Nadat Beverlo in de ochtend van 8 september door de Britten was bevrijd (zie: bevrijding van Beverlo), wilden ze direct doorstoten om vervolgens Leopoldsburg aan het einde van de dag te bereiken. Daarvoor moesten ze echter wel door Heppen en daar hadden de Duitsers, die het debacle in Beverlo hadden overleefd, zich op terug getrokken. Heppen moest voor hen behouden blijven en ze gingen de Britten een zware prijs laten betalen voor de bevrijding.
Opnieuw waren het de mannen van de Coldstream Guards die de aanval zouden uitvoeren. De commandant van 5th Battalion Coldstream Guards (Infanterie), Lieutenant-Colonel E.R. Hill, had de ambities van de dag wel naar beneden bijgesteld. Het eerste doel werd het station halverwege tussen Beverlo en Heppen. De soldaten van No. 1 Company en Shermantanks van No. 1 Squadron van 1st Battalion Coldstream Guards (Tanks) moesten de klus klaren. Tegenover de Britten stonden Duitse parachutisten van I. Bataillon, Fallschirmjäger-Regiment 2 onder Major Finzel. Zij werden ondersteund door het gemechaniseerd geschut van schwere Panzerjäger-Abteilung 559 (Panther) onder Major Sattler. Deze werden versterkt met de overgebleven infanteristen en het antitankgeschut van het II. Bataillon, Grenadier-Regiment 723. Dit geheel werd ondersteund door de kanonnen van de 17. Batterie en 18. Batterie SS-Artillerie-Ausbildungs- und Ersatz-Regiment.
Om 15:00u op 8 september ging de aanval van start en de infanterie onder Major Feilden rukte op door de bossen aan de linkerkant van de hoofdweg. Na een uur hadden ze zonder noemenswaardige tegenstand het station bereikt maar daar stond een Jagdpanther op de spoorwegovergang van de hoofdweg. Verder oprukken was niet meer mogelijk, er was tankondersteuning nodig om met de Jagdpanther af te rekenen. De mannen trokken zich daarom een stukje terug en groeven zich in, wachtend op hun eigen tanks. Die tanks konden hen echter niet bereiken. Ze hadden eerst getracht om door de bossen aan de linkerkant van de weg aan te vallen, maar kwamen op een open vlakte onder accuraat Duits vuur en konden niet verder. Vervolgens probeerden ze een andere route die dichter bij de hoofdweg lag. Daar aangekomen werden twee tanks vrijwel direct in brand geschoten. De andere tanks probeerden de weg direct weer te verlaten maar vier Shermans liepen hopeloos vast in de zachte berm. De overgebleven zes tanks wisten zich onder dekking van een rookgordijn terug te trekken op de startlijn. Gelukkig lukte het de meeste bemanningsleden van de vastgelopen tanks om in het donker de startlijn te bereiken.
Commandant Hill wilde echter nog niet opgeven en om 16:00u gingen No 4. Company onder Major Schandos-Pole van start en ook zij bereikten zonder problemen de spoorlijn en maakten contact met No.1 Company aldaar. Nadat ze het spoor waren overgestoken kwamen ze onder zwaar Duits vuur vanuit een aantal huizen. Twee van deze huizen werden veroverd, maar Lieutenant Argyle werd gedood en Schandos-Pole zwaar gewond. De radioverbinding met het bataljonshoofdkwartier werd ook nog eens verbroken.
Net als eerder die middag was het de ondersteunende tanks van No.2 Squadron weer niet gelukt om dezelfde route te nemen als de infanterie. Toch lukte het ze om via een kleine omweg bij de invallende duisternis toch de spoorlijn te bereiken. Nabij het station en de ingegraven No 4. Company stonden echter een aantal treinwagons in brand waardoor oprukken in die hoek niet mogelijk was. Iets verder naar het westen werd wel een geschikte plek gevonden om het spoor over te steken waarbij één tank een track verloor en niet verder kon. De rest reed door maar bij het naderen van Heppen reden ze in een volgende Duitse hinderlaag. Het duurde niet lang voordat twee tanks waren geraakt door een goed opgestelde en verscholen antitankkanon, in beide tanks werd één man gedood. Ondanks deze verliezen ging de aanval toch verder en het lukte de eerste Sherman om Heppen vanuit het westen binnen te rijden. Daar had zich, juist om dat te voorkomen, een Jagdpanther van de 559. Schwere Heeres Panzerjäger Abteilung verscholen en de Sherman werd met een welgemikt schot uitgeschakeld. Opnieuw was er een dode te betreuren. Door de drie brandende tanks en een aantal brandende huizen was verder oprukken die nacht niet meer mogelijk. De tanks trokken zich daarom terug op Beverlo zonder die dag veel te hebben bereikt.
De mannen van de No 4 Company zaten echter nog steeds vast in hun hachelijke situatie nabij het station, bijna een kilometer van de rest van het bataljon. Sinds het begin van hun aanval was er door de rest van het bataljon niets meer van ze vernomen en nu ook de tanks onverrichter zaken terugkeerden begon men te vrezen dat de compagnie was vernietigd. Captain Eastman, de plaatsvervangend commandant van de compagnie kreeg toestemming om met een Carrier op onderzoek uit te gaan. Het was die nacht aardedonker. Eastman had geen idee waar de compagnie precies was en hij kende het terrein niet. Het leek op voorhand dus een hopeloze missie. Toch slaagde hij erin om de mannen te vinden en ze, inclusief de gewonden, mee terug te brengen. Voor deze actie kreeg hij een Military Cross.[1]
Gedurende de nacht vielen er vele Duitse granaten op Beverlo waarbij meerdere slachtoffers onder de tankbemanningen van de Coldstreams vielen. In de vroege uren van 9 september volgde zelfs nog een tegenaanval met infanterie. Deze viel samen met de mislukte aanval op de brug bij Beringen (zie artikel 1) maar de Britten wisten deze zonder al te veel problemen af te slaan. De Duitse parachutisten onder Finzel leden echter zware verliezen en het restant trok zich terug op Leopoldsburg.
Er waren nu niet veel troepen meer over die Heppen konden verdedigen, alleen de mannen van het III. Bataillon, Grenadier Regiment 723 waren er nog ingegraven bij de huidige Hoekstraat in Heppen. De verdedigingslinie bij het station, waar enkele uren eerder zo hard gevochten was, was zelfs volledig ontruimt. De laatste overgebleven antitankkanonnen werden gebruikt om de hoofdwegen naar het zuiden en oosten af te schermen. De eerder aanwezige Sturmgeschütze en Jagdpanthers waren allemaal vertrokken. Ook de twee bataljons van de Coldstream Guards hadden op 8 september zware verliezen geleden, 29 mannen waren omgekomen en ruim 130 waren gewond geraakt. Het 1st Battalion (Tanks) had zoveel tanks verloren dat het nodig was om het 1st en 3rd Squadron samen te voegen. Toch maakten men zich klaar voor een nieuwe aanval op Heppen. Artillerie werd naar voren gehaald en begon een zwaar bombardement op de Duitse stellingen. Dit bleek later bijzonder effectief te zijn. Een groot aantal Duitsers was verrast door de beschieting en gedood of gewond. Om 08:45u, nog tijdens de artillerie beschieting, gingen twee compagnieën infanterie in de aanval, No. 2 Company onder bevel van Captain Willoughby viel links van de weg aan richting het station. Aan de rechterkant van de weg waren het de mannen van No 3 Company onder Major William Cavendish die aanvielen.
Willboughby’s mannen bereikten binnen een half uur het totaal verlaten station en trokken door naar het centrum van Heppen. Het oorspronkelijke plan was dat ze daar zouden wachten op No. 3 Company maar de mannen van Cavendish waren meerdere versperringen, zoals omgezaagde bomen, tegengekomen en werden dus vertraagd. Om het momentum in de aanval te behouden kreeg No.2 Company de opdracht om alleen door te gaan naar het centrum. Voorbij het station kwamen ze onder zwaar vuur van een verdekt opgesteld antitankkanon waarbij meerdere manschappen en officieren gedood werden. Toen No.3 Company bij de huizen op de Hoekstraat aankwamen wachtten de Duitsers geduldig met vuren totdat er een grote groep Britten uit dekking was gekomen. Vlak voor ze die huizen konden binnengaan openden de Duitsers het vuur en vele Britten werden gedood of gewond. Zo ook compagniescommandant Major Cavendish. Bij het bestormen van een boerderij werd hij op de drempel van de achterdeur in zijn hart geraakt en viel dood achterover. Cavendish was de zoon van de 10th Duke of Devonshire en dus van adellijke afkomst, zijn titel was Marquess of Hartington. Een paar maanden eerder was hij getrouwd met een zus van John F. Kennedy, de latere president van Amerika.
Er waren zware man tegen man gevechten noodzakelijk en de verliezen in beide kampen waren groot maar de Britten hadden uiteindelijk het overwicht. Naderhand vond men een Britse en een Duitse soldaat die, hoewel dood, elkaar nog steeds bij de keel vast hadden. Een andere dode Duitse soldaat zat nog geknield tegen een hooimijt met zijn geweer nog aan de schouder. Alleen al rond de boerderij waar Cavendish was omgekomen werden later twintig dode Duitsers en tien dode Britten geteld.
Tijdens de aanvallen gedurende de laatste 24 uur waren alle officieren van No.3 Company gedood of gewond, dus nam Company Sergeant-Major Cowley het bevel over. De dood van Cavendish had de troepen geschokt maar onder leiding van Cowley lukte het om de aanval voort te zetten en het dorp in te nemen. Voor zijn leiderschap kreeg hij later de Distinguished Conduct Medal, slechts een stap lager dan het Victoria Cross.
Tegen 10:00u was Heppen bevrijd en om de verwachtte Duitse tegenaanval af te kunnen slaan, werden direct tanks en infanterie als versterkingen aangevoerd. Deze aanval volgde binnen drie uur maar het was slechts een halfzachte poging van drie Jagdpanthers en een compagnie parachutisten onder Finzel. Een regen van artilleriegranaten viel op de Duitsers, die het al snel voor gezien hielden en zich terug trokken op Leopoldsburg.
Die avond werden de Coldstream Guards in Heppen afgelost door de 15/19 Hussars en liepen ze terug naar de mijnen bij Beringen voor een korte maar welverdiende rustpauze. Bij de tweede aanval op Heppen waren 26 mannen omgekomen en nog eens 95 waren gewond geraakt. Twaalf soldaten waren tijdelijk begraven aan de Hoekstraat in Heppen. Er was nu zo’n tekort aan manschappen dat besloten werd om 5th Battalion Coldstream Guards te reorganiseren en No. 3 Company tijdelijk op te heffen. Dit was maar een druppel op een gloeiende plaat want om de drie overgebleven compagnieën op volle sterkte te brengen waren nog eens zeven officieren en zestig manschappen nodig.
Aan de Duitse kant waren de verliezen nog veel groter, op 7 en 8 september waren al honderden soldaten krijgsgevangen gemaakt en daar kwamen op 9 september nog eens 150 bij. Grenadier Regiment 723 was nagenoeg vernietigd en ook de parachutisten onder Finzel waren aardig uitgedund. Naar het aantal doden en gewonden kunnen we slechts gissen, daar zijn geen cijfers van bekend. Een verdere poging om Leopoldsburg te bereiken stond niet meer op de planning. Op 10 september lag de focus op het veroveren van de brug over het Maas-Schelde kanaal bij Lommel, later bekend als Joe’s Bridge. Deze aanval ging van start in het gebied tussen Leopoldsburg en Hechtel, in het volgende artikel gaan we kijken naar de zware gevechten in dit 10 kilometer verderop gelegen dorp.