De Elsenbornrug is een boemerangvormig, hogergelegen terrein ten oosten van het Belgische dorp Elsenborn dat uitkijkt op de dorpen Krinkelt-Rocherath en de Duitse grens. Toen op 16 december 1944 het Ardennenoffensief uitbrak kregen de vooruitgeschoven Amerikaanse troepen ten oosten van Elsenborn de opdracht om zich op deze makkelijk verdedigbare positie terug te trekken. Verrast door de plotselinge Duitse aanval vochten de Amerikanen gedurende vier dagen om zichzelf in veiligheid te brengen en om de Duitse opmars tegen te houden. Het Ardennenoffensief duurde officieel van 16 december tot 25 januari, maar deze slag om de Elsenbornrug, tussen de Amerikaanse 99th en 2nd Infantry Divisions en de Duitse 6. Panzerarmee, zou al na 4 dagen beslist zijn in het voordeel van de geallieerden.
De Belgische Ardennen stonden eind 1944 bekend bij de geallieerden als een secundair front waar nieuw overgescheepte divisies konden acclimatiseren en waar gehavende divisies rustig konden bijkomen. Gelegen tussen het Hürtgenwald in het noorden, waar sinds september een bloedige strijd plaatsvond, en het Franse Lotharingen in het zuiden, waar General George Patton zijn tanden stukbeet op een netwerk van versterkingen, waren de Ardennen een gebied van rust, warm eten, warme douches en vermaak. Private Joe Schectman verwoordde het beeld van deze sector op 15 december in een brief naar huis: “We zijn hier even comfortabel en veilig ondergebracht als in Engeland. Vanzelfsprekend kan ik niet zeggen hoelang we in dit paradijs zullen blijven. Zolang ik hier ben, ben ik veilig.”
Een dag later, in de vroege ochtend van 16 december, begon juist hier de laatste Duitse aanval van de Tweede Wereldoorlog die gericht was op het ondermijnen van de geallieerde bevoorrading, het Ardennenoffensief. Hoofddoel was de havenstad Antwerpen dat het snelst bereikt kon worden via de weg over Büllingen, Malmedy en Luik. Om die reden lag het zwaartepunt van de Duitse aanval in de noordelijke sector van de Ardennen. Voor de doorgang naar het westen was de verovering van de Elsenbornrug daarom belangrijk voor de Duitse opmars.
De Duitse 6. Panzerarmee, onder leiding van SS-Oberstgruppenfuhrer Josef Dietrich was voor “Unternehmen Wacht am Rhein”, de codenaam voor het Ardennenoffensief, uitgerust met het beste wat het Duitse leger kon bieden: 4 SS-Panzerdivisionen, aangevuld met 5 Volksgrenadier-Divisionen met een totaal van ongeveer 685 kanonnen samen onderverdeeld in 3 korpsen:
1. SS-Panzerkorps. | |
- 1. SS-Panzerdivision “Leibstandarte Adolf Hitler”. | 34 Panzer IV’s 37 Panthers 10 Jagdpanzers 30 Tiger 11’s |
- 3. Fallschirmjäger Division. | |
- 12. Volksgrenadier-Division. | 6 StuG’s |
- 12. SS-Panzerdivision “Hitlerjugend”. | 38 Panthers 39 Panzer IV’s 47 Jagdpanzers |
- 277. Volksgrenadier-Division. | 6 Jagdpanzers |
2. SS-Panzerkorps. | |
- 2. SS-Panzerdivision “Das Reich”. | 58 Panthers 28 Panzer IV’s 28 StuG’s |
- 9. SS-Panzerdivision “Hohenstaufen”. | 35 Panthers 56 StuG’s 39 Panzer IV’s 21 Jagdpanzers |
67. Armeekorps. | |
- 272. Volksgrenadier-Division. | |
- 326. Volksgrenadier-Division. |
Voor het 1. SS-Panzerkorps waren vijf routes (Rollbahnen) uitgestippeld, maar het was niet noodzakelijk om deze strikt te volgen: naargelang de vijandelijke tegenstand, of gebrek hieraan, mocht de 6. Armee van de Rollbahnen afwijken. De drie meest noordelijke Rollbahnen waren voor de 12. SS-Panzerdivision en de twee zuidelijke voor de 1. SS-Panzerdivision. Er werd al rekening gehouden met een mogelijke tegenaanval van drie Amerikaanse divisies in het gebied rond Elsenborn en om die reden werd het zwaartepunt van de Panzerdivisionen iets zuidelijker geconcentreerd op de Rollbahnen C en D, ter hoogte van Malmedy en Stavelot. Op Rollbahn C zou de Kampfgruppe Kühlmann van de 12. SS-Panzerdivision de voorhoede vormen en op Rollbahn D de Kampfgruppe Peiper van de 1. SS-Panzerdivision.
Rollbahn B, die vlak onder de Elsenbornrug liep, was bestemd voor Kampfgruppe Müller.
Na strenge geheimhouding werden op 10 december de orders uitgevaardigd aan de 6. Panzerarmee:
“Op dag 0, om 06:00 uur, zal het 1. SS-Panzerkorps met haar infanteriedivisies door de vijandelijke posities in de sector Hollerath-Krewinkel breken. Het zal dan doorstoten over de Maas in de sector Luik - Huy met de 12. SS-Panzerdivision aan de rechterkant en de 1. SS-Panzerdivision aan de linkerkant. Het 2. SS-Panzerkorps zal vlak achter het 1. SS-Panzerkorps blijven om deze onmiddellijk te kunnen volgen. Het 1. SS-Panzerkorps heeft als missie om ofwel door samenwerking met het 2. SS de Maas te bereiken, ofwel om onmiddellijk na de Maas bereikt te hebben door te stoten naar Antwerpen, ongeacht of de flanken bedreigd worden door de vijand. Contact met het 1. SS moet hoe dan ook permanent gehandhaafd blijven.
Het 67. Armeekorps zal aan beide kanten van Monschau door de vijandelijke stellingen breken. Na het oversteken van het kruispunt Mützenich-Elsenborn zal het een defensief front vormen op de lijn Simmerath – Eupen – Luik voor de zuidelijkere twee Panzerkorpsen.”
De verdediging werd gevormd door de pas in Europa gearriveerde Amerikaanse 99th Infantry Division die onder het commando stond van Major-General Walter E. Lauer. Hun posities reikten van Monschau in het noorden tot Losheim in het zuiden: een gebied dat in principe door 3 divisies verdedigd had moeten worden. De reden voor deze zwakke linie was dat de Amerikanen weinig tegenstand verwachtten; het Duitse leger had zich teruggetrokken tot de goed verdedigbare Siegfriedlinie waardoor een tegenoffensief als zeer onwaarschijnlijk werd beschouwd. Daarnaast was het terrein van de Ardennen met zijn ravijnen, kronkelende riviertjes en smalle wegen ook uiterst ongeschikt voor een Duits offensief. De Duitse inlichtingendienst was op de hoogte van deze onderbezetting en verwachtte tijdens het aankomende offensief geringe tegenstand en een snelle Duitse doorbraak. De geharde Amerikaanse 2nd Infantry Division was volgens dezelfde inlichtingendienst gelegerd in de achterhoede en zou aan het begin van de aanval dus niet tijdig ingezet kunnen worden voor de verdediging van deze sector. Echter, op 13 december begon de 2nd Division op te trekken in noordoostelijke richting voor een operatie gericht op de Roerdammen bij Dreiborn, in samenwerking met elementen van de 99th Infantry Division.
Om 05:30 uur begon de operatie “Wacht am Rhein” met een half uur durende artilleriebarrage. Vervolgens begonnen de Duitse infanterie-eenheden hun opmars richting de Amerikaanse stellingen in het westen om belangrijke wegen en verkeersknooppunten in te nemen zodat de Panzerdivisionen makkelijk konden doorstoten. De infanterie-eenheden die een eerste aanval zouden uitvoeren in de richting van Elsenborn waren de 277. Volksgrenadier-Division en de 12. Volksgrenadier-Division. Hun doelen waren de tweelingdorpen Krinkelt-Rocherath en ten zuiden hiervan de weg van Büllingen naar Nidrum. Een sleutelelement tijdens het Ardennenoffensief zou verrassing en snelheid moeten zijn; twee belangrijke elementen van de eerder succesvol gebleken “Blitzkrieg”-strategie. Tijdens de eerste dag van het offensief bleek de verrassing bij de Amerikanen inderdaad groot, maar desondanks vertraagden zij de Duitse opmars aanzienlijk.
De meest noordelijke eenheid van de 277. Volksgrenadier-Division overrompelde de Amerikaanse linies die vlakbij het Duitse startpunt lagen, maar de twee meer zuidelijke eenheden, die eerst een kilometer breed veld moesten oversteken, werden tegengehouden door Amerikaans machinegeweervuur en mortieren. Aan het einde van de dag hadden de twee Duitse eenheden de Amerikanen nog steeds niet uit de bossen ten oosten van Krinkelt verjaagd en bleek hun nu resterende aantal ook ver onvoldoende om de tweelingdorpen in te nemen. Om die reden besloot SS-Gruppenführer Hermann Priess, bevelhebber van het 1. SS-Panzerkorps, om ‘s avonds al Kampfgruppe Müller van de 12. SS-Panzerdivision ter versterking naar voren te sturen.
De 12. Volksgrenadier-Division moest op de eerste dag door de zogenaamde Losheim Gap, een nauwe vallei tussen Losheimergraben en Losheim, via Lanzerath of Buchholtz optrekken naar Büllingen. Een regiment van deze divisie bezette Losheim bij de Belgisch-Duitse grens en volgde de spoorlijn richting Buchholtz. Bij het station van Buchholtz stonden Amerikanen van het 394th Infantry Regiment in de kou te wachten tot de wagen met het eten langs kwam. First Lieutenant Neil Brown, leider van L Company, bevond zich achter het bovenste raam in het station:
“Om precies 07:05 (volgens beide horloges die ik om had) keek ik uit het raam langs de spoorlijn en zag ik soldaten lopen. Achter het station stonden soldaten in de rij te wachten om te eten en omdat ik wist dat sergeant Klug een schema had opgesteld voor elk peloton om te eten draaide ik mij om en zei: “Klug, dat 1st Platoon komt binnen voor het ontbijt. Wat is hier verdomme aan de hand?” Klug kwam naast me staan bij het raam en keek langs de spoorlijn. Op het moment dat het mij ook duidelijk werd zei hij: “1st platoon my ass, dat zijn Duitsers!” Klug greep zijn geweer en rende naar buiten langs de spoorlijn richting de Duitsers. Toen hij zo’n 45 meter van de voorste soldaten verwijderd was schreeuwde hij een donderende HALT! Geloof me, elke Duitser stopte. Eentje draaide zich om, schreeuwde bevelen, en werd door Klug in de rug geschoten. Klug, draaide zich ook om en rende gebukt terug. Achter het station beval hij de soldaten om de ontbijtlijn op te breken en op het moment dat ze richting de Duitsers begonnen te gaan barste de Duitse artillerie in alle hevigheid los.”
De gehele dag hielden de Amerikanen stand bij het station waardoor de Duitsers tegen de avond via een omtrekkende beweging Buchholtz zouden passeren naar het westelijk gelegen bos. Deze doorgang was cruciaal voor het offensief omdat de tweede weg naar Büllingen, die zuidelijker liep via Lanzerath, hardnekkig verdedigd werd door 18 man van het Intelligence and Reconnaissance Platoon, 99th Infantry Division. Dit peloton onder leiding van Lieutenant Lyle J. Bouck Jr., had zich ingegraven in schuttersputjes op een heuvel boven Lanzerath vanwaar het een goed uitzicht had op de Losheim Gap. Omdat de mannen slechts licht bewapend waren was hun missie vooral observeren en rapporteren in plaats van verdedigen. Na de openingsbarrage nam Bouck telefonisch contact op zijn commandant. De orders waren duidelijk: vijandelijke bewegingen doorgeven en standhouden! Vanuit zijn schuttersputje zag Bouck een colonne Duitsers van de 3. Fallschirmjäger Division het dorp binnentrekken en de heuvel oplopen richting zijn posities. Zwaar in de minderheid wilde hij wachten met vuren tot ze allemaal binnen bereik waren. Toen de ongeveer 100 soldaten vlak onderlangs liepen zag Bouck tot zijn verbazing opeens een blond meisje vanuit het dorp naar de achterste soldaten van de colonne rennen en opgewonden naar zijn positie wijzen. Meteen werden orders geschreeuwd waarna de Duitsers het vuur openden en de heuvel frontaal probeerde te bestormen. Bouck en zijn mannen hielden de aanval de hele dag tegen tot ze rond zonsondergang, uitgeput en bijna zonder munitie, omsingeld en gevangengenomen werden. Hun moedig standhouden zorgde ervoor dat de weg naar Büllingen via Lanzerath de eerste uren van het offensief niet door de Duitsers gebruikt kon worden wat het strakke aanvalsschema meteen ontregelde. Na de inname van Lanzerath door de paratroepers kon Kampfgruppe Peiper, de speerpunt van de 1. SS-Panzerdivision, eindelijk rond middernacht het dorp bereiken.
Behalve de Amerikaanse tegenstand had SS-Obersturmbannführer Joachim Peiper, evenals de andere Panzerdivisionen, nog andere moeilijkheden ervaren: de enorme Duitse colonne van tanks, artillerie, materieel, infanterie en paarden had aan het begin van het offensief al voor grote opstoppingen gezorgd nog voordat de Belgische grens bereikt was. Daarnaast bleek een aantal bruggen nog niet hersteld, die een paar weken geleden nog door de Duitse genie verwoest waren tijdens de terugtocht. Peiper wilde deze vertraging ongeacht de gevolgen goedmaken. Toen hij in Lanzerath te horen kreeg dat Buchholtz nog steeds niet ingenomen was dirigeerde hij zijn Panzerregiment met spoed naar het noordwesten waar hij Buchholtz innam en de richting van Honsfeld opging.
Het grensdorp Losheimergraben was toen nog steeds in Amerikaanse handen. Het kruispunt, bestaande uit slechts een handvol huizen, was een belangrijke verkeersader voor de Duitse opmars en werd in het oosten verdedigd door een bataljon van het 394th Infantry Regiment, 99th Division, ondersteund door een mortierpeloton, drie antitankkanonnen en een sectie zware machinegeweren. Na hevige aanvallen van de 12. Volksgrenadier-Division trokken de Amerikanen zich aan het eind van de dag terug naar de huizen in Losheimergraben, maar hielden desondanks stand. Wederom werden de Duitse doelstellingen van de eerste dag niet bereikt.
Het 67. Armeekorps ervoer nog grotere problemen tijdens zijn aanval op Monschau: door de Amerikaanse druk rond het noordelijker gelegen Kesternich werd de 272. Volksgrenadier-Division samen met een bataljon van de 326. Volksgrenadier-Division naar deze regio gestuurd. Een ander bataljon van de 326. Division bereikt het verzamelgebied niet op tijd waardoor er voor de aanval op Monschau slechts één, gedecimeerde, divisie overbleef. Na de openingsbarrage vielen de Duitsers de goed verdedigde Amerikaanse stellingen aan bij het dorpje Höfen. Door de ochtendmist konden de infanteristen de Amerikaanse schuttersputjes van heel dichtbij benaderen waardoor er zelfs geregeld man tot man gevechten plaatsvonden. Tegen de avond trokken de Duitsers zich weer terug naar de oorspronkelijke positie waardoor er de gehele dag geen terreinwinst was geboekt ten koste van ongeveer 20 procent slachtoffers.
De Amerikaanse Major Thomas S. Bishop van de 99th Division schreef op de avond van 16 december 1944 in zijn dagboek:
“De hel brak los vandaag. Het Duitse leger viel met volle kracht Honsfeld aan in onze rechter sector. We vechten als gekken. De situatie is onduidelijk, maar het lijkt volgens mij op een grote aanval. We zitten in een slechte situatie. Links in onze sector vallen we aan en rechts zijn we aan het verdedigen. Vandaag hebben we tenminste vier Duitse divisies herkend, ze zijn allemaal afgeslagen.”
Gedurende de eerste dag van het offensief bevond de Amerikaanse 2nd Infantry Division zich ten zuidoosten van Monschau bij Wahlerscheid, tussen het Duitse 67. Armeekorps en het 1st SS-Panzerkorps in. Na aandringen van Major-General Leonard T. Gerow kreeg deze divisie pas op 17 december toestemming van Lieutenant-General Courtney H. Hodges om de aanval op de Roerdammen te staken en besluiten te nemen naar eigen initiatief. Onmiddellijk nam Gerow contact op met de commandant van de 2nd Infantry Division, Major-General Robertson, en berichtte hem over de moeilijkheden ten zuiden van zijn positie.
Meteen besloot Robertson om de divisie te dirigeren richting Elsenborn. Via de tactiek die hij “het stropen van de kat noemde” zouden de voorste troepen steeds door de linies van de achterhoede trekken die op hun beurt de frontlinie zouden vormen om de achtervolgende Duitsers op afstand te houden. Dit proces zou zich herhalen tot de tweelingdorpen bereikt waren. De enige weg naar Elsenborn die begaanbaar was voor hun zware materieel en voertuigen liep immers via Krinkelt-Rocherath. De tweelingdorpen moesten verdedigd worden tot de laatste soldaten van de 99th en de 2nd Divisions zich via deze weg hadden kunnen terugtrekken.
Om de kwetsbare oostflank van de terugtrekkende 2nd Division te beschermen gaf Robertson aan Lieutenant-Colonel McKinley en zijn mannen van het 1st battalion, 9th Infantry Regiment, de opdracht om bij Lausdell, ten noordoosten van Rocherath, een verdedigende linie te formeren.
Rond 18:00 uur had McKinley zich met ongeveer 600 soldaten in en rond Lausdell gepositioneerd. Er werden orders uitgevaardigd om niet meteen op iedere beweging of geluid het vuur te openen omdat groepjes Amerikanen zich over het gehele front aan het terugtrekken waren. Pas na een positieve identificatie van de vijand mocht over worden gegaan tot actie, een order die in de duisternis en het slechte weer tot grote chaos zou leiden. Hierdoor slaagde namelijk een aantal Duitse tanks met infanterie erin om onopgemerkt door de Amerikaanse linies te rijden. Sergeant Hunt zat op dat moment samen met Private Floyd in zijn schuttersputje terwijl hij tanks hoorde naderen:
“Ik dacht dat het de Shermans waren die we ’s ochtends bij het bos hadden gezien, maar omdat Floyd het geluid veel zwaarder vond klinken, stonden we voor de zekerheid op en liepen naar de weg. Plotseling verschenen er drie Panzers uit de duisternis gevolgd door zo’n 100 SS-Panzergrenadiers. We bleven stokstijf staan terwijl de colonne langstrok. Een tankcommandant stak zijn middelvinger naar ons op terwijl een grenadier tegen ons begon te schreeuwen en te lachen. Aan het eind van de weg parkeerden ze hun voertuigen en werden de motoren uitgezet. We renden terug naar Lieutenant Truppner om te vertellen dat de Duitsers door onze voorste linies waren getrokken zonder het te beseffen en hier zelfs de nacht gingen doorbrengen!”
Truppner besloot om de artillerie in te schakelen nadat de gehele compagnie opnieuw gepositioneerd was richting de Duitsers. Terwijl Hunt echter richting de linies rende opende de Duitsers al het vuur. Gedurende de rest van de nacht vielen groepjes Duitse tanks en infanterie-eenheden Lausdell aan. Door middel van antitankmijnen en bazooka’s en gesteund door de artillerie en mortieren hielden de mannen van McKinley stand.
In de ochtend van 17 december, na herhaaldelijk vastgelopen te zijn met hun zware materieel in het bos, bereikten onderdelen van Kampfgruppe Müller de 277. Volksgrenadier-Division en werd het offensief richting Krinkelt hervat. In de vooruitgeschoven posities bevonden zich nog steeds ongeveer 475 infanteristen van het 393rd Infantry Regiment, 99th Division die al snel gedwongen werden om zich 2 kilometer terug te trekken naar nieuw ingerichte posities. De Duitsers bestookten hun schuttersputjes met machinegeweervuur en vuurden met Jagdpanzers waardoor de Amerikaanse infanteristen rond zonsondergang uiteindelijk gedwongen werden om zich geheel terug te trekken naar Krinkelt.
Door de inspanningen van de 9th en 393th Infantry Regiment had Major-General Robertson echter de mogelijkheid en tijd gehad om de 2nd Infantry Division naar het zuiden te verplaatsen. De verdediging bij Krinkelt werd versterkt en er werd een verdedigende barrière gelegd rond Wirtzfeld, tussen Krinkelt-Rocherath en Elsenborn in. Een verkenningscompagnie van Kampfgruppe Peiper had namelijk Wirtzfeld bereikt en als deze naar Krinkelt zou optrekken zou Peiper de 2nd en 99th Division van de flank oprollen en de twee divisies via Elsenborn in de rug aanvallen. De geïmproviseerde verdediging bij Wirtzfeld bestond uit koks, schrijvers, chauffeurs, een batterij 155mm. Houwitsers en vijf tankdestroyers. Toen de verkenningscompagnie opdook werden vier tanks en een halfrupsvoertuig uitgeschakeld waarna de rest zich terugtrok en de opmars via Büllingen voortzette. General-Major Lauer schreef later over deze situatie:
“De vijand had de sleutel tot succes in handen, maar wist het niet”.
Bij Losheimergraben begrepen de Amerikanen ‘s ochtends dat ze bijna omsingeld waren. Ten noorden van hun positie trok Kampfgruppe Muller op naar Krinkelt terwijl in het zuiden de Panzers van Peiper al Honsfeld waren gepasseerd. In de ochtend werd de aanval hervat en onder bescherming van Sturmgeschütze kon de Duitse infanterie de douanehuizen bij het kruispunt bereiken. De Amerikanen kregen rond de middag het bevel om terug te trekken via Mürringen richting Krinkelt, maar wegens communicatieproblemen bereikte deze order niet alle soldaten. Sommigen bleven achter en werden uiteindelijk gevangengenomen. Private Kirkbride van de 394th Anti-tank Company was een van de soldaten die nog in een kelder verschanst zat:
“De Duitsers slipten steeds dichterbij en net voor zonsondergang besloten we om het op te geven omdat we geen andere opties meer hadden. We wilden niet de hele nacht doorgaan terwijl de vijand dichtbij genoeg was om granaten in de kelders te gooien. We staken een witte vlag uit het kelderraam waarna een Duitse officier op ons af kwam lopen”.
Na de inname van Losheimergraben vertrok de 12. Volksgrenadier-Division via Hünningen naar Mürringen. Hier was een Amerikaanse artilleriewaarnemer in de kerktoren geklommen vanwaar hij een goed uitzicht had over de naderende Duitsers. Tegen de avond werd Mürringen bijna geheel omsingeld ondanks de zware artilleriebeschietingen. Rond middernacht trokken de laatste Amerikaanse soldaten zich terug in de richting van Krinkelt.
Eenheden van de 2nd Infantry Division hadden gedurende de avond al de tweelingdorpen kunnen bereiken. Dat het “stropen van de kat” niet ongevaarlijk was bleek in Lausdell en opnieuw in Rocherath. Toen een groep tanks met infanterie Rocherath naderde nam niemand van de Amerikanen de moeite om te kijken of het misschien de Duitsers waren. Het bleken echter 4 Jagdpanzers met grenadiers te zijn onder leiding van SS-Obersturmführer Helmut Zeiner. Deze commandant van het 1. Kompanie SS-Panzerjager-Abteilung 12 beschreef zijn ervaringen in Rocherath:
“Ik reed op een rustig tempo met mijn kameraden door een nachtelijke sneeuwstorm zodat de infanterie ons kon volgen. Bij een vork in de weg namen we de rechterafslag en na een kilometer bereikten we Rocherath. Geen teken van leven. Ik zette de motor uit en luisterde. Niets. Ik stuurde wat infanterie naar voren om te kijken of er nog vijanden in het dorp waren of dat ze al vertrokken waren. Het dorp bleek nog bezet te zijn en ik had maar 3 Jagdpanzers achter mij. Het was nu een kwestie van snel de nietsvermoedende vijanden (wat de patrouille gerapporteerd had) aan te vallen en het dorp te veroveren. De kaart gaf mij de indruk dat het maar heel klein was met een kerk, een begraafplaats en een huis of twee. Ik trok op richting de kerk, terwijl de infanterie de huizen uitkamde. Maar toen volgde er een dramatische ommekeer. Achter mij werden schoten gelost. Plotseling, aan mijn rechterkant achter de kerk, hoorde ik het draaien van een motor. Ik draaide mijn tank een kwartslag naar rechts en zag 8 tot 10 meter verder een Shermantank achteruitrijden naar mij toe. Ik gaf een order voor het gebruik van hoog explosieve granaten, liet de loop zakken en kroop in de koepel. Toen schoten we de tank kapot. Er kwamen nog meer geluiden van achter de kerk waar we een tweede en derde Sherman verwoestten”.
Zeiners onverwachte actie was het begin van twee dagen felle strijd om de tweelingdorpen. Meer Panzers met infanterie bereikten ook Krinkelt die ondanks de bazooka-aanvallen de oostelijke straten konden binnentrekken. De gehele nacht werd er van huis tot huis gevochten terwijl de chaos vergroot werd door binnenstromende groepjes Amerikanen. De straten wisselden om en om van bezetter terwijl gevangengenomen soldaten even later weer bevrijd werden. Maar vooral door de komst van de 2nd Infantry Division bleven de tweelingdorpen in Amerikaanse handen.
Het Duitse 67. Armeekorps was ‘s ochtends opnieuw begonnen met een aanval richting Monschau gesteund door artillerie en bombardementen van de Luftwaffe. Nadat Amerikaanse bommenwerpers tegen de middag als respons de Duitse aanvallers onder vuur namen trokken deze zich weer terug en werd alles rustig. Opnieuw was hier geen enkele terreinwinst geboekt.
De gebeurtenissen op 18 december waren voor het 67. Armeekorps vergelijkbaar met de vorige dag. De grenadiers vielen aan voor zonsopkomst en bereikten de eerste huizen van Höfen waarna de Amerikaanse artillerie ze onder vuur nam. Tegen de middag werden ze weer teruggedreven en was de Amerikaanse linie geheel hersteld. Voor de 6. Panzerarmee was het nu duidelijk dat de aanval op Monschau met de overgebleven troepen onhaalbaar was: na drie dagen vechten was Monschau nog steeds niet bereikt. De volgende dag zou de 272. Volksgrenadier-Division verplaatst worden naar het zuiden en de 326. Volksgrenadier-Division werd ingezet bij de aanval op de Elsenbornrug.
Bij Lausdell slaagde de Duitse tanks erin om rond 08:00 uur de voorste Amerikaanse linies te overrompelen en direct op de schuttersputjes te vuren. Sergeant Hunt zag vanuit het dorp hoe soldaten door machinegeweervuur werden geveld nadat ze hun putjes probeerde te verlaten. Een man lag gewond naast een tank die hij probeerde te stoppen door zijn geweer in de rupsbanden te duwen. Man tegen man gevechten volgden terwijl de Amerikaanse artillerie de Duitse tanks probeerde te vernietigen. Lieutenant Truppner begreep dat zijn positie verloren was en nam contact op met de artillerie om zijn eigen linie onder vuur te nemen. Hij en zijn mannen zouden zich in hun schuttersputjes verstoppen. Een 30 minuten durende artilleriebarrage volgde waarna de Duitse opmars even tot stilstand kwam. Van Lieutenant Truppner werd hierna niets meer vernomen.
Rond 10:00 uur ontving McKinley de opdracht om zich terug te trekken naar Krinkelt: de laatste eenheden van de 2nd Infantry Division waren Lausdell gepasseerd. Een uur later volgde als ondersteuning een nieuwe artilleriebarrage van een half uur, gevolgd door een tegenaanval van een zojuist gearriveerd tankbataljon. Het 1st Battalion, 9th infantry regiment begon aan de terugtocht. Toen Sergeant Hunt langs de commandopost liep zag hij McKinley aan de kant van de weg staan. De Lieutenant-Colonel schudde de handen van de langslopende soldaten en bedankte hen voor hun moedige prestaties. In Krinkelt aangekomen werden de manschappen geteld: van de 600 mannen die naar Lausdell waren gegaan waren er maar 144 uitgekomen.
De 12. SS-Panzerdivision was ’s ochtends de aanval op de tweelingdorpen begonnen met nieuwe versterkingen. Nadat McKinleys mannen zich teruggetrokken hadden vielen de Duitsers ook vanuit Lausdell, met Panthers en infanterie, ongezien door de ochtendmist de straten van Krinkelt-Rocherath binnen. De mist werkte echter ook in het voordeel van de verdedigers: de Amerikanen konden gemakkelijk in kleine bazookateams dichtbij komen en de Panthers uitschakelen. Willi Fischer, commandant van een Panther, beschreef de situatie:
“Het was een dodelijke val voor Panzers. Toen ik het punt voor de kerk bereikte kreeg ik een voorproefje van wat nog komen zou toen Beutelhauser, mijn commandant die voor mij reed, een voltreffer kreeg. We waren beide al het tweede kruispunt gepasseerd en ik zag het antitankwapen toen het op Beutelhauser vuurde. Ik manoeuvreerde mijn Panzer verdekt achter een huis zonder op dat moment te weten wat zou komen. Vlakbij brandde de Panzer van SS-Haubtsturmführer Brodel rustig uit met het lichaam van Brodel nog levenloos in de geschutskoepel. Voor me, verder op de weg, waren meer Panzers uitgeschakeld. Ik realiseerde me dat ik mijn hopeloze positie moest verlaten en me terug moest trekken achter het kruispunt. Het was mij ook duidelijk dat het Amerikaanse antitankkanon deze manoeuvre verwachtte en klaar stond om op het kruispunt te vuren. En dat was ook precies wat er gebeurde. Het eerste schot miste. Het tweede schot raakte de rupsband en de zijkant van de romp. Gelukkig was niemand gedood, maar de radio was kapot en de rupsband was onbruikbaar. De hele aanval was tot stilstand gekomen en vlakbij onze nieuwe positie zagen we ongeveer 20 Amerikanen te voorschijn komen uit huizen die we al veroverd hadden!”
Gedurende de hele middag namen zowel de Amerikaanse als de Duitse artillerie de dorpen onder vuur terwijl Panthers, Shermans en Amerikaanse Tankdestroyers elkaar in de straten beschoten. De infanterie-eenheden bleven vechten voor elk huis in deze wanorde van explosies. De moeilijke missie van Major-General Robertson en de 2nd Infantry Division was bijna ten einde.
Tegen de avond was Kampfgruppe Peiper, de voorhoede van de 1.SS-Panzerdivision, namelijk al 40 kilometer verder westwaarts gevorderd. SS-Oberstgruppenfuhrer Josef Dietrich beval SS-Gruppenführer Hermann Priess vervolgens om de strijd om Krinkelt-Rocherath te staken en de 12. SS-Panzerdivision bij het 2. SS-Panzerkorps te voegen. De weg naar Malmedy moest nu vanuit het zuiden in plaats vanuit het oosten veroverd worden. De 277. Volksgrenadier-Division en de 3. Panzergrenadier-Division zouden de aanval op de tweelingdorpen voortzetten.
Gedurende de nacht van 18 op 19 december waren de laatste groepjes infanteristen uit de voorste linies door Krinkelt-Rocherath getrokken en kregen de Amerikanen hier de opdracht om hun posities te verlaten om ook richting Elsenborn te gaan.
Op 20 december rond 02:00 uur trokken de laatste Amerikaanse eenheden vanuit Wirtzfeld naar het hoger gelegen Elsenborn dat nu verdedigd werd door de 99th en 2nd Divisions terwijl hun noordelijke flank beschermd werd door de 9th Infantry Division.
Het Duitse opperbevel besefte dat het openen van de meest noordelijke route naar het westen onmogelijk was geworden en dirigeerde eenheden naar de 5. Panzerarmee in het centrum van het Ardennenoffensief waar de hoofdaanval nu op geconcentreerd werd. De Duitse infanterieaanvallen die na 19 december nog zouden volgen, misten de zware ondersteuning om de Elsenbornrug te bedreigen.
De onervaren 99th Division had in samenwerking met de 2nd Division in moeilijke weersomstandigheden en een onoverzichtelijke strijd, een goed uitgeruste en numerieke vijand tot staan gebracht bij de slag om de Elsenbornrug. Het noordelijk front van het Ardennenoffensief was het enige front waar de Duitsers geen doorbraak hadden kunnen forceren. Alleen de Kampfgruppe Peiper had een klein gat kunnen slaan in hun linies tot ook deze bij La Gleize geheel vernietigd werd. De prestaties van de 99th Infantry Division zijn evenredig aan hun offer: in vier dagen tijd waren 14 officieren en 119 soldaten gesneuveld in de strijd. Ongeveer 53 officieren en 1341 soldaten werden als vermist opgegeven en nog eens 51 officieren en 864 mannen waren gewond geraakt. Meer dan 90 procent van de verliezen van deze divisie werden gedurende 16, 17, 18 en 19 december 1944 geregistreerd.
De 2nd Infantry Division had eveneens enorme verliezen geleden. Omdat de aanvallen bij Wahlerscheid en de verdeding van Krinkelt-Rocherath plaatsvonden in slechts 7 dagen is het lastig om vast te stellen hoeveel gesneuvelde en gewonden er te betreuren waren in en rond de tweelingdorpen. Voorzichtige cijfers vermelden ongeveer 1264 gesneuvelden en vermisten en 475 gewonden. Precieze gegevens ontbreken over de periode 13 tot 19 december 1944.
De verdediging van Bastogne door de mannen van de 101st Airborne Division is het symbool geworden van de Amerikaanse daadkracht tijdens het Ardennenoffensief. Om het moraal hoog te houden berichtte het Amerikaanse Ministerie van Oorlog namelijk al tijdens de omsingeling van Bastogne over het moedig standhouden van deze divisie. De daadkracht en prestaties van de 99th en 2nd Infantry Divisions bij de slag om de Elsenbornrug is echter ook het vermelden waard.