Op 8 april 1940 bracht de Poolse onderzeeboot Orzel, de Duitse vrachtvaarder Rio de Janeiro tot zinken. De overlevenden van de Rio de Janeiro werden door diverse Noorse schepen gered. Vele van de overlevenden bleken Duitse militairen te zijn. Het voorval had de Noren en Geallieerden kunnen waarschuwen. Deze ondernamen echter geen actie.
De Britse 2nd Submarine Flotilla, opereerde sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Noorse en Deense wateren in een poging Duitse koopvaardij te verstoren. Dit was een onderdeel van de Britse operaties om te komen tot een maritieme blokkade van Duitsland. De Poolse onderzeeboot ORP Orzel was één van de onderzeeboten die rond april 1940 bij deze eenheid was gestationeerd.
De Rio de Janeiro vertrok, geladen met 330 militairen, zes stuks 20 mm Flak 30 geschut, vier stuks 10,5 cm Flak 38 geschut, 73 paarden, 71 voertuigen en 292 ton goederen vanuit Stettin, als onderdeel van het 1. Seetransportstaffel en was ingedeeld bij de Kriegschiffgruppe 3 met bestemming Bergen.
In de vroege ochtend van 8 april 1940, patrouilleerde de ORP Orzel in de Skagerrak, ter hoogte van Lillesand. Kapitan Marynarki (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) Jan Grudzinski, de bevelhebber van de Orzel, nam door de periscoop een koopvaardijschip waar. Hij identificeerde het schip, dat zonder vlag voer, als de d.s. Rio de Janeiro (1914). Marynarki besloot boven water te komen en liet aan de koopvaarder weten dat het schip de motoren moest stoppen en zich klaar moest maken voor inspectie. Kapitän Voigt, de kapitein van de Rio de Janeiro, liet zijn schip echter op volle vaart wegvaren, waarop de Orzel met haar geschut waarschuwingsschoten afvuurde. Hierop reagerend werd de Rio de Janeiro stilgelegd en liet men een reddingsboot in het water takelen. De reddingsboot bleef echter nabij de vrachtvaarder en maakte geen aanstalten naar de Orzel te komen.[1]
Ondertussen hoorde de luisterpost aan boord van de onderzeeboot dat het Duitse schip signalen in code uitzond. Grudzinski liet hierop aan de vrachtvaarder weten dat deze getorpedeerd zou worden. Vanaf het Duitse schip kwam geen enkele reactie. De Poolse Kommandant besloot hierop de Rio de Janeiro te torpederen. Eén torpedo werd om 11.45 uur op het schip afgevuurd, welke het schip midscheeps trof. De Orzel dook hierop onder water en de Rio de Janeiro geraakte in brand. Kapitän Voigt liet de opvarenden van de Rio de Janeiro nu in allerijl het schip verlaten dat over stuurboord begon te hellen, maar niet zonk.
In de omgeving waren op dat moment de Noorse kustvaarder Lindebö en het Noorse visserschip Jenny aanwezig die direct naderbij kwamen om de opvarenden te helpen. De kustwacht van Justöy had vanuit het kuststation aldaar het voorval gesignaleerd en doorgegeven aan het Kristiansand Sjoforsvarsavsnitt (Marinestation Kristiansand). Deze besloten een Marinens Flyvebaatfabrikk M.F.11 van de vliegbasis in Marvika naar het voorval te zenden. Om 12.07 uur rapporteerde Löytnant Hansen vanuit het toestel de situatie. ORP Orzel had ondertussen onderwater een omcirkelende beweging gemaakt en vuurde een tweede torpedo af, die om 12.15 uur de Rio de Janeiro trof, waarna de boeg van het schip afbrak en de restanten snel zonken. De Poolse onderzeeboot verliet hierna het gebied.
De Noorse marine had ondertussen ook de torpedobootjager KS Odin (1939) naar het voorval toegezonden. De torpedobootjager kwam om 12.45 uur op de locatie aan. Samen met de Lindebö en de Jenny trachtten de Noren zo veel mogelijk opvarenden te redden. Van de opvarenden werden 150 man gered, 180 manschappen overleefden de gebeurtenis niet. De overlevenden werden in Kristiansand aan land gebracht. Het was ondertussen de Noren opgevallen dat veel opvarenden Duitse militaire uniformen droegen en dat sommigen zelfs bewapend waren. Aanvankelijk kwamen ze onder toezicht van de Noorse politie die al snel probeerde eerst de Noorse Marine en later de Noorse Landmacht te alarmeren. Deze deelden aanvankelijk de zorgen van de politiechef niet. Pas nadat de politiechef van Kristiansand het Noorse Ministerie van Binnenlandse Zaken informeerde kwam er langzaam aan enig schot in de zaak. Om 18.30 uur werd het Ministerie van Defensie ingelicht en rond 20.00 uur de Minister van Defensie. Stappen werden echter niet ondernomen.[2]
Kapitan Marynarki (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) Jan Grudzinski van ORP Orzel rapporteerde zoals gebruikelijk eveneens het voorval. Zijn rapport heeft echter nooit het Britse Admiralty bereikt.[3][4]