Rudolf Vrba (1924-2006) was één van de vijf Joden waarvan bekend is dat ze ontsnapten uit Auschwitz. Zijn doel was niet alleen persoonlijke vrijheid; hij wilde ook de wereld waarschuwen voor de massamoord die hier plaatsvond. Tot zijn grote teleurstelling leek niemand klaar voor een boodschap als de zijne.
Rudolf Vrba (geboren als Walter Rosenberg) groeide op in Slowakije dat na de Eerste Wereldoorlog deel uitmaakte van Tsjechoslowakije. In maart 1939 werd het formeel een zelfstandige staat, bestuurd door de katholieke priester Jozef Tiso, maar in feite was het een satellietstaat van nazi-Duitsland. Het land trad in november 1940 toe tot het Driemogendhedenpact. Als bondgenoot van Duitsland werden de antisemitische wetten verder opgevoerd. Joden moesten een davidster dragen en werden verbannen naar aparte woonwijken. Vrba was een intelligente jongeman die overging op zelfstudie toen Joden niet langer toegelaten werden tot universiteiten. Toen werd aangekondigd dat in maart 1942 begonnen zou worden met het deporteren van Joden, besloot hij te vluchten. Hij vond het “afschuwelijk” om zijn “eigen land uitgeschopt te worden”, maar wist toen nog niet van het plan van de nazi’s om de Europese Joden uit te roeien. Hem werd wijs gemaakt dat de Joden naar reservaten in Polen gestuurd werden waar ze moesten werken in werkkampen.
Het was zijn bedoeling om via Hongarije naar Joegoslavië te vluchten vanwaar hij naar Engeland wilde reizen om zich daar bij het Tsjechoslowaakse leger in ballingschap aan te sluiten. Hij bereikte Hongarije, maar werd gesnapt en teruggestuurd naar Slowakije. Daar werd hij gevangengezet in het doorgangskamp Novaky. Hij ontsnapte, maar werd weer opgepakt en teruggebracht naar het kamp waar een SS-officier het bevel gaf om de “onruststoker” met het eerstvolgende transport mee te sturen. Zijn transport stopte in de Poolse stad Lublin waar alle mannen tussen 16 en 45 jaar uit de veewagons moesten stappen, ondanks de belofte van president Tiso dat gezinnen niet gescheiden zouden worden. Vrba wist niet dat de in de wagon achtergebleven vrouwen, kinderen en ouderen omgebracht zouden worden in een vernietigingskamp.
De mannen werden ondergebracht in concentratiekamp Majdanek. Daar werd Vrba voor het eerst geconfronteerd met de gruwelijke wereld van een concentratiekamp. “Het was een afschuwelijke atmosfeer van dat kamp die ik walgelijk vond en die in mijn neusgaten bleef hangen als de stank van opgedroogd bloed”, zo beschreef hij zijn gevoel bij aankomst. Hij werd aangesproken door broodmagere gevangenen die hem smeekten om voedsel. Ondertussen bleven ze “gewoon doorwerken, graven of vegen of heen en weer lopen met een kruiwagen die hun armen, weinig meer dan wat botten, uit de kom dreigde te rukken.” Hier zag hij ook voor het eerst kapo’s aan het werk. Dat waren gevangenen, vaak misdadigers, die waren aangesteld om hun medegevangenen te bewaken. Dat deden ze dikwijls met harde hand, meestal om bij de SS’ers in een goed blaadje te komen.
Toen er werd gevraagd om vrijwilligers voor “boerderijwerk” meldde Vrba zich. Een medegevangene was er achtergekomen dat deze vrijwilligers naar Auschwitz gingen. Hij waarschuwde Vrba dat hij hier nooit levend vandaan zou komen, maar die geloofde niet dat het er slechter kon zijn dan in Majdanek. Opnieuw werd hij op transport gezet. Hij had overwogen om tijdens de reis te ontsnappen, maar het dreigement dat dan tien mannen uit zijn wagon geëxecuteerd zouden worden, hield hem tegen. Hij hoopte te kunnen ontsnappen vanuit de velden bij de boerderij waar hij dacht heen te gaan. Toen hij op 30 juni 1942 arriveerde in Auschwitz, ontdekte hij echter meteen dat dit geen boerderij was. Ontsnappen leek onmogelijk: het kamp was omgeven door hekken onder hoogspanning en het terrein baadde voortdurend in het licht, zodat geen beweging ongemerkt bleef bij de met mitrailleurs bewapende bewakers in hun wachttorens. De kreet “Arbeit macht Frei” op de toegangspoort gaf hem valse hoop, want vrijheid bestond niet in de vocabulaire van Auschwitz. Het merendeel van de aangekomen Joden zag deze poort niet eens en werd direct in het naburige Birkenau (Auschwitz II) vergast.
Vrba’s eerste confrontatie met de dood in Auschwitz was toen hij zag hoe gevangenen een kar volstapelden met lijken. “Plof, plof, plof. Nog één en nog één”, zo beschreef hij dit lugubere tafereel. “Slechts af en toe werd het ritme verstoord als een zwaarder lichaam door die duistere deur vloog, een lichaam met een ingeslagen hoofd, onder het bloed en de uitwerpselen.” Hem werd verteld dat dit de “oogst van vandaag” was; de slachtoffers waren omgekomen door honger, ziekte of mishandeling. Vrba bleef dat lot bespaard doordat hij de juiste baantjes vond. Zijn eerste werk bracht hij overwegend door in het pakhuis van de SS waar voedselvoorraden en luxeartikelen opgeslagen lagen, want aan de kampbewakers mocht het niks ontbreken. Door het voedsel dat hij hier stal, bleef hij op kracht. Toen het bij de kampbewaking aan het licht kwam dat er gestolen werd, werd hij overgeplaatst naar het nabijgelegen Monowitz (Auschwitz III) waar door gevangenen onder erbarmelijke omstandigheden gewerkt werd aan de bouw van een fabriek voor het chemieconcern IG-Farben. Hij wist hier te overleven doordat een Franse burgerarbeider hem onder zijn hoede nam.
Nadat er tyfus was uitgebroken, werden de zieke gevangenen van de gezonde gevangenen gescheiden om vergast te worden. Een bevriende kapo kon ternauwernood voorkomen dat Vrba met de zieken werd afgevoerd. Hij werd overgeplaatst naar “Canada”, de opslagplaats van kleding, bagage en andere persoonlijke bezittingen van de in Birkenau vergaste Joden. De goederen werden hier door gevangenen gesorteerd voor gebruik door de SS, de Wehrmacht of de Duitse burgerbevolking. Vrba leerde hier veel over het werkelijke doel van Auschwitz. “Langzaam maar zeker werden de tassen en de kleren en het eten en de trieste foto’s mensen voor me”, zo schreef hij, “kinderwagens werden baby’s en de hopen zorgvuldig gescheiden schoentjes werden kinderen, zoals mijn nichtje Lici.”
In "Canada" smokkelde Vrba goederen en bracht hij boodschappen over tussen gevangenen, totdat hij door een SS’er betrapt werd met luxe cadeautjes die hij voor zijn kapo, Bruno, moest overbrengen naar een Slowaaks meisje. Vrba werd ondervraagd en mishandeld, maar hij verraadde Bruno niet. Uit dank daarvoor zorgde de kapo dat hij in de ziekenbarak een speciale behandeling kreeg. Terwijl de ziekenbarak meestal de dood betekende, overleefde hij. Na zijn ontslag werd hij aan het werk gezet op het laadperron waar de transporten arriveerden en de gearriveerde Joden werden geselecteerd voor de gaskamers.
Gedurende de maanden dat hij werkzaam was op het laadperron zag hij vele transporten komen. Nu hij wist dat 90% van de aangekomen Joden vergast werden, ondergingen zijn ideeën over een ontsnapping een drastische verandering. “Ik was vastbesloten om weg te komen, maar niet omdat ik zelf vrij wilde zijn,” zo beweerde hij. “Ik wilde hen die nog zouden komen waarschuwen omtrent wat hun te wachten stond, want ik wist dat ze dan in opstand zouden komen en terugvechten […]. Als ze de waarheid maar wisten, dan zouden ze weigeren zich als makke schapen naar de slachtbank te laten leiden.” Om de Joden buiten Auschwitz te kunnen overtuigen verzamelde hij informatie; hij hield bij hoeveel transporten arriveerden en hoeveel mensen werden afgevoerd naar Birkenau.
Toen de SS na een onderzoek had ontdekt dat gevangenen in "Canada" goederen hadden gesmokkeld in opdracht van corrupte kampbewakers werden de Canada-gevangenen, inclusief Vrba, overgebracht naar Birkenau. Hier werden ze opnieuw aan het werk gezet, maar als ze nogmaals betrokken zouden zijn bij smokkel- of verzetsacties zouden ze direct vergast worden. In Birkenau kreeg Vrba de kans om zijn cijfers te controleren, vergelijken en aanvullen. Hij kreeg een baantje als administrateur waarmee hij zichzelf toegang verschafte tot de boekhouding van de hoofdadministrateur. “Iedere dag groeide mijn dossier en iedere dag werd ik vastbeslotener om te ontsnappen”, verklaarde hij. Omdat hij zich vrij kon bewegen door het kamp werd hij aangewezen als koerier van het verzet. In Auschwitz waren verschillende verzetscellen actief die zich onder andere bezighielden met het binnensmokkelen van voedsel, het omkopen van kampbewakers en het beramen van opstanden.
Datzelfde voorjaar werd er een nieuwe spoorlijn aangelegd die de transporten dichterbij de gaskamers en crematoria in Birkenau bracht. De gevangenen vingen gesprekken op van SS’ers die spraken over een grootscheepse operatie die op komst was. Via binnengesmokkelde Duitse kranten wist het verzet dat Duitse troepen op 19 maart 1944 Hongarije waren binnengevallen omdat de regent van Hongarije, Miklós Horthy, zich wilde losmaken van het bondgenootschap met nazi-Duitsland. Tot dusver waren de circa 750.000 Hongaarse Joden gespaard voor deportatie, maar onder Duitse bezetting zou hen hetzelfde lot ten deel vallen als de Joden in andere door de nazi’s bezette landen. Het verzet in Auschwitz trok de juiste conclusie dat de voorbereidingen in het kamp genomen werden voor de uitroeiing van de Hongaarse Joden. Immers waren er in bezet Europa geen andere Joodse gemeenschappen meer over van de omvang die overeenkwam met de uitroeiingscapaciteit waarop Birkenau werd voorbereid. Vrba had nu een dringende reden om te ontsnappen. Het ging hem er niet meer om “om een misdaad openbaar te maken, maar om er één te voorkomen.”
In de tijd dat hij bezig was met het voorbereiden van zijn ontsnapping was Vrba getuige van de straf die een viertal gevangenen dat had proberen te ontsnappen onderging. Ze werden met veel machtsvertoon van de SS voor het oog van de andere gevangenen opgehangen. Op hun dode lichamen prijkte de boodschap: “Omdat we geprobeerd hebben te ontsnappen.” Dit dreigement weerhield Vrba niet van zijn plan. Hij ontdekte dat hij kon ontsnappen door zich drie dagen verborgen te houden op de bouwplaats waar hij overdag werkte. Dit terrein bevond zich buiten het streng bewaakte binnenste kamp. Wanneer er tijdens het avondappel bleek dat er gevangenen ontbraken zouden de buitenste wachttorens ook ‘s avonds bemand worden, terwijl bewakers met honden het kamp doorzochten. Na drie dagen zouden de buitenste bewakingsposten ‘s nachts niet meer bemand worden, omdat aangenomen werd dat de gevangenen inmiddels het kampterrein ontvlucht waren. De opsporing van de ontsnapte gevangenen werd dan overgedragen aan de autoriteiten buiten het kamp. Als je die avond je schuilplaats verliet, had je een grote ontsnappingskans.
Niet Vrba, maar een viertal andere gevangenen deed als eerste een poging om op deze manier te ontsnappen. Ze hielden zich verborgen in een ruimte die ze hadden gemaakt onder een stapel bouwmateriaal. Het lukte hen om na drie dagen en nachten het kamp te verlaten, maar daarbuiten stuitten ze op een militaire patrouille. Ze werden teruggebracht naar het kamp, maar ze wisten hun ontsnappingsmethode geheim te houden voor de SS. Vrba kon dus gebruik maken van diezelfde verstopplaats. Hier hield hij zich vanaf 7 april 1944, samen met zijn vriend Alfred Wetzler, drie dagen en nachten verborgen. Ze stopten tabak doordrenkt met petroleum in de kieren in hun verstopplaats zodat de honden hen niet konden ruiken. Om buiten het kamp niet op te vallen door hun gestreepte gevangeniskleding hadden ze dure Hollandse pakken uit "Canada" meegesmokkeld. In de avond van 10 april hoorden ze dat de buitenposten ingerukt werden. Ze kwamen uit hun verstopplaats, ontsnapten uit het kamp en gingen op weg naar Slowakije dat hemelsbreed op 120 kilometer afstand lag.
Het tweetal stak op 21 april de Slowaakse grens over. Op 25 april werden ze ontvangen in het hoofdkwartier van de Joodse Raad in Zilina waar ze vertelden over Auschwitz. Aanvankelijk werden ze niet geloofd. “Ik keek […] naar de gezichten van onze gastvrije gastheren; en opeens had ik het afschuwelijke gevoel dat ze geen woord geloofden van wat we ze allemaal vertelden”, zo schreef Vrba. Het besef dat de mannen de waarheid spraken, kwam pas toen ze de namen van beide mannen terugvonden op de deportatielijsten. Ook wist Vrba hen te overtuigen door de namen te noemen van andere Joden die tegelijkertijd met hem gedeporteerd waren. “De argwaan verdween uit hun ogen en daarvoor in de plaats kwam totaal afgrijzen toen de waarheid tot hen begon door te dringen”, aldus Vrba. “Opeens beseften ze, denk ik, dat hun zware gebonden registers in feite slechts dodenlijsten waren […].”
Het belangrijkste doel van Vrba en Wetzler was om de Hongaarse Joden te waarschuwen, zodat zij in opstand konden komen. Hun ervaringen werden in een rapport gezet en de Slowaakse Joodse leiders beloofden dat ze dit naar hun Hongaarse collega’s zouden doorsturen. Desondanks reden er in mei treinen door Zilina met Hongaarse Joden op weg naar Polen. Dat was een grote schok voor Vrba. Hij keerde terug naar de Slowaakse Joodse Raad waar enkel nog een lagere beambte aanwezig was. Die vertelde hem dat hij vertrouwen moest hebben. Vrba vernam ook dat de Gestapo de opdracht had gegeven tot de arrestatie van hem en Wetzler. Ze kregen valse papieren waarmee ze naar het noorden van Slowakije konden reizen waar ze veilig zouden zijn. Enkele weken na zijn gesprek in Zilina kreeg Vrba opnieuw de kans om zijn verhaal te doen. Hij werd in het geheim ontboden bij de pauselijke nuntius in Slowakije die inmiddels op de hoogte was van zijn verhaal. De nuntius bracht het verslag vervolgens over aan het Internationale Rode Kruis in Genève dat zorgde dat het verder verspreid werd.
Tegelijk met het Duitse leger arriveerde Adolf Eichmann op 19 maart 1944 in de Hongaarse hoofdstad. Het was zijn taak om binnen drie maanden de Hongaarse Joden te deporteren. Het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken verzekerde de Duitsers van alle steun die ze daarbij nodig hadden. Op 7 april begonnen de razzia’s in de Hongaarse provincies en binnen minder dan een maand tijd werden honderdduizenden Joden in getto’s en kampen bijeengebracht. Vanaf 14 mei vertrokken er dagelijks treinen met ongeveer 12.000 tot 14.000 Joden richting Auschwitz. De exacte datum is onbekend, maar waarschijnlijk heeft het rapport van Vrba en Wetzler de Joodse Raad in Boedapest eind april bereikt. Desondanks riepen ze op tot kalmte en niet tot verzet, zoals Vrba gewild had. Ze zagen blijkbaar geen andere mogelijkheden dan de bevelen van de bezetter op te volgen. Misschien hadden ze hoop in de onderhandelingen met Eichmann die in april had voorgesteld om Joden hun vrijheid te geven als de westelijke geallieerden onder meer 10.000 vrachtwagens konden leveren die uitsluitend aan het Oostfront ingezet zouden worden. Deze zogenoemde “bloed voor goederen” ruil werd nimmer uitgevoerd; het werd ervaren als een schandelijke poging van de nazi’s om de geallieerden uiteen te drijven.
Ook de Hongaarse Joden werd wijsgemaakt dat ze op weg gingen naar werkkampen. Ze voelden zich gesterkt door de bescherming die ze tot dusver hadden genoten en door de geruststellende woorden van hun leiders. Binnen 12 weken slaagde Eichmanns team erin om 435.000 Joden naar Auschwitz af te voeren. Bij aankomst werd het merendeel van hen direct vergast. De crematoria konden het tempo niet bijhouden, zodat het overschot aan lichamen in open kuilen werd verbrand. Op 9 juli 1944 werden de deportaties stopgezet door het Hongaarse staatshoofd Horthy. Onder andere de Amerikaanse president Franklin Roosevelt, de Zweedse koning en het Vaticaan hadden daar bij hem op aangedrongen. Toen Horthy op 14 oktober ten val werd gebracht en de antisemitische Pijlenkruisers aan de macht kwamen, kwamen vele duizenden Hongaarse Joden alsnog om het leven. In totaal werden circa 568.000 Hongaarse Joden tijdens de Holocaust gedood.
Dat verschillende wereldleiders er bij Horthy op aandrongen om de deportaties te staken, was mede het gevolg van het rapport van Vrba en Wetzler. Het was niet het eerste en enige bericht over de uitroeiing van de Joden door de nazi’s dat de westerse wereld bereikte. Al sinds 1941 werd hierover in het westen gepubliceerd en gesproken, maar het rapport van Vrba en Wetzler was gedetailleerder dan alle eerdere informatie. Hun rapport werd samengevoegd met dat van twee andere Joden, Arnost Rostin en Czeslaw Mordowicz, die op 27 mei waren ontsnapt uit Auschwitz. Het document staat tegenwoordig bekend als de Auschwitz-Protocollen. Pas in juni 1944 bereikten de Auschwitz-Protocollen de westerse wereld. Op 18 juni werden delen van het rapport uitgezonden door de BBC. Twee dagen later publiceerde de New York Times een kort nieuwsbericht met als titel “Czechs Report Massacre” dat twee weken later gevolgd werd door een uitgebreider artikel.
Toen de inhoud van de Auschwitz-Protocollen bekend raakte, werd er door Joodse organisaties veelvuldig bij de westerse geallieerden op aangedrongen om de spoorwegen richting Auschwitz of de gaskamers en crematoria te bombarderen. De Auschwitz-Protocollen bevatten gedetailleerde informatie over de locatie van de vier grote crematoria en het kamp was door de Amerikanen vastgelegd op een luchtfoto. Ook de afstand was te overbruggen, want die zomer werden industriële objecten in de directe omgeving van Auschwitz gebombardeerd. Desondanks werd er door de luchtmachten geen enkele actie ondernomen. Verzoeken werden steevast afgewimpeld met praktische bezwaren of gewoonweg genegeerd, omdat men prioriteit gaf aan militaire doelen.
Toen bijvoorbeeld een eerste verzoek in Washington arriveerde, werd dit op 26 juni afgewezen door de onderminister van Oorlog omdat het bommenwerpers zou onttrekken aan “beslissende operaties” die elders gaande waren. De Britse premier Winston Churchill stuurde op 7 juli een verzoek aan zijn minister van Buitenlandse Zaken om de mogelijkheden door de luchtmacht te laten onderzoeken. De Britse staatsminister van Luchtvaart gaf op 15 juli aan zijn collega van Binnenlandse Zaken een negatief advies. Hij wilde zijn bevindingen voorleggen aan de Amerikanen “om te zien of zij bereid zijn het te wagen”, maar betwijfelde of zij het project wel uitvoerbaar achtten. Het voorstel bereikte de Amerikaanse luchtmachtgeneraal Carl Andrew Spaatz, maar die stelde voor om eerst verkenningsvluchten boven het kamp uit te voeren. Zijn voorstel werd nooit uitgevoerd.
Dat de geallieerden niet meer hebben ondernomen om de uitroeiing van de Hongaarse Joden te stoppen, ligt nog altijd gevoelig. Het staat buiten kijf dat het bombarderen van Auschwitz of de spoorlijnen daarheen een krachtige – en precedentloze – veroordeling van de Holocaust door de geallieerden was geweest, maar het is een feit dat het in de zomer van 1944 inmiddels te laat was om alle Hongaarse Joden te redden. Tenslotte waren de deportaties al begonnen op 14 mei, terwijl een eerste verzoek om de spoorwegen te bombarderen pas op 18 juni in Washington ontvangen werd. In Londen drong Churchill pas aan tot actie twee dagen voordat Horthy op 9 juli de deportaties stillegde.
Achter de discussie over het bombarderen van Auschwitz schuilt een veel belangrijker vraagstuk, namelijk waarom de Holocaust heeft kunnen plaatsvinden zonder dat de geallieerden ingrepen. Al sinds het aan de macht komen van de nazi’s trachtten de Joden Duitsland massaal te ontvluchten, maar veel westerse landen hanteerden strenge immigratiequota, zodat veel Joden geen kant op konden. Vrijwel geen enkel land zat te wachten op een massale toestroom van Joodse vluchtelingen. Dat bleef zo na de Kristallnacht in november 1938 en ook de berichten over de massamoorden die sinds 1941 plaatsvonden in Oost-Europa veranderden dit niet. De massale en krachtige veroordeling van de Holocaust kwam pas toen de geallieerden de concentratiekampen bevrijdden en de meest afschuwelijke foto’s en filmbeelden zich verspreidden over de wereld.
Na zijn ontmoeting met de pauselijke nuntius had Vrba zich aangesloten bij Slowaakse partizanen. Hij vocht mee tijdens de opstand tegen het pro-nazibestuur van Jozef Tiso. Na de oorlog emigreerde hij naar Canada waar hij hoogleraar werd aan de universiteit van British Columbia. Over zijn ontsnapping schreef hij het boek “I cannot forgive” (1963), waarvan in 2007 een Nederlandse vertaling in herdruk is verschenen met als titel “Ik ontsnapte uit Auschwitz”. Hierin beschrijft Vrba zijn teleurstelling dat zijn waarschuwing niet meer resultaat heeft opgeleverd. Vooral nam hij het de Hongaarse Joodse leiders kwalijk dat zij medewerking hadden verleend aan de deportatie van hun volk, terwijl ze zijn rapport kenden. Hij noemde zijn rapport een “misverstane waarschuwing”. Vrba overleed op 27 maart 2006 op 81-jarige leeftijd.