De deportaties vanuit het Joodse getto van Warschau naar het vernietigingskamp Treblinka begonnen op 22 juli 1942. Van de meer dan 400.000 oorspronkelijke bewoners van het getto waren er nog slechts 50.000 in leven toen SS- und Polizeiführer Jürgen Stroop (1895-1951) voorbereidingen trof voor de definitieve ontruiming van het getto op 19 april 1943. Doordat ze onverwacht werden geconfronteerd met hardnekkig verzet had de Waffen-SS meer dan drie weken en de inzet van zware artillerie nodig om de operatie te doen slagen. De opstand in het getto van Warchau werd geleid door de Joodse Strijdorganisatie (Zydowska Organizacja Bojowa, ZOB). Op 23 april gaf SS-leider Heinrich Himmler het bevel om het getto compleet weg te vagen.
Op 16 mei 1943 stuurde Stroop het hier volgende rapport aan zijn superieuren. Zijn rapport beschrijft niet alleen de verzetsstrijd tot in detail, maar geeft ook een korte geschiedenis van het getto in Warchau vanuit Duits perspectief. Zelfs in officiële communiqués gebruikten de Duitse autoriteiten een soort codetaal, waarbij men bijvoorbeeld de deportaties naar vernietigingskampen beschreef als herhuisvesting [Umsiedlung] en als reden voor de isolatie van de Joodse bevolking het gevaar van epidemieën noemde. De namen van enkele termen, rangen en organisaties zijn niet vertaald. Stroop duidde zijn opdracht aan als Großaktion, grote operatie. Ook die term is bewust niet vertaald.
HET GETTO VAN WARSCHAU BESTAAT NIET MEER
Voor de Führer en voor hun vaderland zijn de volgenden gevallen in de strijd bij de vernietiging van Joden en bandieten in het voormalige Joodse woondistrict in Warschau:
[15 namen]
Verder viel op 10 april 1943, tijdens het vervullen van zijn dienst, de Poolse politiesergeant Julian Zielinski, geboren 13 november 1891.
Zij gaven het allerhoogste, hun levens. We zullen hen nooit vergeten.
De volgenden werden verwond:
[SS-mannen 51x, Sicherheitspolizei 15x, Trawniki 11x, Poolse politie, inclusief Poolse brandweerpolitie 6x, Wehrmacht Pionierkommando 2x]
[…]
[* Mannen, vooral van Oekraïense afkomst, die vrijwillig tot kampbewaker werden opgeleid in het kamp Trawniki. Deze collaborateurs waren onder andere werkzaam in de vernietigingskampen van Aktion Reinhard.]
I
Het creëren van Joodse woondistricten en het opleggen van beperkingen aan Joden met betrekking tot huisvesting en handel is niet nieuw in de geschiedenis van het Oosten. Het begin daarvan gaat ver terug in de Middeleeuwen en kon ook nog steeds waargenomen worden in de afgelopen eeuwen. Deze beperkingen werden ingesteld met de bedoeling om de Arische bevolking te beschermen tegen de Joden.
Vanuit dezelfde overwegingen werd al in februari 1940 de bouw van een Joods woondistrict in Warschau overwogen. Het was eerst de bedoeling om van het in het oosten door de Weichsel begrensde stadsdeel van Warschau een Joods woondistrict te maken. Door bijzondere omstandigheden in de stad Warschau leek dit plan eerst onuitvoerbaar. Er waren bovendien tegenwerpingen tegen dit plan van verschillende kanten, in het bijzonder van het stadsbestuur. Zij beriepen zich er in het bijzonder op dat de inrichting van een Joods woondistrict voor aanzienlijke verstoringen van de industrie en economie zou zorgen en dat het voeden van de in het gesloten woondistrict geconcentreerde Joden niet mogelijk is.
Op grond van een in maart 1940 gehouden bespreking werd het plan voor de bouw van een getto met het oog op de genoemde bezwaren voorlopig uitgesteld. Tegelijkertijd werd het plan overwogen om het Lublin-district tot verzamelplaats voor alle Joden uit het Generalgouvernement, in het bijzonder voor de uit het Reich geëvacueerde Joden en Joodse vluchtelingen, aan te wijzen. Maar al in april 1940 werd door de Höhere SS und Polizeiführer Ost, Krakau, meegedeeld dat zo’n concentratie van Joden in het Lublin-district niet beoogd werd.
In de tussentijd stegen de eigenmachtige en onrechtmatige grensoverschrijdingen van Joden. Dit was in het bijzonder vast te stellen aan de grenzen van de districten Lowitsch en Skierniewice. Omstandigheden in de stad Lowitsch werden door deze illegale immigratie van Joden zowel in hygiënisch opzicht als ook vanuit het oogpunt van de Sicherheitspolizei dreigend. De districtsleider in Lowitsch ging daarom, om deze gevaren af te weren, over tot het instellen van Joodse woondistricten.
De ervaringen die met de oprichting van Joodse woondistricten opgedaan werden in het district Lowitsch, lieten zien dat deze methode de enige juiste is om de gevaren te weren die telkens weer door de Joden veroorzaakt werden.
De oprichting van een Joods woondistrict in de stad Warschau werd in de zomer van 1940 steeds dringender, aangezien er meer en meer troepen verzameld werden in het Warschau-district na de beëindiging van de Franse campagne. Door de Afdeling Gezondheidszaken werd toen de oprichting van een Joods woondistrict bijzonder dringend voorgesteld, vanwege het behoud van de gezondheid van de Duitse troepen en ook de bevolking. De oorspronkelijk in februari 1940 voorziene oprichting van een Joods woondistrict in de voorstad Praga [niet te verwarren met Praag, de hoofdstad van Tsjechië; red.] had met de inachtneming van de hergroepering van nabij de 600.000 mensen minsten 4 tot 5 maanden in beslag genomen. Maar omdat in de wintermaanden, zoals de ervaring leert, rekening gehouden moet worden met een sterke stijging van epidemieën, en omdat vanwege deze reden volgens de uiteenzetting van de districtsarts de migratieactie uiterlijk voor 15.11.1940 uitgevoerd moest zijn, liet men het plan voor het getto aan de stadsrand van Praga vallen. Daarvoor in de plaats koos men als ruimte voor het nieuw te vormen Joodse woondistrict het al langer bestaande quarantainegebied voor epidemieën in de stad. In oktober 1940 gaf de Gouverneur [Generalgouverneur Hans Frank; red.] de opdracht aan de commissaris van de districtschef van de stad Warschau om de migratie die noodzakelijk was voor de vorming van het Joodse woondistrict in de stad Warschau voor 15.11.1940 uit te voeren.
Het zo ontstane Joodse woondistrict in de stad Warschau werd door ongeveer 400.000 Joden bewoond. Hier bevonden zich 27.000 woningen met een gemiddeld aantal van 2 ½ kamers. Het was van de overige stad afgezonderd door brand- en scheidingsmuren en door het dichtmetselen van doorgangen, vensters, deuren, open ruimten etc.
Het bestuur van het nieuw opgerichte Joodse woondistrict was in handen van de Joodse Oudstenraad die zijn bevelen kreeg van de direct aan de Gouverneur ondergeschikte commissaris voor het Joodse woondistrict. De Joden hadden een zelfbestuur waarbij het Duitse toezicht enkel betrokken was wanneer het Duitse belangen betrof. Voor een doeltreffende uitvoering van de door de Joodse Oudstenraad genomen maatregelen werd een Joodse Ordedienst opgericht, die door speciale armbanden en mutsen herkenbaar waren en met gummiknuppels uitgerust waren. Deze Joodse Ordedienst had de opdracht om voor de orde en veiligheid in het Joodse woondistrict te zorgen en ressorteerde onder de Duitse en Poolse politie.
II
Al spoedig werd het duidelijk dat ondanks deze concentratie van Joden niet alle gevaren verdwenen waren. De veiligheidsomstandigheden vereisten dat de Joden uit de stad Warschau allemaal verwijderd werden. De eerste grote hervestiging vond plaats in de periode van 22 juli tot 3 oktober 1942. Hierbij werden 310.322 Joden geherhuisvest. In januari 1943 volgde nogmaals een hervestigingsactie die in totaal 6.500 Joden omvatte.
In januari 1943 gaf de Reichsführer-SS naar aanleiding van zijn bezoek aan Warschau de SS und Polizeiführer van het Warschau-district de opdracht om de in het getto ondergebrachte wapenfabrieken en voor de oorlogsindustrie belangrijke bedrijven met arbeidskrachten en machines te verplaatsen naar Lublin. De uitvoering van dit bevel bleek erg moeilijk, omdat zowel de bedrijfsleiders als ook de Joden zich op elke denkbare manier verzetten tegen deze verplaatsing. De SS und Polizeiführer besloot daarom om door middel van een Großaktion die drie dagen moest duren de verplaatsing van deze bedrijven onder dwang uit te voeren. De voorbereidingen en het bevel voor deze grote actie werden door mijn voorganger getroffen. Ikzelf trad op 17 april 1943 in Warschau aan en nam de leiding over de Großaktion over op 19.4.1943 om 8.00 uur, nadat de actie zelf al om 6.00 uur op die dag begonnen was.
Vanaf het begin van deze Großaktion waren de grenzen van het voormalige Joodse woondistrict door een externe blokkade afgegrendeld om een uitbraak van Joden te vermijden. Deze blokkade hield voortdurend stand van het begin tot het einde van de operatie en was ’s nachts extra versterkt.
Bij het eerste binnendringen in het getto lukte het de Joden en de Poolse bandieten om door een voorbereide aanval met geconcentreerd vuur de ingezette strijdkrachten, waaronder tanks en pantserwagens, terug te drijven. Bij de tweede operatie, ongeveer tegen 8.00 uur, zette ik de strijdkrachten in afzonderlijke gevechtspatrouilles groepsgewijs in voor het uitkammen van het gehele getto. Ondanks de herhaling van het geconcentreerde vuur lukte het nu om de gebouwencomplexen planmatig door te kammen. De tegenstander werd gedwongen zich van de daken en hoger gelegen steunpunten terug te trekken in de kelders, bunkers en riolen. Om een ontsnapping door het rioolstelsel te voorkomen werd het water in het rioolstelsel onder het Joodse woondistrict meteen opgestuwd, wat echter door de Joden door explosies van de afsluitkleppen voor het grootste deel teniet gedaan werd. In de avond van de eerste dag werd op groter verzet gestuit, dat echter door een speciaal ingezette gevechtsgroep vlug gebroken kon worden. Later tijdens de operatie lukte het om de Joden uit de door hen ingerichte verzetsnesten, schuttersputjes etc. te verdrijven en in de loop van 20 en 21 april was het grootste deel van het zogenaamde restgetto dusdanig in bezit genomen dat van een aanzienlijk verzet in deze gebouwencomplexen niet meer gesproken kon worden.
De hoofdstrijdmacht van de Joden, die met Poolse bandieten vermengd was, trok zich in de loop van 1, dan wel 2 dagen terug op de zogenaamde Muranowskiplatz [het Muranowskiplein; red.]. Daar werd zij door een groter aantal Poolse bandieten versterkt. Ze hadden het plan om met alle middelen zich in het getto te verschansen om een inval van ons te verhinderen. De Joodse en de Poolse vlaggen werden op een betonnen gebouw gehesen als teken om ten strijde te trekken tegen ons. Deze beide vlaggen konden echter al op de tweede dag van de operatie buitgemaakt worden door een speciale gevechtsgroep. Bij dit vuurgevecht met de bandieten sneuvelde SS-Untersturmführer Dehmke, toen een door hem in de hand gehouden handgranaat door vijandelijk geschut tot explosie gebracht werd en hem dodelijk verwondde.
Al snel na de eerste dagen zag ik in dat het oorspronkelijk voorgenomen plan onuitvoerbaar was wanneer de overal in het getto verspreid liggende wapenfabrieken en voor de oorlogsindustrie belangrijke bedrijven niet opgeheven werden. Het was daarom noodzakelijk om te eisen dat deze bedrijven binnen gepaste termijn ontruimd en onmiddellijk verplaatst werden. Zo werd het ene na het andere bedrijf behandeld en daardoor werd in korte tijd de mogelijkheid ontnomen dat de Joden en bandieten zich keer op keer konden terugtrekken in deze door de Wehrmacht beheerde bedrijven. Om te kunnen bepalen binnen welke termijn deze bedrijven ontruimd dienden te worden, waren nauwkeurige inspecties noodzakelijk. De bij deze inspecties vastgestelde toestanden zijn onbeschrijfelijk. Ik kan mij niet voorstellen dat ergens anders een grotere chaos bestaan heeft als in het getto van Warschau. De Joden hadden alles in handen, van chemische middelen voor de vervaardiging van springstoffen tot kleding- en uitrustingstukken van de Wehrmacht. De bedrijfsleiders hadden zo weinig overzicht in hun bedrijven dat het voor de Joden mogelijk was om in deze bedrijven allerlei soorten wapens te maken, in het bijzonder handgranaten en molotovcocktails etc.
Verder was het de Joden gelukt om in deze bedrijven verzetsnesten in te richten. Een dergelijk verzetsnest in een onderkomen van de landmacht moest al op de tweede dag door de inzet van een peloton genie met vlammenwerpers en artilleriegeschut bestreden worden. De Joden hadden zich in dit bedrijf zo verschanst dat het niet mogelijk was om ze tot het vrijwillig verlaten van het bedrijf te bewegen, waardoor ik besloot het bedrijf de volgende dag met vuur te vernietigen.
De bedrijfsleiders van deze bedrijven, die meestal onder toezicht van een officier van de Wehrmacht stonden, waren in bijna alle gevallen niet in staat om een concrete opgave van de voorraden en de opslaglocaties van deze voorraden te maken. De door hun gemaakte opgave van het aantal bij hen in dienst zijnde Joden klopte ook geen enkele keer. Telkens weer moest vastgesteld worden dat in deze labyrinten van huizen, die als woonblokken tot de wapenfabrieken behoorden, rijke Joden met hun families onder de dekmantel van werknemers in de wapenindustrie een onderkomen hadden gevonden en hier een heerlijk leven hadden. Ondanks alle bevelen die de Joden vorderden om de bedrijven te verlaten, moest veelvuldig vastgesteld worden dat bedrijfsleiders de Joden insloten in de verwachting dat de operatie nog enkele dagen zou duren en dat er daarna verder gewerkt kon worden door de bij hen verblijvende Joden. Volgens verklaringen van opgepakte Joden zouden bedrijfseigenaren drinkgelagen gehouden hebben met Joden. Hierbij zouden ook vrouwen een grote rol gespeeld hebben. De Joden zouden erop uit geweest zijn om met de officieren en manschappen van de Wehrmacht goede contacten te onderhouden. Er zijn dikwijls drinkgelagen voorgekomen en in de loop daarvan werden zaken tussen Duitsers en Joden gedaan.
Het aantal in de eerste dagen uit de huizen gehaalde en opgepakte Joden was naar verhouding klein. Hieruit bleek dat de Joden zich in de riolen en in het bijzonder in ingerichte bunkers verscholen hielden. Terwijl in de eerste dagen aangenomen werd dat slechts afzonderlijke bunkers aanwezig waren, bleek in de loop van de Großaktion dat het gehele getto systematisch van kelders, bunkers en doorgangen voorzien was. Deze doorgangen en bunkers hadden altijd toegangen tot de riolering. Daardoor was ondergronds een ongestoord verkeer tussen Joden mogelijk. Dit rioleringsnetwerk gebruikten de Joden ook om ondergronds naar het Arische deel van de stad Warschau te komen. Voortdurend bereikten ons meldingen dat Joden door de rioolgaten probeerden te vluchten. Met als voorwendsel dat er schuilkelders tegen luchtbombardementen gebouwd werden, waren deze bunkers sinds de late herfst van 1942 in dit voormalige Joodse woondistrict opgericht. Zij zouden ervoor dienen om tijdens de langverwachte nieuwe verhuizing onderkomen te bieden aan alle Joden en om van hieruit het verzet tegen de strijdkrachten te organiseren. Door aanplakbiljetten, strooibiljetten en een fluistercampagne had de communistische verzetsbeweging ook bereikt dat in het voormalige Joodse woondistrict de bunkers op deze manier betrokken werden. Met hoeveel voorzorg de Joden gewerkt hadden, bewijst de in veel gevallen vastgestelde inrichting van de bunkers met woningen voor hele families, was- en badruimten, toiletten, wapen- en munitiekamers en grote levensmiddelenvoorraden voor meerdere maanden. Er waren aparte bunkers voor de arme en rijke Joden. Het vinden van de afzonderlijke bunkers was vanwege de camouflage voor de strijdkrachten buitengewoon moeilijk en in veel gevallen enkel door verraad vanuit de kant van de Joden mogelijk.
Al na de eerste dagen stond vast dat de Joden geenszins meer aan een vrijwillige verhuizing dachten, maar dat ze zich met alle mogelijkheden en ter beschikking staande wapens zouden verzetten. Men had onder Pools-bolsjewistische leiding zogenaamde strijdgroepen geformeerd die bewapend waren en elke gevraagde prijs voor de voor hen bereikbare wapens betaalden.
Tijdens de Großaktion konden we Joden gevangen nemen die al naar Lublin of Treblinka verplaatst waren, maar daar ontsnapt waren en voorzien van wapens en munitie naar het getto terugkeerden. De Poolse bandieten vonden in het getto steeds weer een schuilplaats en bleven daar ongemoeid, omdat er geen troepen voorhanden waren om dit doolhof binnen te dringen. Terwijl het in het begin mogelijk was om de van nature laffe Joden in grote aantallen op te pakken, werd het oppakken van de bandieten en Joden in de tweede helft van de Großaktion steeds moeilijker. Er waren steeds weer strijdgroepen van 20 tot 30 of meer Joodse knapen in de leeftijd van 18 tot 25 jaar, vergezeld door een overeenstemmend aantal vrouwen, die nieuw verzet deden losbarsten. Deze strijdgroepen hadden het bevel zich tot het einde met wapengeweld te verdedigen en indien nodig gevangenneming te voorkomen door zelfmoord te plegen. Eén zo’n strijdgroep lukte het om vanuit het riool onder de zogenaamde Prosta [een straat in het getto; red.] in een vrachtwagen te stappen en daarmee te ontkomen (ongeveer 30 tot 35 bandieten). Eén bandiet, die met de vrachtwagen aangekomen was, bracht twee handgranaten tot ontploffing, wat het teken voor de zich in het riool bevindende bandieten was om eruit te klimmen. De bandieten en Joden – daaronder bevonden zich ook Poolse bandieten die met karabijnen, handvuurwapens en één mitrailleur bewapend waren –stapten in de vrachtwagen en reden daarna in onbekende richting weg. De laatste man van deze bende, de wachtpost in het riool die de opdracht had het deksel van de rioolopening te sluiten, werd gevangengenomen. Hij was het die de bovenstaande informatie gaf. De ondernomen opsporing van de vrachtwagen is helaas resultaatloos verlopen.
Binnen het gewapende verzet waren de tot de strijdgroepen behorende vrouwen op dezelfde manier bewapend als de mannen en voor een deel behoorden ze tot de Haluzzenbeweging [een zionistische jeugdbeweging; red.]. Het was geen zeldzaamheid dat deze vrouwen vanuit beide handen met pistolen vuurden. Telkens weer kwam het voor dat ze de pistolen en handgranaten (Poolse eierhandgranaten) tot het laatste moment in hun kleding verborgen hielden om ze dan tegen de mannen van de Waffen-SS, politie en Wehrmacht te gebruiken.
Het verzet van de Joden en bandieten kon alleen door de krachtige en onvermoeibare dag- en nachtinzet van de stoottroepen gebroken worden. Op 23.4.1943 vaardigde de Reichsführer-SS, via de Höhere SS und Polizeiführer Ost in Krakau, het bevel uit om het doorkammen van het getto in Warschau met grotere hardvochtigheid en onverbiddelijke taaiheid uit te voeren. Ik besloot daarom tot de totale vernietiging van het Joodse woondistrict door het laten afbranden van alle woonblokken, inclusief de woonblokken bij de wapenfabrieken. Het ene bedrijf na het ander moest worden geruimd en aansluitend door vuur vernietigd worden. Bijna altijd kwamen dan de Joden uit hun schuilplaatsen en bunkers naar buiten. Het was niet ongewoon dat de Joden zolang in de brandende huizen bleven totdat ze vanwege de hitte en de angst voor de verbrandingsdood ervoor kozen om vanaf de verdiepingen te springen, nadat ze daarvoor matrassen en andere gestoffeerde artikelen uit de brandende huizen naar beneden gegooid hadden. Met gebroken botten probeerden ze dan nog via de straten in huizenblokken te kruipen die nog niet of slechts deels in vlam stonden. Vaak verwisselden de Joden tijdens de nacht ook van schuilplaats, doordat ze zich verplaatsten naar reeds afgebrande ruïnes en daar zolang een schuilplaats vonden, totdat ze door de afzonderlijke stoottroepen ontdekt werden. Ook het verblijf in de riolen was al na de eerste 8 dagen niet meer aangenaam. Herhaaldelijk konden op de straten door de rioolschachten luide stemmen uit de riolering gehoord worden. Moedig klommen dan de mannen van de Waffen-SS of de politie of genietroepen van de Wehrmacht de schachten in om de Joden eruit te halen en niet zelden struikelden ze daar over omgekomen Joden of werden ze beschoten. Steeds moesten nevelkaarsen gebruikt worden om de Joden eruit te drijven. Zo werden op een dag 183 rioolputten geopend en werden hier binnen een vastgestelde tijd nevelkaarsen ingegooid met als gevolg dat de bandieten, voor wat zij aanzagen als gas, vluchtten naar het centrum van het voormalige Joodse woondistrict waar ze samenkwamen en vanuit de zich daar bevindende rioolopeningen eruit gehaald konden worden. Een ontelbaar aantal Joden werd in riolen en bunkers door explosies omgebracht.
Hoe langer het verzet voortduurde, des te harder werden de mannen van de Waffen-SS, de politie en de Wehrmacht die ook hier in trouwe wapenbroederschap onvermoeibaar hun taken vervulden en bestendig en voorbeeldig hun mannetje stonden. Hun inzet duurde vaak van vroeg in de morgen tot in de late nachtelijke uren. Nachtelijke verkenningspatrouilles, met lappen om hun voeten gewikkeld, bleven de Joden op de hielen zitten en hielden ze zonder onderbreking onder druk. Niet zelden werden Joden, die de nacht gebruikten om vanuit verlaten bunkers hun levensmiddelenvoorraden aan te vullen of om verbinding te maken met nabije groepen om inlichtingen uit te wisselen, gepakt en omgebracht.
Wanneer men in acht neemt dat het grootste deel van de mannen van de Waffen-SS voor hun inzet enkel een 3- tot 4-weekse opleiding hadden genoten, moet de door hen getoonde energie, moed en strijdlustigheid buitengewoon gewaardeerd worden. Het moet vastgesteld worden dat ook de genietroepen van de Wehrmacht het opblazen van bunkers, riolen en betonnen huizen onvermoeibaar en strijdlustig volbrachten. Officieren en manschappen van de politie, die voor een groot deel al frontervaring hadden, bewezen zich opnieuw door hun vechtlust.
Enkel door de ononderbroken en onvermoeibare inzet van de gezamenlijke krachten is het gelukt om in totaal 56.065 Joden op te pakken dan wel te vernietigen. Bij dit aantal moeten de Joden die door explosies, branden etc. om het leven kwamen, maar niet getalsmatig geregistreerd konden worden, nog toegevoegd worden.
Al tijdens de Großaktion werd de Arische bevolking door aanplakbiljetten erop gewezen dat het betreden van het voormalige Joodse woondistrict ten strengste verboden is en dat iedereen die zonder geldig toegangsbewijs in het voormalige Joodse woondistrict aangetroffen wordt, neergeschoten wordt. Gelijktijdig werd de Arische bevolking met dit aanplakbiljet er nogmaals over ingelicht dat iedereen die een Jood welbewust onderdak verleent, de kost geeft of verbergt, met de dood bestraft zal worden.
De Poolse politie werd gemachtigd om elke Poolse politieagent die een Jood arresteert in het Arische deel van de stad Warschau 1/3 van het contante vermogen van de betreffende Jood te overhandigen. Deze maatregel had al resultaat opgeleverd.
De Poolse bevolking had de tegen de Joden doorgevoerde maatregelen over het algemeen toegejuicht. Tegen het einde van de Großaktion richtte de Gouverneur een bijzondere oproep aan de bevolking, die aan ondergetekende ter kennisgeving en goedkeuring voorgelegd werd, waarin, met verwijzing naar de gedurende de laatste tijd plaatsgevonden moordaanslagen in het gebied rond de stad Warschau en de massagraven in Katyn, de reden van de vernietiging van het voormalige Joodse woondistrict uitgelegd werd, en werd opgeroepen tot de strijd tegen communistische agenten en Joden […].
De Großaktion werd op 16.5.1943 met het opblazen van de synagoge van Warschau om 20.15 uur beëindigd.
Thans bevinden zich in het voormalige Joodse woondistrict geen bedrijven meer. Alles wat van waarde aanwezig was en grondstoffen en machines zijn weggehaald en verplaatst. Alle aanwezige gebouwen en dergelijke zijn vernietigd. Een uitzondering daarop vormt de zogenaamde Dzielna-gevangenis van de Sicherheitspolizei, die uitgezonderd was van vernietiging.
III
Omdat er ook na de beëindiging van de Großaktion rekening mee gehouden moet worden dat zich onder de puinhopen van het voormalige Joodse woondistrict nog altijd verscholen Joden ophouden, moet dit gebied in de komende tijd aanhoudend van het Arische woongebied afgegrendeld blijven en bewaakt worden. Voor dit doel is het Polizei-Bataillon III/23 ingezet. Dit politiebataljon heeft de opdracht om het voormalige Joodse woondistrict te bewaken en in het bijzonder erop toe te zien dat niemand het voormalige getto binnenkomt en iedereen die zich hier onrechtmatig ophoudt, meteen neer te schieten. De commandant van het politiebataljon ontvangt voortdurend verdere bevelen rechtstreeks van de SS und Polizeiführer. Op deze manier moet bereikt worden dat de eventueel nog aanwezige resterende Joden onder aanhoudende druk opgepakt en vernietigd worden. Door de vernietiging van alle gebouwen en schuilplaatsen en door de afsluiting van de watertoevoer moet de hier nog verblijvende Joden en bandieten elke verblijfsmogelijkheid ontnomen worden.
Voorgesteld wordt om van de Dzielna-gevangenis een concentratiekamp te maken waar de gevangenen de miljoenen bakstenen, ijzerschroot en ander materiaal ontmantelen, verzamelen en voor hergebruik aanvoeren.
Warschau, de 16e mei 1943
De SS und Polizeiführer
Van het Warschau-district
[Jürgen Stroop]
SS-Brigadeführer
und Generalmajor der Polizei