De Oostenrijker Otto Skorzeny werd op 12 juni 1908 in Wenen geboren in een modaal middenklassegezin dat het hard te verduren kreeg in de crisisjaren na de Eerste Wereldoorlog. De naam Skorzeny doet vermoeden dat zijn voorouders van Slavische komaf waren. Toen Otto achttien jaar oud was en aan de universiteit van Wenen voor ingenieur ging studeren, maakte hij kennis met de traditionele schermgenootschappen. De kunst van het schermen zou Skorzeny later zijn bijnaam ‘Scarface’ bezorgen. Skorzeny liep bij één van de vele duels de ‘Schmisse’ in zijn gezicht op, de eervolle littekens die fel begeerd waren in studentenkringen omdat ze wezen op karaktersterktes als zelfdiscipline en dapperheid.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was Oostenrijk, als deel van het Duitse Rijk na de Anschluss, verplicht soldaten te leveren. De naar avontuur hongerende Skorzeny wachtte niet op een oproepingsbrief. De eenendertigjarige ingenieur meldde zich prompt aan als vrijwilliger bij de Luftwaffe. Omdat Skorzeny te oud bevonden werd, bood hij zich aan bij de SS-Leibstandarte Adolf Hitler. Overgeplaatst naar de Waffen-SS Divisie ‘Das Reich’ zou Skorzeny deel uitmaken van de invallende troepen in Nederland.
In snelle opeenvolging nam hij nadien deel aan de invasie in Frankrijk, de Balkancampagne, de opmars naar Roemenië en Hongarije en vervolgens in de zomer van 1941 de inval in Rusland. De divisie Das Reich opereerde gedurende Operatie Barbarossa overal in de voorste linies van de strijd. In het laatste grote Duitse offensief in de winter van 1941 raakte hij gewond door inslaande granaten van een Stalinorgel, de meervoudige Sovjetraketwerper. Toen hij in december overgebracht werd naar Wenen, keerde hij niet alleen terug met het IJzeren Kruis, maar ook met een ernstige hoofdverwonding die hem nog jaren lang parten zou spelen.
Hitlers stuntman
Begin 1942 werd Skorzeny ingeschakeld als verantwoordelijke voor de technische dienst in het depot van de Leibstandarte te Berlijn, waar hij belast werd met de omvorming van de 1ste SS-Divisie tot een volwaardige pantserdivisie. Op een dag kreeg hij het bericht dat hij door het Reichssicherheitshauptamt geselecteerd was voor commandoacties achter het front. Skorzeny werd commandant van Duitslands speciale eenheden, de ‘Friedenthaler Jagdverbände’, genoemd naar Friedenthal bij Berlijn waar de opleiding plaatsvond. Skorzeny onderscheidde zich met zijn manschappen een eerste keer door de spectaculaire reddingsactie van Mussolini te Gran Sasso nadat die op 25 juli in 1943 ten val werd gebracht door de regering Badoglio.
Skorzeny slaagde erin te weten te komen dat Mussolini vastgehouden werd in een skihotel in de Abruzzen. Met de hulp van zweefvliegtuigen landden parachutisten en SS'ers van Skorzeny vlak voor het skihotel en slaagden erin de Duce te bevrijden. Op dezelfde dag werd hem het Ridderkruis persoonlijk door Hitler verleend en was hij bevorderd tot SS-Sturmbannführer. Nadat het plan om maarschalk Pétain gevangen te nemen was afgeblazen werd Skorzeny belast met de opdracht om de Joegoslavische partizanenleider Tito gevangen te nemen. Tito wist echter te ontkomen doordat een Duitse legerkorpscommandant niet met Skorzeny wilde samenwerken. Skorzeny was tevens betrokken bij de bloedige vergelding waartoe de nazi-top besloten had tegen de groep samenzweerders, die in 1944 op initiatief van Claus Schenk Graf von Stauffenberg betrokken waren bij een aanslag op Hitler.
In 1944 zou Skorzeny de zoon van de Hongaarse dictator Miklos Horthy ontvoeren om te voorkomen dat deze een afzonderlijke vrede met Stalin sloot. Ook de operatie die te boek staat als Operatie Mickey Mouse was een kolfje naar de hand van Skorzeny. Skorzeny zou met zijn formatie de zoon van de Hongaarse regent ontvoeren. De gewaagde actie sorteerde echter niet het gewenste effect. Skorzeny besloot daarop tot de militaire bezetting van de Burgberg, de heuvel waarop Horthy’s paleis gelegen was. Skorzeny slaagde in de bezetting en wist de officieren op zijn hand te krijgen. Horthy werd gedwongen af te treden en vervangen door de pro-Duitse graaf Szalasi. De wapenstilstand met de Sovjet-Unie werd ingetrokken en Hongarije bleef een bondgenoot van Duitsland in het verdere verloop van de oorlog.
Skorzeny en het paard van Troje
Vlak voor Kerstmis 1944 deed Hitler een laatste wanhopige poging om de oprukkende geallieerde eenheden te verslaan. De uitkomst van wat in de geschiedenis bekend is gebleven als het Ardennenoffensief, beslechtte de nederlaag van Duitsland in het westen. Operatie Greif bestond uit twee afzonderlijke opdrachten. De eerste was het zich meester maken van drie bruggen over de Maas, een taak die was toevertrouwd aan de 150ste pantserbrigade die uitgerust was met Amerikaans en Engels materiaal als tanks en kanonnen. De tweede opdracht, het stichten van verwarring achter de geallieerde linies, was weggelegd voor kleine commando-groepen; telkens vier mannen in jeeps die niet alleen gegevens traceerden en doorgaven over vitale vijandelijke instanties, maar ook alles in het werk stelden om de vijand in paniek te brengen. Dit deden ze door wegwijzers te veranderen, communicatie te ontwrichten en aanduidingen voor mijnenvelden te verplaatsen. Elke jeepbemanning telde een soldaat die goed Engels sprak, terwijl de anderen de taal behoorlijk beheersten.
Toen het offensief begon drongen Skorzeny's mannen zich geleidelijk door de linies. Hij beschikte in totaal over 150 commando's die verspreid waren over de aanvalsdivisies van het Zesde Pantserleger onder leiding van Sepp Dietrich. Doordat een aantal eenheden van Dietrich er niet in slaagde door te breken, kwamen velen van hen nooit in actie. Skorzeny zelf geraakte vijf dagen nadat het offensief begon gewond. Het belang van de Operatie Greif valt vanuit het licht van onvermijdelijke mislukking van het offensief niet te overdrijven. De schrik zat hem er echter goed in. De infiltratie in de Amerikaanse gelederen zaaide zoveel terreur dat zelfs generaal Eisenhouwer gedurende enige tijd gevangene was in zijn eigen kwartier.
Naarmate de oorlog uitzichtlozer werd had Skorzeny ook zijn aandeel in het programma van de Vergeltungswaffen. Samen met Hannah Reitsch en Heinrich Lange was hij betrokken bij een testproject voor zelfmoordmissies met bemande V1’s.
Skorzeny’s ‘laatste’ strijd
Skorzeny’s laatste noemenswaardige wapenfeit in de oorlog betrof de verdediging van het bruggenhoofd bij het middeleeuwse stadje Schwedt aan de Oder. Van Heinrich Himmler, die toen commandant van de Ersatzarmee en de Legergroep Weichsel geworden was, kreeg Skorzeny de onmogelijke instructies in deze laatste fase van de oorlog om de Sovjets aan de Oder tot staan te brengen. Deze opdracht betekende voor hem een terugkeer naar de orthodoxe oorlogsvoering omdat het niet ging om een commando-opdracht. Voor deze taak werd zijn improvisatievermogen danig op de proef gesteld. Skorzeny wist een divisie samen te stellen maar zijn troepen hadden te weinig wapens en te weinig gevechtservaring. De Schwedt-divisie hield het een maand uit. In deze rangen streden Noren, Denen, Nederlanders, Belgen, Fransen en zelfs Russen. Skorzeny ontving nadien orders om een brug aan de Rijn in Remagen op te blazen, maar zijn kikvorsmannen faalden door het ijskoude water.
Skorzeny’s laatste opdracht in de oorlog bestond eruit een Alpenland-korps te formeren. In mei 1945 trok hij zich terug in het Alpengebied. Vanuit het Alpenfort dat zich bevond tussen het Totes Gebirge en het Dachsteinmassief zou het laatste verzet georganiseerd worden. Toen de zogenaamde Alpenfestung net als de Werwolf-eenheden, de fanatieke nazi-partizanen, slechts enkel bleken te bestaan in de hoofden van enkele fanatieke fantasten zat er niks anders op dan zich te laten oppakken door de Amerikanen. Hoewel Skorzeny weliswaar werd vrijgesproken in 1947 voor moord op Amerikaanse krijgsgevangenen tijdens het Ardennenoffensief, bleef hij door de Amerikaanse krijgsraad toch op de Amerikaanse opsporingslijst staan. In 1948 wist Skorzeny te ontsnappen uit het denazificatiekamp in Darmstadt.
Bij de capitulatie van het Derde Rijk werd de SS een leger van vogelvrijverklaarden. Vele SS'ers werden door de geallieerden als oorlogsmisdadigers voor het gerecht gebracht en veroordeeld. Maar tallozen konden op duistere wijze naar het buitenland vluchten. Velen van hen zouden bij hun vlucht geholpen zijn door ODESSA ('Organisation der ehemaligen SS-Angehörigen') - de geheime door Otto Skorzeny opgerichte broederband van de SS die diende om oorlogsmisdadigers uit Duitsland te smokkelen. Over die mysterieuze organisatie bestaan heel wat mythen en legenden. ODESSA heeft ook spannende romans en films zoals “The Odessa Files” van Frederick Forsyth geďnspireerd.
Zogenaamde nazi-jagers en sommige historici zijn ervan overtuigd dat de vlucht van de nazi-oorlogsmisdadigers naar het buitenland door ODESSA is georchestreerd en dat de kerkelijke overheid in bepaalde gevallen een actieve rol heeft gespeeld. Tot vandaag bestaat tevens het vermoeden dat de SS al voor het einde van de oorlog grote geldsommen, goud en edelstenen veilig had gesteld om de vlucht van haar leden naar het buitenland te financieren. Onder de bescherming van rechtse dictaturen creëerden de gezochte oorlogsmisdadigers in Zuid-Amerika 'Duitse kolonies', echte stukjes 'Heimat' in ballingschap,waar ze hun vroegere idealen niet hoefden af te zweren. Een bekend voorbeeld hiervan is de rechtse vrijhaven van president Alfredo Stroessner in Paraguay.
Beulsknechten van het nazi-regime zoals Josef Mengele, Klaus Barbie, Eduard Roschmann, Walter Kutschmann, Erich Priepke, Ante Pavelic beschikten over valse paspoorten en Argentijnse inreisvisa. Sommigen van hen werden in priesterkleren van de ene religieuze instelling naar de andere gesluisd tot zij veilig vanuit Genua, Zwitserland of Madrid konden vertrekken per boot of met het vliegtuig. Argentinië was een favoriete bestemming. Juan Peron stond in Argentinië aan het hoofd van een militaire dictatuur van 1946 tot 1965 en opnieuw van 1973 tot 1974. Onder zijn bewind vonden honderden oorlogsmisdadigers en duizenden collaborateurs uit Frankrijk, België, Kroatië en Slowakije een thuishaven in Argentinië.
Skorzeny was ook de vermoedelijke organisator van 'Spinne', die hooggeplaatste nationaalsocialisten via Spanje en Italië in Zuid-Amerikaanse landen onderbracht. Begin 1949 arriveerde hijzelf in Argentinië. In 1950 vestigde hij zich in Madrid. Onder de schuilnaam Rolf Steinbauer leidde hij een bedrijf en werd hij vertegenwoordiger van diverse firma's uit de Bondsrepubliek. In Spanje genoot Skorzeny persoonlijke bescherming van Franco en kon zich zo onbekommerd in Madrid bewegen. Hij onderhield er onder meer een vriendschappelijke relatie met Léon Degrelle. Vele jaren pendelde hij tussen Buenos Aires en Madrid en soms voerden zijn reizen hem ook naar Parijs. Met de Argentijnse president Juan Peron en diens vrouw Evita zou hij op goede voet gestaan hebben.
Volgens Skorzeny’s biograaf Glenn Infield konden Adolf Eichmann, Franz Stangl, Josef Mengele en gevechtspiloot Hans-Ulrich Rudel middels de hulp van ODESSA naar Zuid-Amerika vluchten. In 1953 zou Skorzeny Nasser geholpen hebben bij de oprichting van de Egyptische geheime dienst. Ook Yasser Arafat zou een militaire opleiding genoten hebben bij Skorzeny. Arafat was de neef van de grootmoefti van Jeruzalem, Haj-Amin al-Husseini. De grootmoefti was een medestander van Hitler, bepleitte bij hem de Endlösung en ronselde soldaten in de Balkan voor een moslim SS-divisie.
In de jaren zestig zou Skorzeny dan weer voor de Israëlische geheime dienst Mossad gewerkt hebben. In het belang van de Israëlische veiligheid zou de Joodse staat in zee gaan met een onvervalste nazi als Skorzeny omdat de schrik er inzat voor een Egyptisch raketprogramma van president Nasser die eveneens nazi’s als Joachim Daumling (chef van de Egyptische politie) en Johann von Leers (hoofd van de Egyptische staatspers) en Alois Brunner in dienst had genomen.
In de landen waar voormalige SS-leden een onderkomen gevonden hadden bestonden verscheidene groeperingen die gebruik maakten van de naam ODESSA. In een document wordt beweerd dat het hoofd van de organisatie in Zuid-Amerika Friedrich Schwend was, en in Spanje Otto Skorzeny Als belangrijke contactpersoon in de Arabische landen fungeerde Johann von Leers die zich na zijn bekering tot de Islam tot Omar Amin Johann von Leers omdoopte.
Hoewel Otto Skorzeny telkens weer in verband werd gebracht met ODESSA is er nooit bewijsmateriaal voorhanden geweest dat deze organisatie één internationaal centraal netwerk was. Er behoeft niet aan getwijfeld worden dat er inderdaad zoiets als een ODESSA-organisatie heeft bestaan. Dat een overkoepelende organisatie bestaan heeft is echter nooit bewezen. Wat wel vaststaat is dat er na de oorlog verschillende hulp- en veteranenorganisaties bestaan hebben.
ODESSA moet dus eerder als een containerbegrip voor diverse regionale groeperingen beschouwd worden dan als één en dezelfde organisatie met een vastomlijnd programma. Het eigenlijke doel van deze verschillende groeperingen als ODESSA, Spinne en Stille Hilfe was niet het stichten van een nationaalsocialistische internationale, maar het verlenen van hulp en bijstand om aan arrestatie te ontkomen en de nodige middelen te hebben om te overleven. Het zou hierbij onder meer gaan om het vervalsen van identiteitsbewijzen, het bezorgen van schuilplaatsen en hulp om leden de grens over te helpen. Wellicht zijn er ook internationale bijeenkomsten van gewezen SS’ers en SD’ers met te hooggestemde aspiraties. Hoe het ook zij, zoals vaak het geval is bij mythes, gaan ze op den duur een eigen leven leiden. Zo sloegen door journalistieke verzinsels in de jaren vijftig de hoofden van de Spandau-gevangenen op hol. Volgens toenmalige geruchten zou Skorzeny met twee helikopters en honderd manschappen de gevangenen in Spandau hebben willen bevrijden. Er zou tegelijkertijd een staatsgreep gepleegd worden en een nieuwe regering geďnstalleerd worden met Karl Dönitz aan het hoofd. Het gevaar van deze clandestiene organisaties van voormalige SS-leden is nogal opgeblazen. Misschien hebben geallieerde inlichtingsdiensten deze nog jarenlang vanuit de paranoďde tijdgeest gezien als een potentiële kiem voor een nationaalsocialistische renaissance.
Skorzeny kwam als geslaagde zakenman te overlijden in 1975 in Madrid. Zijn oorlogsherinneringen werden postuum in datzelfde jaar uitgegeven in Frankrijk onder de titel ‘La guerre inconnue’.
Los van misplaatste oorlogsromantiek kan men stellen dat Skorzeny tot een icoon van de ‘irregular warfare’ uitgegroeid is, waaruit men ook lessen heeft getrokken voor de naoorlogse periode. Het belang van een man als Skorzeny zit hem in de politiek-militaire inventiviteit op het slagveld die de conventionele militaire denkwijzen in twijfel trekken. Skorzeny blijft echter een duister figuur waarvan niet precies na te gaan is wat men nu wel en niet op zijn conto kan zetten. We kunnen dan ook niet anders dan vraagtekens en kanttekeningen plaatsen bij delen van sommige complottheorieën.