Vlak na de Eerste Wereldoorlog ging er een golf van pacifisme door de Nederlandse bevolking en de Nederlandse politiek. De verschrikkingen van het wereldwijde conflict hadden zoveel negatieve indrukken achtergelaten dat de roep om ontwapening steeds luider werd. In 1919 werd zelfs door een aantal politieke partijen in Nederland een voorstel gedaan om onder andere de Koninklijke Marine als militaire organisatie in zijn geheel op te heffen. Hier was geen meerderheid voor in de Tweede Kamer maar de toenmalige minister van marine, mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck, kon de afbouw van de twee Java-klasse kruisers, Java en Sumatra, alleen goedgekeurd krijgen door af te zien van de afbouw van een derde schip van deze klasse, de Celebes. De aanbesteding voor nog drie kruisers werd geannuleerd. De bouw van de Celebes werd stilgelegd en de dertig ton rompmateriaal dat al bewerkt was werd gesloopt.
In 1922 had een vlootwetcommissie bepaald dat de vloot van de Koninklijke Marine de komende jaren minimaal zou moeten bestaan uit onder andere zes kruisers. In oktober 1923 werd dit vlootwetsontwerp verworpen door de Tweede Kamer. In 1930 werd door de toenmalige minister van Marine, dr. L.N. Deckers, het aanbouwbeleid voor de marine bepaald van 1930 tot 1940. Het zogenaamde Vlootplan Deckers omvatte slechts de helft van het aantal te bouwen eenheden in vergelijking met het in 1922 voorgestelde plan en werd daarom ook wel het “halve minimum” genoemd.
Omdat alleen Hr. Ms. Java en Hr. Ms. Sumatra afgebouwd waren ontstond er door het vlootplan van minister Deckers ruimte voor de bouw van een derde kruiser. Er ontstond binnen de marine en de regering een discussie over de gewenste eigenschappen van het nieuwe oorlogsschip. De Koninklijke Marine sprak over een kruiser met een hoofdbewapening van 20cm kanonnen en torpedolanceerbuizen. Om de door de economische crisis zwaar geteisterde staatskas te ontzien stelde minister Deckers zich echter tevreden met een kleiner schip dan de Java en de Sumatra met een primaire bewapening van slechts zes 15cm kanonnen in drie dubbelopstellingen. Zelfs dit bleek budgettair te hoog gegrepen waardoor de bouw van de nieuwe kruiser uitgesteld werd. Inmiddels vonden deskundigen van de marine dat slechts zes kanonnen van 15cm voor de gevechtskracht van een moderne kruiser te gering waren.
In 1932 werd een compromis gevonden. Doordat de Celebes voorbestemd was om als vlaggenschip te fungeren zou het schip over accommodatie moeten beschikken voor een eskadercommandant en zijn staf. De nieuwe kruiser zou deze functie als stafschip in moeten gaan vullen. Daarom viel het uiteindelijke ontwerp iets groter uit en ontstond ruimte voor een vierde toren en dus acht 15cm kanonnen. Omdat de bouw van de kruiser politiek nog steeds heel gevoelig lag werd besloten om deze mogelijkheid niet helemaal uit te buiten en nam de marine genoegen met een enkelkanon van 15cm achter een schild. Bovendien werd bezuinigd op de bepantsering en afgezien van een dure torpedolanceerinrichting. Het uiteindelijke ontwerp onder leiding van ingenieur G. `t Hooft, hoofd van het bureau scheepsbouw van defensie, leverde hierdoor een lichte kruiser op die gezien haar afmetingen en toekomstige taken te licht bepantserd en te licht bewapend was.
Op 16 september 1933 werd de kiel gelegd van de kruiser op de werf van Wilton Fijenoord te Schiedam en ruim drie jaar later werd het nieuwe schip in dienst gesteld als Hr. Ms. De Ruyter. De torpedobootjager van de Admiralen-klasse De Ruyter werd om deze reden omgedoopt in Hr. Ms. Van Ghent.
Type schip: | lichte kruiser |
Bouwwerf: | N.V. Dok- en Werf Mij. Wilton Fijenoord te Schiedam |
Bouwnummer: | 652 |
Op stapel gezet: | 16 september 1933 |
Te water gelaten: | 11 mei 1935 |
In dienst gesteld: | 3 oktober 1936 |
Grootste lengte: | 170,8 meter |
Grootste breedte: | 15,64 meter |
Diepgang: | 4,9 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 6.442 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 7.822 ton |
Machine-installatie: | 3 x Parsons geared stoomturbines, 6 x Yarrow ketels |
Machinevermogen: | 68.000 pk |
Aantal schroeven: | 2 |
Bunkercapaciteit: | 1.300 ton stookolie |
Actieradius: | 6.800 zeemijlen bij 12 knopen |
Kruissnelheid: | 17 knopen |
Maximale snelheid | 32 knopen |
Bemanning: | 436 koppen |
Bepantsering: | gordel 30 tot 51 mm, dek 33 mm, commandotoren 30 mm, voorfronten torens 100 mm en zijkanten torens 30 mm |
Primaire bewapening: | 3 x 2 Mk 9 15cm en 1 x 1 Mk 10 15cm kanonnen |
Secondaire bewapening: | 5 x 2 40mm L/60 en 8 x 1 12,7mm mitrailleurs |
Vliegtuiglanceerinrichting: | Heinkel K8 katapult |
Vliegtuigen: | 2 x Fokker C-XI-W drijvervliegtuigen |
Het ontwerp van de bovenbouw, vooral de commandotoren, vertoonde veel gelijkenissen met die van de Duitse Panzerschiffe van de Deutschland-klasse. Omdat deze Duitse schepen op de bak een drielingtoren hadden leek Hr. Ms. De Ruyter, als de voorste drie 15cm kanonnen geheel omhoog gebakst waren, veel op deze Duitse schepen.
Ondanks de beperkingen van het ontwerp kon Hr. Ms. De Ruyter, toen zij in 1936 in dienst kwam, beschouwd worden als één van de modernste kruisers ter wereld op het gebied van vuurleiding en luchtafweer. De luchtafweerbatterij bestond uit vijf dubbelopstellingen met op drie assen gestabiliseerde 40mm-mitrailleurs die met een geavanceerd vuurleidingssysteem werden gericht. De batterij stond op een verhoogd dek op het achterschip en maakte gebruik van optische en radiografische afstandsmeters. Het vuurleidingssysteem was ontwikkeld door de firma Hazemeyer`s Signaal Apparaten te Hengelo, die in 1921 als dekmantel voor het veiligstellen van Duitse wapentechnologie in Nederland opgericht was door Siemens & Halske en de Nederlandse industrieel F. Hazemeyer. De 40mm-mitrailleur zelf, feitelijk een snelvuurkanon met automatische munitietoevoer, was door het Duitse Krupp tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog ontworpen. Het octrooi werd ondergebracht bij de Zweedse firma Bofors (de Britse 40mm versie was ontwikkeld door Vickers). Omdat de gehele batterij met de richtmiddelen bijeen stond op het speciale mitrailleurdek was deze wel erg kwetsbaar en kon door één voltreffer geheel uitgeschakeld worden. De hoofdbatterij van de De Ruyter werd overigens ook aangestuurd door een vuurleidingssysteem met een Hazemeyer-patent en was door Wilton Fijenoord gebouwd onder licentie van het Zweedse Bofors.
De nieuwe kruiser was als enige Nederlandse oorlogsschip uitgerust met een, door de Duitse vliegtuigfabriek Heinkel vervaardigde, katapultinstallatie. Daarmee kon een boordvliegtuig worden gelanceerd zonder dat het schip gestopt hoefde te worden. Dit was een groot voordeel ten opzichte van de verouderde methode waarbij een drijvervliegtuig met een kraan of laadboom buitenboord gehesen moest worden. Aan boord van Hr. Ms. De Ruyter was plaats voor twee vliegtuigen maar op geen enkele bekende foto van de kruiser is te zien dat er meer dan één vliegtuig was ingescheept.
Hr. Ms. De Ruyter vertrok op 12 januari 1937 naar Nederlands Oost-Indië onder commando van kapitein-ter-zee (KTZ) A.C. van der Sande Lacoste. Na een vlagvertoonreis van ruim zeven weken kwam de nieuwe Nederlandse kruiser op 5 maart aan in Tandjong Priok, de haven van Batavia, Java. Vanaf die dag fungeerde de De Ruyter als vlaggenschip van een permanent Nederlands eskader in de Indische archipel. Het eskader bestond verder uit de kruiser Hr. Ms. Java, vier torpedobootjagers van de Admiralen-klasse en een aantal onderzeeboten en stond onder commando van schout-bij-nacht (SBN) G.W. Stoeve. Op 25 oktober 1937 loste kapitein-luitenant-ter-zee (KLTZ) J.B. Meijer KTZ van der Sande Lacoste af als commandant van de De Ruyter. Vanaf 8 januari 1938 vervulde KLTZ L.G.L. van der Kun, die op 12 april 1939 bevorderd werd tot KTZ, de functie van commandant van de Nederlandse kruiser.
Op 4 mei 1939 werd KTZ H.J. Bueninck commandant van Hr. Ms. De Ruyter. Vanaf 3 september 1939, de dag dat Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog verklaarden aan Duitsland, hield het Nederlandse eskader in Nederlands Oost-Indië zich vooral bezig met het handhaven van de Nederlandse neutraliteit. In de praktijk betekende dit eindeloos patrouilleren waarbij regelmatig schepen van oorlogvoerende landen aangehouden en gecontroleerd werden. Begin 1940 moest Hr. Ms. De Ruyter een omvangrijke turbinereparatie ondergaan op het Marine-etablissement te Soerabaja. Na de geslaagde reparatie werd tijdens een proefvaart een maximale snelheid behaald van bijna 33 knopen.
Toen Duitsland op 10 mei 1940 binnenviel in Nederland en ons land meegezogen werd in de Tweede Wereldoorlog, werd in de Nederlandse kolonie de algehele mobilisatie afgekondigd. Het commando van het permanente eskader, waarvan Hr. Ms. De Ruyter al die tijd vlaggenschip was geweest, werd op 13 juni 1940 overgenomen door SBN K.W.F.M. Doorman. De oorlogsschepen van het eskader, alsook de overige Nederlandse marineschepen, gingen zich in deze periode vooral bezig houden met het beschermen van geallieerde koopvaardijschepen.
Op 27 januari 1941 vond weer een commandowissel plaats op Hr. Ms. De Ruyter toen KLTZ J.H. Solkesz KTZ Bueninck afloste. Het jaar 1941 werd gevuld met konvooidiensten die alleen afgewisseld werden met korte onderhoudsperiodes in Soerabaja en de aflossing van commandant Solkesz door KLTZ E.E.B. Lacomblé op 18 augustus van dat jaar. Deze relatief saaie periode werd op een ruwe wijze onderbroken door de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december en de oorlogsverklaringen van onder anderen de Verenigde Staten en Nederland aan Japan, de volgende dag.
Om als geallieerde strijdkrachten gezamenlijk tegen de Japanse invasies in het Verre Oosten te kunnen optreden werd het ABDA-command (American, British, Dutch and Australian Command) opgericht op 28 december 1941 onder commando van de Britse General Archibald Wavell. ABDACOM ging op 2 februari 1942 over tot het oprichten van een Allied Striking Force. Deze striking force bestond uit geallieerde oorlogsschepen die de taak kregen de Japanse invasievloten te stoppen. Het aanvalseskader werd onder commando gesteld van schout-bij-nacht Karel Doorman en Hr. Ms. De Ruyter werd vlaggenschip van het internationale smaldeel.
De eerste actie van het geallieerde aanvalseskader was die in de Gaspar Straten, de naast elkaar liggende zeestraten tussen de eilanden Banka en Billiton ten oosten van Sumatra. Hierbij trachtte Doormans aanvalseskader een Japanse invasievloot te onderscheppen die vanuit de Zuid Chinese Zee onderweg was om het zuiden van Sumatra, met de rijke olievelden rond de hoofdstad Palembang, te bezetten. De Allied Striking Force bestond uit de Nederlandse lichte kruisers Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Tromp en Hr. Ms. Java, de Britse zware kruiser HMS Exeter en de lichte Australische kruiser HMAS Hobart. De kruisers werden beschermd door vier Nederlandse en vier Amerikaanse torpedobootjagers. Tijdens een nachtelijke passage van de Stolzestraat liep de Nederlandse torpedoboot jager Hr. Ms. Van Ghent op een rif en moest verlaten en vernield worden. Tegen de middag van 15 februari 1942 werd het geallieerde eskader aangevallen door Japanse vliegtuigen en zonder bescherming van eigen jachtvliegtuigen was de Allied Striking Force bijzonder kwetsbaar. Onder zware bommenregens werden de geallieerde oorlogsschepen teruggedreven naar Java. Zuid-Sumatra en Palembang werden al op 16 februari door de Japanners bezet.
Drie dagen na de vlucht uit de Gaspar Straten werd door een Nederlandse vliegboot een kleine Japanse invasievloot verkend die op weg was naar Bali. Dit ten oosten van Java liggende eiland was belangrijk voor de geallieerden omdat zich hier een vliegveld bevond. Als dit in Japanse handen zou vallen, zou Soerabaja, de belangrijkste marinehaven, binnen het vliegbereik van Japanse bommenwerpers komen. Doorman`s aanvalseskader was echter verspreid over verschillende havens op Java. Daarom werd besloten de Japanners aan te vallen in verschillende aanvalsgolven. Terwijl de Japanse invasie op Bali bijna voltooid was, op de zuidoostkust van het eiland, viel schout-bij-nacht Doorman als eerste de begeleidende Japanse torpedobootjagers Asashio en Oshio aan met de kruisers De Ruyter en Java. De 15cm kanonnen van de kruisers namen de vijandelijke schepen onder vuur in de eerste fase van de Slag in Straat Badoeng maar richtten nauwelijks schade aan. De beide kruisers gingen verder in noordelijke richting zodat de torpedojagers Hr. Ms. Piet Hein, USS Pope en USS John D. Ford een aanval met torpedo`s konden doen. In het gevecht dat volgde werd de Piet Hein tot zinken gebracht en werden de beide Amerikaanse schepen verdreven. De De Ruyter en de Java hadden hun noordelijke koers aangehouden op zoek naar andere vijandelijke schepen. Zij keerden de volgende morgen onverrichter zake terug in Soerabaja. De tweede geallieerde aanvalsgolf werd ook afgeslagen door de Japanse schepen die versterking hadden gekregen van de torpedobootjagers Michishio en Arashio. In dit gevecht werd de Nederlandse kruiser Hr. Ms. Tromp zo zwaar beschadigd dat zij voor reparaties uit moest wijken naar Australië. Bali werd bezet en het vliegveld viel ongeschonden in Japanse handen.
Op 25 februari 1942 werd ABDACOM ontbonden omdat de Amerikanen, Britten en Australiërs Nederlands Oost-Indië opgaven. Wel bleven de geallieerde schepen die aanwezig waren in Java, ter plaatse maar nu onder bevel van de Nederlandse vice-admiraal Conrad Helfrich. Hij deelde de schepen op in een Westelijke- en een Oostelijke Striking Force. De Oostelijke Striking Force opereerde vanuit Soerabaja en bestond uit Hr. Ms. De Ruyter en Hr. Ms. Java, HMS Exeter, de zware Amerikaanse kruiser USS Houston en de lichte Australische kruiser HMAS Perth. De kruisers zouden beschermd worden door de Nederlandse torpedobootjagers Hr. Ms. Kortenaer, Hr. Ms. Witte de With en Hr. Ms. Banckert en de oude Amerikaanse destroyers USS Paul Jones, USS Alden, USS Edwards en USS Ford. De Banckert kon echter niet meer ingezet worden omdat het schip de dag ervoor zwaar beschadigd raakte bij een Japanse luchtaanval op Soerabaja.
Al op 23 februari had een grote Japanse invasievloot Balikpapan, aan de oostkust van Borneo, verlaten en was op weg richting Oost-Java. Verder was een kleinere vijandelijke vloot verkend ter hoogte van Malakka en er werd aangenomen dat deze schepen onderweg waren naar het westen van Java. In de nacht van 25 op 26 februari 1942 ging het oostelijke aanvalseskader op zoek naar de Japanse vloot, maar omdat de geallieerde schepen niet over verkenningsvliegtuigen beschikten bleef dit zonder resultaat.
De Oostelijke Striking Force werd versterkt met de Britse destroyers HMS Jupiter, HMS Encounter en HMS Electra ten koste van het westelijke aanvalseskader. De nieuw gevormde Combined Striking Force vertrok in de avondschemering van 26 februari naar zee. Weer werd de gehele nacht tevergeefs gezocht naar vijandelijke schepen en de volgende dag keerde het aanvalseskader terug in Soerabaja om brandstof in te nemen. De vermoeidheid begon de bemanningen parten te spelen en SBN Doorman seinde naar vice-admiraal Helfrich: “uithoudingsvermogen personeel heden aan grens en morgen zeker ver overschreden”. Nog diezelfde middag kwamen berichten binnen waaruit bleek dat het Japanse konvooi verkend was en ondanks de vermoeidheid van de bemanningsleden voer de Combined Striking Force weer uit om de vijandelijke schepen tegemoet te treden.
Het geallieerde eskader was sterk in het nadeel ten opzichte van de Japanners die over de zware kruisers Nachi en Haguro, de lichte kruisers Naka en Jintsu en 13 torpedobootjagers beschikten onder commando van chu-sho (vice-admiraal) Takeo Takagi. De Japanners konden twintig 20cm kanonnen inzetten tegenover het geallieerde aantal van twaalf (de achterste toren van de USS Houston was nog steeds uitgeschakeld door een eerdere Japanse luchtaanval). Verder beschikte SBN Doorman over geen enkele steun vanuit de lucht terwijl de vijand ruimschoots de beschikking had over verkenningsvliegtuigen. Bovendien hadden de geallieerden geen onderling uitgewerkte seincode wat vaak tot communicatiestoornissen zou leiden. De laatste maar zeker niet de minste factor was de eerder vermelde vermoeidheid van het geallieerde personeel.
Rond 16:15 uur werd het eerste contact gemaakt met de vijandelijke schepen en het artillerieduel dat ontstond luidde de Slag in de Javazee in. Tijdens dit eerste duel werden niet veel schoten gewisseld en de partijen probeerden alleen elkaars sterkte te testen. Toch werd nog geen uur later HMS Exeter in de machinekamer getroffen door een 20cm granaat. SBN Doorman stuurde het kreupele schip onder begeleiding van Hr. Ms. Witte de With terug naar Soerabaja. In de verwarring die het treffen en afdraaien van HMS Exeter met zich mee bracht deden de Japanners een massale torpedoaanval en vuurden 68 torpedo`s af op de geallieerde schepen. De meeste misten of konden worden ontweken maar één van de torpedo`s trof Hr. Ms. Kortenaer in de midscheeps waarop de torpedobootjager in tweeën brak en snel zonk.
SBN Doorman liet de Britse jagers een tegenaanval doen maar HMS Electra kreeg een ongelukkige treffer in de machinekamer waardoor het schip stil kwam te liggen. Eén enkele Japanse jager viel de beschadigde destroyer aan en plaatste nog meer treffers die het Britse schip tot zinken brachten. De Amerikaanse torpedobootjagers deden een torpedoaanval waarop de Japanse schepen zich terugtrokken richting hun transportschepen echter zonder verliezen te lijden. Eskadercommandant Doorman maakte gebruik van deze gevechtspauze om zijn aanvalseskader te hergroeperen. De oude Amerikaanse torpedobootjagers kregen een tekort aan brandstof en omdat zij geen torpedo`s meer hadden, keerden de schepen terug naar Soerabaja.
In het begin van de avond zochten de overgebleven schepen van de Combined Striking Force naar vijandelijke oorlogsschepen maar ditmaal veel dichter onder de kust van noordelijk Java. HMS Jupiter liep even voor 21:30 uur op een mijn (waarschijnlijk een Nederlandse afkomstig van het mijnenveld dat Hr. Ms. Gouden Leeuw kort daarvoor had gelegd). De Britse torpedobootjager zonk pas om 01:30 uur zodat het aantal slachtoffers beperkt bleef tot de 12 doden die gevallen waren door de directe gevolgen van de mijnexplosie. SBN Karel Doorman ging verder met zijn uitgedunde aanvalseskader in noordelijke richting en om 22:15 uur bereikten de geallieerde schepen de plaats waar Hr. Ms. Kortenaer getorpedeerd was. De laatst overgebleven torpedobootjager, HMS Encounter, kreeg de opdracht om eventuele overlevenden op te pikken en in veiligheid te brengen. Van de 149 opvarenden van Hr. Ms. Kortenaer kwamen er, ondanks de reddingsoperatie van HMS Encounter, 59 om het leven.
Met de overgebleven vier kruisers, zonder enige jagerdekking, ging Doorman verder in zijn wanhopige poging de Japanners te stoppen. Rond 23:00 uur werden over bakboord de beide zware, Japanse kruisers verkend en weer volgde een artillerieduel. Er werden aan beide zijden treffers geplaatst maar zonder fatale gevolgen. Om 23:20 uur deden de Japanse kruisers een torpedoaanval en ze lanceerden hierbij 12 torpedo`s. Hr. Ms. Java werd ter hoogte van het achterschip getroffen door een torpedo van de Nachi, juist bij de achterste munitiebergplaats. Door de geweldige explosie die volgde brak het gehele achterschip af en de oude kruiser zonk zo snel dat er geen tijd was om sloepen of reddingsvlotten uit te zetten. Veel van de bemanningsleden verdronken onder wie commandant KTZ Ph.B.M. Van Straelen. Slechts 14 van de 526 bemanningsleden werden opgepikt door Japanse torpedobootjagers en overleefden de Slag in de Javazee.
Twee minuten nadat de Java door een torpedo getroffen werd kreeg Hr. Ms. De Ruyter ook een fatale torpedotreffer afkomstig van de Haguro. Evenals de Java werd Hr. Ms. De Ruyter getroffen in het achterschip en kwam meteen stil te liggen. Er brak brand uit maar er explodeerde geen munitie waardoor het schip nog bijna drie uur bleef drijven. De bemanning had dus tijd om zwemvesten om te doen en reddingsvlotten overboord te zetten. Het lukte zelfs om een sloep te strijken ondanks dat de stroom was uitgevallen. Toch kwamen er van de 436 opvarenden 367 om het leven onder wie commandant Lacomblé en eskadercommandant Karel Doorman. Net als bij Hr. Ms. Java een ongelooflijk hoog aantal. De aan uitputting grenzende vermoeidheid van de bemanningsleden zal zeker aan dit drama hebben bijgedragen.
In de namiddag van 28 februari deden HMAS Perth en USS Houston een poging te ontkomen aan de Japanners. De beide geallieerde kruisers stuitten echter op de landing van het westelijke Japanse invasieleger en openden meteen het vuur op de begeleidende oorlogsschepen. Tijdens het daarop volgende gevecht werden de zware Amerikaanse kruiser en de lichte Australische kruiser beide tot zinken gebracht na twee vijandelijke transportschepen en een mijnenveger te hebben gekelderd en een kruiser en drie torpedobootjagers beschadigd te hebben.
De volgende dag deed de beschadigde Britse kruiser HMS Exeter een uitbraakpoging vanuit Soerabaja, begeleid door de torpedobootjagers HMS Encounter en USS Pope. De geallieerde oorlogsschepen werden echter onderschept door vier zware Japanse kruisers en vijf torpedobootjagers en na een kort gevecht tot zinken gebracht bij Bawean Eiland, ongeveer 150 kilometer noordelijk van Soerabaja.
Op 1 december 2002 werd het wrak van Hr. Ms. De Ruyter teruggevonden in de Javazee op ongeveer 6° 11` zuiderbreedte en 112° 8` oosterlengte. Een internationale groep duikers die op zoek was naar HMS Exeter stuitte op Doormans vlaggenschip tijdens een zoektocht met behulp van sonar. Ook Hr. Ms. Java werd door hen ontdekt. De ontdekking kreeg niet zoveel aandacht maar haalde in 2004 nogmaals het nieuws toen uit de wrakken van beide Nederlandse kruisers vier scheepsbellen werden gestolen en te koop werden aangeboden. Dit was grafschennis omdat de wrakken officieel uitgeroepen waren tot oorlogsgraven ter ere van de bijna 900 omgekomen Nederlandse bemanningsleden.
De bellen werden opgespoord en zijn nu weer in het bezit van de Koninklijke Marine. Eén van de scheepsbellen is geplaatst op het Karel Doorman monument in Soerabaja. De tweede bel bevindt zich in het Marinemuseum en de derde in het Commandementsgebouw de Admiraliteit, beide in Den Helder. De vierde scheepsbel is uitgeleend aan de kloosterkerk in Den Haag. Daar wordt jaarlijks een herdenkingsdienst gehouden door de Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot ter herinnering aan de Slag in de Javazee.