De bemanningen van No.2 Group RAF Bomber Command gaven hun bevelhebber, Air Vice-Marshal Donald Stevenson, de bijnaam ‘Butcher’. Terwijl Stevenson het bevel had over No.2 Group stuurde hij zijn bemanningen op meerdere operaties die vanaf lage hoogte moesten worden uitgevoerd. Deze aanvallen resulteerden in zware verliezen. Stevensons bemanningen hadden het gevoel dat hun bevelhebber weinig oog had voor de risico’s en problemen die zich voordeden bij deze missies.
Donald Fasken Stevenson werd geboren op 7 april 1895. Nadat hij zijn school had afgemaakt, nam hij dienst in het Britse leger. Hij diende vanaf 1915 als 2nd Lieutenant in de Nottingham (Sherwood Foresters) Yeomanry. Een jaar later maakte hij de overstap naar het nieuw geformeerde Royal Flying Corps en hij vloog als Flying Officer met No.12 Squadron in Frankrijk aan het westfront. In mei 1917 kreeg hij het bevel over het squadron. Hij werd onderscheiden met het Military Cross (met balk) en het Distinguished Service Cross vanwege zijn betoonde moed en toewijding.
Na de oorlog voerde Stevenson het bevel over No.5 Squadron dat in Duitsland was gestationeerd als onderdeel van het geallieerde bezettingsleger. In september 1919 keerde hij terug naar het Verenigd Koninkrijk. Hij werd instructeur bij de School of Army Co-operation en ging naar het RAF Staff College. In september 1924 kreeg hij een post op het hoofdkwartier van de Air Staff van het Iraq Command. Een jaar later kreeg hij het bevel over No.6 Squadron dat RAF Mosul als basis had. In 1927 keerde hij terug naar Europa en ging naar het Royal Navy Staff College en het Imperial Defence College. In januari 1931 kreeg hij het bevel over No.12 Squadron.
Op 1 december 1933 werd Stevenson Senior Air Staff Officer op het hoofdkwartier voor Transjordanië en Palestina. Hij werd geridderd voor zijn geleverde dienst tijdens de eerste fase van de Arabisch-Palestijnse Opstand tussen april en oktober 1936. Begin 1938 keerde hij terug naar het Verenigd Koninkrijk waar hij plaatsvervangend Director of Operations (Home) binnen de RAF werd.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had Stevenson de rang van Group Captain. Op 1 juli 1940 kreeg hij promotie en werd hij Air Commodore. Hij combineerde zijn rol als plaatsvervangend Director of Operations (Home) met die van adjudant van de koning. Op 17 februari 1941 werd hij gepromoveerd tot Air Vice-Marshal en kreeg hij het bevel over No.2 Group van RAF Bomber Command. Hij was hier de opvolger van Air Vice-Marshal James Robb. Robb was in conflict gekomen met Air Marshal Richard Peirse (op dat moment de Officer Commanding RAF Bomber Command) over het uitvoeren van operaties bij daglicht en zonder escorte. Voor de lichte Bristol Blenheim bommenwerpers vond Robb dat gelijkstaan aan zelfmoord. Stevenson bekommerde zich minder om verliescijfers en werd hierdoor berucht onder de bemanningen van No.2 Group. Hij bleef zijn squadrons het bevel geven om risicovolle aanvallen vanaf lage hoogte uit te voeren op vijandelijke schepen en andere maritieme doelen. Hij claimde zelf goede resultaten te behalen met dergelijke aanvallen, maar wel volgens het principe "een schip geraakt is een schip tot zinken gebracht". Later bleek dan ook dat de door hem aangedragen statistieken van zijn Group overdreven waren.
In het voorjaar van 1941 gaf hij het bevel tot een aanval bij daglicht op de zwaar verdedigde fabrieken van Krupps in Essen. Wing Commander Samuel Elworthy, bevelhebber van No.82 Squadron, protesteerde bij Stevenson. Stevenson reageerde: "Oh, als je er zo tegenover staat, hoef je niet te denken dat je zelf moet vliegen" De operatie werd uiteindelijk vanaf hogerhand tegengehouden. Maar Stevenson bleef zijn bemanningen op zeer risicovolle missies sturen. Wing Commander Percy Bandon was de bevelhebber van RAF West Raynham, een vliegveld waar een squadron van No.2 Group zijn basis had. Hij probeerde Stevenson ervan te overtuigen dat de hoge verliescijfers een groot negatief effect hadden op het moreel van zijn vliegers. Stevenson reageerde door een inktpot op te pakken en deze tegen de muur te gooien, terwijl hij riep: "Churchill wil het!"
Winston Churchill maakte zich echter grote zorgen over de verliezen. Na het rampzalig verlopen bombardement op Rotterdam op 28 augustus 1941 (7 van de 17 Blenheims gingen bij deze aanval verloren) schreef hij een brief aan de Chief of Air Staff Sir Charles Portal. In zijn brief gaf Churchill aan dat dergelijke verliezen acceptabel waren bij een aanval op een eersteklas doelwit zoals de Duitse slagschepen Scharnhorst, Gneisenau of Tirpitz, maar niet bij aanvallen op koopvaardijschepen. In december 1941 werd Stevenson uit zijn commando ontheven. Hij werd vervangen door Air Vice-Marshal Alan Lees.
Stevenson werd naar India en Calcutta (het huidige Sri Lanka) gestuurd waar hij vanaf 2 januari 1942 het bevel kreeg over No.221 Group. In april voerde hij het commando over No.224 Group. Van mei 1942 tot mei 1943 had hij het commando over Air Headquarters Bengal. Op 13 februari 1943 raakte zijn enige zoon, Flight Lieutenant Peter Stevenson, vermist toen zijn Spitfire verloren ging in de buurt van Boulogne. Flight Lieutenant Stevenson was onderscheiden met het Distinguished Service Cross vanwege zijn betoonde kalmte en moed tijdens de Battle of Britain. Na de dood van zijn zoon keerde Air Vice-Marshal Donald Stevenson terug naar Europa en werd hij de bevelhebber van de RAF in Noord-Ierland. Op 7 december 1943 kreeg hij het bevel over No.9 (Training) Group. Tijdens de laatste maanden van de oorlog was hij Head of British Military in Roemenië.
Stevenson ging kort na het einde van de oorlog met pensioen. Hij overleed op 10 juli 1964 op de leeftijd van 69 jaar. Hij is begraven op Greenwich Cemetery in Londen, tezamen met zijn vrouw Janet (1893-1965).