdige en meeslepende verhaal van het sociale leven in Berlijn tijdens de oorlog. Dat doet hij aan de hand van al eerder gepubliceerde werken, zoals dagboeken en autobiografieën van Berlijners, maar ook interviewde hij zelf in Berlijn meerdere ooggetuigen. Ook het werk van enkele buitenlandse correspondenten, zoals de Amerikaan William Shirer, vormde voor hem een belangrijke bron. Door uitvoerig te citeren uit deze egodocumenten brengt hij de geschiedenis dichterbij de lezer. Het nadeel daarvan is wel dat het niet altijd even duidelijk is hoe representatief zijn bronnen zijn. Zo trekt hij meerdere keren conclusies over de stemming en het moreel onder de Berlijners (of de Duitsers) aan de hand van de woorden van enkele personen of een rapport van de Sicherheitsdienst; misschien gaat hij daarbij soms net iets te kort door de bocht. Maar het eindeloos afwegen en nuanceren van bronnen zou niet passen bij de opzet van dit boek. Juist door de vlotte schrijfstijl en het ontbreken van droge wetenschappelijke relazen is dit een boek dat een brede doelgroep zal weten aan te spreken. De Engelse tekst hoeft geen belemmering te zijn voor iedereen met een gemiddelde beheersing van deze taal. Een Nederlandse vertaling lijkt in elk geval nog niet verwacht te worden, maar dat ligt waarschijnlijk niet aan de kwaliteit van het boek, want Moorhouse heeft opnieuw een heel lezenswaardig werk afgeleverd. |
Beoordeling: | Zeer goed |