De drie onderzeeboten van de K XI-klasse waren de eerste K-boten (K=Koloniën) die begin jaren `20 geheel door ir. Van der Struyff en zijn medewerkers werden ontworpen voor het toenmalige Ministerie van Koloniën. Hr. Ms. K XI, Hr. Ms. K XII en Hr. Ms. K XIII, werden gebouwd op de werf van Maatschappij Fijenoord te Rotterdam. De onderzeeërs van de O 9-klasse werden tegelijkertijd besteld en gebouwd en waren in feite een kleinere uitvoering van de K XI-klasse. Net als de O 9-klasse werden de drie opvolgers van de K VIII-klasse voorzien van de vreemde combinatie van 53,3 en 45cm torpedolanceerbuizen wat zou leiden tot praktische en logistieke problemen.
De onderzeeboten van de K XI-klasse kregen de beschikking over twee 4-takt 6-cilinder M.A.N. dieselmotoren die door technische verbeteringen 2 x 1200 pk konden leveren. De nieuwe klasse onderzeeërs was van het double-hull type waarbij de drie hoofdballasttanks zich tussen de twee drukvaste huiden bevonden. Deze drie Kingston ballasttanks werden geheel pneumatisch bediend vanuit de controlekamer. Mede door dit soort nieuwe technische toepassingen konden de K XI-klasse onderzeeboten nog steeds bediend worden door een 31-koppige bemanning ondanks dat de boten ruim 100 ton groter waren dan hun voorgangers. Door het toepassen van nieuwe elektrische lastechnieken en verstevigde constructies van de drukhuiden konden de K XI, K XII en K XIII een veilige duikdiepte bereiken van 60 meter.
Ondanks dat de K XI-klasse onderzeeboten al vanaf 1924 gebouwd waren, beschikten zij tijdens de Tweede Wereldoorlog over voldoende offensieve waarde om ingezet worden tegen Japanse oppervlakteschepen. Hr. Ms. K XII zou de oudste Nederlandse onderzeeboot worden, die tijdens de Tweede Wereldoorlog vijandelijke schepen tot zinken bracht.
Hr. Ms. K XI | Hr. Ms. K XII | Hr. Ms. K XIII | |
Bouwwerf | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam | ||
Bouwnummer | 294 | 295 | 296 |
Op stapel gezet | 9 december 1922 | 9 januari 1923 | 15 oktober 1923 |
Te water gelaten | 24 april 1924 | 15 juli 1924 | 23 december 1924 |
In dienst gesteld | 24 maart 1925 | 19 mei 1925 | 29 maart 1926 |
Grootste lengte | 66,7 meter | ||
Grootste breedte | 6,15 meter | ||
Diepgang | 3,78 meter | ||
Waterverplaatsing boven water | 688 ton | ||
Waterverplaatsing onder water | 828 ton | ||
Machine-installatie | 2 x 6-cilinder 4-takt M.A.N. dieselmotoren, 2 x 1200 pk | ||
Elektromotoren | 2 x elektromotoren en 2 x generatoren, 2 x 327 pk | ||
Accu`s | 132 cellen, 4350 A/h (ampère per uur) gedurende 3 uren | ||
Aantal schroeven | 2 | ||
Maximale snelheid | 17 knopen boven water, 8 knopen onder water | ||
Actieradius | 3.500 zeemijlen bij 11 knopen boven water, 25 zeemijlen bij 8 knopen onder water | ||
Maximale duikdiepte | 60 meter | ||
Bemanning | 31 koppen | ||
Torpedobuizen | 2 x 53,3cm en 2 x 45cm boegbuizen, 2 x 45cm hekbuizen | ||
Torpedo`s | 12 x torpedo`s type III45, I53 en II53 | ||
Overige bewapening | 1x 8,8cm multi purpose dekkanon, 1 x 12,7mm mitrailleur |
Nadat Hr. Ms. K XI op 24 maart 1925 in dienst was gesteld en haar proefvaarten waren afgerond ging de nieuwe onderzeeboot, samen met Hr. Ms. O 8, de oude pantserdekschepen Hr. Ms. Jacob van Heemskerck en Hr. Ms. Tromp en de torpedoboten Hr. Ms. Z 3 en Hr. Ms. Z 5 voor vlagvertoon naar de Oostzee. Tijdens deze reis werden havens aangedaan in Litouwen, Estland, Letland en Finland. Pas op 25 oktober vertrok de boot naar Nederlands Oost-Indië wat haar voorbestemde operatiegebied was. Tijdens het eerste deel van deze reis, dat de nieuwe onderzeeboot tot Tunis zou brengen, was geofysicus ir. F.A. Vening Meinesz aan boord die proeven uitvoerde met nieuwe apparatuur voor zwaartekrachtmetingen. Op 26 januari 1926 arriveerde Hr. Ms. K XI in Soerabaja, Java. Vanuit deze Nederlandse marinebasis werd de onderzeeboot ingezet als patrouillevaartuig en voor vlagvertoon.
Op de dag dat Nederland binnengevallen werd door Duitse troepen, 10 mei 1940, werd in Nederlands Oost-Indië de algehele mobilisatie afgekondigd. Hr. Ms. K XI, onder commando van luitenant-ter-zee (LTZ) 1 H.C. Besançon, werd ingezet om patrouilles uit te voeren en om geallieerde koopvaardijschepen te escorteren. Op 29 maart 1941 nam LTZ 1 A.H. Deketh het commando van de onderzeeër op zich. Op 7 december 1941, na de Japanse aanval op Pearl Harbor, verklaarde Nederland de oorlog aan Japan en werden alle operationele onderzeeboten in Nederlands Oost-Indië in de hoogste staat van paraatheid gebracht. De onderzeeboten waren verdeeld in vier divisies en Hr. Ms. K XI maakte, samen met Hr. Ms. K IX, Hr. Ms. K XII en Hr. Ms. K XIII, deel uit van Onderzeebootdivisie II. Vanaf 9 december werden de Nederlandse Onderzeebootdivisies I en II onder Brits bevel gesteld als onderdeel van de British Eastern Fleet. De Nederlandse onderzeeboten patrouilleerden in de Zuid Chinese Zee, ten oosten van Brits Maleisië. Hr. Ms. K XI kwam in deze periode niet in de gelegenheid om vijandelijke schepen aan te vallen. Na de val van Singapore, 15 januari 1942, kwamen de Nederlandse onderzeeboten weer onder Nederlands bevel.
Op 6 februari 1942 ging Hr. Ms. K XI in reparatie op het Marine Etablissement te Soerabaja. Ruim drie weken later, op 3 maart, kon de onderzeeboot uitwijken naar Colombo, Ceylon, en zo ontsnappen aan de Japanners die Java onder de voet liepen. Tien stafofficieren van de Onderzeedienst uit Soerabaja konden met de K XI ontkomen naar Ceylon. Vanaf 9 maart 1942 werd de Nederlandse onderzeeboot weer ingedeeld bij de British Eastern Fleet. Tot juni voerde Hr. Ms. K XI verschillende patrouilles uit in de Indische Oceaan. In die maand werd de K XI gestationeerd op de Anti Submarine School en als Asdic-oefenboot gebruikt door de Royal Navy en de Royal Indian Navy (RIN) vanuit Karachi, het huidige Pakistan en Bombay, India. LTZ 1 P.G. de Back nam op 1 oktober 1943 het bevel over Hr. Ms. K XI op zich. Begin 1945 deed de Royal Navy het verzoek de Nederlandse onderzeeboot over te brengen naar Fremantle in West-Australië omdat hier grote behoefte was aan goed geoefend onderzeebootpersoneel. Op 10 april 1945 werd Hr. Ms. K XI buiten dienst gesteld en ging de bemanning over naar andere Nederlandse onderzeeboten. De K XI werd ontdaan van alle bruikbare onderdelen en op 21 juni overdragen aan het Australian Disposal Committee van de Royal Australian Navy (RAN). In 1946 werd de ontmantelde romp van de K XI afgezonken in de Rottnest Graveyard, een zeegebied bij Rottnest Island ten westen van Fremantle, dat aangewezen was als scheepskerkhof.
Hr. Ms. K XII vertrok op 29 september 1926 naar Nederlands Oost-Indië en kwam na een drie maanden durende vlagvertoonreis aan in Soerabaja, Java. Vanaf 10 mei 1940 verliep de geschiedenis van Hr. Ms. K XII parallel aan die van zusterschip Hr. Ms. K XI. De K XII, sinds 20 september 1941 onder commando van LTZ 1 H.C.J. Coumou, kwam tijdens de oorlogspatrouilles onder Brits bevel in december 1941 echter wel in de gelegenheid om vijandelijke schepen aan te vallen.
Op 8 december 1941 hadden 20 Japanse troepentransportschepen soldaten aan land gebracht op de oostkust van Brits Maleisië. Het 9.794 ton grote motorschip Awajisan Maru van de Matsui Line was daar één van geweest. Na de landingen werd het Japanse schip succesvol aangevallen door drie Britse Hudson bommenwerpers. Op het getroffen schip brak brand uit en na een mislukte poging van twee Japanse torpedobootjagers om de uitgebrande Awajisan Maru weg te slepen werd het troepentransportschip verlaten. Op 12 december verkende commandant Coumou het schip bij Kota Baru waarvan hij niet wist dat het verlaten was. Hr. Ms. K XII vuurde twee torpedo`s af op het Japanse schip die beiden doel troffen waarna het zonk. LTZ Coumou schreef hierover: “het waren kleine 45cm Noorse torpedo`s en ze maakten een bellenbaan als een radarboot, maar ze waren alle twee raak, flink raak en het schip heeft het niet overleefd”.
De volgende dag verkende Hr. Ms. K XII de Japanse tanker Taizan Maru van 3525 ton, die op de rede van Kota Baru voor anker ging. Op de Nederlandse onderzeeboot werden twee 53,3cm torpedo`s in gereedheid gebracht. De eerste werd om 14:52 uur afgevuurd en de Japanners zagen de bijna aan de oppervlakte voortgestuwde torpedo op zich af komen maar konden niets meer doen om aan een treffer te ontkomen. Commandant Coumou zag door de periscoop de Japanners in paniek over het dek van de tanker rennen en stelde enkele minuten later tevreden vast dat de torpedo het vijandelijke schip trof ter hoogte van het ketelruim. Bij de lancering van de tweede torpedo weigerde de klep van de lanceerbuis waarop de onderzeeër zich onder water van de kust verwijderde. Enkele mijlen verder werd tot periscoopdiepte gestegen zodat LTZ Coumou de toestand van de Japanse tanker kon vaststellen. Hij rapporteerde: “het schip is gezonken, een deel van het dek staat nog boven water; we zien water tussen de twee masten”.
Nog diezelfde middag kreeg Hr. Ms. K XII opdracht zich naar Singapore te begeven omdat daar een groot vijandelijk konvooi was gesignaleerd. Op 14 december 1941 werd een vijandelijke periscoop waargenomen en LTZ Coumou besloot meteen in volle vaart op de Japanse onderzeeër af te gaan in een poging deze te rammen. Het lukte tot op 100 meter te naderen maar de Japanse onderzeeboot was onder water van positie veranderd en Hr. Ms. K XII vervolgde daarna zigzag varend haar oude koers. Enkele uren later ontmoette de K XII Hr. Ms. K XVII, die door middel van lichtseinen ingelicht werd over de aanwezigheid van de vijandelijke onderzeeër. Dit was de laatste maal dat de K XVII gezien werd en pas in 1982 werd het wrak van de Nederlandse onderzeeboot gevonden die slachtoffer was geworden van een onbekend Japans mijnenveld (zie ook: Het lot van de Hr. Ms. K XVII).
Tot 19 januari 1942 bleef Hr. Ms. K XII onder Brits operationeel bevel oorlogspatrouilles uitvoeren in de Zuid Chinese Zee en Straat Makassar maar er deed zich geen gelegenheid meer voor om vijandelijke schepen aan te vallen. Nadat alle Nederlandse onderzeeboten weer onder Nederlands bevel vielen werd door de K XII gepatrouilleerd bij Sumatra maar ook tijdens deze periode werden geen Japanse schepen verkend. Eind februari keerde de K XII terug naar Soerabaja voor onderhoud. Op 6 maart was de onderzeeboot het laatste Nederlandse oorlogsschip dat Java ontvluchtte voor de oprukkende Japanners. Op 20 maart kwam de boot behouden aan in Fremantle.
Op 20 april 1942 vertrok Hr. Ms. K XII, samen met Hr. Ms. K IX en de Nederlandse mijnenveger Hr. Ms. Abraham Crijnssen, naar Sydney, aan de Australische oostkust, voor reparaties en onderhoud. Het commando over de K XII werd op 15 juli van datzelfde jaar overgenomen door LTZ 1 Th. Brunsting. Vanaf september 1942 werd de onderzeeboot weer ingezet voor oorlogspatrouilles en operaties ten behoeve van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS). Deze Nederlandse militaire inlichtingendienst was belast met het verzamelen van informatie in het bezette Nederlands Oost-Indië. Hiervoor werden door onderzeeërs agenten aan land gezet, op vooral de Javaanse zuidkust en na een onbepaalde tijd weer opgepikt. Op 6 maart 1943 werd LTZ 1 Baron J.H. Mackay de nieuwe commandant van Hr. Ms. K XII. Vanaf juni van dat jaar werd de onderzeeër vooral ingezet als Asdic-oefenboot vanuit Fremantle.
Op 12 april 1944 kwam Hr. Ms. K XII aan in Sydney waar de boot buiten dienst gesteld zou worden omdat de bemanningsleden nodig waren voor moderne Britse onderzeeboten, die door de Royal Navy ter beschikking werden gesteld. Op 5 mei 1944 werd Hr. Ms. K XII buiten dienst gesteld en overgedragen aan het Australian Disposal Committee van de Royal Australian Navy (RAN). Na de oorlog werd de onderzeeër verkocht aan particulieren en voor bezichtiging opengesteld bij de Manly Harbour Pool, in Manly Cove bij Sydney. Door slecht weer werden de onderzeeboot en de speciaal aangepaste steiger regelmatig beschadigd zodat in juni 1949 besloten werd de ex K XII te verplaatsen naar veiliger wateren. De sleepboot Warrans trachtte de onderzeeboot te verplaatsen maar de sleeptros brak en de onderzeeër raakte op drift in North Harbour en liep aan de grond bij Fairlight. Begin 1950 werd het wrak opgekocht door een syndicaat, geleid door de gebroeders Les en Arthur Stephens, dat gedurende een jaar de onderzeeboot volledig stripte waarna de lege romp op 7 januari 1951 vlot getrokken kon worden. Het wrak werd daarop naar Kerosene Bay gesleept voor verdere ontmanteling. Het grootse deel van het schroot afkomstig van de K XII werd verkocht naar Japan.
Twee maanden nadat Hr. Ms. K XIII in dienst was gesteld vertrok de nieuwe onderzeeboot op 27 mei 1926 naar Nederlands Oost-Indië. Deze reis die, in tegenstelling tot de gewone route via het Suez Kanaal, via Nederlands West-Indië, het Panama Kanaal en de Stille Oceaan gevoerd zou worden, werd de ultieme vlagvertoonreis. De reis kreeg nog meer aandacht door de aanwezigheid aan boord van de geofysicus ir. F.A. Vening Meinesz. De ingenieur voerde tijdens de reis een groot deel van zijn zwaartekrachtproeven uit. Het eerste deel van de reis bracht Hr. Ms. K XIII via Horta, op de Azoren naar Las Palmas op de Canarische Eilanden. Van hieruit stak de Nederlandse onderzeeboot de Atlantische Oceaan over naar Willemstad, Curaçao. Nadat de onderzeeër het Panama Kanaal gepasseerd was, werd een bezoek gebracht aan Mazatlan in Mexico voordat het schip op 24 augustus 1926 afmeerde in San Francisco, in de Verenigde Staten. Op 31 augustus werd ter ere van de Nederlandse onderzeeboot in de stad aan de Californische kust Koninginnedag gevierd. Vervolgens werd de oversteek gemaakt naar Honolulu op Oahu, Hawaï. Hr. Ms. K XIII bracht nog bezoeken aan Guam, Yap, de meest westelijke deelstaat van Micronesië, Manilla op de Filippijnen en Ambon in Nederlands Oost-Indië voordat de boot eindelijk op 13 december 1926 arriveerde op haar eindbestemming in Soerabaja, Java. In 1927, 1930 en 1932 maakte Hr. Ms. K XIII nog eens drie speciale reizen met ir. F.A. Vening Meinesz aan boord. Met hetzelfde doel maakte Vening Meinesz de wereldreis van Hr. Ms. K XVIII mee in 1935 en de eerste grote reis van Hr. Ms. O 16 in 1937. De wetenschapper kon tijdens deze reizen zijn zwaartekrachtmetingen voltooien en de daarbij behorende apparatuur perfectioneren.
Vanaf 10 mei 1940 kreeg Hr. Ms. K XIII dezelfde taken opgelegd als haar zusterschepen K XI en K XII. De onderzeeboot, sinds 13 april 1940 onder bevel van LTZ 2 C.W.Th. van Boetzelaer en vanaf 20 september 1941 onder LTZ 1 M.A.J. Derksema, werd eveneens ingedeeld bij Onderzeebootdivisie II. De onderzeeboot kon onder Brits operationeel bevel, eind 1941 en begin 1942, geen successen boeken.
Op 21 december 1941 lag Hr. Ms. K XIII afgemeerd langszij zusterschip Hr. Ms. K XII in de haven van Singapore. De K XII moest die dag op patrouille zodat een aantal bemanningsleden aan boord van de K XIII kwam om de boot te verplaatsen. De bemanningsleden van Hr. Ms. K XIII openden een luik van hun onderzeeboot en ontstaken bij het aan boord gaan van de boot een elektrische lamp. De boot was echter gevuld met accugas wat explodeerde door de vonk van de ontsteking van de lamp. Drie bemanningsleden van de K XIII werden op slag gedood en er vielen drie zwaar gewonden. Een sleepboot trok de brandende onderzeeboot van de K XII weg waarna het vuur geblust werd. Nog diezelfde dag vertrok Hr. Ms. K XIII onder begeleiding van de torpedobootjager Hr. Ms. Van Nes naar Soerabaja om gerepareerd te worden. Op 6 januari 1942 stapte LTZ Derksema met het grootste deel van zijn bemanning over op Hr. Ms. K VIII die in reserve lag maar nu weer in actieve dienst gesteld werd.
Op 2 maart 1942 werd de beschadigde onderzeeboot in Soerabaja voor de onderzeebootdokken tot zinken gebracht om te voorkomen dat het schip in handen zou vallen van de oprukkende Japanners.
De drie onderzeeboten van de K XI-klasse bleken van een zeer geslaagd ontwerp te zijn en konden, ondanks hun betrekkelijk hoge leeftijd in 1941, met wisselend succes ingezet worden tegen vijandige schepen. De wereldreis van Hr. Ms. K XIII in 1926 toonde bovendien aan dat de boten over een bijzonder goede zeewaardigheid beschikten. Doordat de twee overgebleven onderzeeërs van de klasse tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, vooral door achterstallig onderhoud, toch de nodige gebreken begonnen te vertonen, werden de schepen afgestoten. Het feit dat de Koninklijke Marine een aantal moderne Britse T-klasse submarines ter beschikking kreeg vergemakkelijkte de beslissing om de K XI en K XII nog voordat de oorlog afgelopen was, buiten dienst te stellen.
De vijf onderzeeboten van de opvolgende K XIV-klasse waren van een geheel nieuw ontwerp, eveneens afkomstig van ir. J.J. van der Struyff en zijn medewerkers van het Bureau Scheepsbouw. Bij deze klasse werd gebruik gemaakt van de nieuwste elektrische lastechnieken waardoor de constructie veel steviger werd zonder veel groter en zwaarder te worden en kon de maximale duikdiepte opgevoerd worden tot 80 meter. Bovendien werd de actieradius aanmerkelijk verbeterd. De primaire bewapening werd uitgebreid met twee dekbuizen en alle torpedobuizen werden uitgevoerd in het kaliber van 53,3cm. De secundaire bewapening bestond uit een 8,8cm dekkanon en twee stuks 40mm mitrailleurs die net als bij de O 12-klasse opgeborgen konden worden in waterdichte compartimenten.
De opvolgers van de vijf onderzeeboten van de K XIV-klasse zouden de K XIX en K XX worden maar tijdens de bouw van deze twee boten werd besloten ze mede te financieren door het Ministerie van Marine terwijl de bestemming van de nieuwe boten niet meer gescheiden werd in gebruik voor koloniale of Nederlandse wateren. Hierdoor werden de benamingen van de boten veranderd in Hr. Ms. O 19 en Hr. Ms. O 20. De K XIV-klasse werd op deze wijze de laatste klasse Nederlandse K-boten.