De in 1940 in gebruik genomen m.s. Sea Witch was een koopvaardijschip in dienst bij de United States Lines en eigendom van de United States Maritime Commission (MARCOM). Het was één van de standaard basis Type C2 en één van de eerst gebouwde Type C2 transportschepen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed het schip dienst voor de War Shipping Administration (WSA) tot het in 1946 werd opgelegd. Vervolgens deed het schip dienst onder de namen m.s. Axel Salen, m.s. Bastasen en uiteindelijk m.s. Warszawa. Het uiteindelijke lot van het is onbekend maar waarschijnlijk werd het gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Tampa Shipbuilding
& Engineering Company, Tampa, Florida |
? |
? |
30 juli 1940 |
|
Bouwnummer : 33 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
30 juli 1940 |
26 januari 1942 |
m.s. Sea Witch,
United States Lines |
||
26 januari 1942 |
26 juni 1946 |
m.s. Sea Witch,
Transportation Corps |
||
24 juni 1946 |
25 april 1947 |
m.s. Sea Witch,
United States Maritime Commission |
||
25 april 1947 |
8 mei 1947 |
m.s. Sea Witch,
Dichmann, Wright & Pugh, Inc. |
||
8 mei 1947 |
? |
m.s. Sea Witch,
Caribbean Land & Shipping Corporation |
||
? |
1951 |
m.s. Axel Salen,
Rederi AB Pulp |
||
1951 |
1951 |
m.s. Bastasen |
||
1951 |
? |
m.s. Warszawa |
De m.s. Sea Witch was één van de standaard Type C2 transportschepen gebouwd voor de United States Maritime Commission (MARCOM). Van dit standaard Type C2 werden twintig schepen gebouwd en de Sea Witch was de eerste van een reeks van acht. Het Type C2 was een standaard constructievorm waarbij schepen werden geconstrueerd voor de Amerikaanse overheid, maar onder charter van koopvaardijbedrijven kwamen. Soms werden schepen van dit type ingezet bij de US Navy. In tijd van oorlog of crisis konden deze schepen worden teruggehaald door de eigenaar (MARCOM) en ingezet worden voor de overheid of defensie. In deze zin waren dit soort schepen vergelijkbaar met de Britse Empire-schepen. De Type C2 schepen waren de tweede in een reeks van Type C1 tot en met Type C4, die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog volgden nog andere opvolgende typen. Binnen het Type C2 werden nog diverse subtypen geconstrueerd, die enigszins afweken van het standaard C-2 Type maar wel dezelfde basisconstructie hadden. In de gehele Type C2 reeks werden 328 schepen gebouwd, waarvan 20 van het standaard Type C2 waren.
De kiel voor de Sea Witch werd als MARCOM schip 22 met bouwnummer 33, gelegd aan de scheepswerf van de Tampa Shipbuilding & Engineering Company, Tampa, Florida. Het schip werd op 30 juli 1940 afgeleverd aan de United States Maritime Commission (MARCOM). Het 139,90 meter lange schip werd aangedreven door twee 3.155 pk geschakelde Nordberg dieselmotoren die een enkele schacht aandreven. Met een waterverplaatsing van 6.021 BRT (3.559 NRT) leverde dit een diepgang van 8,40 meter op en een maximum snelheid van 16 knopen (29,6 km/u). Het aantal bemanningsleden bestond uit 41.
De MARCOM bracht het schip onder charter bij de United States Lines, waarbij de maatschappij de optie kreeg het schip te kunnen aanschaffen. Het schip was bedoeld om te worden ingezet op de routes tussen New York, Baltimore, Philadelphia, Hampton Roads en Savannah naar Manilla, Shanghai en Hong Kong in beheer van de American Pioneer Line. De eerste vaart werd uitgevoerd vanaf 15 augustus 1940 vanuit New York, met als gezagvoerder Captain Samuel Lee. Op 23 januari 1941 gaf de United States Lines aan het schip te willen aanschaffen. Omdat de Verenigde Staten bij de Tweede Wereldoorlog betrokken was geraakt. ging de koop niet door en op 26 januari 1942 werd het schip te Port Pirie, Australië, overgenomen door de War Shipping Administration (WSA). Zij brachten het schip onder bij het United States Transportation Corps, terwijl de United States Lines de rederij bleef.[1][2]
Op 22 februari 1942 vertrok de Sea Witch met konvooi MS.5 vanuit Fremantle, Australië, met de bestemming Colombo, Ceylon. Een deel van de vracht aan boord van de Sea Witch bestond uit kratten met 27 Curtiss P-40 jachtvliegtuigen. Naast de Sea Witch maakten van dit konvooi de schepen USS Langley (AV-3), s.s. Katoomba (1913), m.s. Duntroon (1935), USAT Willard A. Holbrook (1941) en de USS Phoenix (CL-46) deel uit. Onderweg werden de Sea Witch en USS Langley uit het konvooi gehaald om de vliegtuigen die beide schepen aan boord hadden af te leveren te Tjilatjap op Java, Nederlands-Indië. Beide schepen namen hun eigen route en hierbij werd de USS Langley op 27 februari 1942 door Japanse bommenwerpers tot zinken gebracht. De Sea Witch wist Tjilatjap te bereiken en haar vliegtuigen af te leveren. De ontwikkelingen op Java bleek echter dusdanig dat de vliegtuigen niet meer konden worden ingezet en later ter plekke werden vernietigd om te voorkomen dat Japanse troepen ze buitmaakten. De Sea Witch was ondertussen terug naar Australië vertrokken en nam daarbij veertig vluchtende militairen mee.[3][4]
Terug in Australië werd het schip ondergebracht bij de vloot van Southwest Pacific Area Command (SWPA) voor transporten in de Zuidelijke Pacific. Hierbij werd het schip toegewezen als één van de zeven transportschepen van de United States Army Forces In Australia (USAFIA) waar later nog 21 schepen werden toegevoegd van de Nederlandse maatschappij Koninklijke Paketvaart Maatschappij. In deze periode werd de Sea Witch ingericht als troepentransportschip, waarbij een capaciteit voor 1.907 manschappen werd gerealiseerd.[5]
Op 2 september 1942 werd vanuit Townsville, Australië vertrokken in Konvooi P.2 met bestemming Port Moresby, Nieuw Guinea. Als escorte dienden HMAS Swan (U74) en HMAS Castlemaine (J244). Zonder probleem werden te Port Moresby de Australische troepen die aan boord waren afgeleverd. Op 21 december verviel de charter voor het United States Transportation Corps en werd het, nog steeds onder de vlag van de United States Lines, meer ingezet voor algemener gebruik. De aanduiding van het schip werd voornamelijk troepentransportschip.[6]
Op 21 september 1943 vertrok het schip uit de haven van Port Hueneme in Californië met aan boord manschappen van het 91st Naval Construction Battalion met als bestemming Milne Bay, Nieuw Guinea. Op 21 oktober kwam het schip daar aan.
Op 24 juni 1946 werd het schip teruggebracht in beheer van de United States Maritime Commission (MARCOM) en opgelegd bij te James River als reserve. Op 25 april 1947 werd de Sea Witch verkocht aan de Dichmann, Wright & Pugh, Inc. die het op 8 mei 1947 doorverkocht aan de Caribbean Land & Shipping Corporation. Later werd het schip verkocht aan de Zweedse Rederi AB Pulp die het in de vaart bracht onder de naam m.s. Axel Salen. In 1951 werd het schip verkocht en ging het varen onder de naam m.s. Bastasen. In hetzelfde jaar 1951 werd de naam gewijzigd in m.s. Warszawa. Het schip zou in 1963 zijn gesloopt.
Naam: | m.s. Sea Witch |
Callsign/Registratie: |
WEVO / 239681 |
Bouwer: |
Tampa Shipbuilding &
Engineering Company, Tampa, Florida |
Bouwnummer: |
33 |
Type/Klasse: |
Koopvaardijschip / Type C2
transportschepen |
Waterverplaatsing: |
6.021 BRT 3.559 NRT |
Lengte: |
139,90 meter |
Breedte: |
13,20 meter |
Diepgang: |
7,62 meter |
Aandrijving: |
1 schacht 2x Nordberg dieselmotoren 3.155 pk (? kW) elk 2x Westinghouse generatoren 300 kW elk 2x Superior diselmotoren (aandrijving generatoren) 450 pk (? kW) elk |
Snelheid: |
16 knopen (29,6 km/u) |
Bereik: |
? km bij ? knopen (? km/h) |
Bepantsering: |
Geen |
Bewapening: |
Geen |
Bemanning |
41 |