9 mei 1940, een donderdag, Nederlandse troepen liggen aan de Duitse grens en achter de Maaslinie. Daarachter bemannen de Nederlanders ook de Peel-Raamstelling[1], onder andere aan het Peelkanaal tussen Deurne en Ysselsteyn, op de grens van Limburg. De kazematten[2] staan er tegenwoordig nog. In Helmond is het op deze dag in mei nog rustig, maar dat zal niet lang meer duren. Op 10 mei zal het Duitse leger Nederland binnenvallen.
Vanuit militair oogpunt had de Maaslinie slechts een vertragende factor, de Peel-Raamstelling was als stoplijn aangewezen.[3] Het was de Duitsers er dan ook alles aan gelegen om zo snel mogelijk door de Maaslinie heen te breken en op te rukken naar de Peel-Raamstelling. Bruggen en spoorlijnen waren hierbij van groot belang. De spoorlijnen ten oosten van Helmond waren van noord naar zuid: de lijnen Gennep-Mill, Venlo-Deurne en Roermond-Weert.[4] De Duitsers zetten hier overvalstroepen in Nederlandse uniformen in. Zowel bij Roermond (Buggenum) als bij Venlo werden de bruggen door de Nederlandse verdediging opgeblazen voordat de Duitsers ze konden innemen. Alleen bij Gennep lukte het de Duitsers de brug in handen te krijgen en al snel brak een pantsertrein door deze linie. De Maas was overgestoken.[5]
Bij Gennep was de doorbraak zo succesvol dat de pantsertrein en de daaropvolgende transporttrein direct konden doorrijden naar de Peel-Raamstelling bij Mill. Tot grote verbazing van de Duitsers aan boord werden ze nergens tegengehouden of beschoten. Ze konden door de stelling heen rijden en beide treinen kwamen om 04:50 uur aan in de buurt van het dorp Zeeland, zo'n anderhalve kilometer áchter de Peel-Raamstelling. Hier werd bij de halte Zeeland, ongeveer vier kilometer ten zuidoosten van het dorp zelf, de transporttrein uitgeladen. Deze doorbraak had grote gevolgen voor de rest van de strijd in de Peel-Raamstelling.[6]
De Peel-Raamstelling en de gebieden erachter werden verdedigd door de Peeldivisie. Een divisie alleen in naam; waar een normale divisie negen bataljons had, was de Peeldivisie in mei 1940 gegroeid naar 23 bataljons.[7] Het zijn de eenheden van deze "divisie" die we rond Helmond zullen tegenkomen. Het hoofdkwartier van de Peeldivisie lag in Eindhoven, maar werd in de avond en nacht van 9 op 10 mei dichter naar het front gebracht en verplaatst naar de boerderij op de Hortsedijk 5 in Mierlo-Hout. Telefoonverbindingen waren hier al maanden van tevoren voorbereid, zodat alles snel in gereedheid kon worden gebracht.[8] De commandant van de Peeldivisie, kolonel Schmidt, kwam hier om 08:00 uur aan.[9]
Al voor de meidagen lagen er Nederlandse troepen in Helmond. In september 1938 schreef mevrouw Jansen-van Aken uit Helmond al over militairen in een brief aan haar familie in Breda: "Hier waren al van maandag af dag en nacht de bruggen open en stonden er soldaten bij. […] Nu staan er nog militairen op en aan elke kant is een plank opengebroken en daar zie je zo maar zakken kruit liggen." De Veestraatbrug op de doorgaande weg midden in de stad werd al voorbereid op vernietiging.[10]
In september 1939 werden er militaire voorraden aangelegd in de Warandelaan, voornamelijk levensmiddelen, maar ook kanonnen. Er werden tenten opgezet om de op wacht staande militairen in te laten overnachten.[11]
Op de plek waar nu de kubuswoningen aan de Europaweg staan, stond tot 1973 de villa "De Vuurdoorn" van de familie Fentener van Vlissingen. Deze villa werd voor de oorlog gebruikt als kazerne voor de politietroepen.[12] Deze militaire eenheden stonden los van de marechaussee en waren voornamelijk verantwoordelijk voor beveiligingstaken.[13] Het lijkt erop dat deze politietroepen al voor de inval op 10 mei 1940 uit Helmond waren teruggetrokken.[14]
Begin september 1939 kwam het 1e Eskadron Pantserwagens naar Mierlo-Hout. Het personeel werd in het parochiehuis Unitas gelegerd en de voertuigen werden in de Jumbofabriek gestald. Een bijzondere verschijning. De eenheid was uitgerust met dertien Landsverk-pantserwagens. In die tijd waren er in heel Nederland twee van deze eenheden.[15] Op 26 oktober werd de kantine feestelijk in gebruik genomen. Het was echter van korte duur, begin november vertrok de eenheid naar Boxtel.[16] Zij werden afgelost door de 4e Compagnie van het Korps Motordienst, een transporteenheid. Zij arriveerden begin november 1939[17] in Mierlo-Hout en werden ook in Unitas gelegerd. De voertuigen werden eerst in een weiland en later bij de Jumbofabriek en een andere loods geplaatst.[18]
Sergeant-majoor Ran was onderdeel van de 4e Compagnie en schreef over de ochtend van 10 mei: "Heel vroeg, rond vijf uur, worden we opgeschrikt door een donderenden slag; de spoorbrug bij Helmond gaat de lucht in. In een oogwenk is ieder gekleed en op straat. Dan verkeren we niet in onzekerheid: Oorlog met Duitsland."[19] In Helmond hield Alphons Niessen een dagboek bij: "Om kwart over vier werden we gewekt dat er vele vliegtuigen in de lucht waren en dat Duitsland in Nederland was binnengevallen. Om ± 5:30 uur[20] vloog de spoorbrug de lucht in en vernielde al de ruiten in de omgeving."[21] De directe aanleiding voor het opblazen van de spoorbruggen over de Zuid-Willemsvaart bij Helmond en Veghel was het doorbreken van de eerdergenoemde pantsertrein bij Gennep.[22]
Die ochtend werden drie van de vijf bruggen over het kanaal door Nederlandse troepen opgeblazen: de spoorbrug, de trambrug en de Waardstraatbrug.[23] De Veestraatbrug en de naastgelegen voetbrug bleven nog gespaard. De seinhuisjes naast het spoor werden in de loop van de dag onklaar gemaakt.[24] Politieagent Van Heeswijk verklaarde in een interview in 1996 dat op 10 mei Rijksduitsers om 07:00 uur werden opgepakt en afgevoerd, eerst naar Eindhoven, daarna door naar Breda.[25] In de dagrapporten van 10 mei van de Helmondse politie is hier echter niks van terug te vinden.[26]
Wel was er op 10 mei een inkomend bericht van het veldleger dat aangaf dat: "krijgsgevangenen, ongewenste vreemdelingen, alsook alle mannelijke vreemdelingen van Duitse nationaliteit boven 16 jaar, moeten worden verzameld en onder geleide op transport worden gezet naar afvoerstation Beesd." Alle overige Duitsers kregen huisarrest. De gemeente antwoordde nog wel met de vraag of de Duitse religieuze zusters vooralsnog hun wijkverpleging buitenshuis mochten verrichten. Op die vraag kwam echter geen antwoord meer.[27] Uit een overzicht van juni 1940 bleek dat er op dat moment 154 Duitsers, onder wie 21 zusters, in Helmond woonden.[28]
Tweede luitenant Lahm was commandant van de verbindingsafdeling van het Ie Bataljon, 27e Regiment Infanterie. Hij schreef: "In de nacht van 10 mei kregen we het eerste bericht door dat Duitse troepen de grens hebben overschreden en dat Nederland zich in oorlog bevind met de Oosterburen. Een stroom van berichten komt op gang, zijn ze echt, zijn ze vals? Kortom verwarring alom."[29]
Drie dagen eerder, op 7 mei, kwam er bij de gemeente al een telegram binnen met de opdracht de commandoposten van de luchtbeschermingsdienst doorlopend te bezetten. In de ochtend van 10 mei volgde een telegram waarin onder andere werd aangegeven dat de openbare verlichting moest worden gedoofd. Dezelfde dag verschenen er gedragsregels voor de bevolking, waarin onder meer verduistering werd verplicht. Fietsers mochten geen licht meer voeren en auto's moesten hun lampen grotendeels afplakken.[30]
In Helmond werden die ochtend ook al de eerste voorraden vernietigd. Sergeant-majoor Ran: "De opdracht voor mij luidde: door middel van suiker en teer de zeer groote hoeveelheden benzine en petroleum, gelegen op het stationsemplacement Helmond, onklaar maken. Deze opdracht werd met zeer veel genoegen uitgevoerd." Om 13:00 uur[31] vertrok de 4e Compagnie uit Helmond, via Lieshout richting Vught.[32] Het hoofdkwartier van de Peeldivisie was anderhalf uur eerder dezelfde richting opgegaan.[33] De chef-staf van de Peeldivisie gaf als reden voor verplaatsing de slechte verbindingen in Helmond. Dit is niet echt te rijmen met de voorbereidingen die er getroffen waren. In Vught nam de Peeldivisie de commandopost van het IIIe Legerkorps over, waar betere verbindingen zouden zijn.[34]
Door de eerste Duitse successen bij Mill en door de definitieve doorbraak van de Peel-Raamstelling op 10 mei werd de rest van de stelling onhoudbaar. Die avond werd dan ook besloten de gehele stelling te ontruimen en terug te trekken op de Zuid-Willemsvaart. Dit tot onbegrip van sommige lokale commandanten: "Te 21:00 uur opdracht gekregen, de stelling te verlaten, zonder dat één schot was gelost uit een opstelling, die tot de laatste man en de laatste patroon zou worden verdedigd."[35] Toen de Duitsers bij Meijel bij de stelling arriveerden, waren ze erg onder de indruk en blij dat ze deze niet hoefden te veroveren: "een aanval zou niet gemakkelijk zijn geweest".[36]
Lahm schreef: "Noord van ons zijn de Duitsers de brug bij Gennep overgetrokken en de Duitse wals beweegt zich richting west. Zuid van ons bij Venlo rukken de Duitsers gestaag op, er was een wig gedreven tussen de Belgische en Nederlandse stellingen. Wij kregen dus al snel het bericht: Stellingen verlaten, en terugtrekken achter de Zuid-Willemsvaart."[37] Helmond kwam in het front te liggen. Het gebied rond Helmond werd verdedigd door het 27e Regiment Infanterie dat grofweg kwam te liggen tussen het Wilhelminakanaal en het Eindhovens Kanaal.[38]
Op dezelfde 10e mei ging het verhaal dat er een licht bewapende Duitse parachutist naar beneden is gekomen op de Deurneseweg. Hij zou zijn doodgeschoten.[39] Vermoedelijk zou het dan gaan om een piloot van een neergehaald Duits vliegtuig. Er waren echter op die dag geen vliegtuigen neergestort in Helmond, Deurne of Bakel. Het zou wel verklaren waarom er geruchten waren van in Helmond arriverende parachutisten. Majoor Tielrooy, commandant van het IIe Bataljon van het 27e Regiment Infanterie, rapporteerde over 10 mei: "In den loop van den morgen werd van den regiment commandant nog bericht ontvangen, dat een afdeeling parachutisten in de nabijheid van Helmond zou zijn geland; een afdeeling van 20 man onder den commandant mitrailleurcompagnie […] werd er heen gezonden, doch kon geen vijand ontdekken."[40] Wel werden er bij Aarle-Rixtel en Someren neergestorte vliegtuigen gemeld.
Op 10 mei viel er één oorlogsslachtoffer in Helmond. Om 14:00 uur werd Hendrik Bouwman doodgeschoten.[41] Hij werd doodgeschoten door een Nederlandse militair omdat hij niet snel genoeg gehoor gaf aan een bevel om een van de bruggen in de stad te verlaten.[42]
De Helmondse korporaal Jacobs sneuvelde deze dag met twee anderen bij Sint Agatha door twee voltreffers op kazemat S-95 in de Maaslinie.[43] Hij was onderdeel van de 1e Compagnie, IIe Bataljon, 26e Regiment Infanterie.[44] Deze kazemat was in 1998 in verband met rivierdijkversterkingen verplaatst naar het oorlogsmuseum in Overloon.[45] In Den Haag was soldaat Van der Sommen ingedeeld bij het paardendepot van het IIe Depot Cavalerie, zij waren gelegerd in de Nieuwe Alexanderkazerne. Rond 04:00 uur in de ochtend werd deze kazerne gebombardeerd door de Duitsers. Er vielen 65 dodelijke slachtoffers, onder wie Van der Sommen.[46] Korporaal Van der Els behoorde tot de staf van I-2 Regiment Artillerie en werd bij Loosduinen door Duitse parachutisten beschoten, hij overleed ter plekke.[47]
De rivier de Aa kronkelde door de stad Helmond, met de nodige stank- en wateroverlast tot gevolg. Fabrieken liepen af en toe onder. Er werd dan ook voor de oorlog besloten de Aa aan de oostkant om de stad Helmond heen te leiden. Dit werd de Nieuwe Aa. Eind jaren dertig was deze gereed. Het tracé liep ongeveer gelijk met waar nu de kanaalomleiding van de Zuid-Willemsvaart ligt. Zowel ten westen als ten oosten van deze Nieuwe Aa werden stellingen ingericht, vooral rond de spoorlijn en de Deurneseweg. Dit deel van de Nieuwe Aa is nog altijd zichtbaar in Helmond.
Kapitein Van der Velden: "Om 24:00 uur worden alle bataljoncommandanten ontboden bij den overste [Van der Schrieck]. De majoor [Janssen] is niet te wekken. Ik ga in zijn plaats en krijg order langs het kanaal [sic] Oost van Helmond een opname stelling in te nemen en als alle troepen zijn gepasseerd, terug te trekken op Stiphout. De majoor is nog steeds niet te wekken. We plaatsen hem in een wagen en vervoeren hem naar Stiphout. Het bataljon komt in stelling Oost van Helmond, de voertuigen worden over het kanaal gezonden, maar de luitenant-adjudant begrijpt de order verkeerd en geeft order dat compagnieën moeten terugtrekken. Later wordt de fout hersteld, maar een tijdlang was er geen opnamestelling, de eigen troepen passeeren, maar geen Duitsers volgen."[48]
Het was de bedoeling dat het gehele Ie Bataljon van het 41e Regiment Infanterie op deze stelling zou terugtrekken om zo de terugtocht van het 27e Regiment Infanterie naar de westkant van de Zuid-Willemsvaart te dekken.[49] Uiteindelijk werden maar enkele secties in de stelling ingezet. Zij bleven daar van 04:00 tot 09:00 uur, om daarna verder terug te trekken op Stiphout.[50] De stellingen waren niet al te best. Vaandrig Zwartsenberg gaf aan dat ze al onder water stonden.[51]
Opvallend is dat op luchtfoto's van 24 mei 1944[52] nog loopgraven te zien zijn aan de westkant van de Nieuwe Aa, ter hoogte van het Barentzpark en ten noorden van de Deurneseweg. Het geeft in ieder geval aan dat de loopgraven er lagen voordat het bevrijdingsoffensief in september 1944 begon.
Uiteindelijk zou het Ie Bataljon, 41e Regiment Infanterie zonder een vijand gezien te hebben[53] terugtrekken op Stiphout en daar in reserve worden gehouden.[54]
Broeder Patricio van het klooster in de Molenstraat herinnert zich de volgende dag, 11 mei, als volgt: "Al heel gauw zagen we die Nederlandse militairen zeer gedesillusioneerd in tegen gestelde richting terug komen. Toen werd al gezegd, dat duurt niet lang want de Fransen en Belgen komen, die zullen ons hier wel eventjes bevrijden. Het is zo gebeurd met de Duitsers. Maar dat viel tegen. Want na niet al te lange tijd, ik weet dat niet meer precies, kwamen de Duitsers Helmond in."[55]
Een andere broeder vertelde: "Op meerdere plaatsen, in de straat en ook voor ons huis, werden tafels met koffie en brood buiten gezet, welke artikelen begerig werden aangenomen en geconsumeerd. Een herbergier verderop presenteerde een koele dronk, een slager verdeelde 'n armdikke metworst, en zo gesterkt, betrokken de onze nieuwe stellingen over het kanaal, om de ongelijke strijd voort te zetten." Soldaten trokken "verlaten door hun superieuren […] op legerwagens, gerequireerde boerenkarren en verdere vehikels, lusteloos slaperig en hongerig" langs.[56]
Tweede luitenant Lahm was op de terugweg naar Helmond: "Er is geen schot gelost, wij hebben geen tegenstander gezien en toch, gedeprimeerd reeds, gaat de stoet op weg, wat ons bataljon betreft richting Helmond. Opa Niessen stond worsten uit te delen in de Veestraat in Helmond. Snel afscheid nemen, en dan de brug over de Zuid-Willemsvaart over."[57]
Zoals aangegeven trok het 27e Regiment Infanterie zich helemaal terug achter de Zuid-Willemsvaart. Het IIIe Bataljon bevond zich ten noorden van het Wilhelminakanaal. Het IIe Bataljon tussen het Wilhelminakanaal (punt 91) en punt 87, 250 meter ten noorden van de huidige Julianabrug in Helmond, een brug die er in 1940 nog niet was. Het Ie Bataljon lag hier weer ten zuiden van, door de stad Helmond tot punt 81, net ten zuiden van Stipdonk, waar nu de afsplitsing van de kanaalomleiding ligt.[58]
Het IIe Bataljon lag ten noorden van Helmond, van noord naar zuid weer onderverdeeld in de 3e, 2e en 1e Compagnie. Deze laatste compagnie lag ten noorden en zuiden van Sluis 7. Zij passeerden om 06:30 uur de Veestraatbrug in Helmond om daarna in stelling te gaan. Enkele stukken geschut werden ter verdediging van Sluis 7 geplaatst.[59] De commandant van dit IIe Bataljon was niet echt te spreken over deze stelling: "Uitzicht in het voorterrein was er vrijwel niet door de beplanting; tijd om opruimingen te verrichten ontbrak. Door de aanwezigheid van een dijkje onmiddellijk langs het kanaal werd de toestand ongunstiger."[60] Het bataljon zou ook hier geen vijand treffen en later op de dag terugtrekken achter het Wilhelminakanaal.
Het Ie Bataljon had zich ondertussen teruggetrokken op Helmond zelf. De commandant, majoor Buijtelaar, had zijn commandopost in Mierlo-Hout gevestigd: "Weer werd het parool: standhouden gegeven, maar niemand die daarin vertrouwen had; dat was immers ook zo nadrukkelijk gezegd in onze stellingen vóór Deurne en toch hadden we deze moeten verlaten, zonder een schot op gronddoelen gelost te hebben."[61]
Direct ten zuiden van het IIe Bataljon nam de 1e Compagnie van het Ie Bataljon positie in Helmond in. Kapitein Houtzager had het bevel: "1-I [kreeg] opdracht, nadat de beide bruggen over de Zuid-Willemsvaart zijn opgeblazen, zich langs het Kanaal te nestelen in een vak tussen de spoorlijn en de gebouwen [van] N.V. "Edah" waarvoor ik de beschikking krijg over de huizen aan dit kanaal. Beschik echter over geen een zandzak, zodat de mensen zich achter de kapotte ramen moeten opstellen."[62]
De 3e Compagnie lag hier weer ten zuiden van, ongeveer vanaf de spoorlijn tot het Eindhovens Kanaal. Er was één stuk 6 Veld beschikbaar, dat opgesteld werd bij Sluis 8. De commandopost was ingericht bij het toenmalige zwembad aan de Kanaaldijk Zuid West.[63]
De 2e Compagnie volgde tot aan punt 81, waarna het 30e Regiment Infanterie het front overnam. Ook hier klaagde de commandant over een slechte stelling: "Van een eigenlijke stelling was geen sprake; gezichts- en vuurdekking moest worden gezocht en gemaakt achter een dijkje langs het kanaal en gedeeltelijk in de huizen (op de zolders). In een boerderij enkele honderden meters achter de linker sectie gelegen was ik genoodzaakt mijn commandopost te vestigen. Een commandopost met telephonische aansluiting was niet te vinden."[64]
Mevrouw Van Beeck woonde vlak bij de Veestraatbrug, op de Steenweg 12. Zij werden om 03:00 uur gewaarschuwd dat de brug zou worden opgeblazen.[65] Op 11 mei om 07:30 uur ging de Veestraatbrug als laatste de lucht in, alleen de voetgangersbrug bleef gespaard.[66] Mevrouw Jansen-van Aken schreef erover: "Helmond heeft ook veel geleden. […] En al de huizen aan den Kanaaldijk, de Veestraat en den Steenweg, nergens is nog een ruit heel, je liep vorige week over 't puin en de glasscherven en dakpannen."[67] Niessen woonde in de Veestraat, vlak bij de brug: "De ravage was verschrikkelijk, onze beide ramen lagen er uit en vele pannen lagen van het dak."[68]
Helmonder Van de Berkmortel woonde aan de oostrand van Helmond, vlak bij de Scheidijk. Hij herinnerde zich: "We hadden land langs de Deurneseweg, daar hadden we aardappelen of zoiets. Eerst zagen we nog een paar Nederlandse soldaten. Mijn drie jaar jongere broertje riep op eens, vader die soldaten hebben hele andere pakken aan. Mijn vader keek mij even aan en wij schoffelden door. We wisten al hoe laat het was. Toen wisten we dat we bezet waren. Toen mijn vader en ik thuis kwamen, zei mijn moeder tegen mijn vader, Driek, dat we dit mee moeten maken. En ze zakte in elkaar. Mijn vader kon haar nog net opvangen. Ze kon het even niet verwerken."[69]
Rond 13:45 uur verschenen er drie[70] Duitse militairen per fiets vanuit Deurne in de Molenstraat. De eerste melding kwam bij de politie binnen over drie Duitsers bij het slachthuis aan de Deurneseweg, even later bevonden ze zich in de Molenstraat tegenover de broodfabriek De Toekomst.[71] Deze fabriek zat op de hoek met de Tolpoststraat, tegenwoordig de Pastoor van Leeuwenstraat.
De drie waren onderdeel van het Radfahr-Schwadron 156, onderdeel van Aufklärungs-Abteilung 25, van de 56. Infanterie-Division.[72] Deze divisie stak bij Venlo de Maas over om via Meijel en Deurne richting Helmond op te rukken. Het was Aufklärungs-Abteilung 25, met Radfahr-Schwadron 156 als speerpunt dat zich op Helmond richtte.[73] De Duitse eenheden kwamen zowel via de Molenstraat als via de Bakelsedijk/Heistraat Helmond binnen.[74]
Hoofdagent Tol van de Helmondse politie gaf aan dat de drie Duitse militairen door een Nederlandse sergeant werden tegengehouden. Tol ging er in opdracht[75] van commissaris van politie Loves samen met de agenten Bogaerts en Bijlmakers opaf.[76] De sergeant[77] stond met een pistool in zijn hand op de hoek van de Wolfstraat/Molenstraat. Tol ontlaadde de drie op straat liggende geweren.[78] De Duitsers werden direct gevangengezet in het politiebureau. Een broeder schreef: "Ons vaderlands hart zwol! Alles naar buiten; […] daar kwamen ze, heus! Voorop enkele rijen joelende kinderen, dan de drie gevangenen, geleid door politie en marechaussees die triomfantelijk de buitgemaakte geweren meevoerden; de parachutisten [sic][79] stapten met hooghartige onverschilligheid en brutale snuiten mee, de optocht werd gesloten door rijen van schreeuwende en tierende jongelui."[80]
Een kwartier later, rond 14:00 uur, volgde per fiets nog een groep Duitse militairen, gevolgd door motorrijders. Duitse rapporten gaven aan dat Helmond om 16:00 uur werd bereikt. Omgerekend[81] naar de Nederlandse tijd was dat 14:20 uur.[82] Zij begaven zich naar het politiebureau. Binnen werd door een agent om geweren geroepen[83], wat door commissaris Loves werd herhaald.[84] De geweren lagen op zolder en moesten daar nog worden opgehaald. Hoofdagent Geene gaf aan dat hij de Duitsers zag aankomen en het politiebureau in ging: "Geweren weg, niets doen, vlug de geweren weg of naar boven."[85] Vijf Duitsers traden met getrokken revolvers het pand binnen en riepen: "Handen op." De drie gevangengenomen Duitsers waren weer vrij.
Een verslag van Aufklärungs-Abteilung 25 luidde: "De vijand schiet uit fabrieken en huizen. Leutnant von Buchwaldt (1./Radf.Schw. 156) is gewond. De commandant was al snel bij de eerste linie en merkte dat het verzet slechts zwak was. Veel Nederlandse soldaten trokken burgerkleding aan en gedroegen zich als onschuldige burgers. De politie werd ontwapend en de stad werd snel bezet."[86] Een ander rapport gaf aan dat er mensen werden gegijzeld: "Diverse gijzelaars worden gearresteerd (burgemeester, korpschef en veertig anderen, waarvan er zeven geschoten hebben). De politie is ontwapend en via tolken in de stad wordt medegedeeld dat de gijzelaars zullen worden geëxecuteerd als er nog één schot valt."[87]
Vosman vertelde in 1993: "Ik was in de kost bij de muziekwinkel, pianohandel van Jan de Roy in de Kerkstraat [1a]. […] Op het bruggetje over die vuile loop, daar stond een grote grijze Duitse tank, die stond gericht op Van Vlissingen. Van Van Vlissingen uit werd geschoten op de Duitse soldaten. [...] Deed alsof ik niets hoorde of zag. Er liep een Duitse soldaat met het geweer in de aanslag achter me. Opeens hoorde ik piew, piew. Van het dak van Van Vlissingen werd op de Duitsers geschoten. Ik dacht, ik ben niet geraakt. Ik wandel gewoon door. En hem hebben ze ook niet geraakt. Dat kan ik me nog als de dag van vandaag herinneren."[88]
De tank in dit verhaal was vermoedelijk een pantserwagen. Er zijn geen rapporten gevonden die het gebruik van tanks ondersteunen. Wel arriveerden er rond 14:30 uur enkele pantserwagens.[89]
Een Duitse soldaat hield een dagboek bij en beschreef de gevechten rond de Van Vlissingenfabriek als volgt: "Vuurdoop! De honden schieten nu van alle kanten en geen zwijn te zien! Zaiser is meteen dood, Faller gewond door een schot in zijn schouder. We kunnen hier niet blijven liggen. De grootste fabriek wordt meteen aangevallen. We doorzoeken alle ruimtes en vinden in iedere hoek een partizanenhond. Het hele zooitje wordt meteen naar de commandant gebracht en verhoord. Sommigen meteen neergeschoten. Onze mortier en het geschut van de zware compagnie, die ondertussen zijn aangekomen, nemen de fabrieksgebouwen systematisch onder vuur en veroorzaken een stevige stofwolk. Dat voelt goed! [...] Ik ga met een verkenningseenheid van onze Gruppe Dannwolf meteen op weg richting Mierlo. Luitenant Waldmann gaat ook mee. We bereiken de plaats zonder tegenstand [...]. De afdeling blijft nog in Helmond tot de bruggen gemaakt zijn."[90]
Leutnant Freiherr von Ramberg schreef over de acties in Helmond: "Een warme en succesvolle dag loopt langzaam ten einde. Na een hard en bitter straatgevecht was Helmond volledig en stevig in handen van de verkenningsafdeling. Gijzelaars werden gearresteerd, politieagenten moesten het bevel over de commandant aan de bevolking geven en terwijl de squadrons nog bezig waren de stad op te ruimen en een grote fabriek te bezetten, waaruit van tijd tot tijd een schot van een fanatieke burger viel, werkte de commandant al aan plannen voor de verdere vervolging en uitroeiing van de vijand."[91]
Alle Duitse rapporten gaven aan dat de Duitsers dachten door burgers onder vuur genomen te zijn. Van Nederlandse kant is daar verder geen bewijs voor. Franciscus Johannes Henricus van de Mortel werkte als tuinman in de tuin van kasteel Helmond. Het verhaal gaat dat hij voor de gevechten dekking zocht in de kasteelpoort aan De Wiel 22. Hij kon zijn nieuwsgierigheid echter niet bedwingen en keek vanuit het raam op de eerste verdieping richting De Wiel naar de oprukkende Duitsers. De Duitsers zullen gedacht hebben dat hij het op hen gemunt had. Hij werd rond 14:30 uur[92] dan ook beschoten en geraakt in zijn bil. Hij overleed vlak erna, in het bijzijn van de bewoners, de familie Verhoeven-Roijakkers. Het is goed mogelijk dat hij een van de "partisanen" was uit het dagboek van de Duitse soldaat.[93]
Tweede luitenant Lahm kwam die ochtend in Mierlo-Hout aan: "Wij zijn al heel wat uren aan de sjouw en de staf strijkt neer in het postkantoortje van Mierlo-Hout. [...] Als ik de orders wil gaan doorgeven aan de verbinding en daartoe naar buiten ga, zie ik tot mijn verbijstering, de hele afdeling onder leiding van de gasofficier in de verte verdwijnen. In arren moede dan maar zelf op de fiets de orders doorgaan geven. In de verte klinkt het geluid van mitrailleurs."[94]
Houtzager had bij villa Westende een pantserafweergeschut en een mitrailleur geplaatst, ter verdediging tegen eventuele tanks.[95]Toen de Duitsers aan het kanaal arriveerden, ontstond er een vuurgevecht bij de Vlisco-terreinen en de spoorbrug. Houtzager vertelt: "In den namiddag op mijn tocht langs de secties ben ik bij de meest rechtse onder 1ste luitenant van Rooyen als wij contact met den vijand krijgen door in voorterrein oprukkende infanterie, die zich nestelt in de fabriek der fa. van Vlissingen en wordt van beide zijden vuur geopend."[96] De meest linkersectie van de 3e Compagnie, direct onder de spoorlijn, meldde dat ze om 14:20 uur werden beschoten.[97] Tweede luitenant Geurts bevond zich bij de spoorbrug: "Terstond werd het gebouw (ook met 6 veld) onder vuur genomen en een geweldig hoera ging op, toen men eenige Duitschers met wapens en al van het dak af zag tollen."[98] In ieder geval één Nederlandse soldaat raakte gewond, hij werd door burgers geholpen.[99]
Hoofdagent Geene rapporteerde dat er in de Molenstraat een witte wagen stond. Eromheen veel mensen.[100] Ook deze wagen bereikte het politiebureau. Het bleek te gaan om een auto van Frans Slegers, die een ijshandel en vleestransportbedrijf had. IJs werd gehaald bij het Gemeentelijk Slachthuis. Een Duitse Rittmeister zei na het ontwapenen van de politieagenten: "Als bij fouillering nog één patroon gevonden wordt, wordt hij doodgeschoten." Geene vroeg of hij zelf mocht fouilleren, wat werd toegestaan. De nog gevonden patronen werden in de witte auto gegooid.[101]
Hoofdagent Moedt gaf aan dat de politieagenten door de gearriveerde Duitsers tegen de muur van het naastgelegen huis van Tacken werden gezet. Hij vermoedde "dat in het politiebureau iets was gebeurd. Bijvoorbeeld geschoten en de personen daar op die wijze waren geplaatst om te worden gefusilleerd." Moedt zelf werd achter de poort opgepakt en van zijn browning ontdaan. Hij moest bij de rest gaan staan. Omdat hij verwachtte elk moment neergeschoten te worden, dook hij het gangetje bij Schulte in, er viel meteen een schot. Moedt werd niet geraakt en klom verder een afdakje op. Wederom een schot. Moedt werd geraakt in zijn schouder. Hij liet zich naar beneden vallen om niet nogmaals beschoten te worden. Even later klom hij weer het dak op om daar tot 18:00 uur verscholen te blijven.[102]
Inspecteur Kunst was een van de agenten die tegen de muur stonden. Hem werd door de Duitse Rittmeister verteld dat er vanaf de andere kant van het kanaal nog geschoten werd door de daar aanwezige Nederlandse troepen. Na een kort onderhoud met een Oberleutnant deelde de Rittmeister "mij mede, dat de ter plaatse aanwezige Duitsche troepen in contact stonden met vliegtuigen en dat indien het schieten niet binnen twintig minuten ophield, de stad gebombardeerd zou worden." Kunst ging met deze mededeling op weg naar de Nederlandse troepen aan de westzijde van de Zuid-Willemsvaart.[103]
Kunst sprak hier over een Duitse Rittmeister en Oberleutnant, waarbij de Oberleutnant volgens hem de leider was van de "naderbij gekomen afdeeling der Duitsche Wehrmacht".[104] Brinkman beschreef deze Oberleutnant als de "officier die mijns insziens het opperbevel voerde over de Legergroep, welke in Helmond opereerde."[105] Een Rittmeister is een rang hóger dan die van Oberleutnant, respectievelijk ritmeester/kapitein en eerste luitenant. De kans is dan ook aanwezig dat Kunst zich in de rang heeft vergist en dat de Oberleutnant een Oberstleutnant was, een luitenant-kolonel. Het is goed mogelijk dat de twee officieren respectievelijk Rittmeister Graf von Klinkowström, commandant van Radfahr-Schwadron 156, en Oberstleutnant Rodt, commandant van de Aufklärungs-Abteilung 25 waren.[106]
"Terug, ga weg, de politie wordt doodgeschoten. […] Ga toch terug man, de commissaris [Loves] en Moedt zijn al dood, de andere staan tegen den muur om doodgeschoten te worden." Dat kreeg hoofdagent Van de Moosdijk te horen toen hij de Noord-Koninginnewal op fietste. Hij stapte af en hoorde meteen uit de richting van het politiebureau geweerschoten. Hij draaide om en fietste naar zijn huis op de Bakelsedijk. Duitse militairen patrouilleerden door de straten.[107] Later die middag zou hij naar het politiebureau gaan, waar bleek dat niemand was doodgeschoten.
Niessen schreef in zijn dagboek: "Terwijl Jaap en ik in de Veestraat waren vertelden ze dat de Duitsers in de Molenstraat waren. We fietsten de Ameidestraat in maar moesten snel terug want zagen juist de troep aankomen met het geweer in de aanslag. Wij snel naar huis en omgekleed. Kort daarop begon overal het vuren maar na een kwartier zagen we de witte vlag passeren en werd de stad overgegeven en trokken de troepen door."[108]
Omdat de munitie opraakte, trokken Nederlandse secties zich al terug. Houtzager verzamelde de eerste sectie om ook terug te trekken. "Juist als ik de sectie bij elkaar heb, komt een inspecteur van politie [Kunst] uit Helmond met een witte vlag en brengt mij de order van de Duitse commandant over dat als ik niet direct met vuren ophoud, de stad zal gebombardeerd worden, terwijl de burgemeester [Moons], de commissaris van de politie [Loves] en hij tegen de muur zullen worden gezet. Ik zeg hem te zullen ophouden met vuren, mits ik gelegenheid krijg terug te trekken en mijn gewonden mee te nemen, wat geschiedt."[109]
Mevrouw Van Bracht vertelde over haar vader, die een van de gijzelaars werd: "Toen hebben ze hem als gijzelaar gepakt. En toen hebben ze al die lui daar voor het politiebureau, dat was op de Zuid-Koninginnewal hebben ze daar geloof ik zo'n veertig Helmonders neer gezet. En toen moest de stad overgegeven worden. Toen hebben ze ze in de cel gezet, al die lui bij elkaar. […] Mijn vader was daags erna grijs, in een keer."[110]
Voor zover bekend werden alleen politieagenten tegen de muur gezet om te worden gefouilleerd en ontwapend. Later werden ze verzameld op het middenplein van de Zuid-Koninginnewal. Toen werd ook de burgemeester er pas bijgehaald. Daar werd hem verteld dat als er nogmaals door burgers geschoten werd, hij zou worden doodgeschoten. Burgemeester Moons voegde daaraan toe: "Hiermede is niet erkend, dat reeds eerder door burgers geschoten was, doch de Duitsche autoriteiten gingen blijkbaar wel van deze meening uit."[111]
Er waren rond het politiebureau zo'n 25 agenten en 40 burgers aanwezig. Zij werden na de overgave van de stad in het politiebureau vastgezet. Rond 22:00 uur die avond werden eerst de politieagenten en daarna de burgers vrijgelaten. Alleen burgemeester Moons, commissaris Loves en een inspecteur, vermoedelijk Kunst, werden als gijzelaars vastgehouden. Zij werden die nacht om 03:30 uur vrijgelaten.[112]
Loves raakte na de meidagen in opspraak bij zijn agenten omdat hij ze in hun ogen in gevaar had gebracht door om wapens te roepen. Daarnaast had hij zich niet direct kenbaar gemaakt, hij was niet in uniform. De Duitsers gingen er in eerste instantie vanuit dat inspecteur Kunst de leiding had. Brinkman, die vertaalde voor de Duitsers, wees vervolgens de commissaris aan.[113] Een agent verklaarde: "Ik had den indruk dat de Commissaris evenals al het personeel overstuur was."[114] Loves hield er zelf een andere verklaring op na: "Ik had aan een der Duitsche officieren mijn kwaliteit bekend gemaakt."[115]
Voor de oorlog had Loves al aangegeven dat hij niet genoeg agenten had om belangrijke gebouwen in de stad te bewaken. Dat betrof het gemeentehuis, de gasfabriek, het pompstation en het PNEM-gebouw.[116] Er werd dan ook een burgerwacht van veertien personen aangesteld.[117] Deze burgerwacht werd uitgerust met geweren en revolvers.[118] Volgens Loves dienden de agenten ook met karabijnen te worden uitgerust om hun "taak als centraal orgaan voor de handhaving der orde naar behooren [te] kunnen verrichten".[119] De burgemeester gaf in april 1940 aan dat de burgerwacht onder leiding van de politie stond.[120] De burgerwacht en de politie waren dus alleen extra bewapend om de orde te handhaven.
Wat was nu de positie van de Nederlandse politie in geval van oorlog? Mochten ze ingrijpen of niet? Dit werd onder andere vastgelegd tijdens de vierde Haagse Conventie in 1907. Om als combattant te worden aangemerkt moet deze aan vier voorwaarden voldoen. Er moet een bevelstructuur zijn, men moet op afstand herkenbare onderscheidingstekens voeren (een uniform), openlijk wapens dragen en zich gedragen naar de wetten en gebruiken van de oorlog.[121] Het gaat hier wel alleen om het leger, milities en vrijwilligerskorpsen. Mochten burgers de wapens oppakken, omdat ze niet de tijd hebben om zich te organiseren, dan worden ze wél als combattant beschouwd als ze de wetten en gebruiken van de oorlog eerbiedigen.[122] In Nederland was er consensus over dat de politie niet zou ingrijpen[123], maar volgens het oorlogsrecht zou het wel mogen. Ingrijpen was juridisch gezien toegestaan en bij krijgsgevangenschap hadden ze dezelfde bescherming als militairen.
Dreigen met executeren van de Helmondse politieagenten en de burgemeester door de Duitse militairen was dan ook een schending van het oorlogsrecht.[124] De politie had volgens het oorlogsrecht misschien mogen ingrijpen. Er zou echter vanuit de regering een ambtsinstructie naar alle politiekorpsen uitgegaan zijn waarin stond dat de Nederlandse politie zich in geen enkel opzicht mocht verzetten tegen een "vreemde oorlogsvoerende mogendheid".[125] Helaas is van deze laatste ambtsinstructie nog geen archiefstuk gevonden.
Wel was er een instructie van de Inspecteur der Burgerwachten van 17 april 1940. Daarin werd aangegeven dat de wapens en munitie van de burgerwacht niet thuis, maar op het politiebureau moesten worden bewaard. Juist om te voorkomen dat de burgerwachters als franc-tireurs werden gezien.[126]
We zagen al rapporten over een neergeschoten parachutist op 10 mei en drie "parachutisten" die gevangen werden genomen op 11 mei. Voor de eerste hebben we geen bronnen kunnen vinden, de drie parachutisten waren "geen 'air-born' troepen […], maar simpelijk voorposten van Duitse stoottroepen, die nu en file de stad binnentrokken".[127] Wel waren er een aantal vliegtuigen neergekomen in de regio.
Kapitein Zijl was commandant van de mitrailleurcompagnie van het Ie Bataljon van het 27e Regiment Infanterie. Hij schreef in zijn oorlogsdagboek[128] dat er op 10 mei door de eerste sectie een vijandelijk vliegtuig werd geraakt, het daalde "richting Zomeren". Een dag later rapporteerde dezelfde sectie dat ze na 12:00 uur wederom een vliegtuig tot dalen wisten te dwingen. Waar precies dit tweede vliegtuig neerkwam, is onduidelijk. Veel meer dan "omgeving Helmond" wordt er in bronnen niet genoemd.[129] In de verlieslijst van E.H. Brongers wordt hierbij aangegeven: "drie bemanningsleden krijgsgevangen gemaakt".[130] Dit waren de eerdergenoemde drie gearresteerde Duitsers.
Volgens het boek Geschiedenis van Someren in de Tweede Wereldoorlog kwam er in de meidagen van 1940 één Duits vliegtuig neer in de gemeente. "Waarschijnlijk van het type Messerschmitt Bf 109, dat op 11 mei 1940 werd neergeschoten door Nederlands geweer- en mitrailleurvuur. Het toestel kwam neer rechts van de weg van Someren naar Heeze, bij de Hoenderboom."[131] Deze als T0502 aangeduide crash komt nu niet meer voor in de database van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 (SGLO).
Dan was er nog een crash in Aarle-Rixtel, bij het kruisbeeld op de Hooge Akkers. Volgens het verliesregister zou hier ook een Messerschmitt Bf 109E-1 van II/Jagdgeschwader 27 zijn neergekomen.[132] Zowel deze als die bij Someren op dezelfde dag zou voor 90% vernietigd zijn. Brongers geeft in zijn verlieslijst aan dat het na een gevecht met Franse Curtis-vliegtuigen van Groupe de Chasse I/4 beschadigd geraakte vliegtuig een noodlanding maakte.[133] Al werden er door die Groupe geen neergehaalde vliegtuigen in deze omgeving geclaimd.[134] Deze crash, bekend onder nummer T0495, komt ook niet meer voor in de database van de SGLO.
In Oorlogsjaren in Aarle-Rixtel, 1938-1946 wordt ook een noodlanding op de Hooge Akkers beschreven. Het zou hier echter gaan om een tweemotorige Heinkel die zonder brandstof kwam te zitten en een succesvolle noodlanding maakte. De datum: 16 mei. Het vliegtuig was wel beschadigd: "In de vleugel een paar door het afweergeschut veroorzaakte gaten." Nederland had toen al gecapituleerd. Het vliegtuig werd bijgetankt en "in een wolk van stof stijgt het toestel weer op".[135] SGLO heeft op 16 mei wel een noodlanding van een Messerschmitt Bf 109 op deze locatie. Bekend onder nummer T0691A[136]. In de oudere lijsten staat deze nog vermeld als een noodlanding bij Eindhoven.[137]
Niet lang na het arriveren van de Duitsers begonnen de Nederlandse troepen zich verder terug te trekken. Het IIIe Bataljon van het 27e Regiment Infanterie lag al ten noorden van het Wilhelminakanaal en we zagen al dat het IIe Bataljon rond Sluis 7 zich in de loop van de dag terugtrok ten noorden van het Wilhelminakanaal. Het Ie Bataljon in Helmond had een chaotische terugtocht. Het was in ieder geval het plan van de bataljonscommandant om terug te trekken op Nuenen, via Geldrop, omdat de weg via Stiphout vermoedelijk verbroken zou zijn. Na Nuenen zou men terugtrekken over het Wilhelminakanaal, naar Son en Breugel.[138]
De noordelijkste compagnie (de 1e, in Helmond zelf) onder commando van Houtzager, besloot terug te trekken na het ultimatum van de Duitsers. Hij ging op weg naar het bataljonshoofdkwartier in Mierlo-Hout, maar trof daar niemand meer aan. De brug over het Eindhovens Kanaal, richting Mierlo, was ook al opgeblazen. Hij besloot om dan maar via Stiphout naar Eindhoven terug te trekken.[139]
De 3e Compagnie kreeg bevel om terug te trekken op de lijn Nuenen/Stiphout. Een deel bevond zich ten noorden en een ander deel ten zuiden van het Eindhovens Kanaal. Ze trokken zo in westelijke richting terug en verzamelden in Eindhoven.[140]
Weer zuidelijker, waar de 2e Compagnie lag, kreeg men rond 16:00 uur via de 3e Compagnie te horen dat het bataljon aan het terugtrekken was. Er was ondertussen op de rechtervleugel sporadisch contact met de vijand. De compagniecommandant kreeg de bataljonscommandant niet meer te pakken voor verdere orders en besloot daarom terug te trekken op Eindhoven.[141]
Eenmaal in Eindhoven werden alle compagnieën doorgestuurd naar Tilburg: "Op de weg bevond zich reeds een lange colonne van voertuigen welke hier bijna onophoudelijk is gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen. Hier zijn verscheidene slachtoffers gevallen en vele voertuigen en paarden verloren gegaan."[142]
Lahm, de commandant van de verbindingen van het Ie Bataljon, was orders aan het rondbrengen: "Na terugkeer in Mierlo-Hout valt het mij op dat het doodstil, nee angstig stil is in het dorp. Bij het postkantoor aangekomen geen enkele vorm van beweging, ook daar alom doodse stilte. Er is niemand meer, de hele bataljonsstaf weg, de trein (voertuigen) verdwenen. Verbijsterd, totaal onthutst, ga ik op de grond zitten. Het bonkt door mijn hoofd: Waarom, waarom geen berichtje achtergelaten? Hoe lang heb ik daar gezeten? Ik zou het echt niet meer weten." Lahm gaat in zijn eentje verder, richting Geldrop. Onderweg komt hij nog wat militairen tegen om uiteindelijk achter het Wilhelminakanaal aansluiting te vinden met andere eenheden.[143]
We zagen al dat het Ie Bataljon van het 41e Regiment Infanterie in de vroege ochtend van 11 mei de stellingen aan de oostkant van Helmond had verlaten om in reserve te gaan in Stiphout. Hier was het rustig, al klaagden officieren en manschappen over grote vermoeidheid. Rond 13:00 uur sloeg er een bom in achter het raadhuis in Stiphout, er vlogen veel vliegtuigen boven het dorp.[144] De bataljonscommandant werd ontboden op het hoofdkwartier van het 27e Regiment Infanterie in Lieshout. Eenmaal bij een brug over het Wilhelminakanaal kreeg hij te horen dat deze direct zou worden opgeblazen. Hij besloot terug te keren naar Stiphout en telefonisch orders te vragen. Hij kreeg opdracht om de bruggen over het Wilhelminakanaal ten zuiden van Son en ten zuiden van Breugel te beveiligen. Daarnaast moest een onderdeel stelling nemen in de buurt van Bokt en Nederwetten.[145] Stiphout werd verlaten. Ook deze eenheid zou zich op Tilburg terugtrekken.
De Veestraat en de Steenweg waren in die tijd de grote wegen door Helmond. De Veestraatbrug was dan ook onderdeel van deze verkeersader. De brug werd in de ochtend van de 11e mei als laatste opgeblazen, alleen de naastgelegen voetgangersbrug bleef overeind. Dezelfde dag werd door de Duitsers een noodbrug aangelegd. Deze kwam net iets ten noorden van de huidige Havenbrug te liggen. De brug bestond uit drie schepen die naast elkaar werden gelegd, met daaroverheen een brug van hout. De brug was in ieder geval geschikt voor lichte voertuigen.
Aan de Zuid-Parallelweg in Mierlo woonde in die tijd Georg Potzler. Een Duitser die in 1931 naar de Helmondse Havenweg was verhuisd om een jaar later naar Mierlo te verhuizen.[146] De Zuid-Parallelweg is tegenwoordig de Houtse Parallelweg in Mierlo-Hout, Helmond. Potzler had een fotoalbum met daarin twee foto's van de omgeving van de Veestraatbrug, genomen vanuit zijn huis aan de Havenweg, en twee foto's van Sluis 6[147] in Beek en Donk. Hij beschikte over een lijst met Deutschfeindlichen, waarvan nu alleen nog een kopie beschikbaar is.[148] Interessanter is misschien wel dat hij ook zou hebben beschikt over een berekening die aangaf hoe met drie schepen en de nodige balken een kanaaloversteek te maken was.[149] Hij zou ook beschikken over sterkteberekeningen van de Donkse sluisbrug.[150] Beide berekeningen zijn niet meer bij het fotoalbum aanwezig.
Om 17:00 uur kwamen de eerste Duitsers aan op de Mierloseweg. Van de Werff schreef erover: "Ze komen op de fiets omhangen met kogels, mitrailleurs en een revolver in de aanslag. Een avondklok wordt ingesteld."[151]
Deze dag vielen in Helmond drie oorlogsslachtoffers. Naast de al eerder besproken Van de Mortel werd om 15:00 uur Wilhelmus Lambertus Haenen op de Kanaaldijk[152] nabij de cacaofabriek doodgeschoten.[153] Onderzoek naar de Helmondse oorlogsslachtoffers in 1995 deed vermoeden dat hij door verdwaalde politiekogels werd geraakt. De kans is echter groter dat hij, gezien de plek van overlijden, in een vuurgevecht belandde tussen Nederlandse en Duitse troepen aan weerszijden van het kanaal.
Politieagent Antonie Roelen werd om 15:30 uur neergeschoten. Door wie precies is onduidelijk, de ene bron geeft de Duitsers de schuld[154], de andere[155] geeft aan dat hij "zeer waarschijnlijk" werd getroffen door een nog niet teruggetrokken Nederlandse militair. Roelen begeleidde met Jan de Belleman een Duitse militair en vermoedelijk was de kogel voor deze militair bedoeld. "In elk geval staat vast, dat op dat moment nog geschoten werd door Nederlandse militairen, zich bevindende in een leegstaande fabriek nabij de plaats waar Roelen werd getroffen."[156] De bekendmaking betrof een bevel van de Duitsers dat het schieten in Helmond direct moest stoppen, anders zou burgemeester Moons worden neergeschoten.[157] Van Thiel vertelt hierover: "Er stond aan de poort een Duitse soldaat en die maakte als een soort Jan de Belleman bekend 'als er een daad van verzet gepleegd wordt, dan wird der burgemeister erschossen'".[158] Roelen werd getroffen bij de Trambrugweg nabij de Vlisco.[159]
Bij de gevechten in Helmond vielen in ieder geval drie Duitse militairen: Unteroffizier Hermann Höll[160] en Gefreiter Walter Zaiser[161] van Aufklärungs-Abteilung 25 en Gefreiter Willi Patorra[162] van de 2./Aufklärungs-Abteilung 156. Höll was eerst als vermist opgegeven.[163] Een Nederlands rapport vermeldt: "Er sneuvelden drie Duitsers ten gevolge van geweervuur uit Zuidelijke richting (Oude Cacaofabriek)."[164]
De volgende dag, 12 mei, keerde mevrouw Van Beeck terug naar haar huis. Ze vond een Duitse militair op wacht voor haar huis. Het dak was van het huis gevlogen, waardoor het onbewoonbaar was. Ze mocht er niet meer in. Gelukkig voor haar moest de Duitser naar de wc. Dan mocht zij wel eventjes mee naar binnen. Ze stuurde hem eerst naar het kanaal, "want het was onze vijand, daar was ik niet zo hartelijk tegen". Maar hij moest "aflassen" en reageerde met: "nein, im hause". "Ik moest voorop, en ik voelde die speer [bajonet] van het geweer. Heb ik gewoon aan mijn achterwerk gevoeld." Van Beeck kon daarna met haar man op de Steenweg 48 terecht.[165]
Ondertussen reed het Duitse leger die dag verder naar het westen: "Het geraas en gerammel der leger-vrachtauto's, die vanaf de vorige avond heel de nacht door onze rust verstoorden, bleef maar aanhouden. Nu eerst zagen we, hoe ver ons leger achter stond in aantal, bewapening, kleding, uitrusting, vervoermiddelen, enz."[166] Aufklärungs-Abteilung 25, onder Oberstleutnant Rodt, trok deze dag verder naar het westen, over de in de nacht aangelegde noodbrug. Verkenningseenheden waren de avond ervoor al richting Mierlo opgerukt.[167]
Op deze dag sneuvelde de Helmondse sergeant Broos in Sterksel. Hij kwam met twee soldaten om tijdens een vuurgevecht tussen zijn eenheid, de 3-III-30R.I., en de Duitse 56. Infanterie-Division.[168] Soldaat Van Doorn (2-III-2 R.W.) raakte aan de Oudendijk in Dordrecht in zijn buik zwaargewond. Hij zou drie dagen later in een ziekenhuis overlijden.[169]
In de maand mei zouden er nog twee grote gebeurtenissen Helmondse slachtoffers eisen. De luchtverdediging van de stad was via Breda naar Zeeland teruggetrokken. Deze militairen zouden uiteindelijk in Duinkerken belanden en daar per schip worden vervoerd naar Cherbourg. Dit schip, de SS Pavon, werd in de nacht van 20 op 21 mei 1940 door een Duitse bommenwerper bij Calais aangevallen. Er vielen in totaal vijftig Nederlandse slachtoffers, onder wie zeven[170] uit Helmond.
Drie dagen later, in de nacht van 23 op 24 mei, werd door de Britten een bombardement uitgevoerd op diverse spoorwegen. Ook Helmond werd hierbij aangevallen. Bij dit bombardement op Mierlo-Hout vielen die nacht vier dodelijke slachtoffers.[171]
Ook onder de Helmondse militairen zouden nog slachtoffers vallen. In Zeeland overleed op 16 mei soldaat Donkers[172] en bij Koudekerke overleed de volgende dag soldaat Verbruggen.[173] Er gaan verhalen dat Verbruggen een aantal dagen eerder door zelfmoord om het leven kwam. Dit bleek echter een pijnlijke persoonsverwisseling.
Voor nu werd het na de Duitse inval weer even rustig in Helmond.