De Sleipner-klasse torpedobootjagers van de Noorse Marine, waren een klasse van zes moderne, relatief kleine torpedobootjagers, gebouwd of in aanbouw vlak voor en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Van de klasse ging één schip verloren tijdens de strijd in Noorwegen in april 1940, één schip diende tijdens de gehele oorlog bij de Noorse Marine en vier schepen dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Kriegsmarine. Vijf van de schepen dienden na de Tweede Wereldoorlog weer bij de Noorse Marine, waar ze uiteindelijk als fregatten uit de dienst werden genomen.
KS Sleipner (1936) |
3 oktober 1934: kiellegging 7 mei 1936: tewaterlating 1936: in dienst gesteld 10 maart 1944: uit dienst genomen 1948: in dienst gesteld als HNoMS Sleipner (F300) |
|
KS Aeger (1936) |
1934: kiellegging 25 augustus 1936: tewaterlating 1936: in dienst gesteld 9 april 1940: gezonken |
|
KS Gyller (1938) |
1936: kiellegging 7 juli 1938: tewaterlating 1 augustus 1939: in dienst gesteld 9 april 1940: Kriegsmarine Löwe (1940) 20 april 1940: in dienst gesteld (Torpedoboot) januari 1942: Torpedofangboot mei 1945: retour Noorse Marine 1948: in dienst gesteld HNoMS Gyller (F301) 1959: sloop |
|
KS Odin (1939) |
1938: kiellegging 17 januari 1939: tewaterlating 17 november 1939: in dienst gesteld 9 april 1940: Kriegsmarine Panther (1940) 20 april 1940: in dienst gesteld (Torpedoboot) januari 1942: Torpedofangboot mei 1945: retour Noorse Marine 1948: in dienst gesteld HNoMS Odin (F302) 1959: sloop |
|
KS Tor (1939) |
november 1938: kiellegging 7 september 1939: tewaterlating april 1940: Kriegsmarine Tiger (1940) 13 juni 1940: in dienst gesteld (Torpedoboot) januari 1942: Torpedofangboot 1945: retour Noorse Marine HNoMS Tor (L04) 1948: ombouw HNoMS (F303) 1959: sloop |
|
KS Balder (1939) |
1938: kiellegging 11 oktober 1939: tewaterlating april 1940: Kriegsmarine Leopard (1940) 26 juli 1940: in dienst gesteld (Torpedoboot) januari 1942: Torpedofangboot 1949: retour Noorse Marine HNoMS Balder (F304) 1962: gesloopt |
Tijdens de vaststelling van de defensiebegroting van 1933 - 1934 werd besloten tot de aanschaf van zes nieuwe torpedobootjagers voor de Noorse Marine. Bij het ontwerp van de Sleipner-klasse was gebruik gemaakt van de op dat moment modernste technieken. Voor de bovenbouw was veel gebruik gemaakt van aluminium, een voor die tijd moderne bouwwijze. De schepen bezaten goede vaareigenschappen en voor hun formaat uitstekende bewapening. Bij de bouw werd geen standaard bewapening ingevoerd, waardoor de diverse schepen enigszins van elkaar konden afwijken qua wapens aan boord. Voor goede vaareigenschappen en wendbaarheid in de soms krappe fjorden rond Noorwegen kregen de schepen een relatief kleine lengte en waterverplaatsing waardoor de meer leken op torpedoboten dan torpedobootjagers. Globaal kan de Sleipner-klasse in twee subklassen worden verdeeld, de Sleipner-klasse en de Odin-klasse. De eerste drie schepen, KS Sleipner (1936), KS Aeger (1936) en KS Gyller (1938) waren iets kleiner qua lengte dan de laatste drie schepen, de KS Odin (1939), KS Tor (1939) en KS Balder (1939).[1]
Vier schepen konden door de Noorse Marine in dienst genomen worden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De naamgever van de klasse, HNoMS Sleipner (H48) wist na de strijd in Noorwegen in april 1940 te ontsnappen naar Groot-Brittannië en bleef van daaruit de gehele oorlog varen onder Noorse vlag en in dienst van de Geallieerden. KS Aeger (1936) werd op 9 april 1940 onherstelbaar beschadigd bij een Duits bombardement.[2]
De KS Gyller (1938) en KS Odin (1939), werden na de strijd in Noorwegen door de Kriegsmarine in beslag genomen en als respectievelijk Löwe (1940) en Panther (1940) in dienst genomen. De overige twee schepen, KS Tor (1939) en KS Balder (1939), werden door de Duitsers in onafgebouwde staat in beslag genomen en voor de Kriegsmarine afgebouwd als respectievelijk Tiger (1940) en Leopard (1940). Vanwege hun lengte en waterverplaatsing werden de schepen bij de Kriegsmarine geclassificeerd als torpedoboten, wat ze qua ontwerp eigenlijk ook waren, en ondergebracht in de Raubtier-Klasse (1940).[3][4]
Alle vijf de schepen die de strijd om Noorwegen in april 1940 overleefden, overleefden ook de gehele Tweede Wereldoorlog en kwamen na de oorlog weer bij de Noorse Marine terug. Bij de Noorse Marine werden de schepen na de oorlog verbouwd tot fregat. Als fregat deden de schepen dienst tot eind jaren 1950, begin jaren 1960, waarna ze uit de vaart werden genomen en werden gesloopt.
Klasse: | Sleipner-klasse (1936) |
Aantal in klasse: |
6 |
Land: |
Noorwegen, Duitsland |
Type: |
Torpedobootjager / Torpedoboot |
Waterverplaatsing: |
597 t (standaard, Sleipner,
Aeger, Gyller) 632 t (standaard, Odin, Tor, Balder) 708 t (maximaal, Sleipner, Aeger, Gyller) 719 t (maximaal, Odin, Tor, Balder) |
Lengte: |
74,30 meter (Sleipner, Aeger,
Gyller) 76 meter (Odin, Tor, Balder) |
Breedte: |
7,80 meter |
Diepgang: |
2,10 meter |
Aandrijving: |
2x De Laval gasturbines 3x boiler 12.500 pk 2 schachten |
Snelheid: |
32 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
6.482 km (bij 15 knopen) |
Bewapening: |
3x1 102 mm/40 kaliber Bofors M
36 (Sleipner, Aeger, Gyller) 2x1 102 mm/40 kaliber Bofors M 36 (Odin, Tor, Balder) 1x1 40 mm/56 kaliber Bofors M36 2x1 12,7 mm Colt machinegeweren 1x2 533 mm torpedolanceerbuizen (Sleipner, Aeger, Odin, Tor, Balder) 2x2 533 mm torpedolanceerbuizen (Gyller) 4 dieptebommenwerpers 24 mijnen |
Bemanning: |
75 (standaard) |