TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Stella Goldschlag (1922-1994)

    Inleiding

    Ze was jong, aantrekkelijk, goed gekleed en had aan mannelijke aandacht geen gebrek. Het enige dat blonde schoonheid Stella Goldschlag tegen zat was haar Joodse afkomst. Tijdens haar tienerjaren ervoeren zij en haar ouders in Berlijn het antisemitisme van de nazi’s aan den lijve. Gedurende de oorlog dreigde deportatie voor het hele gezin, maar om dat te voorkomen nam Stella een besluit waarvoor ze na de oorlog zou moeten boeten. Ze ging werken voor de Gestapo en was in deze rol samen met haar partner en latere echtgenoot Rolf verantwoordelijk voor het opsporen en inrekenen van vermoedelijk wel honderden Joden die vervolgens werden afgevoerd naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ze was de schrik van elke Joodse onderduiker in de Duitse hoofdstad en groeide in het naoorlogse Duitsland uit tot de symbolisering van het ultieme kwaad.

    Jeugdjaren en antisemitisme

    Op 10 juli 1922 werd Stella Goldschlag geboren in Berlijn als het enige kind van Gerhard Goldschlag en zijn vrouw Toni. De Goldschlags vierden weliswaar de belangrijkste Joodse feestdagen, maar waren volkomen geassimileerd in de Duitse samenleving. Haar vader had tijdens de Eerste Wereldoorlog meegevochten in het leger van de Duitse keizer en voelde zich boven alles een Pruis. Het moet voor hem dan ook hard aangekomen zijn dat hij in 1935 zijn werk op het Berlijnse kantoor van een Franse filmjournaalproducent niet langer mocht uitvoeren vanwege zijn Joodse afkomst. Daarna probeerde hij carrière te maken als componist, maar ook daar waren zijn mogelijkheden als Jood klein. Hij werd door de Kulturbund , een door Joodse kunstenaars in juli 1933 opgerichte zelfhulporganisatie voor door het beroepsverbod getroffen Joden, gedwongen zich toe te leggen op Joodse muziek, terwijl het juist de Duitse muziek was die hij zo liefhad. In hetzelfde jaar van zijn ontslag, werd ook zijn dochter geconfronteerd met het antisemitisme van de nieuwe machthebbers. Hoewel ze zich net als haar vader bovenal een Duitser voelde en ze met haar blauwe ogen en blonde haar had kunnen doorgaan voor een ‘Arische’ werd ze vanwege haar Joodse afkomst van de openbare middelbare school gestuurd. Ze moest haar schoolopleiding voortzetten op een Joodse privéschool in de Berlijnse wijk Grunewald, waarvoor ze vanwege de armoede van haar ouders een beurs kreeg.

    Op de Joodse school maakte de altijd stijlvol geklede Stella met haar knappe uiterlijk veel indruk op haar medeleerlingen. Ze was vroeg rijp en met haar verhalen over seksualiteit bracht ze de hoofden van jongens op hol en wist ze preutse meisjes te biologeren. Door medeleerlingen werd ze na de oorlog vergeleken met Hollywoodster Marilyn Monroe. Een leven vol glitter en glamour in de Verenigde Staten stond echter ver af van de dagelijkse realiteit voor Stella en haar ouders als leden van een minderheid die steeds meer rechten ontnomen werd. Stella’s vader was tijdens de pogroms in de Kristallnacht in november 1938 weliswaar ontsnapt aan geweld en arrestatie doordat hij tijdelijk ondergedoken was, maar hij besloot daarna dat het moment gekomen was om met zijn vrouw en dochter het land te verlaten. Zonder geld en invloed was dat echter op dat moment erg moeilijk. Terwijl de internationale gemeenschap wist van de discriminerende maatregelen tegen de Joden en de Kristallnacht alom werd afgekeurd, hanteerden vrijwel alle landen strenge immigratiequota, inclusief de Verenigde Staten. Op het Amerikaanse consulaat kreeg Gerhard Goldschlag te horen dat het nog ongeveer twee jaar zou duren voordat hij en zijn gezin daar welkom waren. Ook andere emigratiepogingen faalden en er zat voor de Goldschlags niets anders op dan in Duitsland te blijven.

    Eerste oorlogsjaren

    In 1939, het jaar dat de oorlog uitbrak, lukte het Stella ondanks alles toch te werken aan haar toekomst en plezier te maken. Ze studeerde aan een Joodse kunstacademie, waar ze in totaal twee jaar lessen zou volgen met de bedoeling om modeontwerpster te worden. In haar vrije tijd zong ze in een Joods jazzbandje. Ook in de liefde ging het haar voor de wind, want in oktober 1941 trouwde ze met Manfred Kübler, de leider van de band. Maar ontsnappen aan discriminatie kon ze niet. Net als andere Joden werd ze in september 1941 gedwongen de Jodenster te dragen en moest ze datzelfde jaar verplicht gaan werken in de oorlogsindustrie, waardoor ze voorlopig niet gedeporteerd werd. Ze werkte eerst in een fabriek van Siemens waar elektromotoren geproduceerd werden en later in een munitiefabriek. Alleen op haar werk droeg ze haar ster, zodat ze zich buiten werktijd vrij kon bewegen en kon doen wat ze wilde. Ook tijdens de zogenaamde Fabrikaktion in februari 1943, toen de laatste in Berlijn overgebleven Joden in werkplaatsen en fabrieken werden opgepakt, had ze geluk en wist ze te ontkomen aan arrestatie. Samen met haar moeder, die in dezelfde fabriek werkte, wisten ze tijdens de razzia dankzij hun blonde haar en blauwe ogen gemakkelijk door te gaan voor niet-Joodse arbeiders. Stella’s man Manfred slaagde er niet in om uit handen van de nazi’s te blijven en werd tijdens de actie opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz, waar hij vermoedelijk omgekomen is.

    Na de Fabrikaktion gingen Stella en haar ouders ondergronds. Vervalser Günther Rogoff, een medestudent van Stella op de kunstacademie, vervaardigde een identificatiebewijs voor haar zodat ze zich niet voortdurend verborgen hoefde te houden. Haar aantrekkingskracht op mannen had ze nog niet verloren en terwijl ze op een voorjaarsdag in 1943 in de wachtrij van een winkel stond, ontmoette ze de opera-acteur Rolf Isaaksohn die in 1944 haar tweede echtgenoot zou worden. Hij was net als zij van Joodse afkomst, maar kon met zijn knappe uiterlijk ook doorgaan voor een Italiaan, waardoor ook hij zich relatief veilig in het openbaar kon vertonen. De charmante Rolf en de verleidelijke Stella vormden een aantrekkelijk koppel. Aan hun prille geluk kwam op 2 juli 1943 plotseling een einde. Terwijl Stella op haar minnaar wachtte in een café werd ze opgemerkt door Inge Lustig, een kennis van haar. De Joodse vrouw was een zogenoemde Greifer wat inhield dat ze de Gestapo assisteerde bij het opsporen en arresteren van Joodse onderduikers. Stella kon niet ontsnappen en werd ingerekend door de Gestapo-agenten die Inge Lustig begeleidden. Ze werd meegenomen naar het Gestapo-bureau aan de Burgstrasse 26 waar ze in een cel in de kelder bruut ondervraagd werd. Haar ondervragers hadden ontdekt dat haar valse identiteitsbewijs het werk was van Günther Rogoff en wilden van Stella de verblijfplaats van de voortvluchtige vervalser te weten komen. Ze werd geschopt en geslagen en met een pistool bedreigd, maar omdat ze werkelijk niet van Rogoffs verblijfplaats op de hoogte was, kon ze haar beulen geen nuttige inlichtingen verschaffen.

    Nadat haar ondervragers hadden geconcludeerd dat ze niets wilde of kon loslaten, werd Stella overgebracht naar de vrouwengevangenis aan Bessemerstrasse, vlakbij het vliegveld Tempelhof. Ze zat slechts enkele dagen gevangen in de smerige cel, want ze wist te ontsnappen tijdens een tandartsbezoek buiten de gevangenis, waarvoor ze toestemming had gekregen nadat ze had geklaagd over een acuut gebitsprobleem. Eenmaal terug in de buitenwereld werd ze herenigd met haar ouders die intussen ook ondergedoken waren. Ze vonden met zijn drieën onderdak in een pension aan de Kaiserallee (tegenwoordig de Bundesallee) in het westen van Berlijn. Het was maar kort dat ze van haar herwonnen vrijheid kon genieten, want minder dan een halve dag na haar ontsnapping werd ze opnieuw opgepakt door de Gestapo. Tegelijkertijd werden dit keer ook haar ouders opgepakt. Haar vader en moeder, die voor de Gestapo geen waarde hadden, werden overgebracht naar het doorgangskamp aan de Grosse Hamburger Strasse 26. Stella zelf werd weer ondervraagd in de gevangenis aan de Bessemerstrasse, want de Gestapo was er nog steeds ten onrechte van overtuigd dat ze kon helpen met het lokaliseren van de vervalser Rogoff. Toen het gevangenisgebouw op 23 augustus 1943 door bommen geraakt werd tijdens een grootschalig Brits luchtbombardement, de grootste tot dan toe, brak er grote paniek uit onder de gevangenen. Terwijl meerdere vrouwen in de vlammen stierven, wist Stella echter te ontsnappen. Opnieuw was ze op vrije voeten.

    Collaboratie met de Gestapo

    In plaats van op de vlucht te slaan, besloot Stella na haar tweede ontsnapping zich vrijwillig te melden in het verzamelkamp aan de Grosse Hamburger Strasse 26. Ze deed dat uit liefde voor haar ouders die hier nog steeds verbleven. Al tijdens haar jeugd was ze erg afhankelijk van hen geweest en een toekomst zonder hen aan haar zijde was voor haar ondenkbaar. Nog altijd hield de Gestapo vast aan de veronderstelling dat Stella de verblijfplaats van Rogoff kende en ze werd weer ondervraagd. Dit keer werd ze verder onder druk gezet. Als ze niet zou meewerken aan het opsporen van de vervalser, zouden zij en haar ouders op transport naar Auschwitz gezet worden. Stella besloot daarom te doen alsof ze over nuttige informatie beschikte over Rogoff en ging met twee andere Joodse collaborateurs van de Gestapo op ‘jacht’ naar hem. Nadat haar twee compagnons hadden ontdekt dat ze helemaal niets wist, werd ze met haar ouders alsnog op de transportlijst naar Auschwitz gezet. Intussen was haar man Rolf ook gearresteerd door de Gestapo en gerekruteerd om te helpen met het oppakken van Joodse onderduikers. Ook Stella kreeg het aanbod om te collaboreren met de Gestapo. In ruil zouden zijzelf en haar ouders niet gedeporteerd worden. Ze ging in op het duivelse aanbod, een beslissing die ze na de oorlog tot haar dood zou moeten betreuren.

    Stella en Rolf gingen na hun rekrutering door de Gestapo onderdeel uitmaken van de Jüdischer Fahndungsdienst (Joodse opsporingsdienst), een groep van ongeveer twintig jonge mannen en vrouwen die bekend stonden als Greifer (vangers). Voor elke Joodse onderduiker die dankzij hen ingerekend kon worden, ontvingen ze een premie van 200 Rijksmark. Met een revolver op zak en een pas die hen identificeerde als Gestapo-medewerkers konden ze zich vrij door de stad bewegen zonder een Jodenster te hoeven dragen. De uitvalsbasis van de Greifer was eerst het verzamelkamp aan de Grosse Hamburger Strasse 26 en later in het gebouw van de afdeling pathologie van het Joodse hospitaal. De premiejagers waren hier in aparte ruimtes ondergebracht en hadden aan voedsel geen gebrek. De vroegere politieman Walter Dobberke, die in dienst van de Gestapo was getreden in de rang van SS-Hauptscharführer en het bevel voerde over het verzamelkamp, was de chef van de Joodse opsporingsdienst. Stella en Rolf waren vermoedelijk zijn meest succesvolle, en in elk geval beruchtste, medewerkers. Ze werkten vaak samen, maar gingen ook individueel op jacht naar onderduikers.

    Het blonde vergif

    Met haar aantrekkingskracht op mannen en goede geheugen voor namen, was Stella zeer geschikt als Greifer. Datzelfde gold voor Rolf, die door getuigen omschreven is als gewetenloos en gewelddadig. In zijn lange leren jas en met een gleufhoed op zag hij eruit als een echte Gestapoman. Stella en Rolf opereerden onder meer in uitgaansgebieden, waar Joden zich nog steeds vertoonden om even te kunnen ontsnappen aan de spanning of saaiheid van hun alledaagse bestaan als onderduiker. Stella en Rolf kenden veel van deze onderduikers van naam of gezicht. Terwijl Rolf zijn slachtoffers vaak met zijn revolver bedreigde en geweld gebruikte voordat hij hen overleverde aan de Gestapo ging Stella meestal ingenieuzer te werk. Met haar knappe uiterlijk was ze een geschikt lokaas. Eén van haar mannelijke slachtoffers, die de oorlog overleefde doordat hij kon ontsnappen uit de trein naar Auschwitz, verklaarde hoe Stella hem op een dag had aangeklampt om hulp. Het leven als onderduikster viel haar zogenaamd zwaar en ze had honger. De man was bereid haar te helpen en nam haar mee naar een café waar hij in werkelijkheid in de val werd gelokt en gearresteerd door de agenten van Dobberke. Ook begraafplaatsen behoorden tot het jachtgebied van Stella. Wanneer Joodse mannen of vrouwen hun niet-Joodse echtgenoot of echtgenote hadden begraven, stond Stella klaar om de niet langer door zijn of haar huwelijk geprivilegieerde Jood over te leveren aan de Gestapo.

    Hoeveel Joden door toedoen van Stella en Rolf opgepakt werden is onduidelijk, maar mogelijk waren het er honderden. In het bijzonder Stella werd alom gevreesd binnen de onderduikersgemeenschap. "Ze had de reputatie dat ze in staat was om verstopte Joden en deserteurs te ruiken", aldus Holocaustoverlevende Inge Deutschkron. Ze werd tijdens en na de oorlog alom gehaat door Joden en groeide uit tot de verpersoonlijking van het kwaad. Er was na de oorlog veel persaandacht voor haar activiteiten tijdens de oorlog. "Het blonde spook" of "het blonde vergif", zo werd ze in de kranten genoemd. "Jodin stuurde al haar vrienden naar de gaskamer", zo kopte een sensatiebeluste avondkrant in West-Berlijn naar aanleiding van de rechtszaak die in oktober 1957 tegen haar gevoerd werd.

    Ondergang

    De ondergang van Stella volgde na de oorlog. De eerste nederlaag ervoer ze echter al in februari 1944. Ondanks haar protesten bij commandant Dobberke werden haar ouders toen alsnog op transport gezet. Niet naar Auschwitz-Birkenau, maar naar kamp Theresienstadt in Tsjechië. Daar zouden ze verblijven tot oktober. Om haar ouders de moeilijke tijd door te helpen stuurde ze brood naar hen op. Van zowel haar moeder als vader ontving ze een kaart vanuit het kamp. In oktober stopte het contact: Gerhard en Toni Goldschlag werden die maand vanuit Theresienstadt overgebracht naar Auschwitz-Birkenau, waar ze allebei vermoord werden. Intussen was er tussen Stella en Rolf steeds vaker sprake van onenigheid en felle ruzies waarbij Stella soms geslagen werd door haar minnaar. Omdat commandant Dobberke vreesde dat de twee verder uit elkaar zouden groeien en hij aldus de controle zou verliezen over het succesvolle jagersduo, dwong hij hen te trouwen. Op 29 oktober 1944 traden Rolf en Stella in het huwelijk. Dobberke had gehoopt dat het huwelijk stabiliteit zou brengen en dat Rolf als echtgenoot meer invloed op Stella zou hebben. Dat bleek niet het geval. Aan de tijd dat het verliefde tweetal succesvol jaagde op onderduikers kwam echter die herfst definitief een eind.

    Rolf en Stella waren seksueel op elkaar uitgekeken en gingen allebei buitenechtelijke relaties aan. In februari 1945 raakte Stella zwanger, vermoedelijk van Heino Meissl, een onderduiker die in september 1944 in handen van Greifer gevallen was en in het verzamelkamp in het Joodse hospitaal terecht gekomen was. Vanwege twijfels over zijn afkomst (hij beweerde zelf dat hij een "halfjood" was) en omdat er geruchten waren dat hij over invloedrijke connecties binnen de nazitop beschikte, was hij nog niet op transport gezet. Een gelukkig leven met haar nieuwe minnaar en de vader van haar kind zat er niet in. Hoewel hij de oorlog overleefde zou hij zijn dochter Yvonne, die geboren werd in oktober, nooit zien. Het meisje zag het levenslicht in Liebenwalde, een plaatsje ten noorden van Berlijn waar de zwangere Stella de laatste maanden van de oorlog ondergedoken was om uit handen te blijven van zowel de nazi’s als het Rode Leger, dat op 16 april 1945 begon aan de verovering van Berlijn. Op 2 mei 1945 was Berlijn in Sovjethanden en kwam het Derde Rijk ten val. Stella werd gearresteerd door de plaatselijke politie en haar kind werd van haar afgenomen. Haar dochtertje werd overgedragen aan een verpleegster en kwam later bij pleegouders terecht. Stella zou haar nooit meer terugkrijgen.

    Na de oorlog

    Na haar arrestatie wist Stella de politie eerst nog ervan te overtuigen dat ze een slachtoffer van de nazi’s was. Maar toen ze begin 1946 voor identificatie werd overgebracht naar de Joodse Gemeente in Berlijn viel ze door de mand. Voor de Joodse overlevenden in Berlijn was Stella een begrip, de verpersoonlijking van het kwaad. Nadat ze door medewerkers van de Joodse Gemeente was kaalgeknipt en uitgescholden werd ze overgebracht naar het politiebureau aan de Alexanderplatz dat onder controle van de Sovjetautoriteiten stond. Na hier verhoord te zijn werd ze voor een Sovjettribunaal gebracht. De drie rechters hadden slechts enkele minuten nodig om haar te veroordelen tot 10 jaar lang dwangarbeid. Van haar gevangenschap bracht ze twee jaar door in het voormalige naziconcentratiekamp Sachsenhausen, gevolgd door acht jaar in achtereenvolgens de gevangenissen van Torgau en Hoheneck, beide in de Sovjet-bezettingszone, later de DDR. Voorafgaand aan haar vrijlating werd ze opgenomen met tuberculose in het hospitaal van de gevangenis Waldheim in Saksen. Nog niet helemaal hersteld van haar ziekte kwam ze na haar vrijlating in West-Berlijn terecht, waar ze hoopte om met haar dochter herenigd te worden en te kunnen beginnen aan een nieuw leven in vrijheid. Het zou haar allebei niet lukken. Ondanks dat ze meerdere pogingen deed om het gezag over haar dochter terug te krijgen, slaagde ze daar niet in. Ook toen haar dochter Yvonne volwassen was, weigerde deze contact met haar door zovelen gehate moeder. Stella werd bovendien een jaar na haar vrijlating uit Sovjetgevangenschap opnieuw aangeklaagd, nu door de West-Duitse autoriteiten in West-Berlijn.

    Onder grote belangstelling van de media begon op 20 juni 1957 in West-Berlijn het tweede proces tegen Stella. Ze werd aangeklaagd voor medeplichtigheid aan de moord op een onbekend aantal personen, waarschijnlijk honderden. De rechtszaak duurde vier dagen. Meerdere getuigen werden door de openbaar aanklager opgeroepen en schetsten een beeld van Stella als een meedogenloze misdadigster. Een psychiater had voorafgaand aan het proces al vastgesteld dat Stella een schizoïde psychopaat was. Stella zelf probeerde medelijden te wekken door haar slechte gezondheid aan te voeren en te vertellen over het verdriet om het verlies van haar kind. Ze ontkende de beschuldigingen en noemde zich een "slachtoffer van de tijd". Volgens haar was de rechtszaak een Joods complot tegen haar: de Joden zouden altijd al jaloers zijn geweest op haar knappe uiterlijk. De rechtbank kon er tot op zekere hoogte nog begrip voor opbrengen dat ze met de nazi’s had gecollaboreerd om haar ouders van deportatie te redden, maar veroordeelde de ijver en omvang van haar daden waarmee ze ook doorgegaan was nadat haar vader en moeder op transport gezet waren. Hoewel de aanklagers vijftien jaar hadden geëist, werd Stella veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf. Echter, omdat ze al tien jaar gevangen had gezeten in de Sovjetbezettingszone hoefde ze niet opnieuw de cel in. Bij een tweede behandeling van haar zaak, in 1972, kwam de West-Berlijnse rechtbank niet tot een ander oordeel.

    Stella zou tot haar dood nog drie keer hertrouwen. De laatste jaren van haar leven sleet ze in eenzaamheid. Haar dochter was geëmigreerd naar Israël, waar ze werkte als verpleegster. Stella vulde haar dagen met televisiekijken, was depressief en kon enkel met slaappillen in slaap komen. In 1994 pleegde de eens door Joodse onderduikers gevreesde vrouw op 72-jarige leeftijd zelfmoord door uit het raam van haar Berlijnse appartement te springen. Het naoorlogse lot van Rolf Isaaksohn, haar tweede echtgenoot met wie ze samen op Joodse onderduikers had gejaagd, is onbekend. Ondanks dat de Berlijnse politie al snel na de oorlog een opsporingsbevel tegen hem uitvaardigde, zou hij nooit opgespoord en ter verantwoording voor zijn daden worden geroepen.

    Definitielijst

    antisemitisme
    Antisemitisme is een benaming voor een vijandige houding ten opzichte van joden op grond van bepaalde vooroordelen. Er kan sprake zijn van religieus, racistisch en politiek anti-semitisme waarbij de tweede variant toepasbaar is op het antisemitisme binnen het Derde Rijk.
    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    Jodenster
    Davidster op een gele ondergrond die in Nazi-Duitsland en de bezette gebieden tijdens WO II door de Joden moest worden gedragen.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    razzia
    Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden Joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.
    Rode Leger
    Leger van de Sovjetunie.
    Theresienstadt
    Stad in Tsjechië, hier hadden de nazi's een modelconcentratiekamp ingericht.

    Afbeeldingen

    Stella Goldschlag, ook wel 'het blonde vergif' genoemd. Bron: Wikipedia.
    Stella wordt op 16 maart 1946 door politiecommissaris Jean Blome ondervraagd over haar activiteiten tijdens de oorlog. Bron: National Archives and Records Administration.

    Informatie

    Artikel door:
    Kevin Prenger
    Geplaatst op:
    01-10-2017
    Laatst gewijzigd:
    15-03-2024
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde boeken

    In de schaduw van Schindler
    Stella
    Jews in Nazi Berlin: From Kristallnacht to Liberation