In 1871 ontstond het "Deutsche Reich" ten gevolge van de Frans-Duitse oorlog. De tot dan toe voornamelijk door Pruissen gedomineerde marines werden samengevoegd tot één Reichsmarine. Aan het eind van de 19e eeuw had ook Duitsland diverse torpedoboten in dienst. Als gevolg van de ontwikkelingen bij de torpedoboten, ontstonden uiteindelijk kort voor de Eerste Wereldoorlog ook de torpedobootjager als antwoord op de torpedoboot. Toch zou het nog tot kort voor de Tweede Wereldoorlog duren voordat men in Duitsland daadwerkelijk over de Torpedobootjager ofwel Zerstörer zou spreken.
Daar waar op internationaal gebied als spoedig in antwoord op de ontwikkelingen bij de torpedoboot er werd overgegaan tot de productie van grotere torpedobootjagers, liep die ontwikkeling in Duitsland hierop achter. De torpedoboot werd gezien als een kleine snelle aanvalsboot met als doel het uitvoeren van aanvallen op vijandelijke vlooteenheden. Als antwoord hierop werd een verdedigend scheepstype ontwikkeld, de torpedobootjager. In de praktijk bleek de torpedobootjager qua bewapening echter veelal een groter type torpedoboot welke voor een ander doel werd ingezet. Binnen de Duitse Reichsmarine aan het eind van de 19e, begin 20e eeuw was er dan ook geen formeel verschil tussen de torpedoboot en de torpedobootjager. Ze werden allen volgens eenzelfde nummering genummerd, waarbij het nummer werd vooraf gegaan door een letter, welke de bouwer typeerde.
Hoewel vanaf 1912 voor het eerst de term torpedobootjager naast de termen grote torpedoboot of Hochsee Torpedoboot werd gebruikt, bleef de Reichsmarine formeel de term torpedoboot gebruiken voor zowel torpedoboten als torpedobootjagers. Na de Eerste Wereldoorlog werd de Duitse Reichsmarine sterk gereduceerd en werden er lange tijd tot ver in het interbellum geen torpedobootjagers gebouwd. Door de restrictie in waterverplaatsing bouwde men in de jaren 1920 alleen een aantal modernere torpedoboten. Met het ontstaan van de Kriegsmarine kwam hier echter verandering in.[1][2]
Vanaf 1934 ontwierpen de Duitsers weer nieuwe torpedobootjagers, aangeduid als Zerstörer (Z). Een zestal typen torpedobootjagers zouden tot het einde van de Tweede Wereldoorlog worden gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog werd in de jaren 1950-1960 de Bundesmarine opgebouwd. De eerste torpedobootjagers die deze nieuwe marine ontving, waren Amerikaanse torpedobootjagers van de Fletcher-klasse. Deze werden gevolgd door een in eigen land ontworpen en gebouwd type. Hierna volgde nog maar één klasse van dit type, voordat het type in 2003 bij de Bundesmarine verdween. De Oost-Duitse Volksmarine had geen torpedobootjagers in dienst. Na de eenwording van de twee Duitslanden was er nog maar één klasse torpedobootjagers in gebruik tot 2003.
Vanwege de hardnekkige houding binnen de Reichsmarine kan pas van het Type 1934 gesproken worden over een echte torpedobootjager. Alle typen hiervoor vielen qua nummering onder de torpedoboten. Het Type 1934 werd een basisontwerp voor diverse hierop volgende klassen. De Type 1934 Torpedobootjager werd ook wel aangeduid als de Z 1-Klasse of de Leberecht Maass-klasse. Er werden vier schepen gebouwd in deze klasse.[3]
Type 1934 Torpedobootjagers (1935) |
||
Leberecht Maass (Z 1) |
Deutsche Werke, Kiel |
|
Georg Thiele (Z 2) |
Deutsche Werke, Kiel |
|
Max Schultz (Z 3) |
Deutsche Werke, Kiel |
|
Richard Beitzen (Z 4) |
Deutsche Werke, Kiel |
De 12 torpedobootjagers van de Type 1934A Torpedobootjager werden in de jaren 1935 tot en met 1937 gebouwd en waren een iets verbeterde versie van de Type 1934 Torpedobootjagers. Met name de boeg werd iets aangepast om de zeewaardigheid te vergroten. Dit type werd ook wel aangeduid als Z 5-klasse of Paul Jacobi-klasse.[4][5]
Type 1934A Torpedobootjager (1935) |
||
Paul Jacobi (Z 5) |
Deschimag, Bremen |
|
Theodor Riedel (Z 6) |
Deschimag, Bremen |
|
Hermann Schoemann (Z 7) |
Deschimag, Bremen |
|
Bruno Heinemann (Z 8) |
Deschimag, Bremen |
|
Wolfgang Zenker (Z 9) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Hans Lody (Z 10) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Bernd von Arnim (Z 11) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Erich Giese (Z 12) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Erich Koellner (Z 13) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Friedrich Ihn (Z 14) |
Blohm & Voss, Hamburg |
|
Erich Steinbrinck (Z 15) |
Blohm & Voss, Hamburg |
|
Friedrich Eckoldt (Z 16) |
Blohm & Voss, Hamburg |
Het Type 1936 Torpedobootjager werd ook wel aangeduid als Z 17-klasse dan wel Diether von Roeder-klasse. De zes schepen uit deze klasse waren van een ontwerp dat was afgeleid van de Type 1934 Torpedobootjagers en de Type 1934A torpedobootjager. Alle door ervaring ontdekte tekortkomingen van die voorlopers werden bij deze klasse aangepakt. De stabiliteit van de schepen was sterk verbeterd door het reduceren van het gewicht van de bovenbouw. De boeg werd wederom aangepast, waardoor minder water over de boeg kwam bij zwaar weer en hoge snelheid. De schepen waren onder te verdelen in twee groepen, waarbij de laatste drie schepen een nog beter gevormde boeg ontvingen.[6][7]
Type 1936 Torpedobootjager (1937) |
||
Diether von Roeder (Z 17) |
Deschimag, Bremen |
|
Hans Lüdemann (Z 18) |
Deschimag, Bremen |
|
Hermann Künne (Z 19) |
Deschimag, Bremen |
|
Karl Galster (Z 20) |
Deschimag, Bremen |
|
Wilhelm Heidkamp (Z 21) |
Deschimag, Bremen |
|
Anton Schmitt (Z 22) |
Deschimag, Bremen |
Nadat werd besloten het ontwerpen van een Type 1937 torpedobootjager niet voort te zetten, werd teruggegrepen op het ontwerp van het Type 1936. Hierbij werd met name de vuurkracht vergroot door het gebruik van een zwaarder type geschut. Eigenlijk bedoeld als serie van vijftien schepen, werd de klasse in twee gesplitst op basis van kleine verschillen tussen de eerste acht en de laatste zeven schepen. De eerste acht schepen werden bekend las Type 1936A torpedobootjager of ook wel Z 23-klasse.[8]
Type 1936A Torpedobootjager (1939) |
||
Z 23 (1939) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 24 (1940) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 25 (1940) | Deschimag, Bremen |
|
Z 26 (1940) | Deschimag, Bremen |
|
Z 27 (1940) | Deschimag, Bremen |
|
Z 28 (1940) | Deschimag, Bremen |
|
Z 29 (1940) | Deschimag, Bremen |
|
Z 30 (1940) | Deschimag, Bremen |
De Type 1936A(Mob) torpedobootjager was een voortzetting van de Type 1936A Torpedobootjager volgens een snellere bouwmethode door gebruikmaking van simpeler technieken. Behalve het eerste schip, de Z 31 (1941), werden alle schepen bewapend met een dubbel geschut in de voorste geschutskoepel. Alle schepen werden nog tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik genomen, waarbij één schip verloren ging en de rest de oorlog al dan niet beschadigd overleefde.[9]
Type 1936A(Mob) Torpedobootjager (1940) |
||
Z 31 (1941) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 32 (1940) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 33 (1941) | Deschimag, Bremen |
|
Z 34 (1942) | Deschimag, Bremen |
|
Z 37 (1941) | Germaniawerft, Kiel |
|
Z 38 (1941) | Germaniawerft, Kiel |
|
Z 39 (1941) | Germaniawerft, Kiel |
Tijdens de strijd in Nederland in mei 1940, werd de Nederlandse torpedobootjager Hr. Ms. van Galen (1928) bij Rotterdam tot zinken gebracht. Het schip van de zogenaamde Admiralen-klasse (1926) werd in oktober 1940 door de Duitsers gelicht en getracht te repareren. In oktober 1941 werden de pogingen het schip in gebruik te kunnen nemen opgegeven.[10]
ZH 3-klasse (1940) |
||
ZH 3 (1940) ex Hr. Ms. van Galen (1928) |
Wilton-Fijenoord, Rotterdam |
Een andere Franse torpedobootjager waarvan werd getracht deze bij de Kriegsmarine in gebruik te nemen was de Cyclone (1925), een schip uit de Franse Bourrasque-klasse (1924). De Fransen hadden getracht het schip te vernietigen ten einde te voorkomen dat het in Duitse handen viel. In oktober 1940 begonnen de Duitsers met reparaties en herbouw. Dit werd echter in augustus 1941 opgegeven.[11]
ZF 4-klasse (1941) |
||
ZF 4 (1941) ex Cyclone (1925) |
Forges et Chantiers de la
Méditerranée, Le Havre |
De Type 1936B Torpedobootjager, ook wel Z 35-klasse, bestond uit acht torpedobootjagers, waarvan er drie nog tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik werden genomen en drie in 1940 werden afbesteld. Het was de laatste klasse waarvan schepen nog operationeel werden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bij dit type werd terug gegrepen op lichter hoofdgeschut, 128 mm. Daar tegenover werd het luchtafweer bij deze klasse uitgebreid met vierling luchtafweergeschut.[12][13]
Type 1936B Torpedobootjager
(1942) |
||
Z 35 (1942) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 36 (1940) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 40 (1940) |
Germaniawerft, Kiel |
|
Z 41 (1940) |
Germaniawerft, Kiel | |
Z 42 (1940) |
Germaniawerft, Kiel | |
Z 43 (1943) | Deschimag, Bremen |
|
Z 44 (1944) | Deschimag, Bremen |
|
Z 45 (1943) | Deschimag, Bremen |
De Duitse Kriegsmarine maakte twee torpedobootjagers buit van de Gerard Callenburgh-klasse (1939). Deze klasse bestemd voor de Nederlandse Koninklijke Marine. Drie van de vier schepen waren ten tijde van de Duitse inval in mei 1940 al te water gelaten. Eén schip, de Hr. Ms. Isaac Sweers (1940) wist naar Engeland te ontkomen en werd daar verder afgebouwd. Eén schip, de Hr. Ms. Philips van Almonde (1939) werd op de scheepswerf vernield en later door de Duitsers gesloopt. Van de overige twee schepen werd één schip door de Duitsers afgebouwd en in gebruik genomen. Het laatste schip werd aanvankelijk tot zinken gebracht ter voorkoming dat het in Duitse handen viel. De Kriegsmarine liet het lichten en wilde het aanvankelijk afbouwen en in gebruik nemen. Deze afbouw werd uiteindelijk afgebroken, waarna het schip werd gesloopt.[14]
De Griekse torpedobootjager Vasilefs Georgios I (1938), werd door de Grieken in 1941 tot zinken gebracht, maar werd door de Duitsers gelicht. Na reparaties nam de Kriegsmarine het schip als Hermes (ZG 3) in 1942 in gebruik tot het schip in 1943 door Amerikaanse vliegtuigen werd beschadigd en later door de Duitsers tot zinken werd gebracht.
De vijf Type 1936C Torpedobootjagers, ook wel Z 46-klasse, werden in 1941 en 1943 besteld. Alleen de eerste twee schepen werden op stapel gezet maar waren bij het eindigen van de Tweede Wereldoorlog nog niet gereed en werden in 1945 door Geallieerde troepen opgeblazen. Als basis bewapening voor deze torpedobootjagers zouden dienen, drie geschutskoepels met elk twee stuks nieuw 128 mm geschut dat geschikt was voor oppervlakte gebruik en als luchtafweer kon dienen.[15][16]
Type 1936C Torpedobootjager
(1943) |
||
Z 46 (1943) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 47 (1943) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 48 (1943) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 49 (1943) |
Deschimag, Bremen | |
Z 50 (1943) |
Deschimag, Bremen |
De Duitse Kriegsmarine heeft getracht gedurende de Tweede Wereldoorlog twee voormalige Franse torpedobootjagers van de Le Hardi-klasse (1938) in gebruik te nemen. Beide schepen werden onafgebouwd op de werf in Frankrijk buitgemaakt maar werden uiteindelijk niet afgebouwd en niet meer in gebruik genomen.[17]
ZF 2-klasse (1943) |
||
ZF 2 (1943) ex ZF 6 (1943) ex L'Opiniâtre (1941) |
Forges et Chantiers de la
Gironde, Bordeaux |
|
ZF 7 (1943) ex L'Aventurier (1942) |
Forges et Chantiers de la
Gironde, Bordeaux |
De Type 1942 Torpedobootjager zou een ontwerp worden dat werd aangedreven door dieselmotoren, waar stoom aangedreven motoren tot dan toe standaard waren. Maar liefst vier ontwerpen waren nodig voordat er één prototype werd gebouwd. Het enige schip dat in deze klasse op stapel werd gezet, de Z 51, werd in 1945 door Britse bommenwerpers tot zinken gebracht.[18]
Type 1942 Torpedobootjager (1944) |
||
Z 51 (1944) |
Deschimag, Bremen |
In 1943 werden vijf torpedobootjagers besteld welke zouden worden aangedreven door diesel motoren en bewapend dienden te worden met radar gestuurd geschut. Hoewel daadwerkelijk met de bouw van de schepen werd begonnen, kon deze door gebrek aan materialen en vele bomaanvallen op de scheepswerf, slechts zeer langzaam voortgaan zodat in juli 1944 werd besloten de bouw stop te zetten.[19]
Type 1944 Torpedobootjager (1944) |
||
Z 52 (1944) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 53 (1944) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 54 (1944) | Deschimag, Bremen |
|
Z 55 (1944) |
Deschimag, Bremen |
|
Z 56 (1944) |
Deschimag, Bremen |
Na de Tweede Wereldoorlog werd eind jaren 1950 besloten in het toenmalige West-Duitsland weer een leger ter verdediging van het eigen land op te bouwen. Dit werd vooral ingegeven door de pactvorming in Oost Europa en de dreiging die daar vanuit ging. In West-Duitsland werd de zogenaamde Bundesmarine als onderdeel van deze strijdmacht opgebouwd als opvolger van de oude Reichsmarine en de Kriegsmarine uit de Tweede Wereldoorlog. In Duitsland waren geen torpedobootjager meer voorhanden en er was geen infrastructuur aanwezig om zelf schepen te gaan bouwen. Om toch in de behoefte te voorzien werd in eerste instantie een groep torpedobootjagers uit Amerikaanse voorraden gekocht.
Nadat de eigen scheepsbouwindustrie weer was opgebouwd, werden nog twee groepen torpedobootjagers in Duitsland zelf ontworpen en gebouwd voordat voor het doel waarvoor deze schepen dienden, werd overgestapt op meervoudig bruikbare fregatten.
Toen men eind jaren 1950 besloot de West-Duitse Bundesmarine op te bouwen, had men nog geen infrastructuur om zelf schepen te ontwerpen en bouwen. Om in de behoefte van torpedobootjagers te voorzien, werd gekozen tot de aanschaf van een zestal torpedobootjagers uit de Amerikaanse oorlogsvoorraden. Hiertoe werden zes schepen aangekocht uit de Fletcher-klasse (1942). In Duitsland werden de schepen gegroepeerd als Zerstörer 1-klasse met aanduiding Type 119 torpedobootjager. Deze schepen zouden van 1958 tot begin jaren 1980 dienst doen, waarna op twee na alle schepen werden verkocht aan de Griekse Marine.
Type 119 Torpedobootjager (1958) |
||
Zerstörer 1 (D 170) ex USS Anthony (DD-515) |
Bath Iron Works Corp., Bath |
|
Zerstörer 2 (D 171) ex USS Ringgold (DD-500) |
Federal Shipbuilding and
Drydock Company, Kearny, New Jersey |
|
Zerstörer 3 (D 172) ex USS Wadsworth (DD-516) |
Bath Iron Works Corp., Bath |
|
Zerstörer 4 (D 178) ex USS Claxton (DD-571) |
Consolidated Steel
Corporation, Orange, Texas |
|
Zerstörer 5 (D 179) ex USS Dyson (DD-572) |
Consolidated Steel
Corporation, Orange, Texas |
|
Zerstörer 6 (D 180) ex USS Charles Ausburne (DD-570) |
Consolidated Steel
Corporation, Orange, Texas |
Zodra eind jaren 1950 de Duitse industrie in staat was zelf schepen te bouwen, werden vier torpedobootjagers ontworpen en gebouwd voor dienst in de Baltische Zee. Deze Type 101 Torpedobootjagers werden gerangschikt onder de zogenaamde Hamburg-klasse (1960). Deze schepen deden tot in de jaren 1990 dienst, waarna hun rol werd overgenomen door fregatten.[20]
De Type 103 Torpedobootjager (1967) was de laatste klasse torpedobootjagers die voor de (West) Duitse Bundesmarine werden gebouwd. De drie schepen in deze zogenaamde Lütjens-klasse (1967) waren in de Verenigde Staten gebouwde Charles F. Adams-klasse (1959) Geleidewapen torpedobootjagers. De schepen deden dienst bij de Bundesmarine tot hun taak in 2003 werd overgenomen door fregatten.