HMS Hotspur was één van de twee H-klasse (II) torpedobootjagers die de Tweede Wereldoorlog wisten te overleven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam het schip deel aan vele operaties in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Indische Oceaan. Na de Tweede Wereldoorlog werd het schip verkocht aan de Dominicaanse Republiek, waar het schip onder de naam Trujillo in de vaart werd genomen. In 1962 werd het schip hernoemd tot Duarte. In 1972 werd de Duarte uit de vaart genomen en gesloopt.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Scotts Shipbuilding &
Engineering Company, Greenock, Scotland |
27 februari 1935 |
23 maart 1936 |
29 december 1936 |
1972 (sloop) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
29 december 1936 |
HMS Hotspur (H01),
2nd Destroyer Flotilla, Mediterranean Fleet |
|||
oktober 1939 |
januari 1940 |
HMS Hotspur (H01),
North America and West Indies Station |
||
maart 1940 |
mei 1940 |
HMS Hotspur (H01), 2nd Destroyer Flotilla, Home Fleet | ||
juli 1940 |
november 1940 |
HMS Hotspur (H01),
13th Destroyer Flotilla, North Atlantic Command |
||
februari 1941 |
maart 1942 |
HMS Hotspur (H01), 2nd Destroyer Flotilla, Mediterranean Fleet | ||
maart 1942 |
juni 1942 |
HMS Hotspur (H01),
Force A |
||
juni 1942 |
? |
HMS Hotspur (H01), 2nd Destroyer Flotilla, Mediterranean Fleet | ||
? |
1 maart 1943 |
HMS Hotspur (H01), Force A | ||
mei 1943 |
juni 1944 |
HMS Hotspur (H01),
Escort Group C4 |
||
juni 1944 |
? |
HMS Hotspur (H01),
14th Escort Group |
||
? |
? |
HMS Hotspur (H01),
Rosyth Escort Group |
||
augustus 1945 |
juni 1946 |
HMS Hotspur (H01),
Derry Training Squadron |
||
juni 1946 |
februari 1947 |
HMS Hotspur (H01), 4th Escort Group | ||
maart 1947 |
20 januari 1948 |
3rd Escort Flotilla |
||
20 januari 1948 |
23 november 1948 | Recerve Fleet |
||
23 november 1948 |
1962 |
Trujillo (D101) -
Dominicaanse marine |
||
1962 |
1972 |
Duarte (D101) -
Dominicaanse marine |
HMS Hotspur werd op 13 december 1934 besteld. De kiel werd op 27 februari 1935 gelegd op de scheepswerf van Scotts Shipbuilding & Engineering Company in Greenock, Schotland. Op 23 maart 1936 werd het schip te water gelaten en op 29 december 1936 afgeleverd. Het schip was de vierde oorlogsbodem bij de Royal Navy met de naam Hotspur sinds de naam in 1810 was gegeven aan een vijfde klasse zeilschip (fregat). Het schip had een lengte van 98,50 meter en een standaard waterverplaatsing van 1.370 ton. Het werd aangedreven door twee Parsons stoommachines die het schip een snelheid konden geven van 36 knopen (67 km/u). Bij een kruissnelheid van 15 knopen (28 km/u) kon een afstand afgelegd worden van 1.240 km. In vredestijd bestond de bemanning uit 137 koppen wat tijdens oorlogstijd kon worden uitgebreid naar 146. Het schip had net als alle Britse torpedobootjagers van die tijd een bewapening van vier stuks QF 120 mm Mark IX geschut in een A, B, X en Y positie, twee stuks viervoudige Mark I opstellingen met 12,7 mm Mark III Vickers machinegeweren, twee viervoudige installaties met 533 mm torpedolanceerbuizen, twee dieptebommenwerpers, een rails voor dieptebommen en 20 dieptebommen. Dit aantal dieptebommen werd kort na aanvang van de Tweede Wereldoorlog uitgebreid naar 35. Vanaf midden 1940 werd het luchtafweer uitgebreid met twee stuks 20 mm Oerlikon nabij de brug. De achterste torpedolanceerinstallatie werd vervangen door een 76,2 mm luchtafweergeschut en de vierloops Vickers installaties werden vervangen door 20 mm Oerlikon luchtafweer.[1][2]
Na haar indienststelling werd de torpedobootjager toegewezen aan de 2nd Destroyer Flotilla van de Mediterranean Fleet. In deze hoedanigheid nam het schip deel aan de operaties van het Non-Intervention Committee tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Tussen 16 december 1937 en 17 januari 1937 werd dit kortstondig onderbroken voor enige aanpassingen die in Gibraltar werden aangebracht. In augustus 1939 werd HMS Hotspur te Sheerness in het dok genomen voor een uitgebreidere herstelperiode, dit werd afgebroken in september vanwege de oorlogsdreiging.[3]
Aanvankelijk werd HMS Hotspur weer naar de Middellandse Zee gezonden, maar werd al snel richting Freetown, Sierra Leone gedirigeerd voor operaties op de Atlantische Oceaan. In oktober 1939 werd het schip tijdelijk gestationeerd bij het North America and West Indies Station. Tussen 18 januari 1940 en 6 maart 1940, volgde toch de eerder afgebroken reconstructie periode te Sheerness waarna het schip werd ingedeeld bij de 2nd Destroyer Flotilla, Home Fleet. Hiermee nam HMS Hotspur deel aan de mijnenlegoperaties in het kader van Operatie Wilfred op 8 april 1940. Op 10 april 1940, nam de torpedobootjager deel aan de eerste slag bij Narvik, waarbij het ten minste twee vrachtschepen tot zinken bracht. Bij de strijd die hierna ontstond met vijf Duitse torpedobootjagers, resulteerde in het verlies van HMS Hardy (H87) en HMS Hunter (H35) en het ernstig beschadigen van HMS Hotspur. Met hulp van HMS Havock (H43) en HMS Hostile (H55) lukte het Hotspur te ontkomen naar de reparatiebasis in Flakstadoya op de Lofoten. HMS Hotspur werd ernstig beschadigd en moest op de Lofoten en later in Chatham in reparatie tot 16 juli 1940. Bij het gebeuren waren 18 bemanningsleden om het leven gekomen.[4][5]
Na haar reparaties, werd HMS Hotspur ingedeeld bij de 13th Destroyer Flotilla, North Atlantic Command te Gibraltar. Het schip nam hiervandaan deel aan diverse operaties zoals operatie Hurry en nam deel aan Force H bij de slag bij Dakar. Op 20 oktober 1940, wist het schip, samen met HMS Griffin (H31) en HMS Gallant (H59), de Italiaanse onderzeeboot Lafolé (1938) tot zinken te brengen. HMS Hotspur ramde hierbij de onderzeeboot, waarbij het zichzelf ernstig beschadigde. Na noodreparaties was HMS Hotspur in november 1940 weer betrokken bij operatie Collar en ging tussen 29 november 1940 en 20 februari 1941 voor grotere reparaties in Malta het dok in.[6][7]
Nadat de reparatie waren afgerond, werd HMS Hotspur ingedeeld bij de 2nd Destroyer Flotilla, Mediterranean Fleet, waar het onder andere deelnam aan de Slag bij Kaap Matapan in maart 1941 en de evacuatie van troepen uit Griekenland en Kreta. Ten tijde van de campagne in Syrië en Libanon in juni voerde het schip escortediensten uit. Tot maart 1942 opereerde HMS Hotspur voornamelijk langs de Noord-Afrikaanse kust.[8][9]
Op 23 maart 1942 werd HMS Hotspur overgeplaatst naar Eastern Fleet in de Indische Oceaan. Hier werd het schip ingedeeld bij Force A, maar keerde alweer in juni 1942 voor korte tijd terug naar de Middellandse Zee. Een maand later was het schip alweer terug bij Force A in de Indische Oceaan, waar het tot januari 1943 verbleef. Op 14 februari 1943 kwam het schip aan in Freetown om vervolgens naar Groot-Brittannië te varen. Vanaf 1 maart 1943 ging de torpedobootjager het dok in te Sheerness om te worden verbouwd tot escorte-jager. Bij de ingrijpende verbouwing kreeg het schip nieuwe radar (Type 271 en Type 290) en een Type 242 IFF (Identification Friend or Foe) systeem. Twee stuks hoofdgeschut, één voor en één achter, werden verwijderd ten gunste van een Hedgehog mortier. Het midscheeps geplaatste 12,7 mm luchtafweergeschut werd verwijderd, terwijl meer 20 mm luchtafweergeschut werd geplaatst. Na de verbouwing werd HMS Hotspur ingedeeld bij de Escort Group C4 ten diende bij konvooidiensten op de Noord-Atlantische Oceaan. In juni 1944 verwisselde het schip haar eenheid voor de 14th Escort Group.[10][11][12]
In de periode direct na de Tweede Wereldoorlog, werden de Hedgehog installaties wederom ingeruild voor hoofgeschut en werd HMS Hotspur achtereenvolgens ingedeeld bij de Rosyth Escort Force en in juni 1946 bij de 4th Escort Group. Begin 1947 volgde opnieuw een herinrichting, waarna het schip terecht kwam bij de 3rd Escort Flotilla tot het schip in november 1947 uit de vaart werd genomen. Op 20 januari 1948 volgde plaatsing bij de reservevloot tot het schip op 23 november 1948 werd verkocht aan de Dominicaanse Republiek. Hier werd het schip onder de naam Trujillo, naar de Dominicaanse dictator Rafael Trujillo, in de vaart genomen, waarbij de 20 mm Oerlikons waren vervangen door 40 mm Bofors geschut. Na het overlijden van Rafael Trujillo, werd het schip in 1962 hernoemd tot Duarte. Als Duarte deed de torpedobootjager dienst tot het schip in 1972 uit de vaart werd genomen en werd gesloopt.[13][14]
Naam: | HMS Hotspur |
Callsign/Registratie: |
H01 |
Bouwer: |
Scotts Shipbuilding &
Engineering Company, Greenock, Scotland |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / H-klasse (II) |
Waterverplaatsing: |
Standaard: 1.350 BRT Maximaal: 1.883 BRT |
Lengte: |
98,50 meter |
Breedte: |
10,10 meter |
Diepgang: |
3,80 meter |
Aandrijving |
2 x Parsons Stoomturbines 3 x Admiralty 3-drum Boilers Vermogen: 34.000 pk 2 schachten |
Snelheid: |
36 knopen (67 km/u) |
Bereik: |
10.240 km (bij 15 knopen) |
Bewapening: |
4x 1, QF 120-mm Mk. IX L/45
geschut 2x 4, 12,7 mm machinegeweren 2x 4, 533 mm torpedolanceerbuizen 20 dieptebommen |
Bemanning |
137 - 146 |
Commander Jack Grant Bickford (Kapitein-luitenant ter zee) | oktober 1936 - oktober 1938 |
Commander Herbert Francis Hope Layman (Kapitein-luitenant ter zee) | 3 januari 1939 |
Lieutenant-Commander Cecil Powis
Frobisher Brown (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
januari 1941 |
Lieutenant Terence Desmond Herrick (Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) | juni 1941 |
Lieutenant Philip Bekenn
(Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) |
28 juli 1942 |
Commander Alec Murray McKillop
(Kapitein-luitenant ter zee) |
25 juni 1943 |
Lieutenant-Commander Leopold
Hewetson Landman (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
maart 1944 |
Lieutenant Charles Shelly Battersby (Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) | 1 september 1944 - oktober 1944 |
Lieutenant-Commander Derek Roy
Mallinson (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
3 februari 1945 |