Het was een historische primeur: oorlogscorrespondenten die in een Propagandakompanie (PK) van de Wehrmacht meevochten aan de zijde van frontsoldaten. "Terwijl de pionier van de stoottroepen zonder angst voor de dood en met kalme koelbloedigheid zijn vlammenwerper gebruikt om een vijandelijke bunker open te breken," zo verklaarde nazipropagandaminister Joseph Goebbels in mei 1941, "staat een PK-Mann eveneens met doodsverachting en koelbloedig naast hem om deze dramatische en opwindende gebeurtenis in woord of beeld vast te leggen." Eén van die PK-mannen, Kriegsberichter genoemd, was de Duitse schrijver en journalist Thaddäus Troll, wiens werkelijke naam Hans Bayer luidde.
"Seifensiederei Bayer", prijkte decennialang op de gevel van het inmiddels afgebroken pand aan de Marktstrasse 11 in het Stuttgartse stadsdeel Bad Cannstatt. Op de bovenverdieping woonde de familie Bayer en op de begane grond bevonden zich de bedrijfsruimte en de winkel, waar zeep gefabriceerd en verkocht werd. Wie in de jaren 20 van de vorige eeuw de zeepwinkel bezocht, kon geholpen worden door een jongeman genaamd Hans, de oudste zoon van eigenaar Paul Bayer en zijn vrouw Elsa. Met zijn jongere broer Erich hielp Hans zijn vader na schooltijd vaak in het familiebedrijf. Het lag in de lijn van de verwachting dat de in 1914 geboren Hans zijn vader zou opvolgen, maar al op jonge leeftijd had hij andere interesses. Hij was een theaterliefhebber en bezocht met zijn moeder vaak opvoeringen in het theater van Stuttgart. Schrijven was echter zijn grootste passie en hij droomde van een journalistieke carrière.
Na in 1932 geslaagd te zijn voor zijn opleiding aan het Johannes-Kepler-Gymnasium in Cannstatt wist zijn vader voor hem gedurende die zomer een stageplek te regelen op de redactie van de Cannstatter Zeitung. Van 1932 tot 1938 studeerde Hans Bayer vervolgens Duitse taal en literatuur, kunstgeschiedenis, theaterwetenschappen en journalistiek in Tübingen, München, Halle en Leipzig. Gedurende vakanties leverde hij bijdragen aan de Ludwigsburger Zeitung, waaronder artikelen over politiek en theater en film- en concertbesprekingen. Gedurende zijn studietijd deed zich in Duitsland met de machtsovername door de nazipartij NSDAP van Adolf Hitler een politieke aardschok voor, die ook aan de student Bayer niet voorbij ging. In 1933, het jaar dat Hitler benoemd werd tot rijkskanselier, werd hij lid van de Sturmabteilung (SA), de paramilitaire beweging van de nazipartij. Vermoedelijk was zijn lidmaatschap enkel bedoeld om als student niet benadeeld te worden in een samenleving die algauw door de nazi’s beheerst werd. Erg actief was hij niet als "bruinhemd" en in juni 1937 verliet hij de SA.
Daarentegen was Bayer sinds het begin van zijn studietijd wel een enthousiast lid van de Turnerschaft Palatia, een Duits-nationalistisch studentencorps in Tübingen waar studenten traditiegetrouw de degens met elkaar kruisten tijdens schermduels. Het studentenleven met de bijbehorende duels, discussiebijeenkomsten en drinkgelagen kon ook Bayer bekoren. Toen hij in 1935 in een dronken bui een portret van Hitler aan de muur beschadigde kwam er echter een abrupt einde aan zijn lidmaatschap van het corps, omdat gevreesd werd voor de opheffing van de studentenorganisatie wanneer het incident genegeerd werd. Gevolgen voor de voortgang van zijn studie had het voorval niet en in juni 1938 behaalde Bayer zijn doctoraat aan de universiteit van Leipzig met een dissertatie getiteld "De pers en berichtenverkeer van Duitse krijgsgevangenen in de Wereldoorlog". Voortaan mocht hij zich Dr. Phil. noemen, een doctorstitel die niet enkel het vak filosofie behelst, maar bijvoorbeeld ook sociologie, politieke wetenschappen en geschiedenis.
In het jaar van Bayers afstuderen pakten donkere wolken zich samen boven Europa. Duitse troepen waren in 1938 zowel Oostenrijk als het Sudetenland in Tsjechië binnengevallen, gevolgd door de annexatie van de rest van Tsjechië in het daaropvolgende jaar. Daarmee was Hitlers honger naar gebiedsuitbreiding nog lang niet gestild en Duitse mannen werden in groten getale opgeroepen om in dienst van de Wehrmacht te treden. Bayers oproep volgde enkele maanden na het behalen van zijn doctoraat. Hij volbracht zijn basistraining bij Nachrichtentruppe 25 in Cannstatt en werd vlak voor de Duitse inval in Polen in september 1939 overgeplaatst naar Nachrichten-Abteilung 178. Als lid van deze eenheid was Bayer betrokken bij de installatie van telefoonverbindingen aan de Duits-Franse grens. Na de Franse capitulatie op 22 juni 1940 maakte hij met zijn eenheid onderdeel uit van het bezettingsleger in Frankrijk.
Tot het einde van de oorlog dienen als gewone soldaat was niet wat Bayer wilde. Al in 1939 had hij zich aangemeld voor de Propagandakompanien (PK) van de Wehrmacht. Deze compagnieën waren in 1938 voor het eerst ingezet bij de inval in het Sudetenland en hadden als voornaamste doel om verslag te doen van de Duitse krijgshandelingen. Bij de invasie van Polen telde het Duitse leger dertien van zulke eenheden, waarvan er zeven onderdeel uitmaakten van het Heer (landmacht), vier van de Luftwaffe en twee van de Kriegsmarine. Vanaf 1940 beschikte ook de Waffen-SS over een eigen Propagandakompanie. De leden van deze eenheden, Kriegsberichter (oorlogscorrespondenten), hielden zich bezig met het verslaan van de oorlog via krantenartikelen, radioverslagen, foto’s, filmopnamen en tekeningen. Hun werk werd verspreid onder fronttroepen en ook aan het thuisfront, nadat het eerst door het opperbevel aan militaire censuur was onderworpen en door het propagandaministerie van Joseph Goebbels aan politieke censuur. De eenheden stonden weliswaar onder militair bevel, maar het waren Goebbels en zijn medewerkers die individuele correspondenten voordroegen en specifieke propaganda-opdrachten gaven.
Aanvankelijk werd Bayers aanmelding geweigerd, maar in oktober 1940 volgde alsnog zijn overplaatsing naar de PK. Op 11 oktober 1940 begon hij zijn opleiding in de Propaganda-Ersatz-Abteilung in Potsdam. Terwijl oorlogscorrespondenten die tegenwoordig embedded opereren slechts optrekken met een militaire eenheid maar er geen deel van uitmaken, waren Kriegsberichter gewapende militairen die zelf ook onderdeel uitmaakten van het leger. “De PK-man is geen verslaggever in de gebruikelijke zin, maar een soldaat”, aldus Joseph Goebbels. “Naast pistolen en handgranaten draagt hij nog andere wapens: de filmcamera, het fototoestel, het tekenpotlood of het schrijfblok.” Onderdeel van de opleiding was dus ook militaire training, naast lessen over de taken van de propagandacompagnieën en het effect van propaganda. “De propaganda trekt aan een snoertje en je hebt wat je wilt, verachting of haat, of ongeremd enthousiasme of verontwaardiging”, zo schreef Bayer tijdens zijn training in een brief aan zijn vriendin.
Het echte werk als Kriegsberichter begon voor Hans Bayer op 19 januari 1941, toen hij arriveerde bij Propagandakompanie 689, die sinds eind 1940 gestationeerd was in Warschau na eerder deelgenomen te hebben aan de invasie van Polen en in 1940 actief te zijn geweest in Frankrijk. PK 689 hield zich in de Poolse hoofdstad vooral bezig met het verzorgen van theater-, bioscoop- en gezelschapsavonden voor Duitse militairen. Daarnaast werden publicaties, waaronder antisemitische, in het Pools verspreid onder de lokale bevolking en werd de krant Der Stosstrupp uitgegeven, die gratis uitgedeeld werd aan soldaten. Bayers eerste opdracht voor de compagnie bestond echter uit het schillen van aardappelen, waarmee hij als oorlogscorrespondent in spe vanzelfsprekend niet gelukkig was. Al spoedig debuteerde hij echter als verslaggever met een artikel in Der Stosstrupp van 5 februari 1941 over de ongemakken van het dragen van soldatenlaarzen. Latere stukken van hem over de superioriteit van de Duitse beschaving ten opzichte van de Poolse vonden meer aansluiting bij de nazi-ideologie.
Bayers eenheid was gelegerd in de wijk Wola, waar zich ook een deel van het in november 1940 opgerichte Joodse getto bevond. Op het moment van afgrendeling van de rest van de stad verbleven hier ongeveer 380.000 Joden, een aantal dat in mei 1941 zou oplopen tot 445.000. Met een extreem hoge bevolkingsdichtheid en zeer beperkte voedselrantsoenen waren de levensomstandigheden erbarmelijk en lag het sterftecijfer hoog. In april 1941 kreeg PK 689 opdracht om over deze erbarmelijke plek verslag uit te brengen. Door collega’s van Bayer werden er foto’s en filmopnamen gemaakt. Zelf bezocht hij het getto tussen 25 april en 8 mei zeven keer, op 1 mei vergezeld door Benyamin Zabludovsky, een lid van de Joodse Ältestenrat (ouderenraad) die hem rondleidde. Drie artikelen schreef hij over het getto, die allemaal in mei gepubliceerd werden. Eén van de artikelen waaraan hij bijdroeg was de fotoreportage “Juden unter sich”, een stuk vol antisemitische vooroordelen, zoals de beschuldiging dat Joden ziekteverspreiders zijn. In hoeverre deze teksten letterlijke vruchten zijn van de pen van Bayer is onduidelijk; zijn naam werd niet bij het artikel afgedrukt en mogelijk hebben redacteuren van het propagandaministerie de tekst flink geredigeerd.Vanaf het moment dat Duitse troepen op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen, werd het belang van de Propagandakompanien alleen maar groter. De oorlog werd door de nazi’s voorgesteld als een onvermijdelijke strijd op leven en dood tegen de ultieme vijand in de vorm van het bolsjewisme. Reportages over de Duitse raciale superioriteit, de successen van de Wehrmacht en de heroïsche daden van individuen aan het front moesten Duitse militairen en burgers overtuigen van het belang van de strijd en de Duitse overwinning. Omstreeks 1942 was het aantal Kiegsberichter opgelopen tot circa 15.000 man, die verdeeld waren over dertig propagandacompagnieën. Tot 1945 produceerden ze in totaal 80.000 pagina’s reportages, 5 miljoen meter filmopnamen en 3 miljoen foto’s.
Een dag voor de Duitse aanval op de Sovjet-Unie werd Bayers PK 689 ingedeeld bij het 4. Armee van Generalfeldmarschall Günther von Kluge dat als onderdeel van Heeresgruppe Mitte deelnam aan de opmars richting Moskou. Bayer en zijn collega’s van het eerste peloton deden verslag van diverse gevechten, onder andere bij Brest-Litovsk, Bialystok, Minsk, Gomel, Mogilev, Smolensk en Bryansk. Bayer schreef over de vlotte opmars van het Duitse leger, die als gevolg van herfstregens en de slechte voorbereiding op de vroeg ingevallen kou van de Russische winter in december 1941 echter tot stilstand kwam op ongeveer zestig kilometer voor de Sovjet-hoofdstad. Vanaf dat moment richtte Bayer zich in zijn stukken op het alledaagse leven van soldaten, het leven van de lokale bevolking onder de Duitse bezetting en heldendaden van individuele militairen en divisies. Hij zweeg over de misdaden die aan het Oostfront werden begaan tegen krijgsgevangenen, Joden en (vermeende) partizanen. Zijn teksten werden gepubliceerd in legerkrant Der Stosstrupp en diverse andere kranten binnen het Rijk.
Met het artikel “Urlaub auf Probe” behaalde Bayer zijn grootste succes als Kriegsberichter. Het satirische stuk ging over het fictieve personage Alois Hinterhuben, een in de strijd geharde Duitse Oostfrontsoldaat die tijdens zijn verlof door zijn ruwe manieren zijn medemens tot overlast is. Oorspronkelijk schreef Bayer de tekst ter gelegenheid van de viering van de jaarwisseling van 1941-1942, maar zijn superieuren gaven geen toestemming voor publicatie. Het circuleerde echter al onder soldaten en werd in februari 1942 voor het eerst anoniem gepubliceerd in de frontkrant Das Neueste. Later werd het ook in andere kranten afgedrukt, waaronder in Der Stosstrupp en diverse kranten in het Rijk. Bayers humoristische kijk op een voor velen herkenbaar onderwerp als de verruwing van mannen aan het Oostfront sloeg aan bij de lezers. Inmiddels bekend als de schrijver van de tekst, vormde het zijn doorbraak bij een groter publiek.
Met de rang van Sonderführer en een armband met de tekst “Kriegsberichter” onderscheidden Kriegsberichter zich van gewone soldaten, maar aan het front bleef het oorlogsgeweld hen niet bespaard. “De nieuwe Duitse oorlogsverslaggever is geen gast, maar een meestrijdende kameraad van de troepen”, zo luidden de woorden van Generalmajor Hasso von Wedel, de chef van de afdeling Wehrmachtpropaganda bij het Oberkommando der Wehrmacht in Berlijn. Dat gold ook voor Bayer, want hij en zijn eenheid droegen ook militair gezien hun steentje bij. Vanwege zijn deelname aan de strijd bij Gomel en in de omgeving van Mogilev werd hij op augustus 1941 onderscheiden met het Eiserne Kreuz II. Klasse. Enkele dagen na het begin van de invasie van de Sovjet-Unie, op 25 juni 1941, nam zijn compagnie deel aan de zuivering van een bos bij Roezjany/Ruzhany in Wit-Rusland, waarbij verschillende militairen uit het Rode Leger krijgsgevangen genomen werden. Drie van hen waren gewond en werden in opdracht van de commandant van PK 689 geëxecuteerd, ondanks dat al begonnen was met het vervoeren van de gewonden op provisorische brancards van boomtakken.
Hoewel Bayer het bovenstaande voorval niet vermeldde in zijn dagboek, blijkt uit andere aantekeningen onmiskenbaar dat de wreedheid van de strijd niet aan hem voorbij ging. “De oorlog is een verschrikkelijk inferno en het is moeilijk om er volop bij betrokken te zijn zonder je handen vuil te maken”, zo tekende hij in 1941 op. In juli 1941 beschreef hij zijn verbazing over “hoe koelbloedig en hard je kunt handelen als het noodzakelijk is.” Ondanks dat hij “omwille van de mensheid” wenste dat de oorlog snel afgelopen was, erkende hij in augustus 1941 echter dat de blootstelling aan gevaar voor hem ook aanlokkelijk was. “Deelnemen aan een aanval, een verkenningsoperatie of meevaren op een rubberen boot is mooi om mee te maken.” Bewust van de risico’s was hij zich terdege, want op dezelfde dag dat zijn compagnie drie gewonde krijgsgevangenen executeerde, sneuvelde ook een pelotonsgenoot van hem, cameraman Rolf Carl. Hij was één van de 546 PK-leden die tot oktober 1943 omkwamen. Zelf ontsnapte Bayer in oktober 1941 ternauwernood aan executie, na 32 uur lang krijgsgevangene van de Sovjets geweest te zijn. Met twee anderen wist hij te ontsnappen en terug te keren naar zijn eenheid.
Gedurende het eerste half jaar van de strijd in de Sovjet-Unie was Bayer geschokt door de armoede en ellende onder de lokale bevolking die hij toeschreef aan het bolsjewisme. In een artikel van 27 juni 1941 beschreef hij hoe etnische Duitsers en Roethenen (de benaming van de bevolking van grofweg Oekraïne en Wit-Rusland) jarenlang onderdrukt waren door “bolsjewieken en politieke commissarissen”, die hij zonder uitzondering als Joden beschouwde. Hij benadrukte hoe blij de bevolking was bij het arriveren van de Wehrmacht, die beschouwd werd als de bevrijder. Met erbarmelijke omstandigheden kregen Bayer en zijn collega’s zelf ook te maken gedurende het najaar van 1941. Ze leden onder de slechte bevoorrading, de voortdurende slagregens en de winterse kou. Een artikel van Bayer van 4 september 1941, waarin hij zijn lof uitte over de bevoorrading van het leger door de veldkeukens en bakkerij- en slagerij-compagnieën, was bedoeld om geruchten aan het thuisfront over de slechte voedselvoorziening aan het front de kop in te drukken, maar in werkelijkheid leden Duitse soldaten honger.
Nadat de opmars van het Duitse leger voor Moskou tot stilstand gekomen was, riep Bayer in een artikel van 6 januari 1942 in het Stuttgarter Neues Tagblatt lezers op om verbonden te blijven met soldaten aan het front door hen brieven te sturen. Diezelfde maand keerde hij tijdelijk terug naar Duitsland voor een door het propagandaministerie georganiseerde lezingentour langs lokale partijbureaus en militaire scholen. Op 22 januari 1942 hield hij een toespraak over de militaire campagne in de Sovjet-Unie voor medewerkers van een wapenfabriek in Teltow, vlakbij Berlijn. Over dit bezoek publiceerde hij op 24 mei 1942 een artikel waarin hij opnieuw de verbondenheid tussen het front en het thuisfront benadrukte. De dwangarbeiders die in de fabriek tewerkgesteld waren, liet hij ongenoemd.
Na in maart 1942 door het propagandaministerie genoemd te zijn als "één van de beste schrijvende journalisten", volbracht Bayer in april 1942 een cursus voor oorlogscorrespondenten eveneens als één van de beste. In mei keerde hij terug naar zijn compagnie aan het Oostfront, waar hij het bevel kreeg over een bataljon. Op 20 juli ontving hij de Ostmedaille, een onderscheiding voor burgers en militairen die van 15 november 1941 tot 15 april 1942 dienst deden aan het Oostfront. Zijn verblijf aan het front was van korte duur, want in augustus 1943 raakte hij besmet met geelzucht en werd hij overgebracht naar het militair hospitaal Bühlerhöhe in het Zwarte Woud. Na hersteld te zijn volgde hij in 1943 een cursus aan de Kriegsschule Potsdam. In de zomer van 1943 werd hij gepromoveerd tot Leutnant en overgeplaatst naar Propagandakompanie 670 in Kiev in Oekraïne ter versterking van de redactie van de legerkrant Der Sieg.
Bayer verbleef slechts kort in Kiev, want al na een maand werden de redactie en productie van de krant naar Warschau verplaatst. Dit was vanwege de opmars van het Rode Leger, dat op 6 november 1943 de stad heroverde. Bayer was blij weer terug te zijn in Warschau: hij bezocht theatervoorstellingen en concerten en ontmoette oude bekenden. Op de redactie van Der Sieg verving hij de hoofdredacteur als die afwezig was. In zijn bijdragen concentreerde hij zich veelal op vervolgverhalen en humoristische verhalen, stadsportretten en artikelen over Duitse denkers en dichters. Politieke artikelen liet hij over aan collega’s, hoewel hij in zijn eerste artikel als plaatsvervangend hoofdredacteur soldaten wel opriep vol te houden. In augustus 1944 volgde tot Bayers blijdschap zijn promotie tot hoofdredacteur. De hoofdredactionele columns die hij schreef lagen meer in lijn met de nazi-ideologie. Zo riep hij soldaten op er alles aan te doen om het thuisland te beschermen en uitte hij lof voor de afschaffing van arbeidstijden in de oorlogsproductie, wat hij ook aan het front wilde doorvoeren.
Enkele dagen voor het uitbreken van de Poolse opstand in Warschau op 1 augustus 1944 verhuisde Bayer met zijn redactie naar het oostelijker gelegen Lodz, door de Duitsers Litzmannstadt genoemd. Toen het ook daar in december 1944 te heet onder de voeten werd vanwege het oprukkende Sovjetleger zette de redactie van Der Sieg haar werkzaamheden voort aan boord van een zogenoemde Druckereizug (drukkerijtrein), die compleet uitgerust was met alles wat nodig was om een krant uit te geven. Aan boord was het echter behelpen. Bayer voelde zich "in deze nauwe ruimte en onder voortdurende observatie als in een gevangenis", zo schreef hij op 1 januari 1945. De treinreis ging in noordelijke richting met als eerste bestemming Soldau (Dzia³dowo in het huidige Noord-Polen). Vervolgens volgde de trein een grillige route door Oost- en West-Pruisen die Bayer en zijn collega’s, met een omweg via onder andere Bütow (Bytów) en Neustadt (Wejherowo), in de wijk Neufahrwasser (Nowy Port) van havenstad Danzig (Gdañsk) bracht, de eindbestemming van de reis.
Gedurende de treinreis van in totaal ongeveer 500 kilometer was Bayer getuige van lange, troosteloze colonnes van voor het Rode Leger vluchtende burgers die zich een weg baanden door de vrieskou. "Nu zijn het onze eigen landgenoten die buiten als een grote begrafenisprocessie voorbij lopen", zo schreef hij op 16 januari 1945 in zijn dagboek. "Niets is voor hen voorbereid. Het gold immers als defaitisme als je je op het slechtste voorbereidde. Het is echter geschied. Het Oostfront is ineengestort, erger dan zelfs de meest pessimistische zielen zich konden bedenken. We werden opgejaagd als konijnen." Op een brug over de Weichsel was Bayer op 24 januari getuige van een afschuwelijk tafereel. Een vrouw stond besluiteloos op de brug, alsof ze zelfmoord overwoog. In twee pakketten die ze onder haar armen droeg, zaten de bevroren lichamen van haar tweeling, die ze niet kon begraven in de bevroren grond. Terwijl ze twijfelde of ze de kinderlijkjes in het stromende water zou werpen, nam een man de pakketten van haar over om ze behoedzaam over de railing in de rivier te gooien. "We gaan elk onze eigen weg, alsof we de hel gezien hebben", zo noteerde Bayer hierna in zijn dagboek.
Al in het voorgaande jaar had het opperbevel erover geklaagd dat de toon van Der Sieg te apolitiek was geworden. "De heren willen nu een Stürmer-toon, maar daarmee kan ik ze niet van dienst zijn", zo concludeerde Bayer nog in maart 1945, verwijzend naar het ziekelijk antisemitische weekblad Der Stürmer van nazibons Julius Streicher (zie ook: slotverklaring Streicher en vonnis Streicher). Diezelfde maand verscheen de laatste editie van Der Sieg; op 25 maart 1945 vierden Bayer en zijn collega’s het "begrafenisfeest", wat tegelijkertijd hun laatste samenzijn was. Na zich in januari in Soldau al beziggehouden te hebben met het geven van militaire training aan leden van de Volkssturm, de in oktober 1944 opgerichte volksmilitie, voerde Bayer de laatste oorlogsweken de leiding over twee opvangkampen voor Duitse vluchtelingen in de omgeving van Danzig. Hij organiseerde voor hen voedsel, accommodatie en transport over de Oostzee. Zelf stapte hij op 8 mei 1945 aan boord van het laatste schip naar Duitsland om vervolgens na aankomst krijgsgevangen genomen te worden door de Britten in Neustadt in Holstein.
Bayer werd door de Britten gevangen gezet in het krijgsgevangenenkamp Putlos in Schleswig-Holstein, waar hij eind mei directeur van het kamptheater werd. Al in juli 1945 werd hij vrijgelaten en keerde hij terug naar Bad Cannstatt. Daar vulde hij zijn denazificatieformulier in en vroeg hij de Amerikaanse bezettingsautoriteiten toestemming om zijn werk als journalist te mogen hervatten. Op zijn denazificatieformulier vulde hij in dat hij tijdens de oorlog geen politieke stukken had geschreven, "slechts verslagen van de gevechten, beschrijvingen van land en mensen, psychologische beschouwingen en werken over culturele thema’s." Begin 1946 kreeg hij zijn werktoestemming en werd hij door het denazificatietribunaal vrijgepleit. Het daaropvolgende jaar werd er door de openbaar aanklager van Stuttgart alsnog een onderzoek geopend tegen Bayer, vanwege "valse opgaven op het registratieformulier". Op zijn denazificatieformulier zou hij zijn lidmaatschap van de NSDAP verzwegen hebben. Bayer ontkende echter lid te zijn geweest van de nazipartij en in 1948 werd de zaak gesloten vanwege gebrek aan bewijs.
Na de oorlog zette Bayer zijn journalistieke carrière voort. Hij was één van de oprichters van het politiek-satirische blad Das Wespennest, dat tot 1949 verscheen. Al direct nam hij afstand van het nationaalsocialisme; met zijn bijdragen wilde hij zijn "medemensen van de laatste resten van de geestelijke tirannie van het nationaalsocialisme […] bevrijden en zijn ideologie uit de geesten te verwijderen." Aanvankelijk gebruikte hij Peter Puck als pseudoniem, maar vanaf 1946 kenden zijn lezers hem als Thaddäus Troll. Naar eigen zeggen koos hij deze naam om in boekenkasten links naast de boeken van de Duitse schrijver Tucholsky te staan. Omdat hij ook nog onder zijn eigen naam theaterrecensies schreef, noemde Bayer zijn houding later "schizofreen". Onder zijn "nieuwe" naam publiceerde hij ook artikelen die tijdens de oorlog onder zijn eigen naam waren verschenen. In totaal schreef hij meer dan 70 boeken, honderden gedichten, theaterrecensies en feuilletonartikelen.
Als medewerker aan verschillende gerenommeerde kranten, zoals de Frankfurter Allgemeine, Die Zeit en Der Spiegel, ontwikkelde Bayer zich tot een vooraanstaand journalist in West-Duitsland. In 1962 ontving hij de Theodor-Wolff-Preis, een jaarlijkse journalistenprijs van de Duitse kranten, vernoemd naar een Duits-Joodse journalist die in 1933 door de nazi’s verdreven werd. Zijn grootste landelijke succes was het in 1967 verschenen boek ‘Deutschland deine Schwaben’, waarin hij op zijn kenmerkende ironische toon een beeld schilderde van het karakter en de cultuur van de Zwaben, de bewoners van Zuid-Duitsland. Naast schrijver was Bayer ook één van de medeoprichters van het Süddeutsche Schrifstellerverband en een actief verdediger van auteursrechten binnen de federatie van Duitse schrijvers. Daarnaast was hij ook lid van de internationale schrijversunie P.E.N. Hij verzette zich actief tegen (inter)nationale politieke ontwikkelingen die hij als totalitair beschouwde en zette zich in voor persvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
In het naoorlogse West-Duitsland was het geen beperking om Kriegsberichter te zijn geweest, want vele voormalige leden van Propagandakompanien wisten ongehinderd een carrière op te bouwen. Zo hebben onder andere Lothar-Günther Buchheim (schrijver van de in 1981 verfilmde roman "Das Boot"), ZDF-directeur Karl Holzamer en Herbert Reinecker (scriptschrijver van onder andere 281 afleveringen van politieserie "Derrick") als Kriegsberichter gediend. Bayer verzweeg dit verleden echter jarenlang; hij noemde zichzelf slechts soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Pas in de jaren zeventig kwam hier verandering in, nadat zijn dochter in de boekenkast exemplaren van Der Sieg had aangetroffen en ze haar vader hierover aan de tand gevoeld had. Na in 1969 de verkiezingscampagne van SPD-lijsttrekker Willy Brandt gesteund te hebben, was Bayer erg onder de indruk van hoe Brandt, inmiddels bondskanselier, als vertegenwoordiger van zijn generatie op 7 december 1970 tijdens een bezoek aan Polen knielde voor het monument ter herinnering aan de opstand in het getto van Warschau.
Het jarenlange zwijgen en de schaamte om zijn betrokkenheid bij het naziregime drukte zwaar op Bayer. "Ik neem het geen voormalige nazi kwalijk dat hij toen niet het intellectuele vermogen had het onrecht te herkennen", zo verklaarde hij in 1978. "Ik neem het mensen als wij die het geweten hebben, maar niet de moed hadden dit te uiten veel meer kwalijk." Al jarenlang geplaagd door depressies pleegde Hans Bayer op 5 juli 1980 op 66-jarige leeftijd zelfmoord in zijn appartement in Stuttgart. Hij werd begraven op het Steigfriedhof in Stuttgart onder de naam waaronder hij het meest bekend werd, Thaddäus Troll. Een sculptuur van de hoofdfiguur uit Bayers toneelstuk ‘Der Entaklemmer’ (1976) op de Thaddäus-Troll-Platz in Bad Cannstatt in de buurt van zijn geboortehuis, herinnert aan de geliefde Zwabische schrijver wiens onverwerkte verleden hem uiteindelijk opbrak. In het najaar van 2014 werd in het documentatiecentrum Topographie des Terrors in Berlijn een expositie aan hem gewijd.