Vanaf de formatie in 1814 van het Koninkrijk der Nederlanden heeft het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) in Nederlands-Indië voor de militaire aanwezigheid van het koninkrijk gezorgd. Tot aan haar opheffing in 1950 probeerde dit leger de Nederlandse heerschappij over het gebied wat later Indonesië werd, indien nodig met geweld en onderdrukking, te handhaven. Uiteindelijk werd met de overdracht van de soevereiniteit van Nederlands-Indië aan Indonesië het KNIL overbodig en in 1950 opgeheven.
Met de oprichting van de Proefvliegafdeeling KNIL (PVA-KNIL) in 1914, werd een aanvang gemaakt met het ontstaan van de Luchtvaartafdeeling-KNIL (LA-KNIL) en de vorming van de uiteindelijke Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (ML-KNIL). Dit zelfstandige wapen zou de militaire luchtvaart in Nederlands-Indië vormen tot haar opheffing in 1950.
De Nederlandse Zeestrijdkrachten in Nederlands-Indië vormden een belangrijk onderdeel van de Nederlandse militaire aanwezigheid in de Indische archipel. Waar aanvankelijk de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en later ondersteund door de Staatse Vloot de dienst op het water in de archipel uitmaakten, werd dit later een samenraapsel van de Koninklijke Marine, Koloniale Marine, Indische Militaire Marine en Gouvernementsmarine. In diverse perioden bestonden verschillende van deze marines naast elkaar, wat samenwerking en coördinatie vaak niet ten goede kwam. Uiteindelijk werden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog alle onderdelen gemilitariseerd en operationeel ondergebracht bij de Koninklijke Marine.
Hieronder volgt een ingezonden bijdrage van auteur Lou Heynens. Als kenner van de Nederlandse adel onderzocht hij het precieze lot van de leden van de Nederlandse adel die omkwamen in Nederlands-Indië in de periode 1942-1949. Daaruit volgde dit overzicht dat tevens bedoeld is als eerbetoon.
Mede door geromantiseerde verfilmingen zijn veel mensen in de veronderstelling dat de ramp met de Titanic de grootste scheepsramp is in de moderne geschiedenis. Meer dan 1500 mensen verdronken in de nacht van 14 op 15 april 1912 in het ijskoude water van de Atlantische Oceaan.
Over de Slag in de Javazee zijn vele Nederlands- en Engelstalige boeken en artikelen verschenen. De enige bekende Japanse beschrijving van deze zeeslag is terug te vinden in het boek “Japanese Destroyer Captain” van de Japanse marineofficier Tameichi Hara, die de slag meemaakte als commandant van de torpedobootjager Amatsukaze. Het boek “Japanese Destroyer Captain”, dat in 1961 gepubliceerd werd, is een Engelstalige versie van zijn memoires en wordt gezien als één van de belangrijkste Japanse werken over de oorlog in de Pacific. In het volgende artikel wordt, van hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 5, de Slag in de Javazee gezien vanuit Japans perspectief zoals die door Hara beschreven is. Het Nederlandse perspectief van deze slag wordt op Go2War2 uitgebreid beschreven in de artikelen “Hr. Ms. De Ruyter”, "Lichte kruisers van de Java-klasse”, “Lichte kruisers van de Tromp-klasse” en “Torpedobootjagers van de Admiralen-klasse”. De slagen in Straat Soenda en bij Bawean Eiland, die zich kort na de Slag in Javazee afspeelden en een definitief einde maakten aan het bestaan van de geallieerde vloot in Nederlands Oost-Indië, komen eveneens in deze artikelen aan bod.