TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Bombardement op Rotterdam, 28 augustus 1941

    "A perfect daylight target, beautifully bombed", zo kopte de Britse krant de Daily Mirror op 30 augustus 1941. De kop had betrekking op een aanval door Blenheim bommenwerpers op de Rotterdamse haven. Wat het bericht echter niet vermeldde, waren de enorm hoge verliezen die waren geleden tijdens de aanval. Deze waren dusdanig dat Prime Minister Winston Churchill de aanval vergeleek met de ‘Charge of the Light Brigade’ uit de Krimoorlog.

    Target shipping

    No.2 Group van RAF Bomber Command had vanaf de zomer van 1940 vooral de taak gehad om aanvallen uit te voeren op havens in Frankrijk, België en Nederland, en de hier liggende schepen die door de Duitsers gebruikt konden worden bij een eventuele invasie van Groot-Brittannië. Deze aanvallen waren begonnen tijdens de Battle of Britain, maar werden ook nadat de Britten deze slag in de lucht hadden gewonnen nog voorgezet.

    Begin 1941 kreeg Bomber Command de opdracht om zich te richten op maritieme doelen. Sinds de zomer van 1940 waren namelijk meer dan 900 geallieerde en neutrale schepen door de Duitsers tot zinken gebracht. Een Duits overwicht op zee dreigde en dus moesten de bommenwerpers maandenlang tegen deze doelen worden ingezet om dat te voorkomen. Deze nieuwe richtlijn voor Bomber Command werd in maart 1941 door Air Chief Marshals Charles Portal (Chief of the Air Staff) en Wilfred Freeman (Vice-Chief of the Air Staff) ondertekend. De aanvallen moesten zich onder andere richten op onderzeebootbases, scheepswerven en fabrieken waar maritieme onderdelen werden geproduceerd.

    De lichte Bristol Blenheim bommenwerpers van No.2 Group waren minder geschikt om dergelijke doelwitten in Duitsland aan te vallen. Deze Group kreeg daarom de opdracht om aanvallen uit te blijven voeren langs de door de Duitsers bezette kustlijn van Noordwest-Europa. De bevelhebber van No.2 Group, Air Vice-Marshal Donald Stevenson, stuurde zijn Blenheims overdag op verschillende doelen af: schepen op open zee, olieopslagplaatsen, haveninstallaties en schepen die in de havens voor anker lagen. Deze doelen werden echter goed verdedigd door de Duitsers en ook het overdag vliegen bracht een groot extra risico met zich mee. De verliescijfers onder de bemanningen van No.2 Group waren dan ook zeer hoog. Dit weerhield Stevenson er echter niet van om zijn bemanningen keer op keer op deze ‘shipping targets’ af te sturen.

    De Rotterdamse haven was één van de belangrijke doelwitten voor No.2 Group. Rotterdam was namelijk voor de Duitsers belangrijk als doorvoerhaven richting het Ruhrgebied en allerlei voorraden werden door neutrale schepen naar de haven vervoerd. Rotterdam was na maart 1941 dan ook met regelmaat het doel van aanvallen door No.2 Group, al betrof het steeds maar enkele vliegtuigen.

    Op 22 juni 1941 vielen de Duitsers de Sovjet-Unie binnen. De Duitse Luftwaffe heerste in het luchtruim boven het Oostfront en de Sovjets hadden er groot belang bij dat er zoveel mogelijk Duitse vliegtuigen aan het front werden onttrokken. Churchill deed zijn nieuwe bondgenoot de belofte dat de RAF haar aanvallen op Duitsland en de bezette landen zou intensiveren, zodat de Duitsers gedwongen zouden worden om grote aantallen vliegtuigen aan het westfront te houden. Ook No.2 Group beval hij de operaties tegen havensteden als Rotterdam en Duitse zeevaartroutes voort te zetten als vorm van indirecte steun aan de nieuwe bondgenoot.

    Target Rotterdam

    Verkenningsfoto’s van de RAF toonden op datzelfde moment aan dat de Rotterdamse haven vol lag met schepen en voorraden. Stevenson besloot een zeer gewaagde aanval uit te voeren. Op 16 juli 1941 werd door 37 Bristol Blenheims een aanval op lage hoogte uitgevoerd. De spectaculaire aanval eiste echter een hoge prijs in mensenlevens en vliegtuigen. Vier Blenheims waren neergehaald en hierbij sneuvelden negen vliegers en werden er nog drie anderen krijgsgevangen gemaakt. Stevenson stond er echter om bekend dat hij weinig waarde hechtte aan de verliescijfers onder zijn bemanningen, maar tegelijkertijd de resultaten van de operaties ook nog wel succesvoller wilde voordoen. Het was dan ook niet verrassend dat hij enkele weken later eenzelfde aanval als die van 16 juli wilde uitvoeren.

    Op donderdag 28 augustus 1941 volgde een nieuwe aanval op de schepen, installaties en voorraden in de Rotterdamse haven. "Qua tacktiek was het veel te veel een kopie van de aanval van zes weken eerder", aldus Squadron Leader Bill Eldrich, de tijdelijke bevelhebber van No.21 Squadron. "Het was duidelijk dat de Duitsers deze keer op onze komst voorbereid zouden zijn." Het aanvalsplan verschilde echter op een belangrijk punt van het plan voor de aanval van 16 juli. Ditmaal zouden de Blenheims worden geëscorteerd door jachtvliegtuigen. De aanvalsmacht voor deze operatie bestond in eerste instantie uit achttien Bristol Blenheims. No.21 en No.88 Squadron leverden beiden 6 Blenheims voor de aanval. De overige Blenheims kwamen van No.110 Squadron (3 toestellen) en No.226 Squadron (3 toestellen). De Blenheims zouden worden geëscorteerd door 24 Spitfires van No.19 en No.152 Squadron. De Spitfires kregen de opdracht om bij het bereiken van de Nederlandse kust naar het noordoosten en zuidwesten te vliegen om Duitse jachtvliegtuigen te onderscheppen die de Blenheims zouden kunnen aanvallen.

    Om half drie in de middag (Britse tijd) stegen de eerste Blenheims op. Blenheim Z7299 (No.226 Squadron) crashte echter bij het opstijgen en vloog in brand. De drie bemanningsleden wisten zich met slechts lichte verwondingen uit het wrak te bevrijden. Ook bleken twee andere Blenheims technische problemen te hebben. Hierop werd het besluit genomen de aanval af te breken en uit te stellen. Tegen zes uur werd alsnog koers gezet richting Rotterdam, ditmaal met één Blenheim minder. Boven de Noordzee kreeg Blenheim Z7279 van No.110 Squadron te maken met motorproblemen en de piloot, Sergeant Lee, zag geen andere keuze dan de operatie af te breken en terug te keren naar Engeland. Uiteindelijk zouden dus 16 Blenheims de aanval op de Rotterdamse haven uitvoeren.

    Zware verliezen

    Het Duitse radarstation bij Domburg had de Britse vliegtuigen al opgemerkt en dus was de Duitse luchtverdediging al paraat toen de Blenheims en Spitfires de kust naderden. Bovendien passeerden de Britse vliegtuigen als gevolg van een navigatiefout de kust niet bij Oostvoorne, maar bij het veel zwaarder verdedigde Hoek van Holland. Hier werd het vuur geopend door Flak vanaf land en door Hafenschutzboote. Twee Blenheims werden vrijwel direct neergeschoten. Blenheim Z7447 (No.21 Squadron) stortte in zee voor de kust van ’s-Gravenzande. Flight Sergeants Mackan en Brittain kwamen hierbij om het leven. De piloot, Squadron Leader Shuttleworth werd door de Duitsers zwaargewond uit zee gehaald en in allerijl overgebracht naar het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Hij overleed hier kort na aankomst. Blenheim L9379 (No.88 Squadron) stortte neer op de grens van Kroondomein ‘De Beer’ en de Scheurpolder aan de zuidelijke kant van de Nieuwe Waterweg. Pilot Officers Edwards en Letchford en Flight Sergeant Tweedale kwamen hierbij om het leven. De heer Pols, jachtopziener van het voormalige Kroondomein ‘De Beer’ was ooggetuige van de crash van de L9379:

    "Op donderdag 28 augustus 1941 vlogen vele Engelse vliegtuigen zeer laag over het eiland. Het afweergeschut van de schepen der Kriegsmarine, liggende aan de Harwichkade te Hoek van Holland gaven een hevig laaggericht spervuur af, waarbij niet alleen de boerderij van de heer P.E. de Bruijne, in brand geschoten werd, doch helaas ook enkele vliegtuigen werden geraakt. Het was tussen half 8 en 8 uur ’s avonds en ik bevond mij in het jachtterrein. Ik zag twee toestellen neerstorten op de plaats waar nu de B.P. olieraffinaderij staat. Veel eerder dan de leden van de Duitse Weermacht was ik op de plaats des onheils. Ik zag in de nabijheid van de wrakstukken zes dode vliegers liggen. Vermoedelijk zijn zij nog levend uit de vliegtuigen gekomen, omdat zij op enige afstand van de wrakstukken lagen en belangrijke papieren hadden meegenomen. Zij waren wel vreselijk gewond, vooral brandwonden. Het logboek van één der toestellen en nog enkele andere papieren heb ik in mijn rugzak gestopt en ben er – omdat ik toch niets meer voor de mensen kon doen – vlug vandoor gegaan. Thuisgekomen heb ik het logboek gelezen, echter kan ik niet alles meer herinneren, maar wel weet ik nog, dat er melding werd gemaakt van vluchten op Duitsland en de laatste aantekeningen van de aanval op Rotterdam."
    Het andere toestel waar Pols het over heeft, was Blenheim Z7435 (No.21 Squadron). Dit vliegtuig was echter niet door Flak neergeschoten, maar door een Duitse Messerschmitt Bf109 van 6./JG53, gevlogen door Leutnant Müller. De bemanning van de Z7435 (Sergeants Hayes, Shaddick en Brian) sneuvelden allen in de crash.

    In de haven van Maassluis lagen eveneens schepen van de Kriegsmarine en ook zij namen de Engelse vliegtuigen onder vuur. Hierbij werd Blenheim V6436 (No.21 Squadron) neergeschoten. Het vliegtuig stortte neer in een weiland, waarbij de driekoppige bemanning omkwam. Blenheim Z7289 (No.226 Squadron) werd ook geraakt, maar dit toestel wist een noodlanding te maken in een weiland bij Kethel (heden ten dage onderdeel van de gemeente Schiedam). In ditzelfde Schiedam stortte Blenheim Z7445 (No.88 Squadron) neer op het slachthuis, nadat het was geraakt door luchtafweer ter hoogte van Rotterdam. Even voor half negen werd ook een zevende Blenheim neergeschoten. Dit betrof Blenheim V5825 (No.21 Squadron), welke in zee stortte. Sergeant Somerfield raakte hierbij vermist. De andere twee bemanningsleden werden krijgsgevangen gemaakt. De V5825 was de tweede claim deze avond van Leutnant Müller van 6./JG53.


    Vanuit een Blenheim genomen foto. Op de voorgrond is de Z7445 zichtbaar die op het slachthuis in Schiedam is gecrasht. Bron: Royal Air Force

    Ook onder de escorterende Spitfires werden verliezen geleden. Spitfire P8439 (No.19 Squadron) werd dusdanig beschadigd door luchtafweer dat het een noodlanding moest maken op het strand van Rockanje. Flight Lieutenant Cunningham werd krijgsgevangen gemaakt. Sergeant Savidge onderging hetzelfde lot nadat hij met zijn Spitfire P7691 (No.152 Squadron) eveneens een noodlanding moest maken. Zijn vliegtuig kwam aan de grond bij Abbenbroek. Squadron Leader Lawson raakte vermist toen zijn Spitfire P7995 (No.19 Squadron) twintig kilometer uit de kust werd neergeschoten en in zee crashte. Een vierde Spitfire (R8593) moest een noodlanding maken in Ipswich, omdat het toestel geen brandstof meer had om de thuisbasis te bereiken.

    Resultaten van de aanval

    De Britse archieven vermelden weinig over de schade die werd aangericht door de resterende negen Blenheims. De bemanningen konden hier zelf ook weinig betrouwbare informatie over verschaffen, aangezien de bommen met 11 seconden waren vertraagd. Dit om te voorkomen dat de laagvliegende Blenheims zelf geraakt zouden worden door de explosies van hun eigen bommen. De bemanning van Blenheim V6645 viel een vrachtschip aan, maar de afgeworpen bommen misten hun doel. Blenheims Z7292 en V6032 claimden wel dat hun bommen schade hadden aangericht. Het toestel van Squadron Leader Lynn (V6032) werd tijdens het bombardement meerdere keren door de Duitse luchtafweer geraakt. Toch kon Lynn de zwaar beschadigde Blenheim in de lucht houden en terugvliegen naar Engeland. De Blenheim van Flight Lieutenant Stewart (V6645) werd bij het verlaten van de ‘target area’ aangevallen door drie Duitse Messerschmitts. Hoewel Stewart aan zijn aanvallers wist te ontkomen en Engeland wist te bereiken, was zijn schutter Flight Sergeant Millns gewond geraakt. Hij werd overgebracht naar het ziekenhuis in Norwich. Hoe het de overige vijf Blenheims is vergaan tijdens de aanval is niet in de ‘operations record books’ terug te vinden. Wel werd Wing Commander John Cree drie weken na de aanval onderscheiden met het Distinghuised Flying Cross. In de onderbouwing hiervan werd ook de aanval van 28 augustus aangehaald:

    "Wing Commander Cree leidde een formatie die een aanval op lage hoogte uitvoerde op schepen in de haven van Rotterdam. Er was sprake van luchtafweergeschut toen de formatie de kustlijn passeerde en dit werd intenser in het doelgebied, maar Wing Commander Cree leidde de formatie vaardig tijdens de aanval en wist vanaf 15 meter hoogte voltreffers te plaatsen op een groot vrachtschip terwijl de rest van onze vliegtuigen grote schade wist aan te brengen aan schepen en haveninstallaties."

    De grootste schade was toegebracht aan het schip "Zuiderdam". Dit schip lag aan de kade bij Wilton-Fijenoord in Schiedam. Het schip was na de bominslag in brand gevlogen en als gevolg van de bluswerkzaamheden was het schip uiteindelijk gekapseisd. Van de omliggende gebouwen hadden de scheepsbouwhal en de pijpenbuigerij lichte schade opgelopen, maar dit kon op korte termijn weer hersteld worden. Verder werd er een olie-installatie bij Vlaardingen beschadigd en een zwavelzuurtank bij Rotterdam vernietigd. De overige bominslagen hadden geen gebouwen of installaties beschadigd. Aan Duitse zijde waren twee personen gedood. Dit betrof een brandweerman die om het leven kwam bij het blussen van de "Zuiderdam" en een Luftwaffe militair bij één van de geschutsopstellingen van de luchtafweer. Onder de burgerbevolking vielen geen dodelijke slachtoffers.


    De gekapseisde Zuiderdam. Bron: Royal Air Force

    De trieste balans voor de RAF was dat er zeven Blenheims en drie Spitfires bij de aanval waren neergeschoten. Hierbij waren 17 vliegers om het leven gekomen. Nog eens 5 vliegers werden krijgsgevangen gemaakt. Ook lag er een gewonde vlieger in het ziekenhuis. Daarnaast was er eerder die middag al een achtste Blenheim gecrasht bij het opstijgen. Ook zijn meerdere vliegtuigen zwaar beschadigd tijdens de aanval. Churchill was dan ook geschokt door deze verliescijfers en schreef een dag later aan Portal:

    "Het verlies van zeven van de zeventien Blenheims bij een dagaanval op koopvaardijschepen en haveninstallaties bij Rotterdam is uitermate ernstig. Dergelijke verliezen zouden aanvaardbaar zijn indien het ging om aanvallen op de Scharnhorst, Gneisenau of Tirpitz, of op een zich in zuidelijke richting naar Tripoli begevend konvooi, omdat naast de aangerichte schade hiermee een belangrijk doel wordt uitgeschakeld. Maar een verlies zoals boven vermeld staat buiten alle verhoudingen wanneer het gaat om koopvaardijschepen die zich niet met vitaal bevoorradingswerk bezighouden."


    Luchtverkenningsfoto door de RAF gemaakt op 1 september 1941. Duidelijk herkenbaar is de op haar zij liggende Zuiderdam. Bron: Royal Air Force

    Churchill stuurde eveneens een bericht aan de bemanningen die hadden deelgenomen aan de aanval en het hadden overleefd: "De door u getoonde toewijding bij aanvallen op de havens van Rotterdam getoond, is boven alle lof verheven. De ‘Charge of the Light Brigade’ valt in het niet bij uw vrijwel dagelijks verrichte heldendaden." De vergelijking met deze gebeurtenis uit de Krimoorlog is veelzeggend. Stevenson bleef echter nog enige tijd volharden in zijn gewaagde aanvallen bij daglicht. Maar zijn positie als bevelhebber van No.2 Group kwam steeds meer onder druk te staan. Uiteindelijk werd hij in december 1941 uit zijn functie ontheven en overgeplaatst naar India. Dit tot grote opluchting van de bemanningen van No.2 Group.

    Wat rest zijn de oorlogsgraven op de gemeentelijke begraafplaatsen in Hoek van Holland, Rotterdam en Amsterdam. Het zijn de stille getuigen van een rampzalig verlopen aanval op de Rotterdamse haven. Ook werd er op 28 augustus 2022 een gedenkteken onthuld in Maassluis voor de alhier omgekomen bemanning van Blenheim V6436.

    Definitielijst

    Bomber Command
    Onderdeel van de RAF dat zich met strategische en soms tactische bombardementen (zoals in Normandië) bezighield.
    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    Flak
    Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
    invasie
    Gewapende inval.
    Kriegsmarine
    Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    Sovjet-Unie
    Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

    Deelnemende bommenwerpers en bemanningen:

    De Bristol Blenheim bommenwerpers en bemanningen die deelnamen aan de aanval op de haven van Rotterdam op 28 augustus 1941:

    No.21 Squadron

    Blenheim Z7452
    Pilot:
    Pilot Officer Harold Frederick Dukes-Smith (22 jaar, Brit)
    Observer: Sergeant Alfred James Wratten (29 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Pilot Officer Johnstone Bolton Robertson (31 jaar, Brit)

    Blenheim V5825
    Pilot:
    Flight Lieutenant MacDonald
    Observer: Sergeant Raymond Jervis Somerfield (20 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Pilot Officer William Beckingham (Brit)

    Voor de kust in zee gestort. Somerfield is nog altijd vermist. MacDonald en Beckingham overleefden de crash en werden krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers.

    Blenheim Z7435
    Pilot:
    Sergeant Kenneth Hayes (20 jaar, Brit)
    Observer: Sergeant Allan Arthur Cecil Shaddick (21 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Raymond Frank Brian (20 jaar, Brit)

    Neergestort nabij Rozenburg. Alle bemanningsleden omgekomen. Hayes, Shaddick en Brian liggen begraven in Hoek van Holland.

    Blenheim Z7447
    Pilot:
    Squadron Leader Richard Ashton Shuttleworth (21 jaar, Brit)
    Observer: Flight Sergeant Dennis John Mackan (22 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Flight Sergeant George Brittain (20 jaar, Brit)

    Voor de kust in zee gestort. Mackan en Brittain kwamen hierbij om en liggen begraven in Hoek van Holland. Shuttlworth werd zwaargewond overgebracht naar het Wilhelmina ziekenhuis in Amsterdam, waar hij aan zijn verwondingen overleed. Hij is begraven in Amsterdam.

    Blenheim V6436
    Pilot:
    Pilot Officer Frank Kerr Orme (25 jaar, Canadees)
    Observer: Pilot Officer Stanley Frederick Maude Gunnis (23 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Pilot Officer Albert Henry Collins (34 jaar, Brit)

    Neergestort bij Maassluis. Alle bemanningsleden omgekomen. Orme, Gunnis en Collins liggen begraven in Hoek van Holland.

    Blenheim Z6394
    Pilot:
    Sergeant Watson
    Observer: Sergeant Brown
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Pugh

    No.88 Squadron

    Blenheim V6032
    Pilot:
    Squadron Leader Lewis Alan Lynn (25 jaar, Zuid-Afrikaan)
    Observer: Flying Officer Arthur Edward Hurrell (24 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Pilot Officer Leslie Victor Davies (Brit)

    Blenheim Z7445
    Pilot:
    Flight Lieutenant James Okeden Alexander (23 jaar, Brit)
    Observer: Sergeant Alexander James Hardy (27 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Flight Sergeant John Lionel Briggs (25 jaar, Brit)

    Neergestort in Schiedam. Alle bemanningsleden omgekomen. Alexander, Hardy en Briggs liggen begraven in Rotterdam.

    Blenheim L9379
    Pilot:
    Pilot Officer Tudor Gwynn Edwards (27 jaar, Brit)
    Observer:Pilot Officer Frederick Arthur Letchford (29 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Flight Sergeant Frank Tweedale (25 jaar, Brit)

    Neergestort nabij Rozenburg. Alle bemanningsleden omgekomen. Edwards, Letchford en Tweedale liggen begraven in Hoek van Holland.

    Blenheim V6445
    Pilot:
    Flight Lieutenant Russel Redway Stewart (25 jaar, Nieuw-Zeelander)
    Observer: Sergeant David John Morris (30 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Flight Sergeant J. H. Millns (Brit)

    Blenheim V6028
    Pilot:
    Pilot Officer Thomas Welch Horton (21 jaar, Nieuw-Zeelander)
    Observer: Flight Sergeant Donald Henry Thrower McRae (Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Flight Sergeant Arthur Douglas Howe (24 jaar, Brit)

    Blenheim V6453
    Pilot:
    Pilot Officer Tancred Eric Cooper (25 jaar, Nieuw-Zeelander)
    Observer: Sergeant Seymour Robert Edward Hammersly (29 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Ross Stewart Hambly (21 jaar, Canadees)

    No.110 Squadron

    Blenheim Z7372
    Pilot:
    Wing Commander John Stewart Reid Cree (23 jaar, Brit)
    Observer: Flying Officer James Annandale (34 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Horace Chesterman (21 jaar, Brit)

    Blenheim V6448
    Pilot:
    Sergeant David Montgomery Jenkinson (24 jaar, Canadees)
    Observer: Sergeant Roderick James McLachlan (24 jaar, Canadees)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Ronald Charles Hawkes (22 jaar, Brit)

    Blenheim Z7279
    Pilot:
    Sergeant Lee
    Observer: Sergeant R. Haggett
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant G. Slark

    Missie voortijdig afgebroken in verband met motorproblemen.

    No.226 Squadron

    Blenheim Z7292
    Pilot:
    Flight Lieutenant Mayer Henry Richard Namias (20 jaar, Brit)
    Observer: Sergeant Kenneth Frederick Hood (19 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Reginald John Holloway (22 jaar, Brit)

    Blenheim Z7289
    Pilot:
    Pilot Officer Fitzroy Montague Veitch Johnstone (19 jaar, Brit)
    Observer: Sergeant Raymond Evans (21 jaar, Brit)
    Wireless operator / Air Gunner: Sergeant Reginald George Drake (27 jaar, Brit)

    Noodlanding gemaakt bij Kethel na aangeschoten te zijn door luchtafweer. De bemanning werd krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers.

    Bronnen

    • Stadsarchief Rotterdam: 273_1707 – Verzameling Tweede Wereldoorlog
    • No.21 Squadron Operations Record Book
    • No.88 Squadron Operations Record Book
    • No.110 Squadron Operations Record Book
    • No.226 Squadron Operations Record Book