De in 1939 in dienst gekomen Noorse Torpedobootjager Odin redde op 8 april 1940 opvarenden en militairen van het Duitse troepentransportschip d.s. Rio de Janeiro (1914) en had hiermee een troef in handen om de op handen zijnde invasie van Noorwegen vroegtijdig te ontdekken. Dit werd echter nagelaten. Vanaf 11 april 1940 kwam het schip in Duitse handen en diende als Torpedoboot Panther (1940) tot het in 1945 weer in handen kwam van de Noorse marine die het wederom als torpedobootjager Odin in dienst nam. In 1948 werd het schip geclassificeerd als fregat en in 1959 gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Marinens
hovedverft, Karljohansvern, Horten |
? |
24 januari 1939 |
17 november 1939 |
1959 (verkocht voor sloop) |
Bouwnummer : 126 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
17 november 1939 |
11 april 1940 |
KS Odin (1939), 2.
Marinedistrikt, Sjöforsvaret |
||
11 april 1940 |
mei 1945 |
Torpedoboot Panther
(1940), 7. Torpedobootsflottille, Kriegsmarine |
||
mei 1945 |
1959 |
KNM Odin (F302), Sjöforsvaret |
De Torpedobootjager Odin was het vierde schip uit de Sleipner-klasse (1936). De kiel voor het schip werd in 1938 gelegd als bouwnummer 126 aan de marinewerf Marinens Hovedverft, Karljohansvern in Horten. Op 24 januari 1939 werd het schip te water gelaten en op 17 november 1939 afgeleverd. Na aflevering werd het ingedeeld bij het 2. Marinedistrikt.
Het 735 ton metende schip had een lengte van 74,30 meter en werd aangedreven door twee De Laval stoomturbines. Hiermee kon een topsnelheid van 32 knopen (59,26 km/u) worden bereikt. De 75 koppige bemanning had de beschikking over drie stuks 100 mm geschut, een 20 mm luchtafweergeschut, twee 12,7 mm Colt machinegeweren, twee 533 mm torpedolanceerbuizen en vier dieptebommenwerpers.
In maart 1940 had het schip nog samen met de mijnenlegger KS Olav Tryggvason, de Duitse tanker m.s. Altmark (1937) geëscorteerd in Noorse wateren. Op 8 april 1940 werd het Duitse troepentransportschip d.s. Rio de Janeiro (1914), op weg naar Noorwegen, aangevallen door de Poolse Onderzeeboot ORP Orzel wat leidde tot de ondergang van de Rio de Janeiro. Samen met het wachtschip KS Lyngdal werd de Odin naar het voorval gezonden om eventueel drenkelingen te redden. Hierbij werden een dusdanige hoeveelheid Duitse militairen gered dat de Noren konden weten dat een invasie op handen was.[1]
Vanaf 9 april 1940 was de Odin betrokken bij de verdediging van Kristiansand tegen de Duitse invasie bij Operatie Weserübung. Het schip verdedigde de omgeving tegen aanvallen uit zee en bombardementen uit de lucht. De Odin kon met haar zusterschip KS Gyller (1938) echter niet voorkomen dat de Duitsers op 11 april 1940 de haven innamen en hiermee ook de Odin en Gyller in beslag namen. Beide schepen werden in dienst genomen bij de Kriegsmarine.[2][3]
Naam: | KS Odin |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Marinens hovedverft,
Karljohansvern, Horten |
Bouwnummer: |
126 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager /
Sleipner-klasse (1936) |
Waterverplaatsing: |
735 BRT |
Lengte: |
74,30 meter |
Breedte: |
7,75 meter |
Diepgang: |
4,15 meter |
Aandrijving: |
2x De Laval geschakelde turbines 12.500 pk 2 schachten |
Snelheid: |
32 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
6.482 km bij 15 knopen (27,78
km/h) |
Bewapening: |
3x1 100 mm geschut 1x1 20 mm luchtafweergeschut 2x1 12,7 mm Colt machinegeweren 1x2 533 mm torpedolanceerbuizen 4x dieptebommenwerpers |
Bemanning |
75 |
Bij de Kriegsmarine werd de Odin officieel op 20 april 1940 in dienst genomen als Torpedoboot Panther en ingedeeld bij de 7. Torpedobootsflottille. Hier diende het schip als escorteschip in het Kattegat en de Skagerrak en als opleidingsschip. Vanaf januari 1942 fungeerde het vooral als torpedo zoekschip vanuit Gotenhafen. In dienst van de Kriegsmarine was de bewapening van het schip aangepast tot 1x1 105 mm geschut op het achterschip, een stuk 37 mm geschut en vier stuks 20 mm luchtafweer. De torpedolanceerbuizen werden verwijderd en het schip werd ingericht om 24 mijnen te kunnen vervoeren.[4]
Naam: | Panther (1940) |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Marinens hovedverft,
Karljohansvern, Horten |
Bouwnummer: |
126 |
Type/Klasse: |
Torpedoboot / ? |
Waterverplaatsing: |
735 BRT |
Lengte: |
74,30 meter |
Breedte: |
7,75 meter |
Diepgang: |
4,15 meter |
Aandrijving: |
2x De Laval geschakelde turbines 12.500 pk 2 schachten |
Snelheid: |
32 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
6.482 km bij 15 knopen (27,78
km/h) |
Bewapening: |
1x1 105 mm geschut 1x 37 mm luchtafweergeschut 4x 20 mm luchtafweergeschut 24 mijnen |
Bemanning |
75 |
Na de Tweede Wereldoorlog werd het schip in mei 1945 terug gevonden in Holmestrand, Noorwegen. Hierna keerde het als torpedobootjager Odin terug bij de Noorse Marine. In 1948 werd het schip geclassificeerd als fregat. In 1959 werd het schip uit dienst genomen en voor sloop verkocht.