Begin juni 1944 vond de landing van de geallieerde legers plaats op de kusten van Normandië. De actie had de codenaam "Operatie Overlord" en stond onder de algemene leiding van generaal Dwight Eisenhower. Belangrijk voor het welslagen van deze gigantische manoeuvre waren:
1°) een waterdichte geheimhouding en het gebruik van allerhande militaire listen, waardoor de Duitsers in de waan verkeerden dat de vijand langs Noord-Frankrijk zou aanvallen;
2°) een massale steun vanuit de lucht om het offensief te dekken.
De landing en het oprichten van een bruggenhoofd vormden de eerste fase van Overlord. Van 2 tot 6 juni 1944 werden de Duitse kustversterkingen tussen Cherbourg en Pas de Calais - de zogenaamde "Atlantikwall" - intensief gebombardeerd. In de nacht van 5 op 6 juni 1944 verlieten meer dan 4.000 transportschepen, begeleid door 722 oorlogsbodems, de Britse kust en zetten koers naar de ontschepingsstranden van Normandië. Aan boord bevonden zich de vijf divisies die de eerste stormaanval moesten uitvoeren. Drie luchtlandingsdivisies werden in de ochtend van 6 juni 1944 neergelaten in de omgeving van Caen en Carentan. Terzelfdertijd begonnen eenheden van het Eerste Amerikaanse Leger (onder leiding van generaal Omar Bradley) en van het Tweede Britse Leger (onder generaal Miles Dempsey) met de verovering van de Normandische stranden. Zij landden rond Varreville, Vierville, Arromanches, Courseulles, Merville en Franceville. Tegen 's avonds hadden zij vier bruggenhoofden stevig uitgebouwd. De Duitsers waren compleet verrast door deze blikseminvasie. Tussen 7 en 11 juni 1944 werd contact gemaakt tussen de verschillende ingenomen strandstroken en slaagden de grondtroepen erin aansluiting te vinden bij de luchtlandingstroepen.
Fase twee van de operatie bestond erin dat men de bruggehoofden poogde uit te breiden. Langs de Britse sector - aan de oostkant van het front - verliep dat uiterst moeizaam: door het Duitse tegenoffensief werden de Britten bijna tot stilstand gedwongen in de buurt van Caen. In de westelijke sector kon het Eerste Amerikaanse Leger wel Cherbourg bevrijden op 26 juni 1944.
Het doorbreken van het Duitse front was de derde en laatste fase van Overlord. Na moordende bombardementen door circa 2.000 bommenwerpers met 5.000 ton bommen sloegen de Amerikanen een smalle bres van 30 km door de westelijke Duitse linies. Eind juli 1944 bereikten zij Avranches. Het Derde Amerikaanse Leger onder het bevel van generaal George Patton kreeg de opdracht onmiddellijk door te stoten naar Bretagne. Rennes en Chartres werden respectievelijk op 5 en 10 augustus 1944 bevrijd. Door nieuwe geallieerde bombardementen en door de omsingeling van het Duitse Zevende Leger werd de Duitse tegenstand gebroken. Op 25 augustus 1944 trokken Franse en Amerikaanse soldaten Parijs binnen.
In officiële documenten van de Sint-Niklase stadsadministratie uit juni-augustus 1944 zijn hier en daar wel sporen te vinden van de toegenomen onrust en zenuwachtigheid na D-Day. Zo werden begin juni 1944 zes gezinnen (drie in de Regentiestraat, één aan het Regentieplein, in de Prins Albertstraat en de Hemelaerstraat) veroordeeld "wegens inbreuk op de verordening der lichtafdemping". Op last van de Kreiskommandantur kregen zij twee weken lang geen elektrische stroom meer. Op 10 juni 1944 keurde het schepencollege een politieverordening goed, waardoor de toegang tot de stedelijke schuilplaatsen buiten de alarmperioden streng verboden werd. En op 21 juni 1944 gaf het stadsbestuur aan de gebroeders Hector en Jozef De Meester uit Baasrode het bevel om onmiddellijk 1 km schuilloopgraven aan te leggen in de meest bedreigde stadswijken. De werken zouden 827.200 frank kosten. In zijn zitting van 26 augustus 1944 ten slotte wees het schepencollege de inrichting van een schuilplaats in het postgebouw toe aan Georges Van Haevermaet uit de Verlengde Hoveniersstraat (thans Broedersstraat) te Sint-Niklaas.
De veiligheid van de bevolking en de bescherming tegen mogelijke luchtaanvallen waren meer dan ooit topprioriteit. Diverse Duitse verordeningen wijzen op een even grote nervositeit bij de bezettende overheid. Op 2 juni 1944 meldde het arrondissementscommissariaat aan de burgemeesters van het "dubbelgebied" Sint-Niklaas-Dendermonde dat de vondst van "blindgangers" - niet-ontplofte bommen of granaten - onmiddellijk aan de Wehrmacht of de Kommandantur bekendgemaakt moest worden. Voor het neutraliseren van de tuigen moesten de gemeenten desgevraagd hulpkrachten ter beschikking stellen van het Duitse leger. Op 7 juni berichtte de Kreiskommandant dat "beschadiging of wegnemen van hinderpalen tegen luchtlandingen, loopgraven en schuiloorden tegen bombardement door de Krijgsgerechten streng, volgens omstandigheden, zelfs met tuchthuis of met doodstraf bestraft worden". Voor speciale bewaking en voor vervangingen of herstellingen zouden de gemeenten moeten opdraaien. Kenmerkend voor de verkrampte sfeer was een verordening van begin augustus 1944 over de "voortdurende telefonische bereikbaarheid" - dag en nacht - van de burgemeesters. Weldra kon het signaal daartoe verwacht worden. Indien een burgemeester niet over een telefoonverbinding "aan huis" beschikte, moest er in het gemeentehuis permanent een telefonist aanwezig zijn.
De gestegen spanning ten gevolge van de hevige militaire confrontatie dichtbij en de hoop op een spoedige bevrijding brachten een enorme behoefte aan ontspanning teweeg. Uit de bewaarde briefwisseling valt af te lezen dat burgemeester Emiel Van Haver tijdens de zomer van 1944 zelden negatief advies uitbracht omtrent de vele geplande toneelvoorstellingen, sportmanifestaties en dansavonden. Hij reageerde weliswaar eerst afwijzend op de vraag van de Gentse Minardschouwburg om vertoningen te mogen organiseren in het Luna Theater aan de Mercatorstraat. In een brief van 16 juni 1944 deelde hij mee dat er geen toelating kon verleend worden, vanwege de noodzaak om te besparen op het elektriciteitsverbruik en vanwege het dreigende gevaar uit de lucht. Vrij snel liet Van Haver zijn terughoudendheid varen: op 23 juni bracht hij de politie ervan op de hoogte dat de Minard zijn gang kon gaan. Het Gentse gezelschap liet er geen gras over groeien en bracht bijna wekelijks een nieuw volks stuk, genre "Pierke de Duvel" (1-3 juli 1944) en "De erfenis van Trees Versluys" (8-10 juli 1944), in het theater van Henri Gaudaen. Bloeiende verenigingen zoals "Sport en Vermaak", het "Sportcomiteit Antwerpse Steenweg", de "Stadsbelangen van Sint-Niklaas" en de "Sint-Niklaassche Wieler- en Supportersclub" mochten tijdens de weekends geregeld wielerwedstrijden op touw zetten.
Op dinsdag 15 augustus 1944, rond 13 uur, trok de door "Het Laatste Nieuws" gepatroneerde baankoers "De Drie Zustersteden" over het grondgebied van de stad. De zondag voordien werd op het terrein van de "Sint-Niklaassche Sportkring" een grote atletiekmeeting gehouden. Diverse supportersclubs en muziekmaatschappijen konden in de taverne "De stad Nantes" op de Markt of in het "Rubenspaleis" aan de Ankerstraat privé-bals organiseren op zondagen, tussen 1 7 en 22 uur.
De lectuur van de dagboekherinneringen van commissaris Adolphe Cryns en van de processen-verbaal uit het politiearchief biedt een heel wat grimmiger beeld van deze verwarrende tijd. Nadat op 1 juni 1944, omstreeks 19 uur 15, de paroolzin "La frondaison des arbres vous cache le vieux moulin" had weerklonken op de BBC, wisten alle verzetsgroeperingen uit de regio dat zij zich paraat moesten houden. In de bossen van Waasmunster, waar het Geheim Leger (GL) sedert eind mei zijn hoofdkwartier had in de villa "Zona", overlegde commandant Edmond Hoste met zijn districtsleiding, in aanwezigheid van Cryns. Men besloot er te wachten op de tweede oproep - "Le roi Salomon a mis ses gros sabots" - om de leden te verwittigen en in actie te schieten. Het "Salomon"-signaal werd op 8 juni gegeven. Adolphe Cryns nam rond die tijd contact op met de vooroorlogse burgemeester Hendrik Heyman en raadde hem aan onder te duiken omdat hij vermoedde dat de bezetter Heyman zou arresteren als gijzelaar. Heyman nam het advies au sérieux: hij ging in het grootste geheim wekenlang logeren in het Psychiatrisch Ziekhuis aan de Ankerstraat. Enkel de officieverantwoordelijke van de Zwartzusters van de Heilige Philippus Neri, zuster Liguori, mocht op zijn kamer komen, onderrneer om hem zijn maaltijden te bezorgen. Cryns trad ook in voeling met de afgezette schepenen Jozef Vercauteren, Romain De Vidts, Aloys Symoens en Jozef Van Royen en met Alfons Metsers, leider van het Onafhankelijkheidsfront (OF).
Juni 1944 was gekenmerkt door een hele reeks incidenten en sabotageacties. In de nacht van 3 op 4 juni 1944 besmeurde een groepje OF-militanten de woning van een SS'er in de Tabakstraat met hakenkruisen en met het opschrift "verrader, uw straf is nakend". De betrokkene werkte in dienst van de Werbestelle en controleerde (in burgerkledij) samen met drie andere SS'ers uit het Waasland de identiteitspapieren van alle mannen die aan de kruispunten van Tereken en Brugsken met de omgeleide staatsbaan Tilburg-Rijsel voorbijkwamen. Wie geen overtuigend werkattest kon overleggen, werd opgepakt en aan de Feldgendarmerie overgeleverd. Tientallen jonge mannen werden op die manier in de loop van de maand aangehouden. Dezelfde nacht van 3 op 4 juni beteerden een viertal SS'ers en leden van De Vlag drie burgerhuizen aan de Stationsstraat met hakenkruisen, om op die manier verwarring te zaaien.
Op zondag 11 juni 1944 liep de zestienjarige Gerard Duymelinck, een metaalbewerker woonachtig op het Brugsken, met enkele kameraden te wandelen in de Stationsstraat. Onder de kraag van zijn jas droeg hij een Amerikaans vlaggetje, dat toevallig opgemerkt werd door een notoir SS'er uit Belsele. Deze bracht hem slagen toe en dwong hem op zijn knieën uit het lokaal van de Waffen SS te kruipen. Duymelinck werd enkele dagen later door de Oberfeldkommandantur te Gent veroordeeld en negen weken opgesloten in de Gentse gevangenis.
Op 12 juni 1944 vroeg waarnemend arrondissementscommissaris Deneckere aan het stadsbestuur een "constante gewapende bewaking" van zijn diensten. Deneckere had dreigbrieven ontvangen en verkeerde in paniekstemming. Cryns liet een agent postvatten voor het arrondissementscommissariaat en zorgde ervoor dat Deneckere na zijn werk onder politiebescherming huiswaarts kon keren, een maatregel die nogal wat hilariteit veroorzaakte bij de man in de straat.
In de nacht van 17 op 18 juni 1944 gooide het GL kraaiepoten op de staatsbaan, waardoor het Duitse militaire transport naar Gent gehinderd werd; een aantal zwaarbeladen vrachtwagens kreeg lekke banden. Na tussenkomst van de Feldgendarmerie gingen Sint-Niklase politieagenten en een paar stadswerklieden nog diezelfde nacht de sabotage ongedaan maken. Zij bezorgden één emmer kraaiepoten aan de Feldgendarmerie en drie emmers aan Cryns. Drie nachten later kwamen GL-Ieden de emmers afhalen bij Cryns en strooiden ze opnieuw uit op de staatsbaan, weliswaar niet te Sint-Niklaas, maar in Belsele en Waasmunster. In de nacht van 24 op 25 juni schroefden OF'ers richels los van de spoorlijn Antwerpen-Gent, ter hoogte van de Uilestraat.
Tijdens een razzia door Beverse personeelsleden van de Werbestelle van Sint-Niklaas op 29 juni werden ongeveer 30 jonge werkweigeraars op de Markt en in de omliggende straten gearresteerd. "Ze hebben nu vreemde verraders er bijgehaald omdat deze van de stad te goed bekend geworden zijn", noteerde Cryns in zijn memoires. "Er hebben vechtpartijen plaats maar die mannen halen direct een zware browning boven en dreigen te schieten." Adolphe Cryns weigerde de jongeren te laten bewaken door de politie. Daarop liet Feldwebel Schauer hen aanhouden en opstappen op een bus van de firma Robbrecht. Toen de bus volgestouwd was, vertrok hij, omstuwd door nieuwsgierigen en door sommige ouders.
In juli 1944 bleven de vijandelijkheden tussen de Kommandantur en haar handlangers en het Wase verzet toenemen. De strijd werd nog bitsiger en brutaler. Op 2 juli, omstreeks 22 uur, werd Arthur De Ruysscher (° Belsele, 20.03.1894) door een Werbestelle-bediende neergeschoten op Vijfstraten, toen hij één van zijn pas gearresteerde zoons wou bevrijden. De Ruysscher werd met een ambulance naar de stadskliniek overgebracht, waar hij geopereerd werd door dokter Defauw. 's Anderendaags overleed hij echter aan zijn verwondingen. Geregeld pleegden verzetsgroepen nieuwe sabotagedaden, zoals het onbruikbaar maken van het remsysteem van een in het goederenstation gerangeerde trein (GL - nacht 5-6 juli), het afzagen van telefoonpalen langs de spoorweg Sint-Niklaas-Dendermonde (OF - nacht 5-6 juli), het doorsnijden van een hoogspanningskabel aan de Westerlaan (GL en OF - nacht 15-16 juli). De bezetter repliceerde met ononderbroken aanhoudingen en klopjachten, waarbij een paar rijkswachters speciaal geviseerd werden.
Op 10 juli werd GL-officier Frans Verbruggen (° Mol, 23.02.1906), die sedert oktober 1933 werkte bij de rijkswachtbrigade van Sint-Niklaas, aangehouden door de Geheime Feldpolizei van Gent. Eind augustus 1944 werd hij naar Buchenwald gedeporteerd en later naar Blankenburg overgebracht. Op 3 april 1945 werd Verbruggen door een SS'er te Maagdenburg gefusilleerd, na een uitputtende mars. Een gelijkaardig lot was de jonge Willy Stevens (° Brussel, 9.01.1926) uit de Wegvoeringsstraat nr. 52b beschoren. Stevens, die als GL-verbindingsagent optrad, werd verraden en op 19 juli door de Feldpolizei aangehouden. Hij kwam uiteindelijk in het concentratiekamp van Schandelah terecht, waar hij op 10 februari 1945 stierf.
De gevangenneming op 21 juli 1944 van industrieel Leon Vermeire, leider van de plaatselijke Nationale Koninklijke Beweging (NKB), verwekte evenzeer grote beroering bij het verzet. Via burgemeester Van Haver vernam men dat Vermeire werd ingerekend omdat hij massaal linten met de nationale driekleur fabriceerde. Eind juli 1944 stond het Waasland in rep en roer door een reeks grootscheepse Duitse speuracties in Stekene (27-28 juli), Sint-Pauwels en Kemzeke (28-29 juli), en in de streek van Zele en Hamme. In het omsingelde Stekene werden daarbij circa 60 personen met geweld meegesleurd en op vrachtwagens geladen, onder anderen de stationschef en brouwer De Kesel. Sint-Niklaas werd ditmaal ontzien.
Op 5 augustus 1944 bracht commissaris Cryns "enige leiders van de weerstandsgroeperingen" bijeen voor een belangrijke vergadering, waaraan ook Hendrik Heyman en de uit zijn ambt ontheven arrondissementscomissaris Maurice Meert deelnamen. De vergadering trof een hele reeks maatregelen, die in voege zouden treden bij de bevrijding. Het Geheim Leger zou 200 leden ter beschikking stellen om het politiekorps te versterken. Zodra de Duitsers wegtrokken, moest Cryns een aantal strategische plaatsen doen bezetten: het stadhuis, het postgebouw, het station, het entrepot, de telefooncentrale (aan de Collegestraat), de elektriciteitscentrale (aan de Kokkelbeekstraat), de watertoren (aan de Schoolstraat), de gasreservoirs op Tereken en aan de Gasmeterstraat, en een paar grote fabrieken zoals de Karlec (thans FMC). De spoorwegovergangen, de lijn Antwerpen-Gent en het viaduct dienden bewaakt te worden, zodat "verdachte elementen" moeilijk zouden kunnen ontkomen. Aan de Mispelstraat, de "Rode Poort" (Lepelhoekstraat/Sparrenhofstraat) en Huis Ten Halve, op de Ster en aan de kapel van Tereken zouden eveneens wachtposten opgetrokken worden. De Weylerkazeme zou als voorlopige gevangenis fungeren; de bewaking van de geïnterneerden zou aan de NKB toevertrouwd worden. De gesprekspartners achtten het wenselijk dat de aanhouding van verdachten zo vlug mogelijk zou gebeuren, omdat de bevolking "zeer opgehitst" was en "het ergste te duchten" was voor de collaborateurs. Ten slotte werd beslist dat het GL de geallieerden zo nodig zou bijstaan bij militaire operaties.
Na de geallieerde zege te Parijs ontstond er een algemene ontreddering in Duitsland en bij de Duitse troepen in de bezette gebieden. Eind augustus 1944 begon de chaotische terugtocht van de Wehrmacht. "De baan Gent-Antwerpen is nu een attractie geworden voor onze stadsgenoten, die dit voor de Duitsers vernederend spektakel spottend gadeslaan", schreef Cryns. "Deze ineenstorting van Hitlers leger werkt aanstekelijk op onze collaborateurs. De ergsten, dezen die hun stadsgenoten het meest gepest hebben, zijn nu aan het inpakken. Er zijn er zelfs die aansluiten bij die Duitse miserie langs de baan". Enkele Duitse deserteurs gaven zich over aan de Sint-Niklase politie. Zij leverden hun wapens in en werden, ter bescherming tegen de SS, ondergebracht in het brandweerarsenaal achter het stadhuis. De Sint-Niklazenaars die zich niet gecompromitteerd hadden met de bezetter leefden in grote verwachting, sommigen op het randje van de euforie.
De opmars van de geallieerden naar en door België verliep simultaan langs drie aanvalslinies. Het Eerste Canadese Leger veroverde de Noord-Franse kust en havensteden zoals Dieppe en Le Havre. Het moest daarna verder doortrekken naar de Belgische kust tot de streek rond Brugge. Het Tweede Britse Leger van zijn kant moest razendsnel oprukken naar Brussel en Antwerpen. Vooral de inneming van de strategisch gelegen haven van Antwerpen was van cruciaal belang. De Britten werden daarbij uitstekend geholpen door de Antwerpse verzetsorganisaties. Zuidelijk België met Waals Brabant, de Ardennen, de regio Luik en Zuid-Limburg, was voor rekening van de Amerikanen.
De invasie van Noord-Frankrijk en België geschiedde in een overrompelend tempo:
- op 2 september waren de Canadezen in Abbeville (Noord-Frankrijk);
- op 3 september arriveerden de Britse Welsh Guards en de Belgische eenheden onder leiding van generaal Jean Piron in Brussel;
- op 4 en 5 september viel Antwerpen in handen van de Britten;
- op 5 september hadden de Amerikanen al Namen en Charleroi ingenomen.
De verovering van de Belgische kust vlotte niet al te best. De Canadezen kregen er immers af te rekenen met uitgestrekte mijnenvelden, zwaar versterkte bunkers in de duinen en hevig Duits artillerievuur. Brugge werd uiteindelijk ingenomen op 12 september. Onderhandelingen met de Duitsers hadden voorkomen dat deze cultuurhistorisch rijke stad in puin werd geschoten.
Op 2 september 1944 kwam het Sint-Niklase schepencollege bijeen voor een routinezitting. Op de agenda stonden klassieke punten zoals machtigingen voor vergunningsplichtige inrichtingen, de overwelving van delen van de waterlopen in de Driekoningen- en Wegvoeringstraat, de opening van het nieuwe schooljaar voor de Academie van Schone Kunsten en de Stedelijke Nijverheidsschool. In het verslag vindt men geen enkele verwijzing naar of toespeling op de turbulente gebeurtenissen in de onmiddellijke omgeving van het stadhuis. De vergadering werd - voor de laatste maal – voorgezeten door burgemeester Emiel Van Haver. Voorts waren aanwezig de schepenen Arthur De Meyer en Edgar Morel, de in 1943 benoemde stadssecretaris Louis De Baets en - eigenaardig genoeg - ook de vooroorlogse schepen Aloïs Symoens, die in november 1940 ontslag had genomen. Schepen Frans Wymeersch was afwezig. Het verslag werd in inkt gesigneerd door Van Haver en in potlood door secretaris De Baets. Over diens handtekening heen staat - in inkt de handtekening van bureeloverste Alfons Stoop, die tijdens de volgende collegezitting, op maandag 11 september 1944, tot waarnemend secretaris werd benoemd. Deze eerste zitting na de bevrijding werd geleid door Hendrik Heyman, geflankeerd door de schepenen De Vidts, Vercauteren, Symoens en Van Royen.
In de nacht van 2 op 3 september ondernamen Kreiskommandant Bosch en zijn staf een mislukte poging om naar Antwerpen te vluchten. Omdat de beide tunnels - de voetgangers- en autotunnel - door het Antwerpse verzet geblokkeerd waren, zagen zij zich verplicht om terug te keren naar Sint-Niklaas. Een groep Duitse SS'ers was zich daar inmiddels aan het ingraven in de Stationsstraat: zij hadden een loopgraaf aangelegd in de buurt van hotel "De Spiegel". Bewapend met mitrailleurs, antitankwapens en handgranaten trokken de SS'ers nu en dan door de stad en vuurden naar de Belgische vlaggen die her en der uitgehangen waren. De vlaggen verdwenen ijlings. Emiel Van Haver dook onder in het Sint-Carolusinstituut. Het Onafhankelijkheidsfront maakte van het gezagsvacuüm gebruik om al burgers te arresteren die op zwarte lijsten stonden.
Vermoedelijk op 3 september deed zich een lugubere geschiedenis voor in het politiekantoor. Duitse soldaten legden er een dode strijdmakker in de gang en gingen er vandoor. De man had een schotwonde in zijn aangezicht. Cryns wou de Kommandantur niet betrekken bij de affaire, omdat hij wellicht zelf verdacht zou worden. Hij liet het lijk verbergen "onder bachen in het arsenaal van de pompiers".'s Nachts, wanneer de Duitsers zich niet meer buiten de Stationsstraat waagden, voerden de agenten Karel Bats en Leonard Loquet de dode met een karretje naar het kerkhof en begroeven hem.
Even macaber, en nog in een waas van geheimzinnigheid gehuld, was de gewelddadige dood van Frans August De Kerf (° Bazel, 2.06.1900), een boer uit Elversele, en zijn zonen Amedé (° Elversele, 10.02.1924) en Alfons (° Elversele, 26.11.1925) op 4 september 1944. Het drietal werd om nog onopgehelderde redenen in de vroege morgen gevankelijk weggevoerd door terugtrekkende Duitse militairen en blijkbaar op diverse plaatsen langs de staatsbaan geëxecuteerd. Om 4 uur 15 werd Alfons De Kerf levenloos aangetroffen aan Tereken. Zijn vader werd om 5 uur 30 dood gevonden aan het viaduct en zijn broer Amedé overleed om 8 uur in de stadskliniek.
Dezelfde dag kreeg Cryns vanuit de telefooncentrale een signaal dat de Duitsers aanstalten maakten om vóór hun vertrek "verschillende vitale punten" te vernietigen. Hierdoor gealarmeerd begaf hij zich naar Sint-Carolus en liet er door Van Haver een smeekbrief opstellen, bestemd voor Kommandant Bosch. In dit schrijven wees Van Haver erop dat een vernieling van niet-militaire gebouwen pijnlijke gevolgen zou hebben voor de burgerbevolking. Hij benadrukte tevens dat de Sint-Niklase industrie nooit rechtstreeks voor de Wehrmacht gewerkt had en dat het enige bedrijf dat hierop een uitzondering vormde - de Karlec - inmiddels stilgelegd en deels ontmanteld was. Aan het slot van de brief richtte Van Haver een persoonlijk appel aan Bosch: "Wir dürfen daher hoffen, sehr geehrter Herr Kommandant, dass unsere Stadt, die bisher von Kriegsereigenisse gespart geblieben ist, durch Ihre Vermittlung auch jetzt nicht in Mitleidenschaft gezogen wird [ ... ]". Met de brief ter hand ging Cryns met succes pleiten tegen de vernielingen; Bosch verzekerde hem dat de Duitsers alleen de eigen telefooninstallatie in de centrale zouden opblazen.
Op dinsdag 5 september 1944 vond er een tragische confrontatie plaats tussen Duitse soldaten die op het Hof van Belsele verbleven en een twaalfkoppige escouade van het Geheim Leger onder leiding van officier Willy De Cock (° Sint-Niklaas, 19.05.1914). De escouade was rond 9 uur vanuit Waasmunster op verkenning gezonden omdat de GL-leiding het bericht had ontvangen dat de Duitsers in het "kasteeltje" zich wensten over te geven. Toen de verkenners aan de staatsbaan kwamen, werd Aloïs Wysevelde (° Rotterdam, 10.11.1923) afgevaardigd om met de Duitse bevelhebber te onderhandelen. Wysevelde keerde terug met een negatieve boodschap: de Duitsers wilden enkel door de "regelmatige geallieerde troepen" krijgsgevangen gemaakt worden, en niet door de "Weerwolf', een begrip waarmee zij klaarblijkelijk het clandestiene verzet bedoelden. Kort daarop kwam een kar met Duitsers de kasteelweg afgereden; de GL-manschappen lieten hen passeren. Aangezien men nog meer beweging waarnam op het Hof van Belsele, gaf De Cock aan zijn mannen instructies om bepaalde posities in te nemen langs de baan.
Toevallig kwamen op dat ogenblik twee Duitsers, die niets te maken hadden met die van het "kasteeltje", aangefietst. Eén van hen trok zijn revolver, waarna een vuurgevecht ontstond tussen de beide "cyclisten" en De Cock, Emiel Taeymans uit Stekene (° Haaltert, 14.05.1922) en Albert De Witte. De Duitsers werden neergeschoten. "Door dit stom toeval, dat slechts enkele ogenblikken duurde, kwamen de Duitschers op het "Kasteeltje" in vertwijfeling en begonnen een aanval en een omsingelingsbeweging. Twee Duitsche voertuigen kwamen van het "Kasteeltje" gereden, de grote baan op, een links en een rechts afslaande. Waarschijnlijk waren dit de mitrailleursposten welke nadien op ons schoten vanuit het bosch langs de Schoonhoudtstraat en een post op het viadukt. Wij zochten beschutting in de abri's langs de grote baan, in grachten en achter bomen. Ik zag onze vriend Wysevelde door de Duitsche soldaten uit een riool getrokken worden en neerschieten. Het vuren om ons heen nam steeds toe en dezen welke geluk hadden en de juiste gracht kozen konden ontsnappen", schreef Robert Piron in zijn verslag de dato 27.09.1944 aan CL-commandant René Wauters.
Acht CL-leden kwamen om bij dit gewapend treffen: Willy De Cock, Emiel Taeymans, Aloïs Wysevelde, Nicolaas Moerloos (° Sint-Niklaas, 10.08.1900), Petrus Antonius Janssens (° Sint-Niklaas, 23.09.1901), Edgard Dullaert (° Sint-Niklaas, 2.12.1914), Alfons Verniers (° Sint-Niklaas, 24.03.1921) en August Heyninck (° Sint-Niklaas, 25.02.1925). Landbouwer Joannes Van Bossche (° Waasmunster, 16.06.1886), die in de buurt op een akker aan het werk was, werd eveneens dodelijk getroffen door Duitse kogels. Albert De Witte, Robert Piron, Jozef Derboven en Alfons De Taye wisten te ontkomen. Bij een tweede verzetsactie te Belsele, in de omgeving van de Couden Leeuw, sneuvelde CL-lid en beroepsmilitair Albert Bauwens (° De Klinge (NL), 31.10.1915) in een "hard lijf-aan-lijfgevecht".
Kreiskommandant Bosch vaardigde dezelfde dag een draconisch uitgangsverbod uit. Voortaan mocht de burgerbevolking enkel tussen 12 en 14 uur op straat komen. Wie zich daar niet aan hield, zou op staande voet gefusilleerd worden. Bovendien dreigde Bosch ermee de huizen plat te branden van de straten waar sabotagedaden of terreuraanslagen gepleegd zouden worden. Alleen de politie kreeg een Sonderausweis, waarmee zij ook tijdens de Sperrstunde haar bewegingsvrijheid behield. Ondertussen was er bij de GL-leiding grote wrevel ontstaan omdat de NKB het stadhuis had bezet en in de trouwzaal een ledenwervingsactie hield. Cryns werd hierover op 5 september - rond de middag - geïnformeerd door een estafette van commandant Hoste. Op een dramatische wijze joeg Cryns de NKB'ers de zaal uit door de nakende komst van de Feldgendarmerie te veinzen. Hij legde beslag op de NKB-vlag, die hij achter een groot schilderij verborg, en op een steekkaartenbak en een paar Duitse handgranaten, die alweer in het brandweerarsenaal verstopt werden.
In de nacht van 5 september vond de gevluchte Kommandantur-administratie van Kortrijk een onderkomen in het Kommandantur-gebouw aan de Stationsstraat. 's Anderendaags kwam Cryns te weten dat het Geheim Leger een aanval beraamde op dit gebouw. Tijdens een moeizaam nachtelijk beraad in het kamp te Waasmunster, waaraan Hoste en de advocaten en GL-officieren Rafaël De Schrijver en Willy Van Cerven deelnamen, kon Cryns de GL-leiding ervan overtuigen af te zien van haar voornemen. Zijns inziens zou een dergelijke nutteloze actie een ware slachting aanrichten in de rangen van het verzet en de inwoners van de Stationsstraat blootstellen aan zware represaillemaatregelen.
Op 6 september 1944, omstreeks 14 uur 15, werd Robert De Keersmaeker uit Eksaarde (° Parijs, 14.10.1924) door Duitse soldaten neergeschoten aan de Koningin Astridlaan. Zijn lijk werd ter plaatse in de grond gestopt. Op 10 september ontgroeven stadswerklieden het stoffelijk overschot en brachten het in een voorlopige kist naar het dodenhuisje van het stedelijk kerkhof. Na de afronding van de identificatieformaliteiten werd De Keersmaeker twee dagen later begraven. In zijn rapport over de ontgraving suggereerde bureeloverste Alfons Spaenhoven op grond van "zekere papieren" dat "deze jongeling waarschijnlijk tot een geheime organisatie behoorde."
Het plaatselijke Onafhankelijksleger verkeerde toentertijd ook in een voorbarige bevrijdingsroes. Het had al verschillende "incivieken" opgepakt, die het gevangen hield in zijn stamcafé "Belle Vue" op de Markt, op amper 100 m van de SS-verdedigingslinie aan "De Spiegel". Op 7 september kreeg de Kommandantur lucht van deze toestand. Agent Van Nuwenborg, die in de omgeving van de Kommandantur dienst deed, kon nog net op tijd het commissariaat verwittigen. Cryns stuurde directagent Arthur Noppe naar "Belle Vue", zodat de OF'ers met hun gevangenen op het nippertje ontsnapten aan de Duitse inval die even later - omstreeks 14 uur - plaatsvond. De OF'ers verlieten "Belle Vue" in de richting van de Kerkstraat en de Kokkelbeekstraat.
Op 8 september 1944, tegen valavond, was het grootste gedeelte van de Britse 4th Armoured Brigade bezuiden Dendermonde gelegerd. Deze brigade, ondermeer uitgerust met 32 ton zware Shermantanks, met lichtere Stuarttanks (15 ton) en gepantserde verkenningswagens (scout cars), stond onder bevel van de 7th Armoured Division, die Gent en omstreken moest bevrijden. Zij had tot taak om het gebied ten westen van de Schelde en ten noorden van de Durme te zuiveren. De 11th Hussars, die geregeld patrouilles uitvoerden in het Waasland, hadden vastgesteld dat de streek vanuit het westen en het noorden overspoeld werd door Duitsers. Nog dezelfde avond trokken de Royal Scots Greys en de C-Company van het 2nd King's Royal Rifle Corps (KRRC) naar Lokeren om er de Inniskilling Dragoon Guards af te lossen.
De rest van de 4th Armoured Brigade, met het 44th Royal Tanks Regiment (RTR) en de B-Company van het 2nd KRRC, kreeg 's anderendaags, op zaterdag 9 september 1944, het bevel om naar Sint-Niklaas op te rukken. Bij het ochtendgloren reden de tanks één voor één over de - eigenlijk te zwakke - houten Scheldebrug te Dendermonde. De uitgestuurde verkenners kwamen terug met de melding dat de vijand Sint-Niklaas verlaten had. Om 11 uur werd het 44th RTR uitbundig begroet te Hamme. Een half uur later arriveerden de eerste scouts en Stuarts via Tereken, de Knaptandstraat en de Kokkelbeekstraat op de Markt van Sint-Niklaas. Shermans, beladen met kinderen en volwassenen, volgden kort daarop. De Britten werden overdonderd door een enthousiaste menigte, die weldra de Markt herschiep in "a scene of wild and delirious rejoicing". Rond de middag marcheerden ook de infanteristen van het l/7th Queen's Royal Regiment, onder het bevel van luitenant-kolonel W.D. Griffiths, triomfantelijk de stad binnen. Als hoogste officier werd Griffiths op het stadhuis ontvangen door burgemeester Heyman en uitgenodigd voor een officiële lunch met het schepencollege. De twee volgende uren verbroederden de Britse soldaten met de Wase bevolking. Zij werden overladen met bloemen, manden fruit... en zoenen.
Tijdens de lunch, rond 14 uur, kreeg Griffiths het bericht dat Duitse tanks, halftracks en infanteriegroepen de stad naderden vanuit noordelijke en noordoostelijke richting en dat de Britse pantsers hen zonder bijkomende hulp niet zouden kunnen tegenhouden. Griffiths gaf het bevel om de verdedigingsgordel rond de bebouwde kom te versterken. Aan burgemeester Heyman vroeg hij de Markt en de straten te doen ontruimen. Belgische en geallieerde vlaggen en linten en allerhande bevrijdingsversieringen werden van gevels en ramen verwijderd. In de Klapperbeekstraat, de Bellestraat en aan het viaduct werden Duitse gevechtswagens uitgeschakeld. Fabrikant William Schietekat (° Sint-Niklaas, 29.03.1896), die tussen de vechtende partijen was verzeild geraakt, werd omstreeks 16 uur gedood bij een tankduel aan het viaduct. Arthur Smet uit de Mgr. Stillemansstraat werd in dezelfde omgeving zwaar gewond: één van zijn armen werd afgerukt. De korte, maar hevige strijd had een kalmerend effect op de massa. Tegen de late namiddag was de vijand overwonnen of verdreven, zodat de Britse troepen een rustige nacht tegemoetgingen.
De burgerlijke autoriteiten van stad en streek probeerden meteen greep te krijgen op de gebeurtenissen. Met behulp van een affiche riep het stadsbestuur op tot orde, tucht, geduld en respect voor de wet. Het waarschuwde tegen persoonlijke wraaknemingen en aanslagen. Arrondissementscommissaris Meert verspreidde een gelijkaardige boodschap:" [ ... ] In het belang van gansch de bevolking moet en zal de openbare orde gehandhaafd blijven. Niemand mag zich het recht toeëigenen uiting te geven aan eenigen wrok - hoe gegrond hij ook mocht schijnen - door daden te stellen welke, of gansch af te keuren zijn, of alléén aan de bevoegdheid onzer Nationale Instellingen zijn toevertrouwd [ ... ]". Burgemeester Heyman liet daarnaast nog een apart aanplakbiljet drukken, waarin hij bekendmaakte dat op last van de Britten alle wapens "zonder verwijl" moesten ingeleverd worden op het politiebureau.
Het zou evenwel weken duren vooraleer het stadsbestuur zijn gezag opnieuw voluit kon doen gelden. De nog onzekere bewindslieden, die meestal vier jaar lang halfverdoken hadden geleefd, hadden grote moeite om kordaat op te treden tegen illegale praktijken en tegen sommige ongure elementen die van de situatie misbruik maakten. De bevrijding bracht immers niet alleen een uitbarsting van vreugde teweeg, maar ook een soms oncontroleerbare ontlading van de volkswoede tegen de collaboratie.
Nieuwzeelander Enos Broadhead, "gunner" (kanonnier) op één van de eerste Shermans die op 9 september 1944 Sint-Niklaas binnentrokken, was getuige van de eerste arrestaties 's middags: "The 2 hrs or so we were in the square we witnessed collaborators lined up outside the council buildings, until we had to hurriedly move into the outskirts of the city where a German counterattack was feared." Zowel de politie als het verzet gingen over tot het "ophalen van verdachten" en brachten die naar de Markt. "Voor mijn burelen staan duizenden mensen op hen te wachten om hen uit te jouwen. Een zeer smalle weg gaat voor hen open hetgeen de omstaanders toelaat hen te schoppen en te slaan. Verschillende komen in erbarmelijke toestand in ons handen", noteerde Adolphe Cryns hierover. Enkele collaborateurs kwamen zichzelf aanmelden, omdat zij zich in hun eigen huis niet meer veilig voelden. De gearresteerden werden tijdelijk ondergebracht in de stadsbibliotheek (in het "oud stadhuis") en later opgesloten in de Weylerkazerne. Tegen 22 uur waren er al meer dan 150 gevangenen. De vrouwen werden naderhand in een afzonderlijk gedeelte gestopt, nadat zij door de directie van de Gentse gevangenis geweigerd waren.
De eerste aanhoudingen gebeurden zonder arrestatiebevel. De overbelaste politie nam aanvankelijk niet de tijd om verhoren af te nemen of processen-verbaal op te stellen. Van 6 september tot 10 september 's avonds werd er niet meer geverbaliseerd. Sommige verzetslui namen het recht in eigen handen, arresteerden en ondervroegen op eigen houtje en profiteerden er soms van om bezittingen te ontvreemden. Op het vliegplein van de Ster werd op grote schaal geplunderd door Wase burgers. Het verzet nam zijn intrek in lokalen van de Kommandantur of van Nieuwe Ordegroeperingen, zonder er rekening mee te houden dat de Britse militaire overheid in principe alle gebouwen in gebruik nam die door de Duitsers bezet waren, en zonder ruggespraak met politie of schepencollege. De NKB legde beslag op enkele huizen in de Stationsstraat, ondermeer het gebouw van de Kreiskommandantur. Het Geheim Leger bezette het De Vlag-lokaal in de Stationsstraat en het Onafhankelijkheidsfront betrok het Volkshuis in de Vermorgenstraat, waar tijdens de bezetting De Vlag- en SS-manifestaties plaatsvonden.
In de loop van de zaterdagavond ontving Heyman een haastig gekrabbeld briefje van senator Maurice Orban, die met zijn echtgenote ondergedoken was te Sint-Gillis-Waas en die door de Duitsers gezocht werd: "Henri Ik zit geblokkeerd te St.Gilles. Geef mij morgen vroeg zondag een auto met zoo mogelyk militaire begelyding Hy moet my op het gemeentehuis afhalen Besten dank Maurice Orban." In een postscriptum stond te lezen: "Mag ik daarop rekenen tegen 9-10 ure." Heyman bezorgde het briefje aan Adolphe Cryns, die onder zijn agenten drie vrijwilligers vond: Albert Vandermeulen, Armand De Block en Hector Wymeersch. Met een Citroën, met twee mitrailleurs, een geweer en een bakje handgranaten reden zij 's anderendaags voorbij de Britse militaire voorpost aan Vlyminckshoek. De bevelvoerende officier had geen toestemming gekregen om manschappen mee te sturen. Te Sint-Gillis dook het echtpaar Orban op vanachter de kerk, begeleid door een boer, die meldde dat er nog Duitsers vertoefden in de buurt. Met Belgische vlaggetjes als herkenningsteken keerde het gezelschap behouden terug naar Sint-Niklaas.
Op zondag 10 september vertrokken de soldaten van het l/7th Queen's oostwaarts. Samen met de Royal Scots Greys, die op 9 september vanuit Lokeren naar Beveren gekomen waren, bereidden zij een nachtelijke aanval voor op het fort van Kallo. Dit plan werd echter in extremis afgeblazen. De Greys en het 1/7th Queen's namen op 11 september defensieve stellingen in rond Melsele en Beveren. Het KRRC trok eveneens naar deze militaire verzamelplaats. Het 44th RTR werd tijdens de middag van 12 september afgelost door Poolse eenheden, die behoorden tot de Eerste Poolse Pantserdivisie onder het bevel van generaal Stanislaw Maczek. Na een omweg langs Wetteren belandde het 44th RTR op 13 september in de streek van Booischot, waar de rest van de 4th Armoured Brigade samengetrokken was om op krachten te komen en de voorraden aan te vullen.
Met medeweten van Heyman en van de Dendermondse Procureur des Konings Rommel richtte Adolphe Cryns een coördinatiecomité op, waarin alle Sint-Niklase verzetsverenigingen vertegenwoordigd waren. Het comité zou "leiding en gezag [ ... ] uitoefenen in de stad" en "de werking van de verschillende weerstandsgroeperingen [ ... ] bepalen". De stichtingsvergadering vond plaats in het stadhuis op 10 september 1944, om 20 uur. Waren aanwezig: GL-commandant Robert Wauters (ter vervanging van gewestcommandant Edmond Hoste); kapitein-commandant Alfons Metsers, Richard Van Houcke, Oscar Van Hoylandt en Lucien Van Kerckhove voor het OF, de sluikpers en de dienst Evasion (hulp aan geallieerde vliegeniers); NKB-commandant Leopold Waeghemans; commandant Alfons Heyman van de Inlichtingen- en Actiediensten (spionage); de heer Borghijs namens de Partizanen en brigadecommandant De Bock van de rijkswacht. Tijdens de eerste bijeenkomst besliste het comité de verzetsrangen te zuiveren: wie niet langer dan drie maanden tot de "weerstand" behoorde, moest wapens en armband afgeven en werd geschrapt. Het comité was het er ook over eens dat de "herrieschoppers" tot rede gebracht moesten worden, zodat de "straat" wat zou bedaren. De in augustus vastgelegde opdrachten voor het GL en de NKB werden grotendeels bevestigd. Een belangrijke wijziging was wel dat niet zozeer het GL, maar wel het OF en de Partizanen de politie zouden bijstaan bij arrestaties en het overbrengen van gevangenen. Wellicht was dit een handige manoeuvre om deze organisaties, die volgens de verslagen van de Staatsveiligheid een politieke bedreiging vormden en waarvan een aantal leden het niet al te nauw namen met de wet, in het gareel te houden. Aanhoudingen zonder politie of rijkswacht werden trouwens verboden. Het comité zou elke werkdag in de voormiddag vergaderen op het kabinet van Cryns. Zodra de omstandigheden het toelieten, zou het zijn werking beëindigen.
Na het weekend bleef de feeststemming aanhouden in de stad. Op maandag 11 september werden er bevrijdingsoptochten en wijkstoeten georganiseerd. Bij tal van Sint-Niklase gezinnen mochten Britse soldaten mee aan tafel zitten. De stadsadministratie begon weer te functioneren. Om 8 uur 30 stelde de dienst Burgerlijke Stand de eerste akten op, die door schepen Romain De Vidts ondertekend werden. Het schepencollege kwam kort bijeen, keurde de notulen van de vorige vergadering goed, stelde een waarnemend secretaris aan en regelde de vervanging van de afwezige Emiel Van Haver door Jozef Van Royen. Adjunct-commissaris Jules Lanoo en dienstdoend hoofdinspecteur Frans Pauwels startten een dagenlange verhoormarathon. Zij werden later door nog andere politiebeambten geassisteerd. De leden van de gewapende Fabriekswacht, de Vlaamsche Wacht, de De Vlag, de SS en de Dietsche Militie werden het eerst ondervraagd. Cryns zelf nam de "speciale gevallen" voor zijn rekening. Het coördinatiecomité besloot enkele onrechtmatig geïnterneerde personen vrij te laten en gaf de politie de toestemming om verzetslui van het laatste uur ter verantwoording te roepen in verband met allerlei vormen van machtsmisbruik. De Weylerkazerne zat overvol, wat grote problemen met zich meebracht inzake ravitaillering, hygiëne en gezondheid. Op 12 september telde men er meer dan 800 gevangenen, uit het hele Waasland afkomstig. Te Lokeren werd inmiddels koortsachtig gewerkt aan de uitbouwen uitrusting van een groot gewestelijk interneringskamp.
De Poolse troepen, die vanaf 12 september te Sint-Niklaas resideerden, moesten de stad beveiligen en nog resterende Duitse achterhoedes in het Waasland liquideren. Brigadegeneraal Tadeusz Majewsky, die in rechtstreekse verbinding stond met generaal Maczek, vestigde zijn hoofdkwartier in hotel "De Spiegel". Van daaruit dirigeerde hij de acties die zouden leiden tot de bevrijding van Sint-Gillis en Stekene (14 september), De Klinge (17 september) en Axel, Hulst en Terneuzen (20 september). Majewsky, die een zekere faam genoot als specialist op het vlak van de pantsertactiek, beschikte over drie pantserregimenten, één infanterie- en één artilleriedivisie en verbindingsdiensten. De strijd benoorden Sint-Niklaas werd nog een harde dobber voor de Polen. Vooral in Kemzeke en Stekene werd er hevig slag geleverd. Te Stekene sneuvelden zeven Polen, in De Klinge drie en te Sint-Gillis één.
Het Sint-Niklase schepencollege vergaderde bijna dagelijks tijdens de eerste week na de bevrijding van de stad. Op 12 september herbenoemde het Petrus Temmerman, die in april 1943 gemuteerd was onder druk van de Kommandantur, als hoofd van de bevoorradingsdienst. Tevens besloot het college de stadsscholen te heropenen op 18 september. In zijn zitting van 14 september nam het schepencollege de eerste epuratiemaatregelen tegen "personeelsleden wiens houding gedurende de vijandelijke bezetting niet volstrekt onberispelijk is geweest": zeven leden van het onderwijzend personeel werden voorlopig geschorst. De dag daarna ontsloeg het college met een identieke motivering acht tijdelijke bedienden. In dezelfde zitting bereidden burgemeester en schepenen de plechtige hulde en herbegrafenis van de te Belsele gesneuvelde Sint-Niklase verzetslui voor. Deze indrukwekkende gebeurtenis zou op dinsdag 19 september plaatshebben. De vergadering van 16 september was vooral gewijd aan de afhandeling van louter administratieve zaken. De gemeenteraad werd pas op 21 oktober 1944 weer bijeengeroepen.
Ondertussen stapelden de problemen met de geïnterneerden zich op. Vanuit de omliggende gemeenten werden er nog tientallen verdachten naar de Weylerkazerne gevoerd. In Gent waren alle gevangenissen "overbezet" en ook te Dendermonde waren er geen cellen meer beschikbaar, nadat er op 13 september 55 geïnterneerden uit Sint-Niklaas waren binnengebracht. Sommige NKB'ers die met de bewaking in de kazerne belast waren, begonnen te morren omdat zij niet vergoed werden; alleen de gewezen onderofficieren kregen hun (ontoereikende) vooroorlogse wedde uitbetaald. De politie moest extra-bewakingsopdrachten op zich nemen in de kazerne.
In het coördinatiecomité werden de illegale opeisingen door het verzet van huizen, auto's en benzine ter sprake gebracht. Enkel de inbeslagneming van wagens door de leden van het Geheim Leger die voor het Britse leger werkten, werd door burgemeester Heyman formeel toegestaan. Commissaris Adolphe Cryns wees de comitéleden op het risico inzake burgerlijke aansprakelijkheid bij niet-reglementaire opeisingen. Hij zei ook dat de Britten klaagden over het overmatig verbruik van de voor hen zo noodzakelijke benzine door verzetslieden.
Terwijl langzamerhand het gewone dagelijkse werkritme terugkeerde, bleven de vrije burgers nog dagenlang de bevrijding vieren. Op vrijdagavond 15 september 1944, omstreeks 20 uur, stelden patrouillerende agenten vast dat burgers en soldaten in de herbergen aan de Markt aan het verbroederen waren en daarbij het geldende dansverbod feestelijk in de wind sloegen. Hierover ondervraagd verklaarde cafébaas Eduard Vandermeulen: "Ik beken dat er in mijne herberg gedanst werd niettegenstaande ik dit aan de aanwezigen verbood, doch ik kon er geen handen aan steken gezien de militairen aan mijn verbod geen gevolg wilden geven."