In deze reeks artikelen (zie ook: bevrijding van Beverlo en bevrijding van Heppen) wordt de periode die voorafging aan Operatie Market Garden beschreven, de gebeurtenissen tussen 6 en 14 september 1944. We volgen de opmars van het Britse XXX Corps vanaf Brussel naar Joe’s Bridge bij Lommel, het startpunt voor Operatie Market Garden. De gevechten waren, tot grote schrik van de Britten, ineens weer net zo intens als die in Normandië. Van een snelle opmars was geen sprake meer, er moest voor elke meter grond gestreden worden.
Nadat Brussel en Antwerpen waren bevrijd hield het Britse Second Army ongeveer vierentwintig uur halt om op adem te komen en om nieuwe plannen voor de verdere opmars te maken. Het volgende doel was zeer ambitieus, men moest de Rijn tussen Wesel (Duitsland) en Arnhem bereiken waarna in een volgende operatie het Ruhrgebied kon worden omsingeld[1]. Gezien de snelle opmars van de voorafgaande weken ging men er vanuit dat dit niet lang zou gaan duren, Eindhoven kon misschien wel in één dag worden bereikt. Wel lagen er twee kanalen op de route, het Albertkanaal en het Maas – Scheldekanaal (nu het Kanaal Bocholt-Herentals) maar de Britten hoopten dat ze ergens wel een intacte brug zouden veroveren. Zo was het de afgelopen weken elke keer gegaan.
Wat de Britten echter niet wisten was dat in de vierentwintig uur dat zij halt hadden gehouden, de Duitsers begonnen waren een nieuwe verdedigingslinie op te zetten. Het brede Albertkanaal was hiervoor uitgekozen en deze linie moest van Antwerpen tot en met Hasselt tegen elke prijs verdedigd worden. Verschillende eenheden werden vanuit Nederland naar het zuiden gedirigeerd om deze nieuwe linie te bemannen.[2]
We beginnen dit artikel in Beringen, van oudsher een rustig stadje op de eeuwenoude handelsroutes tot er in 1903 in de regio steenkolen werden ontdekt. Tussen Beringen en Beverlo werd een groot mijncomplex gebouwd en het mijnafval vormde twee enorme steenbergen (terrils) die het landschap nog steeds domineren.
Om 08:15 uur in de ochtend van 6 september vertrokken de mannen van de Guards Armoured Division en de 2nd Household Cavalry Regiment (2HCR)[3]met weemoed uit de omgeving van Brussel. Een lange dag feesten zat erop en men moest zich weer op de oorlog gaan richten. Zoals gebruikelijk gingen de lichte verkenningsvoertuigen van 2HCR voorop, zij werden gevolgd door het 1st Battalion Welsh Guards. De eerste kilometers gingen zonder enige tegenstand, de stad Diest werd bevrijd zonder een schot te lossen. Ze werden daar, zoals ze nu gewend waren, door een dolenthousiaste bevolking binnengehaald .
De opmars ging vliegensvlug door naar het Albertkanaal. Daar waren echter alle bruggen in de omgeving opgeblazen en de Duitsers openden direct het vuur op de Britten. Zo ook bij Beringen dat tegen 13:00 uur door de mannen van A-squadron 2HCR werd bereikt. De brug was oorspronkelijk gebouwd van steen maar die was door Belgische genisten in mei 1940 tijdens de Duitse inval opgeblazen. De Duitsers hadden ter vervanging een houten brug gebouwd op de restanten van de oorspronkelijke brug. Waarschijnlijk was deze houten brug al op 5 september opgeblazen maar het resultaat van deze poging viel nogal tegen. Er was slechts een gat in de brugdek geslagen en alleen voertuigen konden de brug niet meer gebruiken. Infanteristen konden over dit gat in het wegdek springen en zo toch de overkant bereiken.
Zonder een bruikbare brug kon 2HCR niet verder en dus moest men wachten op de Welsh Guards. Die arriveerden zo’n twee uur later. Direct kreeg No. 2 Platoon van de Prince of Wales Company onder leiding van Lieutenant A.F.Q. Schuldham de opdracht om de overkant te bereiken. Zwaar geweervuur van de mannen van het II-batalion van Grenadier Regiment 723 onder Oberst Vehrenkamp maakte dit echter, zoals de Britten later zelf zeiden, onpraktisch[4] en de aanval werd afgeblazen.
Een nieuw plan werd gemaakt waarbij Sherman tanks van
Zoals gezegd kon de brug alleen nog maar door personen gebruikt worden, maar voertuigen en vooral anti-tankkanonnen waren in het bruggenhoofd dringend nodig. Om zo snel mogelijk een noodbrug te maken werden de aanwezige schepen in het kanaal door lokale schippers of soldaten van de Welsh Guards – de bronnen spreken elkaar tegen – naast elkaar afgemeerd[7]. Samen met een aantal burgers werd er hard gewerkt om hier planken overheen te leggen die als brugdek zouden gaan dienen. Op het moment dat de brug af was en de eerste Jeep er overheen reed schoten de Duitsers erop met artillerie. De burgers hielden het direct voor gezien. Ze vluchtten terug naar hun huizen en deze noodbrug werd niet meer gebruikt. De artilleriebeschieting werd al snel gevolgd door de eerste Duitse tegenaanval die met grote moeite werd afgeslagen. Voor de Britten was nu één ding duidelijk, de dagen van gemakkelijke overwinningen lagen achter hen.
De genisten van 615th Field Company Royal Engineers waren ook gearriveerd en begonnen om 16:30 uur aan de reparatie van de houten brug[8]. Ze werden daarbij geholpen door de eerder gemaakte krijgsgevangenen. In de stromende regen werkten ze de hele nacht door en om 04:00 uur was er een baileybrug over het gat gelegd en konden voertuigen het kanaal oversteken.
De mannen van No. 3 en No. 4 company Welsh Guards hadden laat op de avond van 6 september de opdracht gekregen om de brug om middennacht te passeren en dan uit Beringen te breken. Via Helchteren en Hechtel moesten ze die zelfde dag nog Eindhoven bereiken. Dat liep natuurlijk anders want de brug was pas vier uur later dan gepland af. Toen de brug eindelijk gebruikt kon worden kwamen de voertuigen van de Welsh Guards bij het naderen van de brug al onder artillerievuur te liggen en er werden zes vrachtwagens vernietigd[9]. Alleen de tanks konden op dat moment de brug nog gebruiken. Vanaf de steenbergen bij de mijnen hadden de Duitsers een schitterend uitzicht op de brug en hun artilleriespotters maakten hier goed gebruik van. Accuraat artillerievuur regende vanaf dat moment op en om de brug.
De ambities voor de dag werden nu maar wat naar beneden bijgesteld. Eerst moest Beringen gezuiverd worden en dan kon men pas denken aan een verdere opmars.
Voor de Duitsers was het nieuw veroverde bruggenhoofd een flinke aderlating. De nieuwe linie was nog geen dag oud en de meeste troepen waren nog niet eens gearriveerd, maar er was al een gat in geslagen. Om de situatie bij het Albertkanaal weer te herstellen moest het bruggenhoofd vernietigd worden en Generalleutnant Kurt Chill kreeg deze moeilijke opdracht. Mocht het vernietigen niet lukken, dan moest in ieder geval worden voorkomen dat de Britten zouden kunnen uitbreken. Hiervoor werd, naast een aantal verschillende Fallschirmjäger-eenheden ook de schwere Panzerjäger-Abteilung 559 (Panther) naar het gebied gedirigeerd.[10] Zij verplaatsten zich in de nacht van 6 op 7 september met veertienSturmgeschütze III van de 3. Abteilung richting Beringen. Later zouden ook nog de Jagdpanthers van de 1. en 2. Abteilung ingezet worden.[11]
Om 05:00 uur werd de eerste tegenaanval om de brug te heroveren gelanceerd. De mannen van de nieuw gevormde Kampfgruppe Vehrenkamp waren vastbesloten om de brug, die ze een halve dag daarvoor vrijwel onbeheerd hadden achtergelaten, te vernietigen. Ze kwamen tot ongeveer 200 meter maar de Welsh Guards hadden nét genoeg versterkingen aangevoerd waarmee ook deze aanval werd gestopt.
Terwijl de brug werd gerepareerd hadden de Duitsers dus niet stilgezeten en ze hadden het dorp zwaar geïnfiltreerd. Ook waren er op vrijwel alle uitvalswegen antitankkanonnen geplaatst om een mogelijke uitbraak de kop in de drukken. Toen de aanval door No. 3 en No. 4 Company van start ging werd er dan ook niet veel vooruitgang geboekt, de huizen moesten één voor één worden gezuiverd. Pas tegen het middaguur bereikten de tanks van de Welsh Guards de markt en ze kwamen daar meteen onder zwaar Duits vuur te liggen. Hier werd één tank vernietigd. Dit was niet de laatste tank die de Britten die dag in Beringen zouden verliezen.
Ondertussen waren tien van de veertien Sturmgeschütze onder leiding van Oberleutnant Franz Kopka vanuit het noorden via de spoorlijn om Beringen heen gereden. Nabij station Beringen verliet Kopka het spoor en reed vervolgens richting het dorp. Hij had echter geen slechtere plek uit kunnen kiezen want het gebied, de Muizenheide genaamd, was zeer drassig en meerdere Sturmgeschütze reden zich vast. Uiteindelijk lukte het om er één of twee weer los te trekken, maar dit was geen goed begin voor Kopka! De overgebleven vier Sturmgeschütze waren aan de noordkant van het dorp in positie gegaan in het gebied bij de mijnen.
De Welsh Guards waren ondertussen ook in de buurt van station Beringen aangekomen. Ze hadden aan de rand van Beringen nog een antitankkanon moeten uitschakelen, maar nu leek de weg vrij. Die gedachte duurde maar even want ineens lieten de Sturmgeschütze van zich horen en een vuurgevecht volgde. Volgens Kopka werden er twee Sturmgeschütze en meerdere Britse tanks uitgeschakeld. De numerieke meerderheid van de Britten gaf echter de doorslag en Kopka moest zich met zijn Sturmgeschütze terugtrekken richting het station. De Welsh Guards braken nu echt uit en reden via Heusden naar Helchteren. Hoe het verder met ze ging komt in een volgende artikel aan bod.
Kopka had geen andere keuze dan met zijn resterende Sturmgeschütze weer via dezelfde route, die hij in de ochtend had gebruikt, te vertrekken. Via de spoorlijn lukte het om ongezien naar het noorden om Beringen heen te rijden. Voorbij het mijncomplex kwamen ze hun eigen infanterie tegen en gingen ze in stelling.[12]
Ook onze eigen Prinses Irene Brigade (PIB) raakte betrokken bij de gevechten in Beringen. Een dag eerder, op 6 september, waren er drie mannen gedood en 16 gewond in een Duitse hinderlaag. De colonne voertuigen werd tussen Leuven en Diest plotseling onder vuur genomen door Duits geschut. Tijdens de ongekend snelle opmars van de geallieerden waren er namelijk vele Duitse eenheden gepasseerd. Die zochten nu zo goed en zo kwaad als dat ging een weg terug naar hun eigen linies. De PIB had de pech een van deze groepen tegen te komen en dubbel pech omdat ze ook direct het vuur openden. Met grote moeite wist men de situatie weer onder controle te krijgen, maar het was een zwarte dag voor de brigade.[13]
Op 7 september om 09:00 uur kreeg Gevechtsgroep 1 van de PIB de opdracht om de verdediging van de brug over te nemen. Ze werden ondersteund door twee Britse artillerie eenheden en ook door een sectie tanks. Hierdoor hadden de Welsh Guards meer troepen vrij om het bruggenhoofd uit te breiden. De mannen passeerden de brug en groeven zich in, maar het duurde niet lang voordat vijf manschappen gewond raakten door inkomende artillerie. De Duitsers lanceerden gedurende de dag meerdere aanvallen op het nog steeds piepkleine bruggenhoofd. Ze werden allemaal door de PIB afgeslagen waarbij nog eens drie Nederlanders gewond raakten.
Op 8 september werd vrijwel de hele brigade bij Beringen ingezet om het bruggenhoofd te beveiligen en om nog meer Britse troepen vrij maken. Zoals we in het volgende artikel kunnen lezen, waren die elders hard nodig.
De Irish Guards kregen op 7 september om 03:00 uur de opdracht om zich klaar te maken om de brug over te steken en de noordkant van het bruggenhoofd te versterken. Het duurde echter tot 13:00 uur voordat ze eindelijk de oversteek konden maken. Het zuiveren van het dorp door de Welsh Guards nam veel meer tijd in beslag dan van te voren werd gedacht. De Irish Guards namen daarom deze taak van ze over en No. 1 company was de rest van de middag nog in het dorp bezig om de achtergebleven Duitsers op te sporen en uit te schakelen. Dit werd ze niet makkelijk gemaakt, want ze lagen de hele middag onder artillerievuur. Dat was ook afkomstig van de resterende Sturmgeschütze van Kopka’s compagnie die zich rond de mijnen en de steenbergen verschanst hadden.
Om een einde te maken aan de accurate artilleriebeschietingen moest het bruggenhoofd nu snel worden uitgebreid richting het noorden en dan specifiek het mijncomplex. De Duitse artilleriespotters maakten, zoals de Britten correct vermoedden, goed gebruik van steenbergen die hen een schitterend uitzicht op Beringen en de brug over het Albertkanaal gaven. Om 15:30 uur ging de aanval van start, ondersteund door twee zware en één medium regiment artillerie. Het eerste obstakel was de Zwarte Beek want de voorste Sherman tank zakte namelijk prompt door de brug heen en kwam vervolgens muurvast te zitten. Een andere route was nodig en al snel viel het oog op de trambrug. Deze bleek gelukkig wel sterk genoeg. De Duitsers hadden dit gevaar ook gezien en direct na het passeren van de brug werd de voorste tank in brand geschoten. Het daarvoor verantwoordelijke Sturmgeschütz werd direct daarna vernietigd. De eerste steenberg werd veroverd en ook een groot deel van de fabrieken in het mijngebied wisselden van eigenaar. Dit had meteen een positief effect, want het Duitse artillerievuur nam daarna niet alleen in volume af, het was ook veel minder accuraat.[14] Het werd echter al donker en vrijwel alle tanks trokken zich voor de nacht terug uit de frontlinie, het was grotendeels aan de infanterie om deze te bewaken.
De volgende ochtend werden de Irish Guards afgelost, al verloren ze kort daarvoor nog wel twee Sherman tanks door vuur van Sturmgeschütze. Ze vertrokken uit Beringen en werden ingezet in Helchteren. De Coldstream Guards namen het stokje over en maakten zich klaar om richting Beverlo en Leopoldsburg aan te vallen. Ook hun verhaal vervolgen we in de volgende artikelen.
Op 7 en 8 September werd het bij de brug tijdelijk rustiger. De Duitse beschietingen waren nog niet helemaal gestopt, maar er waren geen grote aanvallen meer op de brug. Om 08:00 uur op 9 september volgde echter nog één laatste poging om de brug te vernietigen. Langs het kanaal waren gedurende de nacht ongeveer 25 mannen van het II-Batalion, Fallschirmjäger-Regiment 6 onder Oberleutnant Ulmer richting de brug geslopen. Ze werden ondersteund door negen genisten van de Leibstandarte SS Adolf Hitler van de Waffen-SS die de brug moesten opblazen. Het was de bedoeling dat dit een grote aanval vanuit meerdere hoeken en met meerdere eenheden zou zijn, maar alleen de mannen onder Ulmer gingen van start.
Van een solide geallieerde frontlinie was op dat moment nog lang geen sprake. Daarom bleek niet moeilijk om ongezien een route richting de brug te vinden. Na kilometers lopen hadden ze de brug tot op ongeveer 500 meter genaderd maar toen hoorden ze verderop zwaar motorgeronk. Een verkenningspatrouille werd door de ochtendnevel naar voren gestuurd. Enige tijd later kwamen de mannen terug met het nieuws dat ze honderden Britse vrachtwagens hadden gezien waarbij de Britse soldaten nietsvermoedend aan het ontbijt zaten.
Deze vrachtwagens waren van een bevoorradingsgroep van de 8th Armoured Brigade[15], die zich enkele kilometers achter de frontline volkomen veilig voelde. Plotseling kwamen ze echter onder zwaar Duits vuur te liggen, maar ze reageerden direct en verdedigden zich met hand en tand met alle wapens die ze maar konden vinden. Er volgden twee uren van zware en chaotische gevechten waarbij de Duitsers 33 vrachtwagens wisten te vernietigen. Deze konden snel vervangen worden maar het kwam wel op een moment dat de Britten eigenlijk geen vrachtwagens konden missen. De brug werd niet bereikt, laat staan vernietigd. Van alle kanten voerden de Britten versterkingen aan en de Duitsers hadden uiteindelijk geen andere keus dan zich terug te trekken, ook deze laatste poging was mislukt. Ulmer raakte die nacht gewond aan zijn hoofd en werd de volgende ochtend gevangen genomen.
De Prinses Irene Brigade kreeg om 14:00u de opdracht om met twee gevechtsgroepen het terrein aan de oostkant van het Albert kanaal tot vier kilometer ten noorden van de brug te zuiveren. Bij deze actie namen ze 45 Duitsers krijgsgevangen en raakte niemand gewond.[16]
De gevechten bij de brug in Beringen waren nu echt voorbij.