De Amerikaanse Fleet Collier No. 3, USS Jupiter, werd in 1913 in dienst gesteld. Tijdens de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog opereerde het schip op de Atlantische Oceaan tot het eind 1918 werd aangewezen om te worden verbouwd tot vliegdekschip. Na de verbouwing ontstond zo de U.S. Navy's eerste vliegdekschip USS Langley. Eind jaren 1930 werd het schip verbouwd tot vliegtuigmoederschip USS Langley. Op 27 februari 1942 werd het schip dusdanig beschadigd dat het tot zinken moest worden gebracht door haar escorteschepen USS Whipple en USS Edsall.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Mare Island
Naval Shipyard, Vallejo, California |
18 oktober
1911 |
24 augustus 1912 |
7 april 1913 |
27 februari 1942 (gezonken) |
Bouwnummer : geen |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
||
7 april 1913 |
24 maart 1920 |
USS Jupiter
(Fleet Collier No. 3), US Navy |
||
20 maart 1922 |
25 oktober 1936 |
vliegdekschip
USS
Langley (CV-1) - US Navy |
||
21 april 1937 |
27 februari 1942 |
vliegtuigmoederschip
USS Langley (AV-3), US Navy |
De kiel voor de Fleet Collier (vloot kolenbevoorradingsschip) USS Jupiter (Navy Fleet Collier No. 3) werd op 18 oktober 1911 gelegd aan de werf van de Mare Island Naval Shipyard, Vallejo, California. Het schip kan gezien worden als naamgever van de uit vier schepen bestaande Jupiter-klasse (1912). Hoewel uitgevoerd met verschillende aandrijvingen, waren de schepen uit deze klasse gebouwd met eenzelfde romp als basis. Op 24 augustus 1912 werd het schip te water gelaten en op 7 april 1913 afgeleverd. Jupiter werd het eerste US Navy schip dat werd aangedreven door stoomketels, gekoppeld met stoomturbines met een elektrische aandrijving. De door William Le Roy Emmett ontwikkelde aandrijving en door General Electric Company verder uitgewerkt bestond uit twee elektromotoren die elk een schroef aandreven. De elektromotoren werden aangedreven door een Curtiss stoomturbine. Hiermee kon een snelheid van 14 knopen (26 km/u) worden gegenereerd.
Na de in dienst stelling werd de USS Jupiter ingedeeld bij de Pacific Fleet met als thuisbasis Mazatlan in Mexico. Eind 1916 werd het schip overgeplaatst naar de Atlantic Fleet Auxiliary Division. Op 6 april 1917 kwam het in Norfolk, Virginia aan en werd het ingedeeld bij de Naval Overseas Transport Service voor transporten naar Europa.
Op 11 juli 1919 werd de USS Jupiter aangewezen om te worden verbouwd tot vliegdekschip. Op 12 december 1919 vertrok het schip hiervoor naar Hampton Roads, Virginia. Hier ging het op 24 maart 1920 uit dienst. De verbouwing vond plaats op de Navy Yard in Norfolk, Virginia. Op 11 april 1920 kreeg het schip formeel de naam USS Langley. De naam was gekozen ter ere van Samuel Pierpont Langley, een Amerikaanse astronoom, fysicus, luchtvaart pionier en vliegtuig ingenieur. Op 20 maart 1922 werd het schip officieel in dienst genomen als USS Langley (CV-1).[1][2]
Op 25 oktober 1936 vertrok de USS Langley naar de Mare Island Navy Yard in Californië om te worden omgebouwd tot Seaplane Tender. De verbouwing werd op 26 februari 1937 afgerond. Het schip behield haar naam maar kreeg de nummering AV-3 op 11 april 1937. Tussen 1 februari 1939 en 10 juli 1939 was het schip gestationeerd bij de Atlantic Fleet. Op 24 september 1939 keerde de USS Langley terug naar de Pacific Fleet.[3][4]
Toen de Japanse strijdkrachten de Filippijnen op 8 december 1941 aanvielen, lag de USS Langley voor anker in Cavite. De Japanse strijdkrachten ontwijkend vertrok het schip naar Balikpapan, Nederlands-Indië en later naar Darwin, Australië. Hier kwam het op 1 januari 1942 aan. De USS Langley werd vervolgens toegewezen tot American-British-Dutch-Australian Command (ABDACOM of ABDA-Command). Haar taak werd het uitvoeren van anti-onderzeeboot patrouilles nabij Darwin. Hier bleef het schip tot 11 januari 1942.[5]
Na haar taak bij Darwin vertrok de USS Langley naar Fremantle en voegde zich bij de m.s. Sea Witch (1940). Beide schepen werden geladen met kratten met 32 Curtiss P-40 jachtvliegtuigen van het 13th Pursuit Squadron (Provisional), Far East Air Force. De vliegtuigen waren bedoeld voor Nederlands-Oost Indië. Op 22 februari 1942 vertrok de USS Langley, samen met m.s. Sea Witch, in konvooi MS 5. Dit bestond naast deze schepen nog uit USAT Willard A. Holbrook (AP-44), m.v. Duntroon (1935) en s.s. Katoomba (1913). Als escorte vaarde de USS Phoenix (CL-46) mee. Op 27 februari 1942 verlieten de USS Langley en m.s. Sea Witch het konvooi en voegden zich bij escorteschepen USS Whipple (DD-217) en USS Edsall (DD-219). Om 11.40 uur voeren de schepen op 121 km ten zuiden van Tjilatjap, toen ze werden aangevallen door Japanse Mitsubishi G4M Betty bommenwerpers. Tijdens de aanval werd de USS Langley door vijf bommen getroffen. Hierbij werden 16 bemanningsleden gedood. De bovenbouw raakte in brand en al snel helde het schip 10 graden over naar bakboord. Om 13.30 uur werd opdracht gegeven het schip te verlaten. De escorteschepen trachtten de USS Langley met negen 100 mm granaten en twee torpedo's tot zinken te brengen ten einde het niet in vijandelijke handen te laten vallen. Toen de escorteschepen het gebied verlieten, was de USS Langley nog steeds niet gezonken. Uiteindelijk werd het schip getorpedeerd door de USS Whipple (DD-217) en USS Edsall (DD-219)[6]. Men gaat er vanuit dat het schip uiteindelijk is gezonken op 8.51'Zuiderbreedte - 109.02'Oosterlengte.[7]
De overlevenden werden door de escorteschepen opgepikt en deels overgebracht naar de USS Pecos (AO-6). Vele van de overlevenden kwamen later om het leven toen de USS Pecos en de USS Edsall ook door Japanse vliegtuigen tot zinken werden gebracht.
Naam: | USS Langley |
Callsign/Registratie: |
AV-3 |
Bouwer: |
Mare Island Navy Yard,
California (ombouw) |
Bouwnummer: |
geen |
Type/Klasse: |
Vliegtuigmoederschip / geen |
Waterverplaatsing: |
12.700 lt (12.900 t) -
standaard 13.900 lt (14.100 t) - maximum |
Lengte: |
165,20 meter |
Breedte: |
19,90 meter |
Diepgang: |
7,30 meter |
Aandrijving |
3 boilers General Electric turbo-electrische transmissie 2 schachten 7.200 shp (5.400 kW) |
Snelheid: |
15,5 knopen (28,7 km/u) |
Bereik: |
6.5000 km (bij 10 knopen) |
Bewapening: |
4x 127 mm/51 cal geschut |
Bemanning |
468 |
USS Jupiter
(Fleet Collier No. 3) |
|
Commander
Joseph Mason Reeves (Kapitein-luitenant ter zee) |
7 april 1913 |
Captain Samuel Shelburne
Robison (Kapitein-ter-zee) |
april 1914 |
Commander Clarence Selby Kempff (Kapitein-luitenant ter zee) | 12 mei 1917 |
Commander Robert Tryon Menner (Kapitein-luitenant ter zee) | 20 juli 1917 |
Commander John William Kelton (Kapitein-luitenant ter zee) | 30 september 1917 |
Lieutenant Joseph Francis Becker (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) | 17 november 1917 |
Lieutenant-Commander Harry
Martin Bostwick (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
19 november 1919 - 24
maart 1920 |
USS Langley
(CV-1) |
|
Commander Kenneth Whiting (Kapitein-luitenant ter zee) | 20 maart 1922 |
Captain Stafford Henry
Rahall Doyle (Kapitein-ter-zee) |
16 juni 1922 |
Captain Edward Sharpless Jackson (Kapitein-ter-zee) | 5 juli 1924 |
Captain Frank Robert McCrary (Kapitein-ter-zee) | 10 juni 1926 |
Commander John Henry Towers (Kapitein-luitenant ter zee) | 4 januari 1927 |
Commander Robert Rudolf Paunack (Kapitein-luitenant ter zee) | 26 augustus 1928 |
Captain Arthur Byron Cook (Kapitein-ter-zee) | 3 oktober 1928 |
Captain Rufus Fairchild Zogbaum Jr. (Kapitein-ter-zee) | 30 juni 1930 |
Captain Aubrey Wray Fitch (Kapitein-ter-zee) | 8 juli 1931 |
Commander Patrick Neison Lynch Bellinger (Kapitein-luitenant ter zee) | 16 juli 1932 |
Captain Kenneth Whiting (Kapitein-ter-zee) | 15 juni 1933 |
Captain Warren Gerald Child (Kapitein-ter-zee) | 13 december 1933 |
Captain John Howard Hoover (Kapitein-ter-zee) | 15 juni 1935 - 22 juli 1936 |
USS Lanlgey
(AV-3) |
|
Commanander
George Dominic Murray
(Kapitein-luitenant ter zee) |
30 mei 1937 |
Captain
Arthur Cayley Davis
(Kapitein-ter-zee) |
15 juni 1939 |
Captain Frank Dechant
Wagner
(Kapitein-ter-zee) |
18 juni 1940 |
Commander Robert Perche
McConnell
(Kapitein-luitenant ter zee) |
16 juli 1941 |
Commander
Felix Budwell Stump
(Kapitein-luitenant ter zee) |
20 september 1941 |
Commander Robert Perche
McConnell
(Kapitein-luitenant ter zee) |
13 januari 1942 - 27
februari
1942 |