De Hr. Ms. Evertsen werd eind jaren 1920 in gebruik genomen. Al spoedig na de indienststelling werd het schip naar Nederlands-Indië gezonden. Het schip moest in maart 1942 door de eigen bemanning aan de grond gezet worden nadat het ernstig was beschadigd na gevechten met Japanse schepen.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Burgerhout's
Scheepswerf en Machinefabriek, Rotterdam |
5 augustus
1925 |
29 december
1926 |
12 april 1928 |
1 maart 1942 (zwaar beschadigd gestrand) |
Bouwnummer :
? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
12 april 1928 |
1 maart 1942 |
Hr. Ms.
Evertsen (EV), Koninklijke Marine |
De torpedobootjager Evertsen met rompkenteken EV, was een torpedobootjager uit de eerste groep torpedobootjagers van de Admiralen-klasse. Deze klasse was gebouwd naar Brits voorbeeld. Op 5 augustus 1925 werd de kiel voor het schip gelegd aan de werf van Burgerhout's Scheepswerf en Machinefabriek in Rotterdam. Het schip werd op 29 december 1926 te water gelaten en op 12 april 1928 afgeleverd.[1]
De Evertsen had een lengte van 98 meter en een breedte van 9,53 meter. Met een waterverplaatsing van 1.337 ton standaard en 1.666 ton vol beladen, werd een diepgang van 2,97 meter gerealiseerd. De twee schachten werden aangedreven door twee Parsons geschakelde turbines, waarvoor de stoom werd geleverd door drie Yarrow boilers. De 31.000 hp (23mW) genereerde een maximale snelheid van 36 knopen (67 km/u) en bij 15 knopen (28 km/u) kruissnelheid kon een afstand van 5.900 km worden overbrugd zonder aanvullende brandstof. De 149 koppen tellende bemanning had de beschikking over vier stuks geschut van 120 mm in even zoveel geschutsopstellingen. Het luchtafweer bestond uit twee stuks 75 mm no.6 luchtafweergeschut en vier 13 mm Browning machinegeweren. Daarnaast beschikte het schip over twee opstellingen met elk drie stuks 533 mm torpedolanceerbuizen. Tot slot was het schip uitgerust met een Fokker C.VIIw drijvervliegtuig op een platform boven de achterste torpedolanceerinstallatie. Het toestel kon met behulp van een kraan in het water worden gelaten.[2][3]
Na de in dienststelling vertrok het schip samen met zusterschip Hr. Ms. De Ruyter (1926) op 27 september 1928 naar Nederlands-Indië. In de jaren 1920 en 1930 ondernam het schip diverse patrouilles in de Nederlands-Indische archipel en nam het deel aan diverse vriendschapsbezoeken aan landen in de omgeving, diverse vlootschouwen en begeleidingstochten. De periode voorafgaand aan de Japanse aanvallen in de Pacific werd de Evertsen voornamelijk ingezet voor konvooidiensten in en rond Nederlands-Indië.
Bij het uitbreken van de vijandigheden met Japan, in en rond Nederlands-Indië, maakte Evertsen samen met de Australische lichte kruiser HMAS Hobart (D63), de oude, lichte Britse kruisers HMS Danae (D44) en HMS Dragon (D46) en de nog oudere Britse torpedobootjagers HMS Scout (H51) en HMS Tenedos (H04) deel uit van de Western Striking Force. Deze schepen waren in de nacht van 26 op 27 februari uitgevaren om de Japanse strijdkrachten aan te vallen die een 100 mijl ten noorden van Straat Soenda, tussen Java en Sumatra, waren verkend. Misschien wel gelukkig voor dit kleine eskader werd er geen contact gemaakt met de vijand. `s Morgens de 27e werd het eskader verkend door een Japans vliegtuig maar niet aangevallen door de Japanners omdat de commandant van de westelijke invasievloot, schout-bij-nacht Kurita Takeo bang was in een val te lopen.[4]
Na de verloren Slag in de Javazee kreeg de Western Striking Force de opdracht om uit te wijken naar Ceylon. Behalve de Evertsen omdat zij aangewezen werd om USS Houston (CA-30) en HMAS Perth (D29) te begeleiden van Tandjong Priok naar Tjilatjap door Straat Soenda. Rond zeven uur `s avonds 28 februari vertrokken de geallieerde kruisers uit de haven van Batavia, maar de Evertsen was nog niet zover. Pas een uur later kon zij vertrekken en zag vier uur later de vuurverschijnselen van een nachtelijk artillerie duel. De Houston en de Perth waren uitgelopen bij de landing van het westelijke Japanse invasieleger en waren de strijd aangegaan met de Japanse begeleiders van de invasiemacht. Beide schepen gingen hierbij verloren maar ook de Japanners leden schade.
De Evertsen wilde dit gevecht ontwijken en commandant LTZ 1 Walburg Marius de Vries besloot dekking te zoeken onder de kust van Sumatra en zo via Straat Soenda de Indische oceaan te bereiken. Dit leek goed te gaan tot het Nederlandse schip werd gezien door de Japanse jagers Shirakumo (Dai-42) en Murakumo (Dai-39) die de zuidflank van de Japanse invasie moesten dekken bij de Bantam Baai, Zuid-Sumatra. De Japanners openden meteen het vuur maar de Evertsen kon door een koersverandering ontkomen. Na ongeveer tien minuten werd weer een zuidelijke koers gekozen. De commandant wilde nu proberen om langs de oostkant van het eilandje Krakatau de oceaan te bereiken maar weer werd het Nederlandse schip verkend door dezelfde Japanse jagers die meteen weer het vuur openden. Dit maal werden echter meteen treffers geplaatst waardoor een brand ontstond die niet bedwongen kon worden. Onder dekking van een nevelscherm wist de Evertsen aan zijn belagers te ontkomen maar het schip was niet meer te redden. Commandant de Vries zette het daarom aan de grond op het eilandje Seboekoe Besar aan de zuidkust van Sumatra. Het schip werd verlaten en enkele uren later bereikte de brand de achterste munitiebergplaats en deze vloog in de lucht waarbij het achterschip werd weggeslagen. Op 1 maart overleden twee zwaar gewonde schepelingen en de overige bemanningsleden werden op 9 maart krijgsgevangen gemaakt.
Naam: | Hr. Ms. Evertsen (1929) |
Callsign/Registratie: |
EV / ? |
Bouwer: |
Burgerhout's Scheepswerf
en Machinefabriek, Rotterdam |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager /
Admiralen-klasse (1926) |
Waterverplaatsing: |
1.316 lt (1.337 t)
standaard 1.640 lt (1.666 t) maximaal |
Lengte: |
98 meter |
Breedte: |
9,53 meter |
Diepgang: |
2,97 meter |
Aandrijving: |
2 schachten 2x Parsons gechakelde stoomturbines 3x Yarrow boilers 31.000 hp (23.000 kW) |
Snelheid: |
36 knopen (67 km/u) |
Bereik: |
5.900 km bij 15 knopen (28
km/u) |
Bewapening: |
4x1 120 mm No. 4 Bofors
geschut 2x1 75 mm No. 6 luchtafweergeschut 4x1 13 mm Browning machinegeweren 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen 1x Fokker C.VIIw drijvervliegtuig |
Bemanning |
149 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Karel Willem Frederik Marie Doorman |
1932 - januari 1934 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Pieter Koenraad |
april 1934 - januari 1937 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Meynard Margaretus Merens |
29 januari 1938 - 11
februari 1939 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Lambert Johan Goslings |
18 oktober 1939 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Antonie Kroese |
26 maart 1940 - 30
september 1940 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Johannes Stephanus Bax |
3 mei 1941 |
Luitenant-ter-Zee 1e
Klasse Walburg Marius de Vries |
1 december 1941 - 1 maart
1942 |