Nederland nam aanvankelijk weinig torpedobootjagers in dienst. De eerste werden in de jaren 1910 in gebruik genomen en gebouwd volgens Brits ontwerp. Ook hierop volgende series werden gebouwd volgens een Brits concept en tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog nam de Koninklijke Marine een aantal voormalige Britse torpedobootjagers over. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd tijdelijk de voormalige Amerikaanse torpedobootjager USS Buchanan (DD-131), de later HMS Campbeltown (I42), korte tijd als Hr. Ms. Campbeltown (I42) dienst deed. Na de Tweede Wereldoorlog werden schepen gebouwd volgens eigen concept waarvan de laatsten in de jaren 1980 buiten gebruik werden gesteld. De meeste taken van de torpedobootjager werden bij de Koninklijke Marine overgenomen door Fregatten en Patrouilleschepen.
De eerste klasse Nederlandse torpedobootjagers werd rond tegen de jaren 1910 ontworpen en tussen 1911 en 1914 in gebruik genomen. Het waren schepen gebouwd volgens Brits concept bij de scheepswerven van De Schelde in Vlissingen en Feijenoord in Rotterdam. Gewapend met vier stuks 75 mm geschut kregen de schepen namen van roofdieren. Al spoedig na de bouw bleken de schepen te klein te zijn en een te kort bereik te hebben. In de jaren 1920 werden ze geleidelijk vervangen door torpedobootjagers van de Admiralen-klasse (1926)[1][2]
Wolf-klasse (1910) |
||
Hr. Ms. Wolf (1910) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Fret (1910) |
Koninklijke Maatschappij de Schelde, Vlissingen | |
Hr. Ms. Bulhond (1911) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Jakhals (1912) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Hermelijn (1913) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Lynx (1912) |
Koninklijke Maatschappij de Schelde, Vlissingen | |
Hr. Ms. Vos (1913) |
Feijenoord, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Panter (1913) |
Feijenoord, Rotterdam |
De torpedobootjagers van de Admiralen-klasse werden in de jaren 1920 ontwikkeld op basis van het ontwerp van de Britse torpedobootjagers HMS Ambuscade (D38) en HMS Amazon (D39). De acht schepen werden eind jaren 1920 en begin jaren 1930 in dienst genomen ter vervanging van de verouderde Wolf-klasse (1910) torpedobootjagers. De schepen werden in twee groepen gebouwd, waarbij de verschillen tussen de groepen te vinden was in de bewapening. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren alle schepen nog in dienst en gingen allen verloren in de strijd met de Duitsers en de Japanners.[3]
Admiralen-klasse (1926) |
||
Hr. Ms. De Ruyter (1926) Hr. Ms. Van Ghent (1934) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Evertsen (1926) |
Burgerhout's Scheepswerf en Machinefabriek, Rotterdam | |
Hr. Ms. Kortenaer (1927) |
Burgerhout's Scheepswerf
en Machinefabriek, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Piet Hein (1927) |
Burgerhout's Scheepswerf
en Machinefabriek, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Van Galen (1928) |
Feijenoord, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Witte de With (1928) |
Feijenoord, Rotterdam | |
Hr. Ms. Banckert (1929) |
Burgerhout's Scheepswerf
en Machinefabriek, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Van Nes (1930) |
Burgerhout's Scheepswerf
en Machinefabriek, Rotterdam |
Halverwege de jaren 1930 bestelde de Koninklijke Marine vier torpedobootjagers volgens een op dat moment modern ontwerp. Toen Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnenviel, was drie schepen te water gelaten, maar kon maar één schip, de Hr. Ms. Isaac Sweers, op sleeptouw naar Engeland ontkomen. Een ander schip, de Hr. Ms. Gerard Callenburgh, werd door de Duitsers afgebouwd en als ZH1 (1942) in gebruik genomen. Beide schepen gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren en de twee andere schepen werden gesloopt.
Gerard Callenburgh-klasse
(1939) |
||
Hr. Ms. Gerard Callenburgh
(1939) ZH1 (1942) |
Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Isaac Sweers (1940) |
Koninklijke Maatschappij
De Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Tjerk Hiddes (1939) |
Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Philips van
Almonde (1940) |
Koninklijke Maatschappij
De Schelde, Vlissingen |
In maart 1942 werd de Town-klasse (1940) torpedobootjager HMS Campbeltown (I42) tijdelijk op leenbasis in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine als Hr. Ms. Campbeltown (I42). Het schip was van origine de Amerikaanse Wickes-klasse (1918) torpedobootjager USS Buchanan (DD-131). Het schip deed dienst tot eind 1941, waarna het aanvankelijk in reparatie ging maar vervolgens werd aangewezen voor deelname aan de aanval op Saint Nazaire, Operatie Chariot.
Campbeltown-klasse (1941) |
||
Hr. Ms. Campbeltown (I42) |
Bath Iron Works, Bath,
Maine |
De Britten bouwden eind jaren 1930 een reeks van 24 torpedobootjagers volgens een gelijk concept, verdeeld over de klassen J-klasse (1938), K-klasse (1938) en N-klasse (1939). In de N-klasse werden acht schepen gebouwd, waarvan er kort na de bouw vijf naar de Royal Australian Navy gingen, één naar de Poolse Marine en twee in 1942 naar de Nederlandse Koninklijke Marine. Beide schepen deden tot in de jaren 1950 dienst bij de Koninklijke Marine.[4][5][6]
N-klasse (1939) |
||
Hr. Ms. Tjerk Hiddes (G16) Hr. Ms. Tjerk Hiddes (D806) |
William Denny and
Brothers, Dumbarton |
|
Hr. Ms. Van Galen (G84) Hr. Ms. Van Galen (D803) |
William Denny and
Brothers, Dumbarton |
Tussen 1940 en 1943 werden voor de Royal Navy zestien torpedobootjagers gebouwd in twee groepen van elk acht, de Q-klasse (1941) en R-klasse (1942). Eén van de schepen uit de Q-klasse, HMS Quilliam (G09), ging eind 1945 naar de Koninklijke Marine, waar het als Hr. Ms. Banckert (D801) in dienst werd genomen. Het schip bleef tot in 1956 in dienst.[7]
Vanaf 1942 werden in Groot-Brittannië totaal zestien torpedobootjagers geleverd in twee klassen, de S-klasse (1942) en de T-klasse (1943). Van de S-klasse werden in 1945 en 1946 totaal drie schepen door de Koninklijke Marine aangekocht. Eind jaren 1950 werden de drie schepen opnieuw geclassificeerd als fregat tot ze begin jaren 1960 uit de vaart werden genomen.[8]
S-klasse (1942) |
||
Hr. Ms. Evertsen (D802) |
Cammell Laird, Birkenhead | |
Hr. Ms. Kortenaer (D804) |
Cammell Laird, Birkenhead |
|
Hr. Ms. Piet Hein (D805) |
Scotts, Greenock |
In 1947, werden door de Nederlandse Marine specificaties afgegeven, welke i 1948 werden goedgekeurd voor een nieuw te bouwen klasse Nederlandse torpedobootjagers. Aanvankelijk zouden zes schepen worden besteld, maar uiteindelijk werden er vier gebouwd in de Holland-klasse. Met de bouw werd in 1950 begonnen en in 1955 waren alle schepen in dienst. De schepen deden dienst tot in de jaren 1970.
Holland-klasse (1953) |
||
Hr. Ms. Holland (D808) |
Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Zeeland (D809) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Noord-Brabant
(D810) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Gelderland (D811) |
Wilton-Fijenoord, Schiedam |
Op basis van hetzelfde ontwerp als de Holland-klasse (1953) werd een groep van acht torpedobootjagers gebouwd. De schepen hadden echter een verbeterde aandrijving en waren groter dan hun voorgangers. De scheppen kwamen eind jaren 1950 in dienst en werden eind jaren 1970, begin jaren 1980 vervangen door fregatten van de Kortenaer-klasse (1976). Hiermee was de Friesland-klasse gelijk de laatste klasse torpedobootjagers die dienst deden bij de Koninklijke Marine. Van de acht schepen werden er zeven verkocht aan Peru, waar ze tot in 1991 dienst deden.
Friesland-klasse (1953) |
||
Hr. Ms. Friesland (D812) |
Nederlandsche Dok en
Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam |
|
Hr. Ms. Groningen (D813) |
Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Hr. Ms. Limburg (D814) |
Koninklijke Maatschappij
de Schelde, Vlissingen |
|
Hr. Ms. Overijssel (D815) |
Wilton-Fijenoord, Schiedam |
|
Hr. Ms. Drenthe (D816) |
Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Hr. Ms. Utrecht (D817) |
Koninklijke Maatschappij de Schelde, Vlissingen | |
Hr. Ms. Rotterdam (D818) |
Rotterdamse Droogdok
Maatschappij, Rotterdam |
|
Hr. Ms. Amsterdam (D819) |
Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam |