Titel: | Hitler: De Aanslagen |
Auteur: | Roger Moorhouse |
Uitgever: | Nieuw Amsterdam |
Uitgebracht: | 2006 |
Pagina's: | 362 |
ISBN: | 9789046802472 |
Bijzonderheden: | Vertaald vanuit het Engels door Jaap de Berg; de oorspronkelijke titel is Killing Hitler: The Third Reich and the Plots against the Führer. |
Omschrijving: |
De aanslagen op Hitler vormen een onderwerp dat al vele mensen jarenlang bezighoudt. Historici hebben vastgesteld dat tegen het leven van Hitler niet minder dan 42 complotten zijn gesmeed. Deze lijst is zelfs nog verre van volledig. Diverse van deze complotten zijn uitgegroeid tot serieuze aanslagen. Het idee dat één van deze aanslagen geslaagd zou zijn, leidt tot allerlei speculaties: hoeveel levens zouden er gespaard kunnen zijn, hoeveel strijd had er kunnen worden voorkomen, hoeveel lijden had er kunnen worden vermeden? Zou de geschiedenis van Europa, en vooral van Duitsland, niet heel anders zijn verlopen? De meeste hedendaagse lezers zullen waarschijnlijk beamen dat het vermoorden van Hitler een goede zaak zou zijn geweest, althans intuïtief. Maar toen Hitler nog leefde, bestond hierover veel minder eensgezindheid. Er werd door diverse personen en groeperingen nagedacht en hevig gediscussieerd over de vraag of men wel 'voor God kon spelen' en of men wel verraad kon plegen jegens een politiek leider, zeker in oorlogstijd. De militairen hadden Hitler ook nog eens onvoorwaardelijke gehoorzaamheid gezworen. Daarnaast vroeg men zich af welke gruwelen er wellicht op Hitlers dood zouden volgen; wie zou hem opvolgen? Wat zouden de represailles zijn? Historicus Roger Moorhouse begint zijn boek met een uitgebreide analyse van Hitlers beveiligingsapparaat. Vanaf het allereerste begin van zijn politieke carrière besefte Adolf Hitler dat hij lijfwachten nodig had. Hiervoor had hij een klein groepje vertrouwelingen in dienst. Daarnaast had hij een groepje mannen in dienst die zich bezighielden met algemene veiligheid, zoals het bewaken van vergaderzalen. Dit groepje mannen groeide in 1921 uit tot de Sturmabteilung (SA). In 1923 werd besloten de Stabswache op te richten, een elitewacht met mannen uit de gelederen van de SA, voor Hitlers persoonlijke bescherming. Toen deze echter ten prooi viel aan geruzie binnen de SA, werd een nieuwe lijfwacht in het leven geroepen, de Stosstrupp, bestaande uit ongeveer 100 man. Toen Hitler in 1925 uit de gevangenis kwam, keerde ook de lijfwacht terug, maar de Stabswache werd omgedoopt in Schutzstaffel (SS). Deze nam langzaam in omvang toe: eind jaren '20 waren er nog maar 280 SS'ers, een groot contrast met de 60.000 man sterke SA. Terwijl Hitler zich meer en meer voordeed als een fatsoenlijk politicus en zo in zijn maag kwam te zitten met de erop los knokkende, proletarische SA, werd in 1932 onder Josef Dietrich een permanente beveiligingsdienst voor de Führer georganiseerd, het SS-Begleitkommando 'Der Führer', gerekruteerd uit de gelederen van de SS. In 1933 riep Heinrich Himmler het Führerschutzkommando in het leven, een eenheid die de 'absolute veiligheid' van Hitler moest garanderen en naast alle andere organisaties bestond. Deze eenheid was echter geen lang leven beschoren en werd al snel opgenomen in de gewone politie. Vervolgens richtte Josef Dietrich de Leibstandarte Adolf Hitler op, die belast werd met de bewaking van tal van gebouwen, de Rijkskanselarij, luchthavens en Hitlers woning. In 1935 kwam er nog een eenheid bij, de door Himmler opgerichte Reichssicherheitsdienst (RSD). Deze diende Hitler en prominente regeringsleden te beschermen. Er werd afgesproken dat het SS-Begleitkommando het escortewerk op zich nam, terwijl de Leibstandarte lijfwachten en bewakers zou leveren en de RSD de gewone politie zou bijstaan met surveillance en onderzoek. Het wordt al snel duidelijk dat de talloze organisaties onduidelijk en chaotisch geregeld waren en overlappende taken hadden. Daarnaast voerden ze hun taken ook simpelweg niet naar voldoening uit. Moorhouse schrijft: "Van nature wantrouwig als Hitler was, kon hij niet toestaan dat maar één persoon de zeggenschap had over zijn veiligsheidsapparaat. En hij liet zich ook graag leiden door hetzelfde uitgangspunt waarop zijn politieke intriges berustten - het principe van de 'organisatorische chaos'. Het hield in dat tal van organisaties en individuen ertoe werden aangezet in onderlinge concurrentie één en dezelfde taak uit te voeren. Die concurrentie zou, dacht hij, de efficiency ten goede komen." Maar deze organisatorische chaos zorgde voor verwarring: "Bij één gelegenheid gaf Hitler zijn chauffeur opdracht harder te rijden om te ontsnappen aan een vreemde auto die zich bij zijn colonne had gevoegd. Zonder het te weten ontsnapte hij daardoor aan een stel van zijn eigen lijfwachten." Moorhouse beschrijft vervolgens de twintig belangrijkste aanslagen. Hij begint met de poging van Maurice Bavaud, een student aan een seminarie. Zijn precieze beweegredenen zijn onbekend, maar hij lijkt zich zorgen te hebben gemaakt over Hitlers vervolging van de katholieke kerk. Bavaud kocht een pistool, reisde naar Duitsland en won omzichtig inlichtingen in over Hitlers beveiliging en mogelijkheden dicht bij hem te komen. De beste gelegenheid zou zich voordoen tijdens het defilé ter herdenking van de Putsch op 9 november 1938 in München. Hij vond een plek op de tribune, maar toen Hitler langs kwam lopen, bleek hij niet goed te kunnen richten. Hermann Göring en Heinrich Himmler liepen vlak naast Hitler, en ook de menigte, de SA-bewakers en de bewegende stoet ontnamen hem de gelegenheid te schieten. Een andere opmerkelijke poging die een grote kans van slagen had, is die van Georg Elser, een meubelmaker met communistische ideeën. Hij kon amper ook maar een karige boterham verdienen en koesterde een grote haat jegens Adolf Hitler. Hij ging vastberaden aan de slag met het maken van een bom, die hij wilde plaatsen in de Bürgerbräukeller in München. Hij wist alles wat hij nodig had te stelen en acht maanden lang was hij bezig met het ontwerpen en testen van zijn bom. Vervolgens reisde hij naar München, waar hij iedere dag naar de Bürgerbräukeller ging. Hier verstopte hij zich tot na sluitingstijd, waarna hij 's nachts weer tevoorschijn kwam en aan de slag ging met het uitbikken van een ruimte in een stenen pilaar. Hierna plaatste hij de bom, die verbonden was met een tijdmechanisme. Hitler bleef echter niet lang in de bierhal: hij wilde diezelfde avond nog terug naar Berlijn en vertrok daarom al om 21:07 uur. Dertien minuten later ontplofte de bom. Er vielen 8 doden en 62 gewonden, maar Hitler was ondertussen al onderweg naar Berlijn. Lange tijd waren Elsers precieze beweegredenen onduidelijk en pas lang na de oorlog kreeg hij een plaats in de gelederen van het Duitse verzet. Pas in 1998 werd in zijn woonplaats Königsbronn een gedenkteken ter ere van Georg Elser onthuld. In tegenstelling tot de onbekendere aanslagen, waaronder die van Bavaud en Elser, wordt in het boek natuurlijk ook uitgebreid aandacht besteed aan de acties van de Abwehr, de inlichtingendienst van de Wehrmacht, en die van de groep rondom Henning von Tresckow en Claus Schenk Graf von Stauffenberg (zie ook: Aanslag en staatsgreep van 20 juli 1944). Opvallend is dat de beschrijving op de achterzijde van het boek en de inleiding een valse indruk geven van de inhoud van het boek. Er wordt geschreven dat de 'twintig belangrijkste aanslagen' van de 'niet minder dan 42 complotten' in het boek aan de orde komen, terwijl de meeste van deze twintig niet eens noemenswaardige plannen waren, laat staan aanslagen. Het is zeer opmerkelijk verder dat er gesproken wordt over aanslagen met exploderende ratten, infiltratie in de SS en hypnose van Rudolf Hess, terwijl dit slechts terloops in een enkele regel genoemd wordt, laat staan dat dit serieuze plannen waren. Slechts een handjevol complotten groeide uit tot serieuze aanslagen, terwijl het boek initieel een hele andere, spectaculairdere indruk wekt. Het boek pretendeert meer te zijn dan het is en blaast de aanslagengeschiedenis behoorlijk op. Een ander negatief punt is dat Moorhouse soms wel erg gedetailleerd de achtergrond van een bepaalde persoon of organisatie beschrijft. Zo worden bijvoorbeeld twintig pagina's gewijd aan irrelevante details over de Poolse Ondergrondse en haar werkwijze, maar slechts dertien pagina's aan acties van de Poolse Ondergrondse die daadwerkelijk tegen Hitler gericht waren, hoewel het zelfs twijfelachtig is of dit wel een opzettelijke aanslag was en het bewijs voor deze actie summier is. Door het inslaan van deze zijwegen raakt de rode lijn van het verhaal nogal eens uit zicht. Al met al is Moorhouse erin geslaagd een zeer duidelijk, interessant en diepgaand overzicht te geven van de aanslagen op Hitlers leven. Het boek leest als een spannende roman en zal iedere geïnteresseerde in het verzet tegen Hitler of de persoon Hitler zelf zeker boeien, maar door de overdreven spectaculaire introductie vallen de 'aanslagen', die dikwijls nog niet eens de planningsfase bereikten, enigszins tegen. |
Beoordeling: | Zeer goed |