(Beklaagde Funk neemt weer plaats in de beklaagdenbank).
Mr. DODD: Beklaagde, u hebt gisterenavond, na de schorsing, een overleg van ongeveer een uur met Dr. Sauter gehad, niet waar?
FUNK: Ja.
Mr. DODD: Nu hadden we het gisteren, voordat de ziting werd geschorst, over het in depot gegeven goud bij de Reichsbank en ik heb u gevraagd of u begonnen was zaken te doen met de SS, zover ik mij herinner zei u dat u geen zaken met de SS deed. Daarna gingen we verder en u zei dat de SS wel degelijk wat materiaal in depot gaf, eigendomen van mensen in
concentratiekampen. Heb ik uw getuigenis zoals ik hier heb verteld in grote lijnen goed begrepen?
FUNK: Nee. Ik zei dat de heer Puhl – in welk jaar weet ik niet meer – mij op een dag vertelde dat er een zending goud was aangekomen van de SS en hij vertelde mij ook – hij zei het wat ironisch – dat we beter niet konden proberen na te gaan wat deze zending was. Zoals ik gisteren al zei was het in elk geval onmogelijk om vast te stellen wat er in depot werd gegeven. Als er iets in depot werd gegeven had de Reichsbank niet het recht dat te bekijken om te zien waar het uit bestond. Pas later, toen de heer Puhl een ander rapport aan mij uitbracht realiseerde ik mij dat toen hij het woord deposito gebruikte, dat een verkeerde term was; het was geen deposito maar het was een zending goud. Dat is natuurlijk een groot verschil. Persoonlijk nam ik aan dat het een deposito aan goud betrof, dat dit bestond uit gouden munten, vreemde valuta of kleine staven goud of iets dergelijke, die binnen waren gebracht van gevangenen in
concentratiekampen – iedereen in Duitsland moest dergelijke zaken inleveren – en dat het werd overgedragen aan de Reichsbank zodat die het kon gebruiken. Omdat u over deze kwestie begon, herinner ik me nog een feit waarvan ik mij tot nu toe niet bewust was. Ik werd ernaar gevraagd tijdens mijn ondervraging en tijdens die ondervraging kon ik er geen ja op zeggen omdat ik me het toen niet herinnerde. Tijdens mijn verhoor werd mij gevraagd of ik de toestemming van de Reichsführer had dat het goud dat bij de Reichsbank was binnengebracht, door de Reichsbank moest worden gebruikt. Ik zei dat ik me dat niet herinnerde. Als de heer Puhl echter onder ede een dergelijke verklaring aflegt, kan en wil ik die niet bestrijden. Het is duidelijk dat wanneer er goud in depot wordt gegeven bij de Reichsbank, de bank dan het recht heeft dergelijk goud te gebruiken. Ik heb zeker nooit meer dan twee of drie keer met de heer Puhl over deze zaak gesproken. Waar deze deposito’s of deze zendingen uit bestonden en wat er met die zendingen werd gedaan, hoe die werden gebruikt, dat weet ik niet. De heer Puhl heeft mij daarover ook nooit ingelicht.
Mr. DODD: Laten we dat maar eens zien. U had bij de Reichsbank normaal gesproken niet de gewoonte om juwelen, monocles, horloges, sigarettenkokers, parels, diamanten, gouden kronen en bruggen te accepteren, niet waar? Accepteerde u normaal gesproken dat materiaal als deposito bij uw bank?
FUNK: Nee, er kon naar mijn mening geen sprake van zijn dat de bank het recht had dat te doen want deze zaken werden verondersteld naar een heel andere plek gebracht te worden. Als ik goed ben ingelicht over de juridische kwestie moesten deze zaken worden afgeleverd bij het Rijksbureau voor Edele Metalen en niet bij de Reichsbank. Diamanten, juwelen en edelstenen waren geen zaken voor de Reichsbank omdat die geen verkooppunt voor dat soort zaken was. En volgens mij, als de Reichsbank dat wel deed was het onwettig.
Mr. DODD: Dat is volkomen correct.
FUNK: Als dat gebeurde, beging de Reichsbank een overtreding. De Reichsbank was niet gerechtigd dat te doen.
Mr. DODD: En luidt uw verklaring dat wanneer het wel gebeurde, u daar niets van afwist?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U wist er niets van?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U was regelmatig in de kluizen van de Reichsbank, niet waar? In feite nam u bezoekers graag mee daar naar toe. Ik zeg u dat u zelf regelmatig in de kluizen van de Reichsbank was.
FUNK: Ja, dat was ik; waar de goudstaven werden bewaard.
Mr. DODD: Ik kom zo op die goudstaven terug. Ik wil alleen maar vaststellen dat u regelmatig in de kluizen was en uw antwoord luidt, zoals ik het heb begrepen, ja, dat u daar was.
FUNK: Het was de normale gang van zaken wanneer iemand ons bezocht, in het bijzonder buitenlandse bezoekers, om hen de ruimte te tonen waar het goud werd bewaard, wij lieten hen altijd de goudstaven zien en er was altijd het gebruikelijke grapje of men wel of niet zo’n staaf kon optillen. Maar ik heb daar nooit iets anders gezien dan goudstaven.
Mr. DODD: Hoe zwaar waren die goudstaven die u in de kluizen had liggen?
FUNK: Het waren de gebruikelijke goudstaven die in de handel tussen banken werden gebruikt. Ik meen dat ze in gewicht verschilden. Ik meen dat die goudstaven ongeveer 20 kilo wogen. Men kan het natuurlijk uitrekenen. Als men .....
Mr. DODD: Het is wel goed. Dat is genoeg zo. Toen u in de kluizen was, hebt u nooit iets gezien van de materialen die ik net heb genoemd – juwelen, sigarettenkokers, horloges en al die zaken?
FUNK: Nooit. Ik ben hoogstens maar vier of vijf keer in de kluizen geweest en dan alleen maar om dit interessante toneel aan bezoekers te laten zien.
Mr. DODD: Vanaf 1941 tot 1945 misschien maar vier of vijf keer?
FUNK: Dat neem ik aan. Het was niet vaker. Ik ging daar alleen met bezoekers heen, in het bijzonder met buitenlandse bezoekers.
Mr. DODD: Wilt u het Tribunaal vertellen dat u als hoofd van de Reichsbank nooit, om zo te zeggen een inspectie deed van de kluizen, nooit naar uw onderpand keek? Deed u nooit een inspectie voordat u een overzicht maakte van wat er voorhanden was? Zeker doet iedere verantwoordelijke bankier dat regelmatig, niet waar? Wat is uw antwoord?
FUNK: Nee, nooit. De zaken van de Reichsbank werden niet geleid door de President. Die werden geleid door het Directoraat. Ik hield mij nooit bezig met individuele transacties, zelfs niet met goudtransacties of zelfs maar kleine veranderingen in de goudreserve et cetera. Als er grote zendingen goud werden verwacht, lichtte het Directoraat mij daarover in. Het Directoraat handelde de zaken af en ik meen dat bijzonderheden van transacties alleen bekend waren aan de directeur die voor die bijzondere afdeling verantwoordlijk was.
Mr. DODD: Nu, hebt u ooit zaken gedaan met pandhuizen?
FUNK: Waarmee?
Mr. DODD: Pandhuizen. Weet u niet wat een pandhuis is? Er moet een Duits woord voor zijn.
FUNK: Pfandleihe.
Mr. DODD: Wat het ook moge zijn, u weet wat dat is, niet waar?
FUNK: Waar men iets beleent.
Mr. DODD: Ja.
FUNK: Nee, ik heb nooit .....
Mr. DODD: Goed, daar komen we later wel aan toe. Nu, omdat u zich niet schijnt te herinneren dat u ooit dergelijke materialen zoals ik die heb omschreven in uw kluizen hebt gezien of gehad, vraag ik om mij de mogelijkheid te geven u een film te laten zien van sommige materialen in uw kluizen die is opgenomen toen de Geallieerden daar aankwamen.
(tot de President): Edelachtbare, ik verzoek u of beklaagde in de zaal mag komen waar hij de film kan zien zodat zijn geheugen wordt opgefrist.
De PRESIDENT: Ja, u kunt hem laten halen.
(Vervolgens wordt er een film vertoond.)
De PRESIDENT: Mr. Dodd, ik neem aan dat u op een gegeven moment met bewijsmateriaal komt waar die film werd opgenomen.
Mr. DODD: Ja, dat zal ik. Er komt een verklaring over de omstandigheden waaronder de film werd opgenomen, wie daarbij aanwezig waren en waarom. Ter informatie aan het Tribunaal, de film werd opgenomen in Frankfurt toen de Geallieerden die stad veroverden en de kluizen van de Reichsbank binnen gingen.
(tot de beklaagde): Beklaagde, nu u die film van materialen hebt gezien die een jaar geleden in de kluizen van de Reichsbank werden aangetroffen, of iets minder dan een jaar geleden, herinnert u zich nu dat u dergelijk materiaal over een period van 4 of 5, 3 of 4 jaar in huis had? Ik denk in werkelijkheid iets langer dan drie jaar.
FUNK: Ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik heb ook de indruk dat een groot deel van de zaken die in de film worden vertoond, afkomstig zijn van deposito’s, want de mensen, duizenden van hen hadden gesloten kluisjes die ze bij de Reichsbank in bewaring gaven en waarin ze hun juwelen en andere waardevolle zaken opborgen die we zojuist hebben gezien. Waarschijnlijk waren sommige daarvan geheime waardeartikelen, die men had moeten aangeven zoals buitenlandse valuta, gouden munten en dergelijke. Voor zover ik weet hadden we duizenden van die kluisjes waar de Reichsbank niet in kon komen. Van de voorwerpen die in de film worden getoond heb ik nooit een enkel exemplaar gezien en ik kan me niet voorstellen waar dat allemaal vandaan kwam, van wie het allemaal was en waarvoor het gebruikt werd.
Mr. DODD: Nou, dat is een interessant antwoord. Ik vroeg u gisteren, en ik vraag het u vandaag weer, hebt u er ooit van gehoord dat iemand zijn gouden tanden bij een bank in bewaring geeft?
(Er komt geen antwoord.)
U hebt de film gezien en u hebt de gouden bruggen en kronen gezien, niet waar en de andere gebitselementen. Vast en zeker gaf nooit iemand dat in bewaring bij een bank, dat is toch zo?
FUNK: Wat de tanden betreft, dat is een speciaal geval. Waar die tanden vandaan kwamen weet ik niet. Dat is nooit aan mij gemeld en ik weet ook niet wat er met die tanden werd gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke artikelen, wanneer die bij de Reichsbank werden afgeleverd moesten worden overgedragen aan het Rijksbureau voor Edele Metalen want de Reichsbank was geen plek waar goud werd bewerkt. En ik weet ook niet of de Reichsbank de technische faciliteiten had om dit materiaal te bewerken. Daar weet ik niets van.
Mr. DODD: En de mensen gaven niet alleen geen gouden tanden in bewaring, maar ook geen brilmonturen zoals u die in de film hebt gezien?
FUNK: Dat klopt. Dat zijn natuurlijk geen normale deposito’s. Dat spreekt voor zich.
Mr. DODD: En u hebt gezien dat er sommige voorwerpen waren die duidelijk werden omgesmolten. Zowat de laatste scene in de film toont iets dat erop lijkt alsof het wordt omgesmolten, niet waar? Hebt u dat gezien?
Wilt u mij alstublieft antwoord geven, ja of nee. Hebt u dat gezien?
FUNK: Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Ik weet niet of het werd omgesmolten. Ik ben niet van die technische zaken op de hoogte. Om zeker te zijn, ik zie nu duidelijk wat mij tot nu toe niet bekend was; dat de Reichsbank het technische werk deed voor het omsmelten van gouden voorwerpen.
Mr. DODD: Welnu, laten we maar eens zien wat mener Puhl daarover zegt, de man over wie u ons gisteren vertelde dat hij een geloofwaardig heerschap was en die u het Tribunaal hebt verzocht als uw getuige á décharge op te roepen. Ik heb in mijn hand een verklaring, door hem afgelegd op 3 mei 1946 in Baden Baden, Duitsland.
“Emil Puhl, na het afleggen van de eed, verklaart en zegt:
“1. Mijn naam is Emil Puhl. Ik ben op 28 augustus 1889 in Berlijn, Duitsland geboren. Ik ben in 1935 benoemd tot lid van het Direktorat van de Reichsbank en in 1939 tot vice-President van de Reichsbank en heb voortdurend deze functies bekleed tot aan de capitulatie van Duitsland.
“2. In de zomer van 1942 had Walter Funk, President van de Reichsbank en Reichswirtschaftsminister een gesprek met mij en later met meneer Friedrich Wilhelm, lid van het Direktorat van de Reichsbank. Funk vertelde mij dat hij met Reichsführer Himmler was overeengekomen dat de Reichsbank goud en juwelen voor de SS in verzekerde bewaring zou nemen. Funk bepaalde dat ik de zaken zou regelen met Pohl die als hoofd van het WVHA de economische kant van de concentratiekampen onder zich had.
“3. Ik vroeg Funk waar het goud, juwelen, bankpapier en andere artikelen die door de SS zouden worden geleverd vandaan kwamen. Funk antwoordde dat het in beslaggenomen eigendommen waren uit de bezette gebieden in het Oosten en dat ik verder geen vragen moest stellen. Ik protesteerde ertegen dat de Reichsbank dit materiaal onder zich had. Funk stelde dat we ons aan de afspraak, het materiaal te beheren moesten houden en dat we de zaak absoluut geheim moesten houden.
“4. Ik trof toen de nodige maatregelen met een van de verantwoordelijke ambtenaren die de leiding had over de kas en de safe loketten om het materiaal te ontvangen en meldde de zaak aan het Direktorat van de Reichsbank op haar eerstvolgende vergadering. Diezelfde dag belde Pohl, van het WVHA mij op en vroeg of ik over de zaak was ingelicht. Ik zei hem dat ik dat niet via de telefoon wilde bespreken. Hij zocht mij toen op en meldde mij dat de SS enkele juwelen had ter levering aan de Reichsbank. Ik maakte een afspraak met hem voor levering en vanaf dat moment vonden er regelmatig leveringen plaats, vanaf augustus 1942 tot in volgende jaren.
“5. Het materiaal dat de SS leverde bestond uit juwelen, horloges, brilmonturen, gouden gebitselementen en andere gouden artikelen in grote hoeveelheden die door de SS in beslag waren genomen van Joden, bewoners va concentratiekampen en andere personen. Dit kwam ons ter ore door SS personeel dat probeerde dit materiaal in contant geld om te zetten en dat hierbij door personeel van de Reichsbank werd geholpen met medeweten en toestemming van Funk. Behalve juwelen, goud en gelijksoortige artikelen leverde de SS ook bankpapier, vreemde valuta en waardepapieren aan de Reichsbank die volgens de daarvoor vastgestelde wettelijke procedure moesten worden verhandeld. Voor zover het de juwelen en het goud betrof, vertelde Funk mij dat Himmler en Von Krosigk, de Reichsfinanzminister, een overeenkomst hadden gesloten volgens welke het goud en soortgelijke artikelen voor rekening van de Staat in depot werden gehouden en dat de opbrengsten van de verkoop ervan zouden terugvloeien in de Staatskas.
“6. In het kader van mijn functie bezocht ik regelmatig de kluizen van de Reichsbank om te zien wat we in voorraad hadden. Funk bezocht de kluizen ook zo af en toe.
“7. Op advies van Funk opende de Golddiskontobank een rekening-courant die uiteindelijk groeide tot 10 tot 12 miljoen Reichsmark voor gebruik door het WVHA om de productie te financieren van materiaal dat door bewoners van concentratiekampen werd geproduceerd in door de SS geleide fabrieken.”
“Ik beheers de Engelse taal en verklaar dat de hierin gedane uitspraken naar mijn beste weten de waarheid zijn.”
Document 3944-PS; het is ondertekend door Emil Puhl en bevestigd door getuigen.
Meneer de President, ik zou deze verklaring willen indienen als bewijsstuk USA-846 en de film als bewijsstuk USA-845.
(tot de beklaagde): Beklaagde, nu u deze verklaring van uw naaste medewerkwer en medelid van het Direktorat van de Reichsbank hebt aangehoord, en van de man van wie u gisteren toegaf dat hij een geloofwaardig en oprecht man was; wat zegt u nu tegen het Tribunaal over uw kennis over wat er gaande was tussen uw bank en de SS?
FUNK: Ik verklaar dat deze verklaring van de heer Puhl niet waar is. Zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, heb ik over de hele zaak van die goud deposito’s hooguit drie keer met de heer Puhl gesproken, ik denk dat het slechts twee keer was. Ik heb nooit één woord met hem gewisseld over edelstenen en juwelen. Ik kan niet geloven dat een man die binnen zijn afspraken met de SS – anders gezegd met Pohl – vast en zeker bepaalde taken uitvoerde nu probeert de schuld op mij te schuiven. Ik neem onder geen enkele voorwaarde die verantwoording en ik verzoek dat de heer Puhl hierheen wordt geroepen en dat hij in mijn aanwezigheid en tot in detail verklaart waar en hoe hij met mij over die verschillende dingen heeft gesproken en in hoeverre ik hem heb verteld wat hij moest doen.
Ik herhaal mijn uitspraak dat ik niets afwist van juwelen en andere leveringen uit concentratiekampen en dat ik nooit met de heer Puhl over deze dingen heb gesproken. Ik kan alleen maar zeggen wat ik in het begin zei, dat de heer Puhl mij een keer vertelde dat er een zending goud was aangekomen van de SS. Ik herinner het me nu, het was me ontschoten omdat ik niet al te veel aandacht aan die hele kwestie schonk. Ik herinner me dat ik op zijn aandringen er met de Reichsführer over heb gesproken of de Reichsbank deze voorwerpen kon gebruiken. De Reichsführer zei ja. Maar ik heb op geen enkel moment met de Reichsführer gesproken over juwelen, edelstenen en horloges en dergelijke. Ik heb alleen maar over goud gesproken.
Betreffende wat Puhl zegt over een financieringsregeling – ik meen dat dat een aantal jaren teruggaat – Ik weet dat de heer Puhl op een dag bij mij kwam en zei dat hem was gevraagd een lening te verstrekken aan bepaalde fabrieken van de SS en dat iemand met hem over die zaak onderhandelde. Ik vroeg hem: “Is die lening veilig? Krijgen we rente? “ Hij zei: “Ja, tot nu toe hadden ze een lening bij de Dresdnerbank en die moet nu afgelost worden.” Ik zei: “Goed, doe dat maar.” Daarna hoorde ik nooit meer iets over die kwestie. Het is nieuw voor mij dat die lening zo hoog was, dat die werd verstrekt door de Golddiskontobank. Ik herinner het me niet, maar het is heel goed mogelijk. Ik hoorde echter niets meer over die lening die Puhl aan bepaalde fabrieken had verstrekt. Hij had het altijd over fabrieken, over zaken; het was een bankkrediet dat eerder was verstrekt door een particuliere bank. Ik herinner me hem eens gevraagd te hebben: “Is deze lening terugbetaald?” Dat was een hele tijd later. Hij zei: “Nee, die is nog niet terugbetaald.” Dat is alles wat ik over die zaken weet.
Mr. DODD: Prima. En dan, wat weet u hierover – dat deel van de verklaring waarop u niet hebt gereageerd – wat weet u over het laatste deel dat luidt dat u een rekening-courant voor de SS opende voor de bouw van fabrieken bij concentratiekampen? Herinnert u zich dat? Ik zal het u voorlezen; Puhl zegt:”
“Op advies van Funk opende de Golddiskontobank een rekening-courant die uiteindelijk groeide tot 10 tot 12 miljoen Reichsmark voor gebruik door het WVHA om de productie te financieren van materiaal dat door bewoners van concentratiekampen werd geproduceerd in door de SS geleide fabrieken.”
Geeft u toe dat u dat hebt gedaan?
FUNK: Ja, dat is wat ik net heb gezegd; dat de heer Puhl mij op een dag vertelde, ik meen in 1939 of 1940 dat enkele heren van het WVHA met hem over een lening hadden gesproken die tot op dat moment werd verstrekt door de Dresdnerbank en die ze nu van de Reichsbank wilden hebben. Ik vroeg de heer Puhl: “Ontvangen we rente? Is de lening veilig?” Hij zei: “Ja.” Dus zei ik: “Geef ze dat krediet,” en later zei ik wat ik hier eerder al zei. Dat is alles wat ik van die zaak afweet. Meer weet ik er niet van.
Mr. DODD: Nu kreeg u ook een beloning voor het behandelen van het materiaal van de SS dat u in de film zag, niet waar? De bank werd betaald voor het uitvoeren van haar deel van de afspraak?
FUNK: Dat heb ik niet verstaan.
Mr. DODD: Ik zei, is het geen feit dat u van de SS betaling ontving over die periode van meer dan drie jaar voor het behandelen van het materiaal dat zij aan u overdroegen?
FUNK: Daar weet ik niets van.
Mr. DODD: Nou, u zou het moeten weten, niet waar, als president van de bank, wanneer u een betaling ontving? Hoe kon u het niet weten?
FUNK: Dat waren blijkbaar zulke kleine bedragen dat niemand die ooit aan mij meldde. Ik weet niets over betalingen door de SS.
Mr. DODD: Wat zou u zeggen wanneer ik u vertel dat de heer Puhl heeft gezegd dat de bank gedurende die jaren betaling ontving; en dat er in totaal ongeveer 77 zendingen van het materiaal dat u vanochtend op de film hebt gezien, binnenkwamen. Zegt u dat het niet waar is, of bent u het er niet mee eens?
FUNK: Dat kan heel goed waar zijn, maar ik werd nooit over die dingen ingelicht. Ik weet er niets van.
Mr. DODD: Is het voor te stellen dat u als president van de Reichsbank niet kon weten van 77 van die zendingen en van een transactie waarvoor u betaald werd om hem af te ronden? Vindt u dat een geloofwaardig verhaal?
FUNK: Als het Direktorat mij deze dingen niet meldde kan ik er niet van geweten hebben en ik stel nogmaals met klem dat ik niet over die bijzonderheden werd ingelicht. Bij een gelegenheid werd mij verteld over een deposito aan goud van de SS dat binnen zou komen. Het bleek later een leverantie van de SS te zijn. En dan wist ik van die krediettransactie. Dat is alles wat ik over die zaken weet.
Mr. DODD: Laat me u nu iets vertellen wat u een beetje kan helpen. In feite stuurde uw bank van tijd tot tijd memoranda betreffende dit materiaal aan mensen en ik denk dat u daar van afweet, niet waar? U stelde memoranda op waarin stond wat u op voorraad had en aan wie u het overdroeg. Bent u op de hoogte van dergelijke memoranda?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: Nou, dan kunt u beter even kijken naar document 3948-PS, bewijsstuk USA-847 en zien of dat uw geheugen opfrist. Dat is 3948-PS.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
Welnu, dit document is een memorandum, blijkbaar geadresseerd aan de Gemeentelijke Bank van Lening in Berlijn en is gedateerd 15 september 1942. Ik ga het niet allemaal voorlezen, hoewel het een zeer interessant document is maar zoals u kunt zien, staat er in het memorandum:
“Wij dragen de volgende waardeartikelen aan u over met het verzoek die zo goed mogelijk te verpanden.”
Dan somt u op: 247 platina en zilveren ringen, 154 gouden horloges, 207 oorbellen, 1601 gouden oorbellen, 13 broches met stenen – ik spring er kris kras doorheen, ik lees niet alles voor – 324 zilveren polshorloges, 12 zilveren kandelaars, schalen, lepels, vorken en messen en dan, als u mij verder naar beneden volgt, diverse juwelen en horlogekasten, 187 parels, 4 stenen, vermoedelijk diamanten. En dat is getekend met: “Deutsche Reichsbank, Hauptkasse” en de handtekening is onleesbaar.
Als u het origineel bekijkt kunt u ons misschien zeggen wie het getekend heeft.
FUNK: Nee, ik weet niet wie het getekend heeft.
Mr. DODD: Hebt u het origineel?
FUNK: Dat weet ik niet ....
Mr. DODD: Wel, kijkt u naar de handtekening en ziet u of u die herkent als die van een van uw medewerkers.
FUNK: Er staat – iemand van de kasafdeling tekende het. Ik herken de handtekening niet.
Mr. DODD: Iemand van uw bank, niet waar?
FUNK: Ja, van de kasafdeling. Ik ken de handtekening niet.
Mr. DODD: Wilt u dit Tribunaal doen geloven dat medewerkers en mensen van uw bank lijsten stuurden naar de banken van lening in de stad zonder dat dat ooit onder uw aandacht kwam?
FUNK: Ik weet helemaal niets van deze gebeurtenissen. Het kan alleen maar zo worden uitgelegd dat er blijkbaar zaken aan de Reichsbank werden geleverd die zij niet mocht hebben. Dat is duidelijk.
Mr. DODD: Nou, ik zou ook graag willen dat u naar document 3949-PS kijkt, gedateerd 4 dagen later, 19 september 1942, bewijsstuk USA-848. U zult zien dat dit een memorandum is betreffende de conversie van bankbiljetten, goud, zilver en juwelen, ten gunste van de Reichsfinanzminister en er staat ook dat het een “gedeeltelijke opgave” is “van waardeartikelen die zijn ontvangen door de afdeling edele metalen.” Nogmaals, ik vind het niet nodig het allemaal voor te lezen. U kunt het bekijken en het lezen, maar de laatste twee alinea’s, nadat is gemeld wat de zendingen bevatten zoals die op 26 augustus 1942 binnenkwamen, luiden:
“Voordat we de totale opbrengst, tot op heden 1.184.345,59 Reichsmark overmaken naar de Reichshauptkasse ten gunste van de Reichsfinanzminister, verzoeken wij u ons te informeren onder welk referentienummer deze en volgende bedragen moeten worden overgemaakt.”
“Het kan verder wellicht nuttig zijn de verantwoordelijke afdeling van de Reichsfinanzminister op tijd op de hoogte te stellen van de bedragen die door de Reichsbank zullen worden overgemaakt.”
En dat is weer getekend met: “Deutsche Reichsbank, Hauptkasse,” en er staat een stempel op met de tekst: “Per cheque voldaan, Berlijn 27 oktober 1942. Hauptkasse.”
FUNK: Voor dit document, deze nota aan de Reichsfinanzminister kan ik misschien een verklaring geven en die is op basis van getuigenissen, hier door getuigen afgelegd die uit concentratiekampen kwamen. Getuige Ohlendorf, als ik me goed herinner en nog iemand hebben verklaard dat de waardeartikelen die van gevangenen in concentratiekampen waren afgenomen, moesten worden overgedragen en afgeleverd aan de Reichsfinanzminister. Nu neem ik aan dat de technische procedure was dat deze artikelen eerst bij vergissing bij de Reichsbank werden afgeleverd. De Reichsbank echter – en ik blijf het herhalen – kon niets beginnen met parels, juwelen en soortgelijke dingen die hier zijn genoemd en droeg ze daarom over aan de Reichsfinanzminister of ze werden gebruikt ten gunste van de Reichsfinanzminister. Dat blijkt uit dat document. Met andere woorden, dit is slechts een rekeningafschrift, door de Reichsbank verzonden aan de Reichsfinanzminister. Dat is naar ik meen de betekenis van dit document.
Mr. DODD: Nou, u hebt Ohlendorf inderdaad horen zeggen dat die ongelukkige mensen die in deze kampen werden uitgeroeid hun bezittingen moesten overdragen aan de Reichsfinanzminister. Hij heeft zelfs in die zin getuigenis afgelegd. Nu hebt u ook ....
FUNK: Dat is wat ik hier heb gehoord. Deze dingen waren nieuw voor mij. Ik wist echter niet dat de Reichsbank ....
Mr. DODD: Dat hebt u ons al twee keer verteld.
FUNK: ..... dat de Reichsbank zich tot in dergelijke details met deze zaken bezig hield.
Mr. DODD: Zegt u ons nu dat u niet wist dat de bank er zich tot in dergelijke details mee bezig hield of dat u niet wist dat ze er zich mee bezig hield? Ik vind dat belangrijk. Wat is uw antwoord nu, dat u niet wist dat de bank er zich tot in dergelijke details mee bezig hield of dat u er helemaal niets van wist?
FUNK: Ik had er persoonlijk niets mee te maken.
Mr. DODD: Wist u ervan?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U hebt er nooit iets over gehoord?
FUNK: Ik wist helemaal niet dat er juwelen, horloges, sigarettenkokers, en dergelijke bij de Reichsbank werden afgeleverd; dat is nieuw voor mij.
Mr. DODD: Wist u dat er iets uit concentratiekampen naar de Reichsbank kwam? Wist u daar iets van?
FUNK: Ja, het goud natuurlijk. Dat heb ik al gezegd.
Mr. DODD: Gouden tanden?
FUNK: Dat heb ik al gezegd – nee.
Mr. DODD: Wat voor goud uit concentratiekampen?
FUNK: Het goud waarover de heer Puhl mij had verteld en ik nam aan dat dat gouden munten waren of ander goud dat in ieder geval bij de Reichsbank moest worden gedeponeerd en dat de Reichsbank volgens de wettelijke voorschriften kon gebruiken. Anders weet ik er niets van.
Mr. DODD: Wat zei Himmler precies tegen u en wat zei u tegen Himmler tijdens dat gesprek waar u het over had, over dit goud van de slachtoffers van de concentratiekampen? Ik denk dat het Tribunaal belangstelling heeft voor dit gesprek. Wat zei hij en wat zei u en wanneer vond dat gesprek plaats?
FUNK: Ik weet niet meer waar dat gesprek plaats vond. Ik zag Himmler maar zelden, misschien maar een of twee keer. Ik neem aan dat het was ter gelegenheid van een bezoek aan het buitenverblijf van Lammers, waar Himmler’s verblijf zich ook bevond. Het moet daar geweest zijn. Bij die gelegenheid hadden we het er heel kort over.
Mr. DODD: Wacht u nu even. Kunt u ons ook vertellen wanneer dat was?
FUNK: Waarschijnlijk in 1943; het kan 1944 geweest zijn, dat herinner ik me niet.
Mr. DODD: Goed.
FUNK: Ik hechtte geen enkel belang aan die kwestie. In de loop van het gesprek stelde ik de vraag: “Er is een deposito aan goud van u, van de SS dat we bij de Reichsbank hebben. De leden van het Direktorat hebben mij gevraagd of de Reichsbank dat kan gebruiken.” En hij zei ja. Ik heb geen woord gezegd over juwelen of dergelijke dingen of gouden tanden of zo. Het hele gesprek ging daar maar heel kort over.
Mr. DODD: Wilt u ons vertellen dat er een regeling was getroffen met uw bank buiten u en Himmler om, maar door iemand binnen de SS en iemand bij uw bank – dat u niet de oorspronkelijke persoon was die de hele zaak regelde?
FUNK: Dat klopt. Dat was ik niet.
Mr. DODD: Wie maakte bij uw bank die regeling?
FUNK: Waarschijnlijk was het de heer Puhl of misschien iemand anders van het Reichsbankdirektorat die de regeling trof met een van de heren van het WVHA. En ik werd er slechts zeer summier door de heer Puhl over ingelicht.
Mr. DODD: Kende u de heer Pohl, P-o-h-l, van de SS?
FUNK: Ik stel me voor dat hij het was. De heer Pohl heeft er nooit met mij over gesproken.
Mr. DODD: U kent die man niet?
FUNK: Ik zal hem zeker eens een keer gezien hebben, maar de heer Pohl sprak nooit met mij over ie dingen. Ik sprak nooit met hem.
Mr. DODD: Waar ontmoette u hem, bij de bank?
FUNK: Ja, ik zag hem een keer bij de bank toen hij tijdens een lunch met Puhl sprak en met andere heren van het Reichsbankdirektorat. Ik liep door de zaal en zag hem daar zitten, maar ik heb nooit met de heer Pohl over die kwestie gesproken. Dit is allemaal nieuw voor mij, die hele kwestie.
Mr. DODD: Wel, herinnert u zich de verklaring van getuige Hoess nog niet zo lang geleden in deze zaal? U herinnert zich de man? Hij zat waar u nu zit. Hij zei dat hij in
Auschwitz tussen de 2½ en 3 miljoen Joden had uitgeroeid. Voordat ik u nu de volgende vraag stel wil ik dat u zich die verklaring in herinnering haalt en ik wil op iets wijzen dat u misschien behulpzaam kan zijn. U herinnert zich dat hij zei dat Himmler hem in 1941 bij zich riep en dat Himmler hem vertelde dat de “Endlösung der Judenfrage” nabij was en dat hij het uitroeien op zich moest nemen. Herinnert u zich dat hij terugkeerde, de faciliteiten in een kamp in Polen bekeek en ontdekte dat die niet toereikend waren om het aantal personen waarom het ging te vermoorden en dat hij gaskamers moest bouwen waar 2.000 mensen in een keer in konden en dus kon zijn programma van uitroeïng pas redelijk laat in 1941 op gang komen en u hebt gezien dat uw assistent en geloofwaardige vriend Puhl zegt dat in 1942 deze zendingen van de SS begonnen binnen te komen?
FUNK: Nee, ik weet niets over de datum. Ik weet niet wanneer die dingen gebeurden. Ik had er niets mee te maken. Het is voor mij volkomen nieuw dat de Reichsbank in die mate bij die zaken betrokken was.
Mr. DODD: Dan neem ik aan dat u wilt vasthouden aan de absolute ontkenning dat u op enig moment ook maar iets hebt geweten over die transacties met de SS of het verband met de slachtoffers in de concentratiekampen. Na het zien van deze film, na het aanhoren van Puhl’s verklaring, ontkent u pertinent ook maar iets te hebben geweten?
FUNK: Alleen voor zover datgene wat ik hier heb genoemd.
Mr. DODD: Dat begrijp ik; er werd ooit goud in depot gegeven, maar niet meer dan dat. Dat is uw verklaring. Laat me u iets vragen, meneer Funk .....
FUNK: Ja, dat deze dingen steeds weer gebeurden is volkomen nieuw voor mij.
Mr. DODD: Goed. U weet dat u bij tenminste een gelegenheid, en mogelijk bij twee, instortte en in huilen uitbarstte toen u werd ondervraagd, dat herinnert u zich en u hebt echt gezegd dat u schuldig was; daar hebt u gisteren een uitleg voor gegeven. U herinnert zich uw tranen. Ik vraag u nu; ik weet zeker dat het zo is. Ik probeer hier de basis te leggen voor nog een vraag. U herinnert zich wat er gebeurde?
FUNK: Ja.
Mr. DODD: En u zei: “Ik ben een schuldig man.” U hebt ons gisteren verteld dat u zich wat ongemakkelijk voelde over de algemene situatie. Ik leg u voor dat het een feit is dat deze kwestie waarover we het sinds gisteren hebben, altijd al uw geweten heeft bezwaard en in uw gedachten is geweest, het is een last voor u geweest vanaf uw gevangenname? Wordt het geen tijd dat u ons het hele verhaal verteld?
FUNK: Ik kan het Tribunaal niet meer vertellen dan ik al heb gedaan, dat is de waarheid. Laat de heer Puhl voor God de verantwoording maar nemen voor wat hij in zijn verklaring heeft gezegd; ik ben verantwoordelijk voor wat ik hier heb gezegd. Het is volkomen duidelijk dat de heer Puhl nu probeert de schuld op mij af te schuiven en zich vrij te pleiten. Als hij jarenlang die dingen voor de SS heeft gedaan is dat zijn schuld en zijn verantwoordelijkheid. Ik heb maar twee of drie keer met hem over die zaken gesproken, ik bedoel over de dingen die ik hier heb genoemd.
Mr. DODD: U probeert de schuld bij Puhl te leggen, niet waar?
FUNK: Nee. Hij maakt mij de verwijten en dat bestrijd ik.
Mr. DODD: Het probleem is hier dat er bloed kleefde aan dat goud, niet waar en u wist dat sinds 1942?
FUNK: Dat begrijp ik niet.
Mr. DODD: Nou, ik wil u nog een of twee vragen stellen over twee korte documenten. Het zal niet lang duren. U hebt het Tribunaal gisteren verteld dat u niets te maken had met plunderingen van de bezette gebieden. Weet u wat de Roges was?
FUNK: Ja, ik weet niet tot in detail wat zij deden. Ik weet alleen dat het een organisatie was die voor diverse Rijksafdelingen officiële aankopen deed.
Mr. DODD: Deze Roges kocht in Frankrijk op de zwarte markt met de overschotten van het fonds voor de bezettingskosten, niet waar?
FUNK: Ik was tegen dit soort aankopen op de zwarte markt.
Mr. DODD: Ik vraag u niet of u er voor of tegen was. Ik vroeg gewoon of het waar is dat zij dat deden.
FUNK: Dat weet ik niet.
Mr. DODD: Goed. U kunt beter even kijken naar document 2263-PS dat geschreven is door een van uw medewerkers, Dr. Landfried die u gevraagd hebt hier te getuigen en van wie u een vragenlijst hebt. Dit is een brief gedateerd 6 juni 1942 en gericht aan de Chef van het
OKW, Bestuursafdeling:
“In antwoord op mijn brief van 25 april 1942,” – et cetera – werd mij door het
OKW 100 miljoen Reichsmark uit het fonds Bezettingskosten ter beschikking gesteld. Dit bedrag is op 10 miljoen na al besteed, omdat de eisen van Roges (Handelsmaatschappij in Grondstoffen) te Berlijn voor het verkrijgen van goederen op de zwarte markt in Frankrijk zeer hoog waren. Om te voorkomen dat de stroom aankopen, die worden gedaan in het belang van de voortzetting van de oorlog stagneert, moeten meer middelen uit het bezettingsfonds beschikbaar worden gesteld. Volgens informatie van Roges en van de economische afdeling van de Militärverwaltung in Frankrijk is er per dag tenminste 30 miljoen Reichsmark in Franse francs nodig voor dergelijke aankopen.”
“Omdat er volgens informatie van Roges een stijging van het aantal aankopen moet worden verwacht, zal het niet voldoende zijn de resterende 100 miljoen Reichsmark ter beschikking te stellen volgens mijn brief van 25 april 1942, maar daar bovenop zal een aanvullend bedrag van 100 miljoen Reichsmark noodzakelijk zijn.”
Er blijkt heel duidelijk uit die brief, geschreven door uw medewerker Landfried dat Roges, dat door uw Ministerie was opgezet, in Frankrijk betrokken was bij zwarte handel met geld dat van de Fransen was afgeperst door buitensporig hoge bezettingskosten, niet waar?
FUNK: Dat Roges dergelijke aankopen deed is waar. Deze zaken zijn hier al behandeld in verband met orders en richtlijnen die het Vierjarenplan uitvaardigde voor aankopen op de zwarte markt. Dit zijn echter aankopen die zijn geregeld en goedgekeurd door de staatsorganisatie. Waar we in het bijzonder tegen streden waren de ongelimiteerde aankopen op de zwarte markt. Ik heb gisteren al opgemerkt dat ik er uiteindelijk in slaagde een richtlijn van de Reichsmarschall te krijgen volgens welke alle aankopen op de zwarte markt moesten worden gestaakt omdat natuurlijk door deze aankopen goederen aan de wettige markten werden onttrokken.
Mr. DODD: Dat hebt u ons gisteren verteld. Dat was in 1943. Er was in die tijd in Frankrijk niet veel overgebleven op de zwarte of de witte of welke markt dan ook, niet waar? Dat land was tegen die tijd vrijwel leeggeroofd, zoals uit de brieven blijkt.
FUNK: Ik meen dat er in 1943 nog steeds een heleboel uit Frankrijk kwam. Er was een voortdurende productie in Frankrijk en die was aanzienlijk. De officiële Franse statistieken tonen aan dat er zelfs in 1943 grote hoeveelheden van de totale productie naar Duitsland gingen. Deze hoeveelheden waren niet veel minder dan in 1941 en ’42.
Mr. DODD: Goed, in ieder geval wil ik u ook iets laten zeggen over Rusland omdat ik begrepen heb dat u gisteren zei dat u daar niet veel mee te maken had. Schlotterer was uw man die was aangesteld om met Rosenberg samen te werken, niet waar?
FUNK: Direct aan het begin heb ik Ministerialdirektor Schlotterer aan Rosenberg toegevoegd zodat er maar een economische afdeling, de bevoegde afdeling voor de Minister voor de bezette gebieden in het Oosten in Rusland actief zou zijn en geen twee.
Mr. DODD: Dat is alles wat ik wil weten. Hij werd benoemd. En hij nam deel aan het programma voor het weghalen uit Rusland van machines, materialen en goederen – en dat ging geruime tijd door; u wist ervan.
FUNK: Nee, dat is niet waar. De man had die taak niet. Deze transacties werden behandeld door het Wirtschaftsamt Ost dat meen ik onder het Vierjarenplan viel. Voor zover ik weet werden deze transacties niet behandeld door Minister Rosenberg en zeker niet door het Ministerie van Economische Zaken.
Mr. DODD: Het is bij diverse gelegenheden steeds weer een ander verhaal. Ik denk dat het het beste is uw eigen verhoor voor te lezen. Op 19 oktober 1945 bent u hier in Neurenberg verhoord. U werd deze vraag gesteld:
“En een onderdeel van het plan was om machines, materialen, en goederen uit Rusland weg te halen en naar Duitsland over te brengen, niet waar?
En u antwoordde:
“Ja, zeer zeker maar ik had er geen deel aan. Maar het gebeurde in elk geval.
De volgende vraag:
“Ja, en u nam zelf deel aan het overleg over deze plannen en ook uw vertegenwoordiger, Dr. Schlotterer?
“Ik heb daar zelf geen deel aan had gehad.
Vraag: “Maar in dat verband gaf u Dr. Schlotterer vrijheid van handelen?
Antwoord: “Ja; Schlotterer vertegenwoordigde mij bij economisch vraagstukken op het Ministerie van Rosenberg.
FUNK: Nee, dat is niet waar. Deze getuigenis is zeer verwarrend omdat Schlotterer bij het Ministerie van Rosenberg ging werken. Hij werd hoofd van de economische afdeling daar. Deze getuigenis is ook niet waar in die zin dat we zeker meer machines naar Rusland stuurden dan dat we er weg haalden. Toen onze troepen Rusland binnentrokken was alles vernield en om de economie weer op gang te krijgen moesten we grote hoeveelheden machines en goederen naar Rusland sturen.
Mr. DODD: Bedoelt u te zeggen dat u de antwoorden die ik zojuist heb voorgelezen niet gegeven hebt toen u werd ondervraagd?
FUNK: Die antwoorden zijn niet juist.?
Mr. DODD: Weet u, het is heel interessant dat u ons gisteren vertelde dat de antwoorden op de vragen die Majoor Gans u stelde, niet juist zijn. Ik legde u gisteren een andere vragenlijst voor en u zei dat die niet juist was. Nu heeft een derde man u ondervraagd en u zegt dat dat ook niet correct is.
FUNK: Nee, wat ik heb gezegd is fout.
Mr. DODD: Jawel, daar heb ik het natuurlijk over.
FUNK: Dat is fout.
Mr. DODD: Ik zal dat verhoor als bewijsmateriaal indienen; het is niet in een vorm waarin het kan worden ingediend maar ik zou het graag wat later, met toestemming van het Tribunaal, willen indienen.
De PRESIDENT: Als u dat doet, wilt u ons dan inlichten over het nummer en zo?
Mr. DODD: Dat zal ik doen. Ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Wenst een van de andere aanklagers een verhoor af te nemen?
STAATSRAAD M. Y. RAGINSKY (Assistent Aanklager namens de U.S.S.R.): Na het kruisverhoor van Mr. Dodd wil ik een paar aanvullende vragen stellen.
Beklaagde Funk, u verklaarde gisteren dat uw Ministerie ten tijde van de aanval op de Sovjet Unie zeer beperkte bevoegdheden had en dat u geen minister was in de ware zin van het woord. In dit verband wil ik u een paar vragen stellen betreffende de structuur van het Ministerie van Economische Zaken. Vertelt u mij, bent u bekend met het boek van Hans Quecke, getiteld: “Das Reichswirtschaftsministerium? ” Kent u dit boek?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: U kent het niet? Is de naam Hans Quecke u bekend?
FUNK: Hans Quecke?
Mr. RAGINSKI: Ja, Hans Quecke. Hij was adviseur op het Ministerie van Economische Zaken.
FUNK: Quecke was Ministerialdirektor in het Reichswirtschaftsministerium.
Mr. RAGINSKI: En hij kende natuurlijk de structuur van het Ministerie en haar functies. Heb ik het goed?
FUNK: Zeker. Hij moet daarvan hebben geweten.
Mr. RAGINSKI: Ik presenteer dit boek aan het Tribunaal als bewijsmateriaal, bewijsstuk USSR-451 en u, beklaagde, zult een fotostatische afdruk van het gedeelte van dit boek krijgen zodat u mij kunt volgen. Wilt u het open slaan op pagina 65, de laatste alinea. Hebt u de passage in kwestie gevonden?
FUNK: Ik heb het nog niet gevonden. Ik zie alleen maar …..
Mr. RAGINSKI: Pagina 65, laatste alinea op de pagina.
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Hebt u het nu?
FUNK: De structuur van het Reichswirtschaftsministerium?
Mr. RAGINSKI: Die vermeldt de structuur van het Ministerie van Economische Zaken per 1 juli 1941. Uw permanente vertegenwoordiger was een zekere Dr. Landfried. Is dat dezelfde Landfried wiens verklaring door de Aanklager is ingediend?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Ik moet u vragen de tekst te volgen:
“Landfried had een bijzondere afdeling onder zich die belast was met fundamentele kwesties van de aanvoer van grondstoffen voor de militaire economie.
Beklaagde Funk, ik vraag u …..
FUNK: Een moment. Waar staat dat?
Mr. RAGINSKI: Het staat in sectie 2, deel II. Hebt u het gevonden?
FUNK: Nee, er staat hier niets over oorlogseconomie. Ik zie niets over oorlogseconomie. Auslands-Organisation ...
Mr. RAGINSKY: Deel II, Subparagraaf 2.
FUNK: Er staat hier niets over oorlogseconomie.
Mr. RAGINSKI: Ik zal de hele alinea voor het verslag voorlezen. We komen vanzelf op de Auslands-Organisation.
FUNK: Dit is een bijzondere sectie.
Mr. RAGINSKI: Ja, een bijzondere sectie.
FUNK: Direct ondergeschikt aan de staatssecretaris staat hier sectie S, bijzondere sectie, fundamentele kwesties van de aanvoer van grondstoffen, fundamentele kwesties van de oorlogseconomie, fundamentele kwesties van……..
Mr. RAGINSKI: Het is juist die oorlogseconomie waar ik het over wil hebben. Hij was ook belast met het fundamentele marktbeleid en economische kwesties in de grensgebieden.
Het ministerie bestond uit vijf hoofdafdelingen. Klopt dat?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: De derde hoofdafdeling stond onder leiding van Schmeer? Klopt dat?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: U had een bijzondere afdeling, genaamd “Eliminatie van Joden uit het economische leven.” Dat was in 1941? Klopt dat?
FUNK: Ja, dat was de tijd waarin we ons met die zaken bezig hielden; op die afdeling werden de regelingen voor het uitvoeren van die order behandeld. Die hebben we gisteren uitgebreid besproken.
Mr. RAGINSKI: Beklaagde Funk, ik verzoek u de tekst te volgen: “De vierde hoofdafdeling stond onder leiding van Mini¬sterialdirektor Dr. Klucki en deze afdeling had de leiding over de banken, het geldverkeer, kredieten en verzekeringsaangelegenheden. “Is dat juist?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Ik neem aan dat u de structuur van uw eigen ministerie kent en we hoeven geen tijd te verknoeien in verdere discussies. U moet weten dat de vijfde hoofdafdeling onder leiding stond van staatssecretaris Von Jagwitz. Dit departement was belast met bijzondere economische kwesties in verschillende landen. De vijfde sectie van dit departement hield zich bezig met vraagstukken van militair-economische aard in verband met buitenlandse economie. Heb ik het goed?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Dezelfde afdeling hield zich bezig met zowel bijzondere buitenlandse betalingen als met geblokkeerde tegoeden….
FUNK: Ik begrijp het niet. Dit is de afdeling Buitenlandse handel. Die hield zich alleen bezig met de technische uitvoering van de export.
Mr. RAGINSKI: Neemt u de sectie die zich bezig houdt met vreemde valuta. Hebt u de passage gevonden?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: U hebt gezien dat die zich bezig hield met geblokkeerde tegoeden. Was u eigenlijk gebonden aan de bestaande samenwerking tussen uw ministerie en het Bureau Buitenland van de
NSDAP? Is mijn vraag u duidelijk?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: En uw ministerie had een speciale afdeling die zich met die zaken bezig hield?
FUNK: Alleen deze afdeling. Dat kan op de volgende manier worden uitgelegd. Onderstaatsecretaris Von Jagwitz, die aan het hoofd van die hoofdafdeling stond was ook actief in de Auslands-Organisation. Hij had een verbindingskantoor voor zichzelf gevormd binnen het ministerie om economische vraagstukken te behandelen die bij het ministerie terecht kwamen – bij die afdeling, het departement export en het departement buitenland – via de Auslands-Organisation. Dit ging alleen Von Jagwitz aan die op hetzelfd moment ook actief was in de Auslands-Organisation en er een verbindingskantoor op na hield.
Mr. RAGINSKI: We moeten het dus zo zien dat de afdeling Buitenlandse politiek bijzondere economische functies in het buitenland had en dat die in die zin samenwerkte met uw ministerie? Is dat juist?
FUNK: Nee, dat is niet juist.
Mr. RAGINSKI: Waarom bestond dit departement dan?
FUNK: Het was geen departement, maar de onderstaatssecretaris Von Jagwitz was op hetzelfde moment ook actief in de Auslands-Organisation. In wat voor functie weet ik niet. Hij was actief in de Auslands-Organisation tot hij door de Reichsmarschall in het ministerie werd opgenomen. Daarna vormde hij een soort verbindingskantoor tussen zijn afdeling en de Auslands-Organisation. Anders gezegd, regelmatig kwamen er economen uit het buitenland die lid waren van de Auslands-Organisation van de
NSDAP naar Berlijn; deze mensen kwamen naar onderstaatssecretaris Von Jagwitz en bespraken hun zaken met hem, brachten verslag uit over hun ervaringen en kennis van vreemde landen. Meer weet ik er niet van.
Mr. RAGINSKI: U wilt ons ervan overtuigen dat dit een persoonlijk initiatief van Von Jagwitz was en dat u er als minister niets van afwist?
FUNK: Zeker wist ik er van af. Hij deed het met mijn medeweten, met mijn medeweten en toestemming …
Mr. RAGINSKI: Wilt alstublieft de tekst volgen en u kunt beter luisteren naar wat ik te zeggen heb. Ik lees de laatste alinea en die luidt:
“Aan de Hoofdafdeling V is toegevoegd het bureau van de Auslands-Organisation bij het Reichswirtschaftsministerium. Dit bureau garandeert de samenwerking tussen het ministerie en de Auslands-Organisation van de Nazi Partij.”
Dit betekent dat er geen melding wordt gemaakt van enig persoonlijk initiatief van Von Jagwitz, zoals u ons wilt doen geloven, maar deze afdeling was in feite een onderdeel van uw ministerie. Hebt u de passage gevonden?
FUNK: Ja. De heer Von Jagwitz had dit kantoor en dat was in feite voor hem gereserveerd. Het was een verbindingskantoor voor samenwerking met de Auslands-Organisation, wat in veel gevallen een volkomen normale procedure was. Ik zie niet in waarom dit ongewoon of misdadig moet zijn.
Mr. RAGINSKI: We komen in een later stadium op die vraag terug. Meneer de President, ik zou op een ander onderwerp wilen overgaan. Zou het goed zijn om nu een korte pauze te houden? Ik heb nog maar een paar vragen te stellen.
De PRESIDENT: Prima; ik schors de zitting.