Op 1 juni 1904 werd op de werf van de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen, onder licentie van de Electric Boat Co., New York, de eerste Nederlandse onderzeeboot op stapel gezet. Het ontwerp, Holland 7P, was van John P. Holland van de Holland Torpedoboat Co. te New York in de Verenigde Staten. Twee jaar later was de onderzeeboot gereed en werd Luctor et Emergo gedoopt. De directie van de werf in Vlissingen hoopte dat de Koninklijke Marine interesse zou hebben in de boot en daardoor over zou gaan op het laten bouwen van nog meer onderzeeboten, uiteraard bij De Schelde.
De Nederlandse marine had inderdaad belangstelling voor de onderzeeboot uit Vlissingen maar wilde voor een eventuele aankoop het schip grondig testen. Pas na een aantal aanpassingen kon de onderzeeboot boven water gedurende 12 uren 8,3 knopen varen en onder water gedurende 3 uren 7 knopen terwijl hierbij een diepte van 30 meter bereikt kon worden. De Koninklijke Marine was tevreden en de Luctor et Emergo werd door de Nederlandse zeemacht gekocht en op 21 december 1906 in dienst gesteld als Hr. Ms. Onderzeesche torpedoboot 1 wat later werd afgekort tot Onderzeeboot 1 en uiteindelijk O 1. De dag daarvoor was de Nederlandse Onderzeedienst opgericht.
De werf uit Vlissingen mocht de O 1 doorontwikkelen voor de Koninklijke Marine en deed dit door een ontwerp toe te passen van Whitehead & Company te Hull in Groot-Brittannië. Met een waterverplaatsing boven water van 134 ton en onder water van 149 ton was dit ontwerp ruim 25 ton groter dan de O 1. Bovendien werd het aantal torpedolanceerbuizen ten opzichte van de voorganger verdubbeld tot twee. Van 1 december 1911 tot 20 augustus 1914 nam de marine vier boten van dit nieuwe type in dienst onder de namen Hr. Ms. O 2 tot en met O 5 die alle gebouwd werden bij de Koninklijke Mij. De Schelde.
Voor het ontwerp van de O 6 greep De Schelde terug op een Holland-type van de Holland Torpedoboat Co. Deze onderzeeboot was bijna twee maal zo groot als de O 1 maar beschikte, net als de O 2 tot en met O 5, over slechts twee torpedolanceerbuizen. Om niet te afhankelijk te worden van de werf uit Vlissingen bestelde de Nederlandse marine op 8 mei 1913 een nieuwe onderzeeboot bij de Maatschappij Fijenoord te Rotterdam die gebruik maakte van een Brits ontwerp van William Denny & Brothers te Dumbarton. Deze onderzeeboot die op 23 december 1916 in dienst werd gesteld als Hr. Ms. O 7 beschikte ook over twee torpedolanceerbuizen.
Op 10 mei 1940, de dag dat de Duitsers Nederland binnenvielen, waren de O 1 tot en met de O 7 al buiten dienst gesteld en op de O 7 na gesloopt. De O 7 lag in Den Helder en viel geheel intact in Duitse handen maar was te oud om de bezetter nog van enig nut te kunnen zijn. De onderzeeboot bleef jaren in Den Helder liggen totdat zij als gevolg van lekkages in 1944 zonk. Na de oorlog werd het wrak gelicht en gesloopt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog strandden in Nederlandse territoriale wateren twee buitenlandse onderzeeboten. Op 4 november 1915 liep als gevolg van slechte navigatie de nieuwe Duitse onderzeeër-mijnenlegger UC 8 aan de grond bij Terschelling. Het schip werd op last van de marine geborgen en geïnterneerd. In 1917 werd de boot van de Duitsers gekocht en op 13 maart van datzelfde jaar in Nederlandse dienst gesteld als Hr. Ms. M 1. In 1931 werd de boot buiten dienst gesteld.
De tweede buitenlandse onderzeeboot die strandde in Nederland was de Britse HMS H 6. In januari 1916 liep de boot aan de grond in het Friesche Zeegat bij Schiermonnikoog. Ook deze onderzeeboot werd door een Nederlandse bergingsmaatschappij in opdracht van de marine vlotgetrokken en in beslag genomen. Op 4 mei 1917 kwamen de Britse en Nederlandse regeringen overeen dat de H 6 verkocht werd aan de Koninklijke Marine. Drie dagen later werd de onderzeeboot in Nederlandse dienst gesteld als Hr. Ms. O 8.
Hr. Ms. O 8 was gebouwd in Canada bij Canadian Vickers & Co. te Montreal. De Royal Navy liet tijdens de Eerste Wereldoorlog vele onderzeeboten bouwen in Canada omdat de Britse werven het werk voor de marine niet aankonden. Als zesde schip van de H-class werd het op 10 juni 1915 in Britse dienst gesteld als HMS H 6 waarna de boot op eigen kracht de oceaan overstak van Halifax, Nova Scotia, naar Harwich aan de Engelse oostkust. Hier werd de onderzeeboot ingedeeld bij de 8th Flotilla Harwich Submarine Force van de Royal Navy. Tijdens een patrouille op de Noordzee raakte het schip uit koers en liep op 19 januari 1916 aan de grond bij Schiermonnikoog. Omdat Nederland neutraal was en Groot-Brittannië in oorlog, werd de Britse bemanning overgezet op een Brits koopvaardijschip en buiten de territoriale wateren gebracht. De Britse onderzeeër werd in februari 1916 geborgen en naar Den Helder gesleept.
Na de Brits-Nederlandse overeenkomst kwam de boot in Nederlandse dienst en werd op de Rijkswerf in Den Helder aangepast en omgebouwd. Hierbij werd onder andere gebruik gemaakt van kennis die was opgedaan bij de UC 8.
Technische gegevens
Bouwwerf: | Canadian Vickers & Co. te Montreal, Canada |
Ontwerp: | Holland type H-class van Electric Boat Co. |
Ontwerp nummer: | No. 602 E met modificaties van de British Admirality |
Op stapel gezet: | 1915 |
Te water gelaten: | 12 augustus 1915 |
In Britse dienst gesteld: | 10 juni 1915 |
In Nederlandse dienst gesteld: | 7 mei 1917 |
Grootste lengte: | 46,2 meter |
Grootste breedte: | 4,86 meter |
Diepgang: | 3,87 meter |
Waterverplaatsing boven water: | 368 ton |
Waterverplaatsing onder water: | 440 ton |
Machine-installatie: | 2 x 8-cilinder 4-takt Nelseco dieselmotoren, 2 x 240 pk |
Elektromotoren: | 2 x General Electric generatoren, 2 x 160 pk |
Accu`s: | 120 cellen, 4230 A/h (ampère per uur) gedurende 3 uren |
Aantal schroeven: | 2 |
Bunkercapaciteit: | 16 ton dieselolie |
Actieradius boven water: | 1.600 zeemijlen bij 10 knopen |
Actieradius onder water: | 24 zeemijlen bij 8 knopen |
Maximale snelheid boven water: | 13 knopen |
Maximale snelheid onder water: | 8 knopen |
Maximale duikdiepte: | 40 meter |
Bemanning: | 26 koppen |
Periscoop: | 1 x Zeiss periscoop |
Torpedobuizen: | 4 x 45cm boegbuizen |
Torpedo`s: | 8 x type I45 of II45 |
Overige bewapening: | 1 x 3,7cm dekkanon, 1 x 12,7mm mitrailleur |
Vanaf de mobilisatie, in augustus 1939, werd de oude onderzeeboot samen met de O 9 tot en met de O 14 bestemd voor de bewaking van de toegangen van de havens van IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen. Eind 1939 werd Hr. Ms. O 8, onder commando van luitenant-ter-zee (LTZ) 2 G. Quint, alleen nog geschikt bevonden als oefenboot voor nieuw personeel van de Onderzeedienst. Op 11 mei 1940 werd de onderzeeboot buiten dienst gesteld en lag bij de capitulatie, drie dagen later, samen met Hr. Ms. O 11 en Hr. Ms. O 12 op de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder en viel in Duitse handen. De ervaren U-boot commandant uit de Eerste Wereldoorlog Hermann Rigele kreeg opdracht de O 8 te testen en zich zodoende wegwijs te maken in de Nederlandse onderzeeboot. Hij werkte zich met zijn bemanning in, testte de buitboot uitvoerig en ging, eenmaal bekend met de Nederlandse begrippen, wijzerplaatjes en tekens over naar de UD 3 (ex Hr. Ms. O 25).
De O 8 werd op de Rijkswerf in Den Helder aangepast en kreeg een grote onderhoudsbeurt voordat het schip als UD 1 op 21 november 1940 in Duitse dienst werd gesteld. De Kriegsmarine gebruikte de oude onderzeeboot als lokaasschip bij de U-Abwehrschule in Noorwegen en Gotenhafen en als oefenboot bij het Sperr Versuchs Kommando. Als trainingsschip werd de oude onderzeeboot nog gebruikt bij het 3e en 5e U-flottille vanuit Kiel. Op 23 november 1943 werd de UD 1 wegens achterstallig onderhoud en technische mankementen buiten dienst gesteld en opgelegd in Kiel. Op 3 mei 1945 werd de onderzeeboot door een Sprengkommando vernield.
Hr. Ms. O 8 en Hr. Ms. M 1 waren de overgangstypes tussen onderzeeboten die in het buitenland ontworpen en in Nederland gebouwd werden en onderzeeboten die ook in Nederland ontworpen konden worden. De kennis die de Nederlandse Onderzeedienst opdeed op de beide onderzeeboten van buitenlandse makelij was essentieel voor de ontwikkeling van Nederlandse ontwerpen. Hr. Ms. O 7 was dan ook de laatste Nederlandse O-boot die in Nederland gebouwd werd naar een buitenlands ontwerp. De opvolgers van de O 1 tot en met de O 8 en M 1 werden in Nederland ontworpen door ir. J.J. van der Struyff en bestonden uit Hr. Ms. O 9, Hr. Ms. O 10 en Hr. Ms. O 11. De onderzeeboten van de O 9-klasse waren van het Double-hull type waarbij de ballasttanks zich tussen de twee drukvaste scheepshuiden bevonden. De schepen waren ontworpen als patrouillevaartuigen voor de Nederlandse kustwateren. De eerste onderzeeboot van deze nieuwe klasse kwam in 1926 in dienst en de laatste werden in 1944 buiten dienst gesteld.
Parallel aan de ontwikkeling van de O-boten stond die van de K-boten (K=koloniën). Deze onderzeeboten werden gebouwd voor kosten van het ministerie van Koloniën. De K XI-klasse onderzeeboten werd tegelijkertijd met die van de O 9-klasse besteld en gebouwd en waren eveneens ontworpen door ir. J.J. van der Struyff.