De vliegdekschepen van de Essex-klasse waren de opvolgers van zowel de Yorktown-klasse, die bestond uit USS Yorktown (CV-5), USS Enterprise en USS Hornet (CV-8) als het lichte vliegdekschip USS Wasp (CV-7). Deze vliegdekschepen waren door het Bureau of Ships (BuShips), de afdeling binnen de US Navy die verantwoordelijk was voor het ontwerpen en de ontwikkeling van oorlogsschepen, ontworpen onder het regime van de Verdragen van Washington van 1922 en Londen van 1930, dat in 1936 geprolongeerd werd. In deze verdragen werd door de grootste zeemachten ter wereld, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Japan, Frankrijk en Italië overeengekomen dat elk deelnemend land slechts over een bepaald aantal slag- en vliegdekschepen mocht beschikken met een maximaal tonnage. Voor de Verenigde Staten betekende dit onder andere dat de US Navy vliegdekschepen in de vaart mocht brengen met een gezamenlijk tonnage van 135.000 ton. In 1937 kondigden Japan en Italië aan dat zij de vlootverdragen niet meer zouden nakomen. Zodoende vervielen de limieten, die genoemd werden in de overeenkomsten, ook voor de andere deelnemende landen.
Een rechtstreeks gevolg van dit besluit was dat BuShips een verbeterde versie van de Yorktown-klasse kon ontwerpen, die door het in principe onbeperkte tonnage, ruimschoots groter zou uitvallen dan de Yorktowns. Dit verbeterde ontwerp gold overigens ook voor de Wasp omdat deze eenling in feite een verkleinde versie was van de Yorktown. De ontwerpers kwamen in 1938 met een ontwerp van een vergrote Yorktown van ruim 27.000 ton. Dit zou voldoende moeten zijn om aan alle eisen van de US Navy te voldoen. Deze eisen waren onder andere dat de vliegdekschepen met 90 vliegtuigen zouden moeten kunnen opereren, die bovendien sneller gelanceerd konden worden dan voorheen. De schepen zouden verder tot 25 procent van alle reserveonderdelen van de vliegtuigen standaard aan boord moeten hebben. De nieuwe klasse vliegdekschepen zou in oorlogstijd moeten kunnen overleven door de inzet van veel luchtafweer en bepantsering. Bovendien moesten de schepen lang mee kunnen gaan en de potentie hebben om ingrijpende moderniseringen te ondergaan.
BuShips slaagde er in om aan al deze wensen te voldoen en toen USS Essex op 31 december 1942 in dienst werd gesteld, beschikte de Amerikaanse marine over een carrier die volledig aan haar eisen voldeed. USS Essex kon 100 gevechtsvliegtuigen meenemen, die dankzij een buitenboordlift snel van het vliegdek naar het hangaardek konden worden verplaatst. Voorheen werd dit gedaan door binnenboordliften, die als grootste nadeel hadden dat zij een groot gat maakten in het vliegdek als zij op hangaardekniveau stonden of bewogen. Alleen USS Wasp (CV-7) beschikte tot dat moment over een buitenboordlift en deze was als heel nuttig ervaren. Verder bleken de vliegdekschepen zeer goed te kunnen overleven, ook tijdens de hevigste zeeslagen. Dit zou blijken toen zowel USS Franklin als USS Bunker Hill de zwaarste Japanse kamikaze- en bomaanvallen konden incasseren en op eigen kracht konden terugkeren naar een veilige haven. Na de oorlog werden de Essex-klasse vliegdekschepen verschillende malen ingrijpend verbouwd waarmee werd aangetoond dat de carriers ook hier zeer geschikt voor waren. Bovendien gingen de meeste van de Essexen ruim 30 jaar mee.
In de loop van 1940 werden de eerste Essex-klasse schepen besteld bij twee verschillende werven. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor, op 7 december 1941, werden er meer besteld bij nog drie bouwwerven omdat de eerste twee niet zo snel aan de vraag konden voldoen. Bovendien kregen de Essex-klasse vliegdekschepen op alle werven prioriteit omdat president Franklin Delano Roosevelt en de US Navy inzagen dat vliegdekschepen het verschil zouden gaan maken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om aan de vraag naar vliegdekschepen te voldoen na het verloren gaan van USS Lexington (CV-2), USS Yorktown (CV-5), USS Hornet (CV-8) en USS Wasp (CV-7) in 1942 en de oplevering van voldoende Essex-klasse schepen, werd een negental lichte kruisers van de Cleveland-klasse omgebouwd tot de Independence-klasse lichte vliegdekschepen.
In totaal bestelde de US Navy 32 Essex-klasse vliegdekschepen waarvan er zes na de Tweede Wereldoorlog geannuleerd werden en waarvan er twee tijdens de bouw afbesteld werden. De overgebleven 24 schepen werden na 7 december 1941 zo snel gebouwd dat er maar liefst achttien nog tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst kwamen. De totale bouwtijd van bijvoorbeeld USS Yorktown (CV-10) bedroeg slechts 16,5 maanden. In 1943 en 1944 kwam om de twee maanden een Essex-klasse carrier de Amerikaanse zeestrijdkrachten in de Pacific versterken. Dit was bovenop de negen Independence-klasse lichte vliegdekschepen die alle in 1943 in de vaart kwamen. De Japanners werden vanaf die tijd dan ook in het defensief gedwongen en uiteindelijk verpletterend verslagen.
Schip | Naamsein | Bouwwerf | Op stapel gezet | Te water gelaten | In dienst gesteld |
USS Essex | CV-9 | NNS&DD | 28 april 1941 | 31 juli 1942 | 31 december 1942 |
USS Yorktown | CV-10 | NNS&DD | 1 december 1941 | 21 januari 1943 | 15 april 1943 |
USS Intrepid | CV-11 | NNS&DD | 1 december 1941 | 26 april 1943 | 16 augustus 1943 |
USS Hornet | CV-12 | NNS&DD | 3 augustus 1942 | 30 augustus 1943 | 29 november 1943 |
USS Franklin | CV-13 | NNS&DD | 7 december 1942 | 14 oktober 1943 | 31 januari 1944 |
USS Ticonderoga | CV-14 | NNS&DD | 1 februari 1943 | 7 februari 1944 | 8 mei 1944 |
USS Randolph | CV-15 | NNS&DD | 10 mei 1943 | 28 juni 1944 | 9 oktober 1944 |
USS Lexington | CV-16 | FRSY | 15 juli 1941 | 23 september 1942 | 17 februari 1943 |
USS Bunker Hill | CV-17 | FRSY | 15 september 1941 | 7 december 1942 | 25 mei 1943 |
USS Wasp | CV-18 | FRSY | 18 maart 1942 | 17 augustus 1943 | 24 november 1943 |
USS Hancock | CV-19 | FRSY | 26 januari 1943 | 24 januari 1944 | 15 april 1944 |
USS Bennington | CV-20 | NYNSY | 15 december 1942 | 28 februari 1944 | 6 augustus 1944 |
USS Boxer | CV-21 | NNS&DD | 13 september 1943 | 14 december 1944 | 16 april 1945 |
USS Bon Homme Richard | CV-31 | NYNSY | 1 februari 1943 | 29 april 1944 | 26 november 1944 |
USS Leyte | CV-32 | NNS&DD | 21 februari 1944 | 23 augustus 1945 | 11 april 1946 |
USS Kearsarge | CV-33 | NYNSY | 1 maart 1944 | 5 mei 1945 | 2 mei 1946 |
USS Oriskany | CV-34 | NYNSY | 1 mei 1944 | 13 oktober 1945 | 25 september 1950 |
Reprisal | CV-35 | NYNSY | juli 1944 | 1946 | - |
USS Antietam | CV-36 | PNSY | 15 maart 1943 | 20 augustus 1944 | 28 januari 1945 |
USS Princeton | CV-37 | PNSY | 14 september 1943 | 8 juli 1945 | 18 november 1945 |
USS Shangri-La | CV-38 | NNSY | 15 januari 1943 | 24 februari 1944 | 15 september 1944 |
USS Lake Champlain | CV-39 | NNSY | 15 maart 1943 | 2 november 1944 | 3 juni 1945 |
USS Tarawa | CV-40 | NNSY | 1 maart 1945 | 12 mei 1945 | 8 december 1945 |
USS Valley Forge | CV-45 | PNSY | 14 september 1944 | 8 juli 1945 | 3 november 1946 |
Iwo Jima | CV-46 | NNS&DD | januari 1945 | - | - |
USS Philippine Sea | CV-47 | FRSY | 19 augustus 1944 | 5 september 1945 | 11 mei 1946 |
De vliegdekschepen van de Essex-klasse werden op vijf verschillende werven gebouwd:
Newport News Shipbuilding and Drydock Company te Newport News, Virginia (NNS&DD),
Fore River Shipyard te Quincy, Massachusetts (FRSY),
New York Naval Shipyard te Brooklyn, New York (NYNSY),
Norfolk Naval Shipyard te Portsmouth, Virginia (NNSY),
Philadelphia Naval Shipyard te Philadelphia, Pennsylvania (PNSY).
De oorspronkelijke naamgeving van de schepen werd tijdens de bouw overhoop gehaald door het feit dat schepen namen kregen van inmiddels al verloren gegane carriers. De eerste acht van de serie zouden de namen van historische Amerikaanse marineschepen krijgen: Essex, Bon Homme Richard, Intrepid, Kearsarge, Franklin, Hancock, Randolph en Cabot. De naam Cabot verviel ten gunste van Lexington na het zinken van USS Lexington (CV-2) tijdens de Slag in de Koraalzee in mei 1942. De naam Cabot werd later toegekend aan de lichte carrier van de Independence-klasse, USS Cabot. Bon Homme Richard werd vervangen door Yorktown na het verlies van USS Yorktown (CV-5) tijdens de Slag bij Midway op 7 juni 1942. Verder werd buiten de eerste acht namen, de naam van het tiende schip in de serie, Oriskany, vervangen door Wasp na het zinken van USS Wasp (CV-7), in september 1942, tijdens de Gualdalcanal campagne. Bovendien werd Kearsarge vervangen door Hornet na het verloren gaan van USS Hornet (CV-8) tijdens de Slag bij de Santa Cruzeilanden in oktober 1942.
In oktober 1944 ging USS Princeton (CV-23) verloren tijdens de Slag in de Golf van Leyte en werd de naam van het twintigste schip in de serie, Valley Forge, vervangen door Princeton. Tenslotte werden de namen Ticonderoga en Hancock tijdens de bouw van de schepen gewisseld omdat de verzekeringsmaatschappij "John Hancock" de bouw van de Hancock wilde sponsoren als het vliegdekschip in thuisstaat Massachusetts gebouwd zou worden.
Na de oorlog werden CV-50 tot en met CV-55 geannuleerd en werd de bouw van de Reprisal (CV-35) en Iwo Jima (CV-46) gestopt. De casco`s werden respectievelijk in 1949 en 1946 gesloopt. De bouw van de Oriskany werd tijdelijk gestopt en de carrier werd volgens een nieuw ontwerp opgeleverd in 1950. Het ontwerpplan van deze modernisering, SCB-27 genaamd, werd later toegepast bij de eerste verbouwingen van Essex-klasse vliegdekschepen.
In maart 1943 werd een duidelijk zichtbare aanpassing gedaan aan het ontwerp van de Essex-klasse vliegdekschepen. De schepen werden boven de waterlijn iets langer door het invoeren van een zogenaamde klipperboeg. Hierdoor ontstond ruimte voor twee vierdubbele 40mm mitrailleuropstellingen, die door het iets inkorten van het vliegdek tevens een vrijer schootsveld kregen. Van alle Essexen, die vanaf begin 1943 op stapel gezet werden, kreeg alleen USS Bon Homme Richard nog de originele short bow. De schepen met de klipperboeg werden de Long-bow units, Long-hull group of de Ticonderoga-klasse genoemd, maar de US Navy maakte verder geen enkel onderscheid tussen de short bows en de long bows, ook niet tijdens latere moderniseringsperiodes.
Grootste lengte over alles short bows: | 267,2 meter |
Grootste lengte over alles long bows: | 271 meter |
Lengte vliegdek short bows: | 263 meter |
Lengte vliegdek long bows: | 257 meter |
Grootste breedte over alles: | 45 meter |
Diepgang standaard: | 7 meter |
Diepgang volbeladen: | 8,4 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 27.500 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 36.380 ton |
Machine-installatie: | 4 x Westinghouse geared stoomturbines, 8 x Babcock & Wilcox Express type ketels |
Machinevermogen: | 150.000 pk |
Aantal schroeven: | 4 |
Bunkercapaciteit: | 6.450 ton stookolie |
Maximale snelheid: | 32,5 knopen |
Actieradius: | 20.000 zeemijlen bij 15 knopen |
Bemanning volgens ontwerp: | 2.600 koppen inclusief vliegploeg |
Bemanning in 1945: | tot 3.385 koppen |
Bewapening volgens ontwerp: | 4 x 2 en 4 x 1 12,5cm 38-kaliber kanonnen, 8 x 4 40mm Bofors en 44 x 1 20mm Oerlikon mitrailleurs |
Bepantsering: | 64 tot 100mm gordel-, 38mm hangaardek-, 38mm vliegdek- en 100mm torenbepantsering |
Vliegdekfaciliteiten: | 3 x hydraulische vliegdekliften waarvan 1 buitenboordlift, 2 x hydraulische vliegdek- en 1 x hydraulische hangaardek katapulten |
Vliegtuigen volgens ontwerp: | 36 Grumman F4F Wildcat jachtvliegtuigen, 36 Douglas SBD Dauntless duikbommenwerpers, 18 Douglas TBD Devastator torpedobommenwerpers |
Vliegtuigen vanaf 1943: | 36 Grumman F6F Hellcat jachtvliegtuigen, 36 Douglas SB2C Helldiver duikbommenwerpers, 18 Douglas TBF Avenger torpedobommenwerpers |
De Essex-klasse vliegdekschepen waren standaard uitgerust met SK luchtdoel- en SC en SK oppervlaktedoelradars. Sommige eenheden kregen tevens de beschikking over een experimentele SM fighter-direction radar. De gebruikte FD Mk 4 radars ten behoeve van de vuurleiding van de 12,5cm kanonnen werd al snel vervangen door verbeterde Mk 12 en Mk 22 versies. De vuurleiding van de 40mm mitrailleurs bestond onder andere uit Mk 51 optische richttoestellen. Verder waren de vliegdekschepen uitgerust met de meest moderne navigatiemiddelen en Very High Frequency (VHF) radioapparatuur die het mogelijk maakte over te schakelen op vier verschillende kanalen.
Vanaf eind 1943 domineerden de Essex-klasse vliegdekschepen, samen met de Independence-klasse carriers, de Amerikaanse inbreng in de strijd in de Pacific, beginnende met de herovering van de Gilberteilanden. De schepen zorgden er voor dat de US Navy het overwicht in de lucht kreeg en dat bleek het begin van het einde van de Japanse superioriteit in de Pacific te zijn. Zo lag de inzet van de Essexen ten grondslag aan de Japanse nederlaag. De Essex-klasse werd ingezet bij luchtaanvallen op door de Japanners bezette eilanden, bij de herovering van deze eilanden door de invasiemachten te beschermen en bij het vervoer van honderden gevechtsvliegtuigen en duizenden manschappen. Vanaf eind 1944 werden de Essex-klasse vliegdekschepen vooral gebruikt om Japan zelf aan te vallen tot deze rol werd overgenomen door B-29 langeafstandsbommenwerpers.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden achttien Essex-klasse vliegdekschepen aan de US Pacific Fleet toegevoegd waarvan er veertien aan verschillende acties deelnamen. In twaalf gevallen werden Essex-klasse vliegdekschepen slachtoffer van Japanse kamikaze- en bomaanvallen, maar de gevolgen van deze zelfmoordaanvallen bleven in de meeste gevallen zeer beperkt. Na korte reparatieperiodes konden de vliegdekschepen weer ingezet worden. USS Franklin en USS Bunker Hill waren er echter slechter aan toe na geslaagde Japanse aanvalsacties.
Tijdens de Slag in de Golf van Leyte, op 30 oktober 1944, werd USS Franklin getroffen door kamikazes. Het vliegdekschip werd aangevallen door drie zelfmoordpiloten, maar de eerste stortte in zee aan stuurboordzijde van de carrier. De tweede crashte echter op het vliegdek en door de impact drong het Japanse toestel door tot in de hangaar en veroorzaakte brand waardoor 56 doden en 60 gewonden vielen. De bom van de derde kamikaze miste USS Franklin net en het toestel crashte brandend op het vliegdek van USS Belleau Wood. De schade aan boord van de Franklin werd op de Puget Sound Naval Shipyard te Bremerton, Washington State, hersteld.
Op 19 maart 1945 had USS Franklin luchtaanvallen uitgevoerd op Honshu, één van de hoofdeilanden van Japan. De carrier, waarvan de bemanning ruim 30 volgetankte en met munitie geladen vliegtuigen op het vliegdek warm liet draaien en 22 toestellen gereed maakte in de hangaar, werd getroffen door twee bommen afkomstig van een Japanse Aichi B7A bommenwerper. De eerste trof het vliegdek en drong door tot in de hangaar en de tweede bom raakte het vliegdek aan de achterzijde van de carrier en drong door twee dekken heen. De bommen explodeerden vrijwel tegelijkertijd en veroorzaakten grote schade, branden, benzinedampexplosies en dertien graden slagzij over stuurboord. Veel bemanningsleden werden overboord geslingerd en vooral op het hangaardek vielen vele slachtoffers. Toch wisten de overige opvarenden het schip te redden door de branden onder controle te krijgen en munitiemagazijnen nat te houden zodat zij geen explosiegevaar meer vormden. Er vielen 924 dodelijke slachtoffers, een aantal dat alleen overtroffen werd aan boord van USS Arizona tijdens de Japanse aanval op Pearl Harbor. Verder vielen er bijna 500 gewonden. Toch kon het zwaar beschadigde vliegdekschip op eigen kracht Ulithi bereiken voor noodreparaties. Daarna ging de carrier door naar Pearl Harbor waar het schip in gereedheid werd gebracht om de reis, door het Panamakanaal, naar de Brooklyn Naval Shipyard te New York te maken om daar definitief gerepareerd te worden.
USS Bunker Hill werd in de ochtend van 11 mei 1945, tijdens de invasie van Okinawa, getroffen door twee kamikazes. Een A6M Zero jachtvliegtuig dook uit de laaghangende bewolking en liet een bom vallen die het vliegdek van de Bunker Hill doorboorde en door de scheepswand weer in de oceaan terecht kwam en daar explodeerde. Daarna crashte de Zero zelf op het vliegdek waardoor aan dek geparkeerde gevechtsvliegtuigen, die vol zaten met brandstof en munitie, explodeerden en een grote brand veroorzaakten. De resten van de Zero gleden over het vliegdek en stortten in zee. Nog geen 30 seconden later dook een tweede Zero af op het Amerikaanse vliegdekschip. Deze tweede kamikaze dropte eveneens een bom die door het vliegdek heen ging en in de hangaar tot ontploffing kwam. De ontploffing veroorzaakte hevige branden en benzinedampexplosies. Vervolgens stortte de Zero zelf neer op het vliegdek vlakbij het brugeiland. Er vielen 346 dodelijke slachtoffers aan boord van USS Bunker Hill en 43 opvarenden werden vermist. Verder waren er 264 gewonden te betreuren. De schade aan boord van het vliegdekschip was zo groot dat het schip zich van het strijdtoneel moest terugtrekken. Op eigen kracht kon de carrier naar Bremerton vertrekken waar het schip op de Puget Sound Naval Shipyard gerepareerd werd. De reparaties waren nog steeds gaande tijdens VJ-Day (Victory over Japan Day, 15 augustus 1945).
Ondanks het feit dat de Essex-klasse vliegdekschepen de belangrijkste Amerikaanse marine-eenheden in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog waren, werden de slagschepen nog steeds, althans symbolisch, gezien als de belangrijkste schepen. De opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in de Pacific, General Douglas MacArthur, koos dan ook het nieuwe Iowa-klasse slagschip USS Missouri als toneel voor de ondertekening van de Japanse capitulatie-overeenkomst op 2 september 1945 in de Baai van Tokyo. Verder waren er honderden andere slagschepen, kruisers, torpedobootjagers, mijnenvegers, korvetten en dergelijke aanwezig tijdens de plechtigheid in de Baai van Tokyo. De vliegdekschepen werden alleen vertegenwoordigd door de Independence-klasse carriers USS Bataan en USS Cowpens en drie escortevliegdekschepen. De Essexen schitterden door afwezigheid. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kwamen er echter nog zes Essex-klasse vliegdekschepen in dienst terwijl vrijwel alle Amerikaanse slagschepen buiten dienst werden gesteld. Dit betekende ook het symbolische einde van het slagschepentijdperk.
De meeste Essex-klasse vliegdekschepen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in actie waren geweest, werden in 1947 buiten dienst gesteld en in conservatie genomen. De acht overige carriers kregen de eerste straaljagers aan boord en vormden samen met de drie nieuwe Midway-klasse vliegdekschepen de ruggengraat van de US Navy vanaf eind jaren `40 tot begin jaren `50.
USS Oriskany werd volgens een nieuw ontwerp opgeleverd in 1950. Het vliegdekschip beschikte over een veel robuuster vliegdek en een nieuw ontworpen brugeiland. De originele 12,5cm kanonnen en luchtafweermitrailleurs waren verwijderd. De modernere vliegdekschip-tactieken gingen er immers vanuit dat de vliegtuigen zelf het vliegdekschip moesten beschermen tegen vijandelijke luchtaanvallen. Acht van de oudere Essex-klasse carriers werden volgens hetzelfde programma, dat SCB-27A werd genoemd, verbouwd en kwamen tijdens de oorlog in Korea (1950-1953) weer in actieve dienst. Nog eens zes Essexen werden verbouwd volgens het verbeterde SCB-27C moderniseringsontwerp. Deze schepen kregen onder andere de beschikking over stoomkatapulten die veel krachtiger en betrouwbaarder waren dan de hydraulische varianten. USS Antietam viel buiten het SCB-27 programma en kreeg de beschikking over een experimenteel hoekdek.
Vooral de toepassing van grotere en zwaardere gevechtsvliegtuigen eiste een verdere aanpassing van vliegdekschepen. Daarom werd een groot aantal Essex-klasse vliegdekschepen in de tweede helft van de jaren`50 nogmaals verbouwd, maar ditmaal volgens het SCB-125 programma. De belangrijkste veranderingen van dit programma waren een hoekdek, rompuitstulpingen voor meer drijfvermogen, zwaardere vliegdekliften aan de buitenzijden van de vliegdekken, zwaardere bomliften, en orkaanboegen. Het op deze boegen dichtplaten van de oorspronkelijk overhangende vliegdekken had als voordeel dat de carriers veel minder stormschade opliepen. Sommige carriers die de SCB-27C modernisering ondergingen, werden nog voor de oplevering omgebouwd volgens het SCB-125 programma. USS Oriskany vormde hierbij wederom een uitzondering en onderging een aangepast SCB-125A programma. De belangrijkste aanpassing was hierbij een aluminium vliegdek. De carriers die volgens de SCB-27 en SCB-125 plannen verbouwd waren, werden geclassificeerd als Attack Carriers (CVA).
Met de komst van de Forrestal-klasse supercarriers, begin jaren `60, werd een achttal Essex-klasse vliegdekschepen verbouwd tot onderzeebootbestrijdingsvaartuigen (CVS). Zij kregen volgens het SCB-144 programma de beschikking over een SQS-23 boegsonar en vliegtuigen en helikopters om onderzeeboten op te sporen en te vernietigen. Drie Essexen, USS Boxer, USS Princeton en USS Valley Forge, vielen buiten de genoemde programma`s en werden geclassificeerd als Landing Platform Helicopters (LPH). Zij fungeerden als amfibische aanvalsschepen ten behoeve van de mariniers en bleven met hun originele rechte dekken in dienst tot in de jaren `70. Een drietal schepen van de klasse, USS Leyte, USS Tarawa en USS Philippine Sea werd nooit verbouwd en werd, net als een aantal wel gemoderniseerde schepen, ingezet als aanvalscarriers (CVA).
Uiteindelijk werden 22 van de 24 Essex-klasse vliegdekschepen na de Tweede Wereldoorlog verbouwd of kregen een nieuwe functie. USS Franklin en USS Bunker Hill bleven echter in conservatie tot zij in 1966 en 1973 gesloopt werden. De grote schade die de schepen in de Pacific hadden opgelopen aan vitale onderdelen zoals de spanten en vliegdekken, maakte modernisering van beide schepen onrendabel. Door alle verbouwingsprogramma`s, moderniseringen en herclassificaties leken geen twee Essex-klasse vliegdekschepen meer precies op elkaar en kon een goed geoefende observator alle individuele schepen herkennen.
Tussen 1960 en 1973 kreeg een aantal Essex-klasse carriers nog wereldwijde bekendheid doordat zij als bergingsschepen werden ingezet bij de verschillende Amerikaanse ruimtevaartprogramma`s. Zij pikten zowel onbemande als bemande ruimtevaartcapsules op, die na hun missies in de Stille Oceaan terecht kwamen.
De komst van de supercarriers vanaf de jaren `60 en `70 zorgde er voor dat de Essex-klasse vliegdekschepen verouderd en overbodig werden. Vanaf de jaren `70 werden de eerste carriers van de klasse dan ook gesloopt. USS Lexington (CV-16) bleef echter tot 1991 in de vaart als opleidingsschip. USS Oriskany werd aan het einde van Koude Oorlog geschrapt uit het US Naval Vessel Register waarna de carrier helemaal gestript werd. Verschillende onderdelen van het schip zijn nog te zien in diverse musea. De romp werd voorbestemd om als onderdeel van de City of America tentoonstelling in de Baai van Tokyo te dienen, maar de Japanse zakenlieden, die hier het initiatief in hadden genomen, kwamen in financiële problemen. Vervolgens werd de romp van de Oriskany in 1995 voor sloop verkocht naar Vallejo, Californië, maar het sloopcontract werd ongeldig verklaard door gebrek aan voortgang. De Amerikaanse marine nam de resten van het vliegdekschip weer over en doneerde het aan de staat Florida. In 2006 werd de Oriskany als kunstmatig rif afgezonken in de Golf van Mexico.
Schip | In dienst gesteld | Verbouwd | Naamseinen | Buiten dienst gesteld | Lot |
USS Essex | 31,12,1943, 15-01-1951 | SCB-27A in 1951, SCB-125 in 1956, SCB-144 in 1962 | CV-9, CVA-9, CVS-9 | 09-01-1947, 30-06-1969 | Voor sloop verkocht 01-06-1975 |
USS Yorktown | 15-04-1943, 02-01-1953 | SCB-27A in 1953, SCB-125 in 1955, SCB-144 in 1966 | CV-10, CVA-10, CVS-10 | 09-01-1947 | Museumschip te Charleston sinds 1975 |
USS Intrepid | 16-08-1943, 09-02-1952, 18-10-1954 | SCB-27C in 1954, SCB-125 in 1955, SCB-144 in 1966 | CV-11, CVA-11, CVS-11 | 22-03-1947, 09-04-1952, 15-03-1974 | Museumschip te New York sinds 1982 |
USS Hornet | 29-11-1943, 20-03-1951, 11-09-1953 | SCB-27A in 1953, SCB-125 in 1956, SCB-144 in 1965 | CV-12, CVA-12, CVS-12 | 15-01-1947, 12-05-1951, 26-06-1970 | Museumschip te Alameda sinds 1998 |
USS Franklin | 31-01-1944 | - | CV-13 | 17-02-1947 | Voor sloop verkocht 27-07-1966 |
USS Ticonderoga | 08-05-1944, 01-10-1954 | SCB-27C in 1954, SCB-125 in 1957 | CV-14, CVA-14, CVS-14 | 09-01-1947, 01-09-1973 | Voor sloop verkocht 15-08-1974 |
USS Randolph | 09-10-1944, 01-07-1953 | SCB-27A in 1953, SCB-125 in 1956, SCB-144 in 1961 | CV-15, CVA-15, CVS-15 | 25-02-1948, 13-02-1969 | Voor sloop verkocht 05-1975 |
USS Lexington | 17-02-1943, 15-08-1955 | SCB-27C/125 in 1955 | CV-16, CVA-16, CVS-16, CVT-16, AVT-16 | 23-04-1947, 08-11-1991 | Museumschip te Corpus Christi sinds 1992 |
USS Bunker Hill | 25-05-1943 | - | CV-17 | 09-01-1947 | Voor sloop verkocht 05-1973 |
USS Wasp | 24-10-1943, 28-09-1951 | SCB-27A in 1951, SCB-125 in 1955, SCB-144 in 1964 | CV-18, CVA-18, CVS-18 | 17-02-1947, 01-07-1972 | Voor sloop verkocht 21-05-1973 |
USS Hancock | 15-04-1943, 15-02-1954, 15-11-1956 | SCB-27C in 1954, SCB-125 in 1956 | CV-19, CVA-19 | 09-05-1947, 13-04-1956, 30-01-1976 | Voor sloop verkocht 01-09-1976 |
USS Bennington | 06-08-1944, 13-11-1952 | SCB-27A in 1952, SCB-125 in 1955, SCB-144 1963 | CV-20, CVA-20, CVS-20 | 08-11-1946, 15-01-1970 | Voor sloop verkocht 12-01-1994 |
USS Boxer | 16-04-1945 | Amfibisch aanvalsvaartuig | CV-21, CVA-21, CVS-21, LPH-4 | 01-12-1969 | Voor sloop verkocht 02-1971 |
USS Bon Homme Richard | 26-11-1944, 15-01-1951, 06-09-1955 | SCB-27C/125 in 1955 | CV-31, CVA-31 | 09-01-1947, 15-05-1953, 02-07-1971 | Voor sloop verkocht 13-03-1992 |
USS Leyte | 11-04-1946 | - | CV-32, CVA-32, CVS-32 | 15-05-1959 | Voor sloop verkocht 09-1970 |
USS Kearsarge | 02-05-1946 | SCB-27A in 1952, SCB-125 in 1957, SCB-144 in 1962 | CV-33, CVA-33, CVS-33 | 16-06-1950, 13-02-1970 | Voor sloop verkocht 02-1974 |
USS Oriskany | 25-09-1950, 07-03-1959 | SCB-27 in 1950, SCB-125A in 1959 | CV-34, CVA-34 | 02-01-1957, 30-09-1976 | Afgezonken als kunstmatig rif 05-2006 |
Reprisal | - | - | CV-35 | - | Voor sloop verkocht 11-49 |
USS Antietam | 28-01-1945, 17-07-1951 | Experimenteel hoekdek in 1952 | CV-36, CVA-36, CVS-36 | 21-06-1949, 08-05-1963 | Voor sloop verkocht 28-02-1974 |
USS Princeton | 18-11-1945, 28-08-1950 | Amfibisch aanvalsvaartuig | CV-37, CVA-37, CVS-37, LPH-5 | 21-06-1949, 30-01-1970 | Voor sloop verkocht 05-1971 |
USS Shangri-La | 15-09-1944, 10-05-1951 | SCB-27C/125 in 1955 | CV-38, CVA-38, CVS-38 | 07-11-1947, 30-07-1971 | Voor sloop verkocht 09-08-1988 |
USS Lake Champlain | 03-06-1945, 19-09-1952 | SCB-27A in 1952 | CV-39, CVA-39, CVS-39 | 17-02-1947, 02-05-1966 | Voor sloop verkocht 28-04-1972 |
USS Tarawa | 08-12-1945, 03-02-1951 | - | CV-40, CVA-40, CVS-40 | 30-06-1949, 13-05-1960 | Voor sloop verkocht 03-10-1968 |
USS Valley Forge | 03-11-1946 | Amfibisch aanvalsvaartuig | CV-45, CVA-45, CVS-45, LHP-8 | 16-01-1970 | Voor sloop verkocht 10-1971 |
Iwo Jima | - | - | CV-46 | - | Casco gesloopt in 1946 |
USS Philippine Sea | 11-05-1946 | - | CV-47, CVA-47, CVS-47 | 28-12-1958 | Voor sloop verkocht 23-03-1971 |
De Essex-klasse vliegdekschepen waren na de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste kapitale schepen. Niet alleen van de Amerikaanse marine, maar van de gehele wereld. De klasse had als vliegdekschepen definitief de rol van de slagschepen als kern van een oorlogsvloot overgenomen. Na de oorlog stopte de ontwikkeling van slagschepen dan ook terwijl de evolutie van de carrier na 1945 pas goed op gang kwam. Dit was voornamelijk het gevolg van de aanpassingen die de ontwerpen van grote vliegdekschepen nodig hadden om met de steeds grotere en zwaardere straalvliegtuigen te kunnen opereren.
Tijdens de Koude Oorlog kon alleen de Sovjetmarine de ontwikkeling van vliegdekschepen enigszins bijhouden, maar de Amerikanen behielden hun voorsprong op carriergebied, die zij tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Essex-klasse hadden opgebouwd. De Essex-klasse werd opgevolgd door de grotere Midway-klasse, die echter slechts uit drie schepen bestond. Vanuit de Essex-klasse en de Midway-klasse ontwikkelde de US Navy de zogenaamde supercarriers, die een steeds grotere waterverplaatsing kregen; van de Forrestal-klasse van 60.000 ton tot de Nimitz-klasse van 100.000 ton. Tegenwoordig is de Amerikaanse marine de enige zeemacht ter wereld die supercarriers in de vaart kan houden.
Van de tot de verbeelding sprekende Essex-klasse vliegdekschepen zijn er vier bewaard gebleven. Dit zijn USS Yorktown (CV-10) die al sinds 1975 het vlaggenschip is van het Patriots Point Naval and Maritime Museum te Charleston, South Carolina. In 1982 werd USS Intrepid als museumschip opengesteld en is sindsdien één van de belangrijkste toeristische trekpleisters van New York City. Sinds 1992 is USS Lexington (CV-16) als museumschip te bezoeken te Corpus Christi, Zuidoost-Texas. USS Hornet (CV-12) werd op 26 juni 1970 buiten dienst gesteld en opgenomen in de Pacific Reserve Fleet op de Puget Sound Naval Shipyard. Op 25 juli 1989 werd de carrier verwijderd uit het Naval Vessel Register van de Amerikaanse marine, maar twee jaar later uitgeroepen tot National Historic Landmark. Deze status redde het vliegdekschip van de slopershamer en op 26 mei 1998 werd de carrier geschonken aan de Aircraft Carrier Hornet Foundation. Op 17 oktober van datzelfde jaar werd het schip als museumschip, dat een permanente ligplaats kreeg te Alameda, Californië, opengesteld voor het publiek. Het jaar daarna werd USS Hornet uitgeroepen tot California State Historic Landmark en in het National Register of Historic Places opgenomen. Hiermee is de toekomst van het historische vliegdekschip door de staat Californië gegarandeerd.
Visitor`s Guide Patriots Point