In februari 1938 bepaalde de Australian Commonwealth Naval Board (ACNB), die bestond uit zowel regeringsambtenaren als vlagofficieren van de Australische marine, dat er dringend behoefte was aan enige tientallen militaire vaartuigen voor de lokale verdediging en bewaking. De schepen zouden eenvoudig en goedkoop te bouwen moeten zijn en er was dus behoefte aan een eenvoudig en fundamenteel ontwerp. De basiseisen werden bepaald op een waterverplaatsing van ongeveer 500 ton, een snelheid van ongeveer 10 knopen en een actieradius van 2.000 zeemijlen. De schepen zouden ingezet worden als mijnenbestrijdingsvaartuigen en als onderzeebootjagers. Het werd al snel duidelijk dat de basisbehoeften, zoals die door de ACNB voorgesteld waren, niet geheel zouden voldoen.
De ACNB zocht naar een vergelijkbaar ontwerp van een schip in Groot-Brittannië, maar er was geen enkel bestaand ontwerp dat aan alle eisen voldeed. Daarom gingen de engineers van de Royal Australian Navy (RAN) zelf rond de tekentafel. Het ontwerp werd een mix van die van de netwerkschepen van de Kangaroo-klasse, die nooit gebouwd werden, de Britse mijnenvegers van de Bangor-klasse en bestaande ontwerpen van onderzeebootbestrijdingsvaartuigen. De ontwerpers, onder leiding van Rear Admiral (schout-bij-nacht) P.E. McNeil, kwamen in februari 1939 met een ontwerp van 650 ton en een maximale snelheid van 15 knopen, dat door zowel de ACNB, de Australische admiraliteit als door de British Admiralty werd goedgekeurd.
De financiering van de nieuwe klasse vaartuigen werd geregeld in het Commonwealth Government`s Shipbuilding Programme. Van de 56 vaartuigen zouden er 20 voor rekening van de Britse admiraliteit gebouwd worden en 36 schepen werden besteld door de Australische marine. Voor de RAN was dit slechts een boekhoudkundige bijkomstigheid want alle 56 schepen zouden in dienst komen van de RAN en door Australiërs bemand worden. Bovendien werden vier schepen van het nieuwe ontwerp besteld door de Royal Indian Navy (RIN). Deze schepen zouden bemand worden door Brits marinepersoneel. De schepen zouden gebouwd moeten gaan worden voor slechts 250.000 Australische dollars per vaartuig.
Omdat er in Australië nog nooit zoveel oorlogsschepen waren gebouwd en omdat de bouw snel moest gaan, kwam er een enorme logistieke trein op gang in het grote zuidelijke land. In het ontwerp was een machine-installatie voorzien die bestond uit een bescheiden triple expansie stoommachine die gebouwd kon worden in bestaande werkplaatsen van treinconstructeurs. Om voldoende werfcapaciteit te verkrijgen werden enkele werven, die al jaren gesloten waren wegens de recessie in de jaren `30, weer opengesteld. Bovendien werden niet minder dan acht werven ingeschakeld om aan de grote vraag op korte termijn te kunnen voldoen.
Op 10 februari 1940 werd de eerste van de nieuwe schepen, de Bathurst, op stapel gezet op de Cockatoo Island Dockyard te Sydney. De gehele klasse werd daarom in goede traditie Bathurst-klasse genoemd. De schepen werden aangeduid als Australian Minesweepers (AMS`s) om voor de Japanners, de belangrijkste potentiële vijanden, te verbergen dat de schepen ook onderzeebootbestrijdingsvaartuigen waren. Doordat de schepen zo veelzijdig zouden worden, werden ze korvetten genoemd naar een kleiner soort zeilschip dat in vroeger tijden gebruikt werd voor lokale defensie. De productie van de schepen begon traag, door vooral problemen met de grondstofaanvoer en het opzetten van de enorme logistieke operatie, maar begon in 1941 aan te trekken. Vanaf dat jaar waren er maanden bij dat er twee of zelfs drie nieuwe Bathurst-klasse korvetten in Australische of Indiase dienst gesteld werden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou blijken dat de Bathurst-klasse korvetten hun voorziene rol als veelzijdige werkpaarden waar maakten. Ze werden ingezet om mijnen te vegen, om op onderzeeboten te jagen, om troepen te vervoeren, om kustbombardementen uit te voeren en als patrouille-, transport-, werk- en opnameschepen. Door het geslaagde ontwerp kwam de ACNB op de gedachte om, nog tijdens de bouw van de Bathurst-klasse korvetten, schepen naar een groter ontwerp in Australië te laten bouwen. Dit bleek echter te veel gevraagd van de scheepsbouwcapaciteiten van het grote land, maar met slechts 12 miljoen inwoners. Het gat in de behoefte aan grotere schepen werd tijdens de oorlog door de British Admiralty gedicht door de inzet van Flower-klasse korvetten en River-klasse fregatten.
Doordat de Bathurst-klasse korvetten allemaal vernoemd werden naar kleine en middelgrote Australische steden, hadden de namen een grote diversiteit. Zo kwamen inheemse namen voor zoals HMAS Toowoomba of HMAS Wollongong, Europese namen zoals HMAS Deloraine of HMAS Shepparton of juist heel grappig klinkende namen zoals HMAS Gympie of HMAS Dubbo. Dit feit droeg alleen maar bij aan de veelzijdigheid en het multi-inzetbare imago van de klasse.
Technische gegevens volgens ontwerp:
Grootste lengte: | 57 meter |
Grootste breedte: | 9,4 meter |
Diepgang: | 2,6 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 650 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 875 ton |
Machine-installatie: | Triple expansie stoommachine, 2 Yarrow ketels |
Machinevermogen: | 2.000 pk |
Maximale snelheid: | 15 knopen |
Bunkercapaciteit: | 186 ton stookolie |
Actieradius: | 2.640 zeemijlen bij 10 knopen |
Bemanning: | 85 koppen |
Bewapening: | 1 x 10,2cm kanon, 1 x 40mm Bofors en 3 x 20mm Oerlikon mitrailleurs, dieptebomrekken en dieptebomwerpers met 40 dieptebommen |
De bewapening week in werkelijkheid vaak af van de ontworpen standaard. Dit werd in bijna alle gevallen veroorzaakt door het niet beschikbaar zijn van de wapens. Daarom werden veel Bathurst-klasse korvetten bij de oplevering uitgerust met een 7,5 of 7,6cm kanon, ook wel twaalfponder genoemd omdat de granaten voor dergelijk geschut een gewicht van 12 pond hadden. Het tekort aan 40mm en 20mm mitrailleurs werd ingevuld door de inzet van .303 Lewis of Vickers machinegeweren, die nog uit de Eerste Wereldoorlog stamden. Op het moment dat de Bofors en Oerlikon mitrailleurs ter beschikking kwamen, werden deze meteen geïnstalleerd, maar van enige standaardisatie was nooit sprake. Zo beschikte HMAS Geraldton op een gegeven moment over zes Oerlikons en HMAS Junee over een 10,2cm kanon en een 40mm mitrailleur.
Voor de onderzeebootbestrijding beschikten de nieuwe korvetten over het Type 38 Active Sound Detection (voorloper van de sonar en afgekort tot ASDIC) en dieptebommen. Voor het vegen van mijnen kregen de schepen veelal de beschikking over het moderne LL-veegtuig, dat in zowel ondiep als dieper water te gebruiken was. Later in de oorlog werden verschillende schepen van de klasse uitgerust met paravanen tegen magnetische en akoestische mijnen.
Doordat de korvetten tijdens de Tweede Wereldoorlog steeds beter uitgerust werden, met bijvoorbeeld radar, extra munitie, nieuwe dieptebomwerpers, betere vuurleiding en dergelijke, liep de standaardwaterverplaatsing op naar zo`n 800 ton en de volbeladen waterverplaatsing naar 1.025 ton. Ook het aantal bemanningsleden liep op doordat er extra, gespecialiseerd, personeel nodig was voor de bediening van de nieuwe apparatuur. Sommige korvetten hadden in de oorlog wel 100 bemanningsleden aan boord. Hierdoor werden de leefomstandigheden aan boord nog slechter. Deze waren niet al te best omdat de Bathurst-klasse goedkoop en snel gebouwd moest worden. Voor de matrozen en machinisten waren er kleine tienpersoonsverblijven ingericht, waar de mannen sliepen in hangmatten. De ruimtes waren door zeewater altijd vochtig en de tropische omstandigheden maakten het verblijf in de ruimtes nog onaangenamer, zeker als de patrijspoorten gesloten moesten worden als gevolg van een hoge zeegang. De schepen konden ook weinig vers voedsel en water meenemen en de gevolgen van dit soort logistieke beperkingen werden er niet beter op als er nog meer bemanningsleden aan boord geplaatst werden. In de praktijk leken de veerkrachtige Australische bemanningsleden hier weinig last van te hebben. Misschien kwam dit wel doordat voor de meeste mannen de plaatsing op een Bathurst-klasse korvet, de eerste plaatsing aan boord van een oorlogsschip was en dus wisten ze niet beter.
Ondanks dat de schepen van de Bathurst-klasse aangeduid werden als korvetten, kregen zij toch veelal boegnummers die aanduidden dat het mijnenbestrijdingsvaartuigen betrof. In eerste instantie kregen alle schepen een boegnummer beginnend met de letter J wat hen bestempelde als mijnenvegers. De enige uitzondering hierop was HMAS Ararat waarvan het boegnummer begon met de letter K die gebruikt werd voor korvetten. Dit was een eerbetoon aan het Flower-klasse korvet HMS Gladiolus, dat in oktober 1941 tot zinken was gebracht door een Duitse U-boot. Bathurst-klasse korvetten die ingedeeld werden bij de British Pacific Fleet kregen tijdelijk een boegnummer dat begon met de letter B. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werden alle boegnummers herzien om meer eenheid te creëren onder de vele bondgenoten. Vreemd genoeg kregen de Bathurst-klasse korvetten, die voor de RAN gebouwd waren, een boegnummer dat begon met de letter M, dat hen weer officieel bestempelde als mijnenbestrijdingsvaartuigen.
De Bathurst-klasse korvetten werden, behalve op de leidende werf Cockatoo Island Dockyard, gebouwd op kleine werven die verder nog geen opdrachten voor de marine hadden gekregen. Dit werd gedaan om de werven die wel oorlogsschepen bouwden of repareerden te ontzien.
De acht werven waar de korvetten gebouwd werden waren:
- Cockatoo Island Dockyard te Sydney, New South Wales (8 korvetten).
- Walkers Limited te Maryborough, Queensland (7 korvetten).
- Evans Deakin & Co te Brisbane, Queensland (11 korvetten).
- Morts Dock & Engineering Co. te Sydney, New South Wales (14 korvetten).
- Poole & Steele te Sydney, New South Wales (7 korvetten).
- NSW State Dockyard te Newcastle, New South Wales (1 korvet).
- HMA Naval Dockyard te Williamstown, Victoria (8 korvetten).
- Broken Hill Pty. Co. Ltd. te Whyalla, South Australia (4 korvetten).
Klasse overzicht
Naam en boegnummer(s) | A, RAN of RIN | Werf | Op stapel gezet | Te water gelaten | In dienst gesteld |
HMAS Ararat K34/M34 | RAN | Evans Deakin & Co. | 6 juli 1942 | 20 februari 1943 | 16 juni 1943 |
HMAS Armidale J240 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 1 september 1941 | 24 januari 1942 | 11 juni 1942 |
HMAS Ballarat J184/B236 | A | HMA Naval Dockyard | 19 april 1940 | 10 december 1940 | 30 augustus 1941 |
HMAS Bathurst J158 | A | Cockatoo Island Dockyard | 10 februari 1940 | 1 augustus 1940 | 6 december 1940 |
HMAS Benalla J323/M323 | RAN | HMA Naval Dockyard | 24 maart 1942 | 19 december 1942 | 27 april 1943 |
HMAS Bendigo J187/B237 | A | Cockatoo Island Dockyard | 12 augustus 1940 | 1 maart 1941 | 10 mei 1941 |
HMIS Bengal J243 | RIN | Morts Dock & Engineering Co. | 3 december 1941 | 7 juli 1942 | 8 augustus 1942 |
HMIS Bombay J249 | RIN | Morts Dock & Engineering Co. | 19 juli 1941 | 6 december 1941 | 24 april 1942 |
HMAS Bowen J285/M285 | RAN | Walkers Limited | 9 februari 1942 | 28 juli 1942 | 9 november 1942 |
HMAS Broome J191 | A | Evans Deakin & Co. | 3 mei 1941 | 6 augustus 1941 | 29 juni 1942 |
HMAS Bunbury J241/M241 | RAN | Evans Deakin & Co. | 1 november 1941 | 16 mei 1942 | 3 januari 1943 |
HMAS Bundaberg J231/M231 | RAN | Evans Deakin & Co. | 7 juni 1941 | 1 december 1941 | 12 september 1942 |
HMAS Burnie J198/B238 | A | Morts Dock & Engineering Co. | 4 juni 1940 | 25 augustus 1940 | 15 april 1941 |
HMAS Cairns J183/B239 | A | Walkers Limited | 31 maart 1941 | 7 oktober 1941 | 11 maart 1942 |
HMAS Castlemaine J244/M244 | RAN | HMA Naval Dockyard | 17 januari 1941 | 7 augustus 1941 | 17 juni 1942 |
HMAS Cessnock J175/B240 | A | Cockatoo Island Dockyard | 16 april 1941 | 17 oktober 1941 | 26 januari 1942 |
HMAS Colac J242/M242 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 18 april 1941 | 30 augustus 1941 | 6 januari 1942 |
HMAS Cootamundra J316/M186 | RAN | Poole & Steele | 26 februari 1942 | 3 december 1942 | 30 april 1943 |
HMAS Cowra J351/M351 | RAN | Poole & Steele | 12 augustus1942 | 27 mei 1943 | 8 oktober 1943 |
HMAS Deloraine J232/M232 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 19 maart 1941 | 26 juli 1941 | 22 november 1941 |
HMAS Dubbo J251/M251 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 13 oktober 1941 | 7 maart 1942 | 31 juli 1942 |
HMAS Echuca J252/M252 | RAN | HMA Naval Dockyard | 22 februari 1941 | 17 januari 1942 | 7 september 1942 |
HMAS Fremantle J246/M246 | RAN | Evans Deakin & Co. | 11 februari 1942 | 18 augustus 1942 | 24 maart 1943 |
HMAS Gawler J188/B241 | A | Broken Hill Pty. Co. | 24 januari 1941 | 4 oktober 1941 | 14 augustus 1942 |
HMAS Geelong J201 | RAN | HMA Naval Dockyard | 16 oktober 1940 | 22 april 1941 | 16 januari 1942 |
HMAS Geraldton J178/B242 | A | Poole & Steele | 20 november 1940 | 16 augustus 1941 | 6 april 1942 |
HMAS Gladstone J324/B324 | RAN | Walkers Limited | 4 augustus 1942 | 26 november 1942 | 22 maart 1943 |
HMAS Glenelg J236/M236 | RAN | Cockatoo Island Dockyard | 2 maart 1942 | 25 september 1942 | 16 november 1942 |
HMAS Goulburn J167/B243 | A | Cockatoo Island Dockyard | 10 juli 1940 | 16 november 1940 | 28 februari 1941 |
HMAS Gympie J238/M238 | RAN | Evans Deakin & Co. | 27 augustus 1941 | 30 januari 1942 | 4 november 1942 |
HMAS Horsham J235/M235 | RAN | HMA Naval Dockyard | 26 juni 1941 | 16 mei 1942 | 18 november 1942 |
HMAS Inverell J233/M233 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 7 december 1941 | 2 mei 1942 | 17 september 1942 |
HMAS Ipswich J186/B244 | A | Evans Deakin & Co. | 6 maart 1941 | 11 augustus 1941 | 13 juni 1942 |
HMAS Junee J362/M362 | RAN | Poole & Steele | 17 februari 1943 | 16 november 1943 | 11 april 1944 |
HMAS Kalgoorlie J192/B245 | A | Broken Hill Pty. Co. | 27 juli 1940 | 7 augustus 1941 | 7 april 1942 |
HMAS Kapunda J218/M218 | RAN | Poole & Steele | 27 augustus 1941 | 23 juni 1942 | 21 oktober 1942 |
HMAS Katoomba J204/M204 | RAN | Poole & Steele | 9 september 1940 | 16 april 1941 | 17 december 1941 |
HMAS Kiama J353/M353 | RAN | Evans Deakin & Co. | 2 november 1942 | 3 juli 1943 | 26 januari 1944 |
HMAS Latrobe J234/M234 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 27 januari 1942 | 19 juni 1942 | 6 november 1942 |
HMAS Launceston J179/B246 | A | Evans Deakin & Co. | 23 december 1940 | 30 juni 1941 | 9 april 1942 |
HMAS Lismore J145/B247 | A | Morts Dock & Engineering Co. | 26 februari 1940 | 10 augustus 1940 | 24 januari 1941 |
HMAS Lithgow J206/M206 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 19 augustus 1940 | 21 december 1940 | 14 juni 1941 |
HMAS Maryborough J195/B248 | A | Walkers Limited | 16 april 1940 | 17 augustus 1940 | 12 juni 1941 |
HMIS Madras J237 | RIN | Cockatoo Island Dockyard | 4 augustus 1941 | 17 februari 1942 | 12 mei 1942 |
HMAS Mildura J207/M207 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 23 september 1940 | 15 maart 1941 | 23 juli 1941 |
HMAS Pirie J189/B249 | A | Broken Hill Pty. Co. | 19 mei 1941 | 3 december 1941 | 10 oktober 1942 |
HMAS Parkes J361/M361 | RAN | Evans Deakin & Co. | 16 maart 1943 | 30 oktober 1943 | 25 mei 1944 |
HMIS Punjab J239 | RIN | Morts Dock & Engineering Co. | 26 mei 1941 | 20 oktober 1941 | 20 maart 1942 |
HMAS Rockhampton J203/M203 | RAN | Walkers Limited | 6 november 1940 | 26 juni 1941 | 21 januari 1942 |
HMAS Shepparton J248/M248 | RAN | HMA Naval Dockyard | 14 november 1941 | 15 augustus 1942 | 1 februari 1943 |
HMAS Stawell J348/M348 | RAN | HMA Naval Dockyard | 18 juni 1942 | 3 april 1943 | 7 augustus 1943 |
HMAS Strahan J363/M363 | RAN | NSW State Dockyard | 9 oktober 1942 | 12 juli 1943 | 14 maart 1944 |
HMAS Tamworth J181/B250 | A | Walkers Limited | 25 augustus 1941 | 14 maart 1942 | 8 augustus 1942 |
HMAS Townsville J205/M205 | RAN | Evans Deakin & Co. | 16 november1940 | 13 mei 1941 | 19 december 1941 |
HMAS Toowoomba J239 | A | Walkers Limited | 6 augustus 1940 | 26 maart 1941 | 9 augustus 1941 |
HMAS Wagga J315/M315 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 8 maart 1942 | 25 juli 1942 | 18 december 1941 |
HMAS Wallaroo J222 | RAN | Poole & Steele | 24 april 1941 | 18 februari 1942 | 15 juli 1942 |
HMAS Warrnambool J202 | RAN | Morts Dock & Engineering Co. | 13 november 1940 | 8 mei 1941 | 23 september 1941 |
HMAS Whyalla J153/B252 | A | Broken Hill Pty. Co. | 24 juni 1940 | 12 mei 1941 | 8 januari 1942 |
HMAS Wollongong J172/B253 | A | Cockatoo Island Dockyard | 29 januari 1941 | 5 juli 1941 | 23 oktober 1941 |
A=Admiralty
In december 1941 en januari 1942 vochten HMAS Maryborough, HMAS Wollongong, HMAS Toowoomba, HMAS Bathurst, HMAS Burnie, HMAS Goulburn en HMAS Ballarat mee in de Malayan Campaign, de verdediging van Singapore en Nederlands Oost-Indië. Nadat Singapore gevallen was, op 15 januari 1942, waren de zeven Australische korvetten de laatste geallieerde schepen die de havenstad verlieten. Toen op 8 maart 1942 Nederlands Oost-Indië capituleerde waren de zeven korvetten wederom de laatste geallieerde schepen die Tjilatjap, Zuid-Java, verlieten. Onder dekking van tropische regenbuien konden de zeven schepen ontkomen naar Australië.
Begin 1942 boekten enkele Bathurst-klasse korvetten echter ook hun eerste grote succes. HMAS Deloraine, bijgestaan door HMAS Katoomba, HMAS Lithgow en de Amerikaanse torpedobootjager USS Edsall, bracht op 20 januari de Japanse onderzeeboot I-124 met dieptebommen tot zinken, iets ten noorden van Darwin.
Tegen juni 1942 waren er 24 Bathurst-klasse korvetten gestationeerd in verschillende Australische havens van waaruit zij zich vooral bezig hielden met escortediensten en onderzeebootbestrijding. Vooral konvooien naar en van het front in Nieuw-Guinea werden door de Australische korvetten beschermd, maar ook vele konvooien in Australische wateren.
Begin 1943 werden HMAS Benalla en HMAS Shepparton omgebouwd tot hydrografische opnemingsvaartuigen. De korvetten werden daarna ingedeeld bij Task Group 70.5 van de US Seventh Fleet en werden ingezet om gebieden in kaart te brengen waar later Amerikaanse amfibische landingen plaats zouden vinden.
In mei 1943 werden HMAS Cairns, HMAS Cessnock, HMAS Geraldton, HMAS Wollongong, HMAS Gawler, HMAS Ipswich, HMAS Lismore en HMAS Maryborough ingedeeld bij de British Mediterranean Fleet. De Bathurst-klasse korvetten waren in de Middellandse Zee vooral actief als konvooi escortes. Ze bewezen meerdere malen hun waarde doordat ze met hun uitstekende luchtafweerbatterij Duitse en Italiaanse vliegtuigen onder vuur namen en uit de lucht wisten te halen.
Op 11 juni 1943 had HMAS Wallaroo mijnenveegwerkzaamheden afgerond in de Indische Oceaan bij Fremantle en was net na middernacht onderweg naar de havenstad bij Perth in Western-Australia. Het korvet voerde geen enkel licht om niet ontdekt te worden door vijandelijke onderzeeboten. Het was een bewolkte nacht en in de duisternis kwam de Wallaroo in aanvaring met het Amerikaanse Liberty Ship Henry Gilbert Costin, dat ook verduisterd onderweg was naar Fremantle. Bij de aanvaring kwamen drie bemanningsleden van het Australische korvet om het leven en het schip zonk vier uur later. De overige bemanningsleden konden zich redden aan boord van sloepen en reddingsvlotten. Het Liberty Ship kon licht beschadigd Fremantle bereiken.
Laat in de avond van 11 september 1943 werd in het westelijke bekken van de Middellandse Zee de Duitse onderzeeër U 617 meerdere keren aangevallen door Wellington bommenwerpers van de Royal Air Force (RAF). De U-boot werd zwaar beschadigd op een strand gezet in Spaans Marokko. De Duitse onderzeeboot werd later door geschutvuur van het Britse Flower-klasse korvet HMS Hyacinth en HMAS Wollongong vernietigd. Ruim vijf maanden later waren wederom een aantal Bathurst-klasse korvetten betrokken bij de vernietiging van een vijandelijke onderzeeboot. Op 11 februari 1944 werd de Japanse onderzeeër RO-110 door kanonvuur van HMAS Launceston, HMAS Ipswich en de Indiase kanonneerboot HMIS Jumna tot zinken gebracht in de Golf van Bengalen, aan de oostkust van India.
Op 18 oktober 1944 kwam HMAS Geelong in aanvaring met de Amerikaanse tanker York ten noorden van Langemak op de noordkust van Nieuw-Guinea. Het Australische korvet werd bij de aanvaring dermate zwaar beschadigd dat het zonk. Alle bemanningsleden van de Geelong werden door de York opgepikt en veilig afgezet in Langemak.
Begin 1945 werden 17 van de Bathurst-klasse korvetten, die voor rekening van de British Admiralty gebouwd waren, ingedeeld bij de British Eastern Fleet. Zij kregen hiervoor de beschikking over boegnummers die begonnen met de letter B. Acht van deze vaartuigen maakten Victoria Harbour, de haven van Hong Kong, vrij van mijnen voordat deze haven de thuisbasis werd van de Britse oostelijke vloot.
In de zomer van 1945 waren de meeste door Japan bezette eilanden in het Verre Oosten door de geallieerden heroverd en werden veel geallieerde oorlogsschepen ingezet om krijgsgevangenen te repatriëren. Zo waren HMAS Cootamundra, HMAS Glenelg, HMAS Junee en HMAS Latrobe aangewezen om Australische, Amerikaanse en Nederlandse krijgsgevangenen op te halen van Ambon en andere Molukse eilanden. HMAS Gympie, HMAS Warrnambool, HMAS Parkes, HMAS Gladstone en HMAS Katoomba kregen dezelfde taak toebedeeld op Timor. Bovendien waren deze Australische korvetten aanwezig bij de officiële capitulatie van de Japanse troepen op Timor, die ondertekend werd aan boord van de Australische kanonneerboot HMAS Moresby op 11 september 1945.
HMAS Ballarat, HMAS Cessnock, HMAS Ipswich en HMAS Pirie waren op 2 september 1945 aanwezig bij de ondertekening van de Japanse capitulatie in Tokyo Bay, aan boord van het nieuwe slagschip USS Missouri. Tijdens deze plechtigheid waren honderden, vooral Amerikaanse, oorlogsschepen aanwezig in de baai bij de Japanse hoofdstad.
HMAS Armidale J240
Na haar inwerkperiode werd HMAS Armidale tot oktober 1942 ingezet als patrouillevaartuig aan de Australische noordkust en als escortevaartuig ten behoeve van de Nieuw-Guinea konvooien. Daarna werd het schip ingedeeld bij de 24th Minesweeping Flotilla en gestationeerd in Darwin waar het schip aankwam op 7 november 1942. Op 29 november werd HMAS Armidale, samen met zusterschip HMAS Castlemaine, naar Betano, Timor, gestuurd. Aan boord bevonden zich 63 leden van het Koninklijk Nederlands Indische Leger (KNIL) die de Nederlandse guerrillastrijders op Timor af zouden gaan lossen tijdens de Slag om Timor. De beide korvetten werden op 1 december 1942 aangevallen door Japanse torpedobommenwerpers en de Armidale kreeg twee voltreffers. Het nieuwe korvet zonk binnen 5 minuten. De overlevenden gingen aan boord van twee reddingsboten en twee vlotten. De overlevenden van een van de boten werden zes dagen later opgepikt door HMAS Kalgoorlie. Ditzelfde Bathurst-klasse korvet pikte op 7 december de overlevenden op van de tweede boot en een van de vlotten. Het laatste vlot werd op 8 december gespot door een Australische Catalina vliegboot, maar deze kon niet landen vanwege de ruwe zee. Daarna werd de zoektocht voortgezet, maar van de drenkelingen werd nooit meer iets vernomen. Bij deze ramp kwamen 83 manschappen om het leven waarvan 60 leden van het KNIL. HMAS Armidale was het enige Bathurst-klasse korvet dat door vijandelijk toedoen tot zinken werd gebracht.
HMIS Bengal J243
Nadat HMIS Bengal op 8 augustus 1942 door commandant Lieutenant Commander W.J. Wilson van de Royal Navy Reserve (RNR), in dienst was gesteld volgde een maandenlange inwerkperiode in Australische wateren. Op 5 november van dat jaar vertrok het korvet vanuit Fremantle naar India en begeleidde op het eerste deel van de reis de Nederlandse tanker Ondina. De Ondina was op weg naar Perzië om olie te laden en had alleen enkele honderden tonnen ballast, in de vorm van graan, aan boord en 150 ton stookolie voor HMIS Bengal. Op 11 november ontmoetten de geallieerde schepen de beide Japanse hulpkruisers Hokoku Maru en Aikoku Maru die als koopvaardijkapers op pad waren gestuurd. De Bengal viel de Hokoku Maru aan met de twaalf ponder om de Ondina de gelegenheid te geven te ontsnappen. Kapitein Horsman van de Nederlandse tanker begreep echter snel dat hij met zijn langzame tanker niet kon ontkomen aan de snelle Japanse raiders en besloot HMIS Bengal bij te staan en viel eveneens de Hokoku Maru aan met zijn 10,2cm kanon. Een gelukkige treffer van de Ondina bracht een torpedo tot ontploffing aan boord van het vijandelijke schip waardoor dit zonk. De Hokoku Maru en de Aikoku Maru hadden de geallieerde schepen door 14cm granaten beschadigd, maar beide konden ontkomen naar een veilige haven. Aan de strijd van de tanker Ondina en HMIS Bengal werd al tijdens de Tweede Wereldoorlog veel positieve aandacht gegeven, maar pas na de oorlog werden vele opvarenden van beide schepen, al dan niet postuum, gedecoreerd. HMIS Bengal werd in Bombay gerepareerd en werd daarna de gehele oorlog ingezet als escorteschip. Begin 1950 werd HMIS Bombay INS (Indian Navy Ship) toen India onafhankelijk werd van Groot-Brittannië. In 1960 werd het korvet buiten dienst gesteld en voor sloop verkocht.
HMIS Bombay J249
HMIS Bombay werd na haar indienststelling tijdelijk gestationeerd in Sydney van waaruit haar proefvaarten en opwerkperiode uitgevoerd werden. In september 1942 vertrok het korvet naar Colombo, Ceylon en van daaruit naar Brits Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het schip vooral actief als escorteschip van en naar de Perzische Golf. In april 1945 ondersteunde HMIS Bombay Operation Dracula, de herovering van de Birmaanse hoofdstad Rangoon door Britse en Indische troepen. Nadat India, op 26 januari 1950, onafhankelijk geworden was, werd HMIS Bombay omgedoopt in INS Bombay. In 1960 werd INS Bombay buiten dienst gesteld en in 1961 voor sloop verkocht. Het jaar daarop werd het schip daadwerkelijk ontmanteld.
HMIS Madras J237
De Madras werd na haar inwerkperiode naar Bombay gestuurd waar het schip, via Colombo op Ceylon, aankwam in augustus 1942. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was het korvet actief als konvooibegeleider en onderzeebootbestrijder. Op 26 januari 1950 werd HMAS Madras omgedoopt in INS Madras . De Madras werd in 1960 buiten dienst gesteld en voor sloop verkocht.
HMIS Punjab
Na haar indienststelling en opwerkperiode arriveerde HMIS Punjab in juli 1942 in de Indiase havenstad Bombay, die de rest van de oorlog haar thuisbasis zou vormen. Net als haar zusterschepen was de Punjab tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral actief als escortevaartuig. Pas in juli 1945 werd HMIS Punjab ingezet als mijnenbestrijdingsvaartuig. Samen met andere Indiase en Britse mijnenvegers maakte de Punjab de wateren rond het Maleisische schiereiland Phuket mijnenvrij ter voorbereiding van geallieerde amfibische landingen op het vasteland van Brits Maleisië. Toen Pakistan, op 14 augustus 1947, en India, de volgende dag, officieel door Groot-Brittannië als aparte toekomstige landen werden erkend, ging de Punjab over naar de Pakistaanse marine.
De British Admiralty besloot de 20 Bathurst-klasse korvetten die voor haar rekening gebouwd waren na de Tweede Wereldoorlog te verkopen. Acht korvetten werden verkocht aan de Koninklijke Marine en vijf gingen naar de Turkse marine.
HMAS Pirie, HMAS Gawler en HMAS Launceston werden op 5 april 1946 buiten dienst gesteld in Sydney en in dienst gesteld bij de Royal Navy als HMS Pirie, HMS Gawler en HMS Launceston. Op 21 mei 1946 vertrokken de drie schepen naar Colombo en werden daar overgedragen aan de Turkse marine en in dienst genomen als TCG (Türkiye Cumhuriyeti Gemisi, Schip van de Turkse Republiek) Amasra, TCG Ayvalik en TCG Ayancik. De Ayvalik bleef tot 1963 in Turkse dienst en de Amasra zelfs tot 26 maart 1984. De Ayancik kreeg later de naam Hamit Naci en werd in 1965 buiten Turkse dienst gesteld. HMAS Geraldton werd op 14 juni 1946 buiten Australische dienst gesteld en direct overgedragen aan de Turkse marine die het schip in dienst nam onder de naam TCG Antalya. Toen de ex-Gawler in 1963 door de Turken werd afgestoten, kreeg de Antalya de naam Ayvalik. Het korvet bleef tot 1975 in Turkse dienst. Midden april 1946 werd HMAS Broome in Fremantle buiten Australische dienst gesteld en in Britse dienst gesteld als HMS Broome. Op 8 mei van dat jaar vertrok het schip van Fremantle naar Colombo en van daaruit naar Istanbul waar het korvet op 22 augustus arriveerde. In de Turkse stad werd het schip overgedragen aan de Turkse marine die het in dienst nam onder de naam TCG Alanya. De Alanya bleef tot 1975 in dienst van Turkije. Aangenomen mag worden dat alle vijf Turkse Bathurst-klasse korvetten na hun uitdienststelling onder de slopershamer zijn verdwenen.
HMAS Maryborough werd verkocht aan de Australian General Trading and Shipping Syndicate die het op 9 mei 1947 in gebruik nam als Isobel Queen. De firma verkocht het schip in 1953 voor sloop aan de firma Carr Enterprises Ltd. te Sydney.
HMAS Ballarat werd op 10 juli 1947 verkocht aan China Traders Ltd., maar het schip bleef voor de rederij uit Hong Kong varen in Australische wateren. In december werd de ex-Ballarat doorverkocht aan de Ta Hing Company, eveneens gevestigd in Hong Kong. Het schip werd verbouwd tot kustvaarder en omgedoopt in Carmencita en voorbestemd om als vrachtvaarder te fungeren in China. HMAS Goulburn werd op 27 september 1946 buiten dienst gesteld en verkocht aan kapitein S.P. Bell van de Pacific Enterprise Inc. op 13 oktober. Het schip ging daarna via P.J. Lobo & Co. te Hong Kong naar A.H. Carrol die optrad als agent voor de Ta Hing Company. De ex-Goulburn werd eveneens voorbestemd om dienst te gaan doen in de Chinese kustwateren. In januari 1951 verbood het Commonwealth Government echter het gebruik van de voormalige oorlogsschepen in Chinese wateren. In 1953 werden beide schepen voor sloop verkocht aan de Australische firma John Manners & Co. Pty. Ltd. te Sydney.
HMAS Bendigo werd in Sydney op 27 september 1946 buiten dienst gesteld en op 5 mei 1947 direct verkocht aan de Ta Hing Company en omgedoopt in Cheung Hing. De firma uit Hong Kong verkocht het korvet door aan de marine van de Volksrepubliek China wat het Commonwealth Government niet tegen kon houden zonder de diplomatieke banden met China in gevaar te brengen. De ex-Bendigo bleef tot 1987 in Chinese dienst als Luoyang.
HMAS Whyalla werd op 16 mei 1946 te Brisbane buiten dienst gesteld en op 10 februari 1947 verkocht aan het Victorian Public Works Department, die het schip in dienst nam als Rip en tot 1984 in gebruik had. In dat jaar kocht de Whyalla City Council het schip voor 5.000 Australische dollars om het van de snijbranders te redden. Het schip werd gerestaureerd en op permanente fundaties op het droge gezet. Op 29 oktober 1988 werd het Whyalla Maritime Museum officieel geopend met als middelpunt het korvet Whyalla.
De British Admiralty kon geen kopers vinden voor HMAS Bathurst en HMAS Cessnock en daarom werden deze beide korvetten direct voor sloop verkocht. De Cessnock werd op 23 april 1947 overgedaan aan de Nan Chiao Shipping and Salvage Co. Ltd. te Shanghai, China. De Bathurst werd op 21 juni 1948 opgekocht door de firma T. Carr & Co. te Sydney, de voorloper van Carr Enterprises Ltd.
De overgebleven 33 Australische Bathurst-klasse korvetten werden na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk ingezet bij de 20th en 21st Minesweeping Flotillas. De beide mijnenvegervloten veegden maandenlang mijnen in de wateren rond Australië, Nieuw-Guinea en de Solomoneilanden. HMAS Warrnambool liep op 13 mei 1947 op een Australische mijn in de buurt van het Cockburn Reef, onderdeel van het Great Barrier Reef. Even later zonk het schip; er vielen vier dodelijke slachtoffers. Op 3 juli 1972 werd het wrak verkocht aan Cross Diving and Salvage te Dee Why, New South Wales.
HMAS Castlemaine werd op 14 december 1945 buiten dienst gesteld en opgenomen in de reservevloot. In 1955 werd het schip ontdaan van bewapening, mijnenveegtuig en radioapparatuur, gebruikt als trainingschip voor machinekamerpersoneel op het Flinders Naval Depot bij Melbourne. In 1969 werd het schip voorbestemd om verkocht of gesloopt te worden. Na het nodige lobbyen droeg de Australische regering, in oktober 1973, het schip over aan de stichting op voorwaarde dat het schip in de staat teruggebracht zou worden waarin zij tijdens de Tweede Wereldoorlog verkeerde. De Cerberus Trust ging op in de grotere Maritime Trust of Australia, die de restauratie van het korvet leidde. Vanaf 1974 is de Castlemaine als drijvend museumschip te bewonderen in de South Wharf te Williamstown, vlak bij Melbourne.
Al in december 1945 werden de eerste Bathurst-klasse korvetten door de RAN buiten dienst gesteld en opgenomen in de reservevloot. Vanaf 1957 werd door de Australische regering besloten de korvetten in de reservevloot af te stoten omdat men niet meer verwachtte dat de schepen van dienst konden zijn bij een eventueel nieuw conflict. Bovendien beschikte de RAN inmiddels over betere oorlogsschepen, die bijna allemaal overgenomen waren van de Royal Navy. De meeste korvetten werden voor sloop verkocht.
HMAS Colac, HMAS Cowra, HMAS Gladstone en HMAS Latrobe werden in 1951 opnieuw in dienst gesteld ten behoeve van het National Service Program, een oefenprogramma voor reservisten en dienstplichtigen op herhaling. De Australische marine stopte in 1957 met haar bijdrage aan het programma en daarom werden de vier korvetten wederom buiten dienst gesteld en alsnog voor sloop verkocht.
In 1952 was de Nieuw-Zeelandse marine bereid de Stawell, de Echuca, de Inverell en de Kiama over te nemen van de RAN. Op deze manier kon de Australische marine financieel bijdragen aan de aanschaf van twee vliegdekschepen. Op 5 maart 1952 werden de vier korvetten in dienst gesteld. HMNZS Echuca en HMNZS Stawell werden respectievelijk in 1967 en in juli 1968 voor sloop verkocht aan Pacific Scrap Ltd. te Auckland. HMNZS Kiama en HMNZS Inverell gingen echter pas op 19 augustus 1976 en op 1 november 1977 naar dezelfde sloper. De Nieuw-Zeelandse marine gebruikte de korvetten vooral als visserijpolitiekruisers.
HMAS Wagga was het laatste Bathurst-klasse korvet dat de Australische marine verliet. Het schip werd diverse malen in en buiten dienst gesteld als opleidingsvaartuig. Op 28 oktober 1960 werd de Wagga definitief buiten dienst gesteld en in maart 1962 voor sloop verkocht aan de South Australian Carrying Company.
Nederland had vlak na de Tweede Wereldoorlog dringend behoefte aan oorlogsschepen om vooral de rust en orde te herstellen in het naar onafhankelijkheid strevende Indonesië. Met de British Admiralty werd overeengekomen dat Nederland acht Bathurst-klasse korvetten over zou nemen. In eerste instantie werd een viertal van deze schepen in bruikleen ontvangen omdat de overdrachtsdocumenten nog niet gereed waren. Deze korvetten werden in Australië overgenomen. Door politieke verwikkelingen in Australië, waarbij vooral de vakbonden het niet eens waren met het snel buiten dienst stellen van de Bathurst-klasse korvetten, was het niet mogelijk de laatste vier schepen over te dragen in Australië. Daarom werd er gekozen voor overdracht in Trincomalee op Ceylon. De Koninklijke Marine stuurde Hr. Ms. Van Kinsbergen met de aangewezen 220 bemanningsleden voor de korvetten naar Ceylon.
Bij de overgang werden de originele boegnummers, die met een J of een B begonnen, nog enige tijd aangehouden. Ook werden de originele namen aangehouden maar dan vooraf gegaan door Hr. Ms. Nadat de schepen hun Nederlandse namen gekregen hadden, werden ze geclassificeerd als mijnenvegers hoewel ze nooit in deze hoedanigheid gebruikt werden. De Koninklijke Marine gebruikte de schepen vooral als patrouilleboten in de Indische wateren en de wateren bij Nieuw-Guinea. Het vegen van mijnen in de Indische wateren werd overgelaten aan de vier overgebleven stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse.
De schepen werden de Batjan-klasse genoemd omdat Hr. Ms. Batjan als eerste van de acht korvetten op stapel was gezet. De schepen werden op alfabetische volgorde ook wel aangeduid als Ambon-klasse korvetten of mijnenvegers. Vanaf 15 juni 1946 kregen de schepen de classificatieletters MV van mijnenveger op de boeg, vanaf 15 september 1946 de letters PK van korvet en van 15 januari 1947 de P van patrouilleboot. Als onderdeel van de NAVO werden de schepen wederom geclassificeerd als mijnenveger en kregen de NAVO letter M. In 1949 werden vier van de Batjan-klasse korvetten overgedragen aan de Indonesische marine. De overige vier schepen werden op 15 juli 1952 geclassificeerd als fregat. In die tijd werden veel Nederlandse oorlogsschepen, al of niet omgebouwd, als fregat ingedeeld bij de NAVO zoals de kanonneerboot Hr. Ms. Van Speijk, de mijnenleggers Hr. Ms. Willem van der Zaan en Hr. Ms. Jan van Brakel en de torpedobootjagers Hr. Ms. Piet Hein (2), Hr. Ms. Evertsen (2) en Hr. Ms. Kortenaer (2). De Ternate werd in 1956 een opleidingsvaartuig in Amsterdam en vanaf 15 juli 1957 werden de drie overgebleven Nederlandse Bathurst-klasse korvetten ingezet als logementsschip. De vier schepen kregen de letter A van Auxiliary Vessel (hulpschip) als laatste boegnummer.
Hr. Ms. Batjan J145, B247, MV25, PK5, P10, M813, F813, A870
HMAS Lismore werd op 3 juli 1946 te Trincomalee buiten Australische dienst gesteld en dezelfde dag in Nederlandse dienst gesteld als Hr. Ms. Lismore. Bij aankomst in Tandjong Priok, de haven van Batavia op Java, werd het schip op 18 juli 1946 omgedoopt in Hr. Ms. Batjan. Het korvet was tot de onafhankelijkheid van Indonesië, op 27 december 1949, betrokken bij de strijd tegen de Indonesische nationalisten. In die jaren was het schip actief als patrouillevaartuig en ondersteunde het landingen van mariniers tijdens de politionele acties, zoals de Nederlandse militaire acties werden genoemd. Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, was Hr. Ms. Batjan in Nederlandse wateren actief als patrouilleschip en als visserijinspectievaartuig. In 1958 werd de Batjan voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Ambon J183, B239, MV21, PK1, P6
Op 17 januari 1946 werd HMAS Cairns uit Australische dienst gesteld en in dienst genomen bij de Koninklijke Marine als Hr. Ms. Cairns. Op 7 maart van dat jaar vertrok het korvet naar Makassar op Celebes, het huidige Sulawesi. Vanaf 1 juni 1946 werd de naam van het schip officieel Hr. Ms. Ambon. Het Nederlandse schip vocht in de Indonesische onafhankelijkheidstrijd waarbij zij landingen van Nederlandse mariniers ondersteunde op Madoera, Soemba, Bali, Lombok en Flores. Op 1 november 1946 liep het schip vast op een rif ten zuidoosten van Timor en het duurde drie dagen voordat het schip los was. Bij terugkeer in Soerabaja werd commandant luitenant-ter-zee der eerste klasse P. Cool uit zijn functie ontheven. Tot eind 1949 voerde Hr. Ms. Ambon patrouilletochten en vlagvertoonreizen uit in Indische wateren. Van tijd tot tijd werden drijvende mijnen onschadelijk gemaakt, maar tot echt mijnenvegen kwam het niet. Op 6 april 1950 werd Hr. Ms. Ambon, eerst in bruikleen, maar later kocht Indonesië het schip, overgedragen aan de Indonesische marine als KRI Banteng. In 1968 werd het korvet uiteindelijk voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Banda J172, MV22, PK2, P7
HMAS Wollongong werd op 11 februari 1946 te Sydney uit Australische dienst gesteld en bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld als Hr. Ms. Wollongong. Bij aankomst in Makassar werd het schip omgedoopt in Hr. Ms. Banda. Net als haar zusterschepen was het Nederlandse korvet tot december 1949 actief in Indonesische wateren als patrouillevaartuig. Op 8 augustus 1947 werden door Hr. Ms. Banda enkele Indonesische prauwen met rubber in beslag genomen. Bij de schermutselingen die hier op volgden viel een dode aan boord van het Nederlandse schip. Samen met de Ambon werd de Banda op 6 april overgedragen aan de nieuw opgerichte Indonesische marine als KRI Radjawali. Het Bathurst-klasse korvet bleef tot 1968 in Indonesische dienst waarna het schip voor sloop werd verkocht naar Hong Kong.
Hr. Ms. Boeroe J157, B251, MV26, PK6, P11, M814, F814, A871
HMAS Toowoomba werd op 5 juli 1946 te Trincomalee buiten Australische dienst gesteld en in Nederlandse dienst genomen als Hr. Ms. Toowoomba. De volgende dag vertrok het korvet via Sabang in Sumatra naar Tandjong Priok waar het op 18 juli aankwam en omgedoopt werd in Hr. Ms. Boeroe. Nadat Hr. Ms. Boeroe tot eind 1949 had meegevochten tegen de Indonesische nationalisten werd het schip in 1950 het eerste stationsschip in Nederlands Nieuw-Guinea. In 1952 werd Hr. Ms. Boeroe afgelost door Hr. Ms. Ternate en vertrok het korvet naar Nederland. Na een grote onderhoudsbeurt werd het schip in Nederlandse wateren ingezet als patrouillevaartuig en politiekruiser. In september 1961 werd de Boeroe voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Ceram J198, B238, MV27, PK7, P12, M815, F815, A872
Ook HMAS Burnie werd op 5 juli 1946 te Trincomalee buiten Australische dienst gesteld en in Nederlandse dienst genomen als Hr. Ms. Burnie. Samen met Hr. Ms. Toowoomba en Hr. Ms. Ipswich vertrok het korvet de volgende dag via Sabang naar Tandjong Priok waar het schip omgedoopt werd in Hr. Ms. Ceram (1946). Net als haar zusterschepen vocht Hr. Ms. Ceram (1946) tot eind 1949 tegen de Indonesische nationalisten. In 1950 kwam het korvet naar Nederland waar het ingezet werd als schip van de wacht, visserijinspectiekruiser, patrouilleboot en volgschip van het Nederlandse vliegdekschip Hr. Ms. Karel Doorman. De Ceram werd in 1958 voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Morotai J186, B244, MV28, PK8, P13
Samen met HMAS Burnie en HMAS Toowoomba werd HMAS Ipswich op 5 juli 1946 te Trincomalee buiten Australische dienst gesteld en bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld als Hr. Ms. Ipswich. Via Sabang vertrok het korvet de volgende dag naar Tandjong Priok waar de naam veranderd werd in Hr. Ms. Morotai. De Morotai was tot eind 1949 actief in Indische wateren tijdens de Indonesische onafhankelijkheidstrijd. Op 28 december 1949 werd het schip overgedragen aan de Indonesische marine die het in dienst nam als KRI Hang Tuah. Op 28 april 1958 werd de Hang Tuah gebombardeerd en tot zinken gebracht door een Douglas A-26 Invader van Indonesische rebellen die van 1957 tot 1961 vochten tegen troepen van President Soekarno. Het vliegtuig werd met piloot door de CIA ter beschikking gesteld aan de separatisten. De CIA ondersteunde de rebellen met dergelijke vliegtuigen en andere wapens en uitrusting omdat ook de Verenigde Staten vond dat Soekarno Oost-Indonesië en Sumatra achterstelde in vergelijking met Java. Bij het tot zinken brengen van de KRI Hang Tuah kwamen 18 bemanningsleden om het leven en raakten er 28 gewond.
Hr. Ms. Ternate J192, B245, MV23, PK3, P8, M816, F812, A874
HMAS Kalgoorlie werd op 8 mei 1946 te Melbourne buiten Australische dienst gesteld en in Nederlandse dienst genomen als Hr. Ms. Kalgoorlie. Op 28 juni van datzelfde jaar vertrok het korvet naar Makassar en vandaaruit naar Koepang op Nederlands Timor. Op 16 juli 1946 vertrok het Nederlandse schip uit Koepang en werd vanaf die dag officieel herdoopt in Hr. Ms. Ternate. Net als haar zusterschepen hield Hr. Ms. Ternate zich tot eind 1949 bezig met patrouille varen, vlag vertonen en het ondersteunen van de politionele acties in Indonesië. In 1950 vertrok het schip naar Nederland voor groot onderhoud. Twee jaar later vertrok het korvet als stationsschip naar Nieuw-Guinea en kwam op 20 december 1952 aan in Sorong. Op 19 september vertrok het korvet van Sorong naar Townsville, Sydney en Cairns aan de Australische oostkust voordat het schip op 22 december weer terugkeerde op haar basis te Nederlands Nieuw-Guinea. Op 17 augustus 1955 vertrok Hr. Ms. Ternate via Singapore, Colombo, Aden, het Suezkanaal, Messina en Gibraltar naar Den Helder waar het schip op 27 oktober aankwam. In 1956 werd Hr. Ms. Ternate ter beschikking gesteld van de Technische Opleiding van de Koninklijke Marine (TOKM) te Amsterdam. Op 21 september 1961 werd het schip voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Tidore J181, B250, MV24, PK4, P9
Op 30 april 1946 werd HMAS Tamworth in Nederlandse dienst gesteld als Hr. Ms. Tamworth nadat het korvet eerder op die dag buiten Australische dienst was gesteld. Op dezelfde dag als Hr. Ms. Kalgoorlie vertrok de Tamworth naar Makassar en van daaruit naar Koepang. Op 16 juli 1946 vertrok het korvet uit Nederlands Timor en werd vanaf die dag Hr. Ms. Tidore genoemd. Tot eind 1949 vocht Hr. Ms. Tidore tegen de Indonesische nationalisten en voerde dezelfde taken uit als haar zusterschepen. Op 28 december 1949 werd het korvet overgedragen aan de Indonesische marine als KRI Pati Unis. Het schip bleef tot 1969 in Indonesische dienst waarna het voor sloop werd verkocht.
Naam | Buiten dienst gesteld | Einde |
HMAS Ararat | 11 april 1947 | Door particulier voor sloop verkocht in 1961 |
HMAS Armidale | - | Gezonken door 13 Japanse vliegtuigen op december 1942 |
HMAS Ballarat | 27 september 1946 | Door particulier voor sloop verkocht in 1953 |
HMAS Bathurst | 27 september 1946 | Voor sloop verkocht op 21 juni 1948 |
HMAS Benalla | 28 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 20 februari 1958 |
HMAS Bendigo | 27 september 1946 | Door China voor sloop verkocht, datum onbekend |
HMIS Bengal | 1960 | Voor sloop verkocht in 1960 |
HMIS Bombay | 1961 | Voor sloop verkocht in 1961 |
HMAS Bowen | 17 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 18 mei 1956 |
HMAS Broome | 29 juni 1946 | Door Turkije voor sloop verkocht in 1975 |
HMAS Bunbury | 26 augustus 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Bundaberg | 26 maart 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Burnie | 5 juli 1946 | Door Nederland voor sloop verkocht in 1958 |
HMAS Cairns | 17 januari 1946 | Door Indonesië voor sloop verkocht in 1968 |
HMAS Castlemaine | 14 december 1945 | Museumschip sinds 1973 |
HMAS Cessnock | 12 juli 1946 | Voor sloop verkocht op 23 april 1947 |
HMAS Colac | 30 januari 1953 | Op 4 maart 1987 als doelschip tot zinken gebracht |
HMAS Cootamundra | 8 juni 1959 | Voor sloop verkocht op 28 maart 1962 |
HMAS Cowra | 26 juni 1953 | Voor sloop verkocht in januari 1961 |
HMAS Deloraine | 30 juni 1948 | Voor sloop verkocht op 8 augustus 1956 |
HMAS Dubbo | 7 februari 1947 | Voor sloop verkocht op 20 februari 1958 |
HMAS Echuca | 28 juni 1948 | Door Nieuw-Zeeland voor sloop verkocht in 1967 |
HMAS Fremantle | 25 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Gawler | 5 april 1946 | Door Turkije voor sloop verkocht in 1963 |
HMAS Geelong | - | Gezonken na een aanvaring op 18 oktober 1944 |
HMAS Geraldton | 14 juni 1946 | Door Turkije voor sloop verkocht in 1975 |
HMAS Gladstone | 16 juli 1956 | Verkocht aan particulier, verder lot onbekend |
HMAS Glenelg | 14 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 2 mei 1957 |
HMAS Goulburn | 27 september 1946 | Door particulier voor sloop verkocht in 1953 |
HMAS Gympie | 23 mei 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Horsham | 17 december 1945 | Voor sloop verkocht op 8 augustus 1956 |
HMAS Inverell | 14 juni 1946 | Door Nieuw-Zeeland voor sloop verkocht op 1 november 1977 |
HMAS Ipswich | 5 juli 1946 | Door Indonesische rebellen gebombardeerd en tot zinken gebracht in 1958 |
HMAS Junee | 21 augustus 1957 | In 1968 gesloopt |
HMAS Kalgoorlie | 8 mei 1946 | Door Nederland voor sloop verkocht in 1961 |
HMAS Kapunda | 14 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Katoomba | 2 augustus 1948 | Voor sloop verkocht op 2 mei 1957 |
HMAS Kiama | 3 april 1946 | Door Nieuw-Zeeland voor sloop verkocht op 19 augustus 1976 |
HMAS Latrobe | 13 maart 1953 | Voor sloop verkocht op 18 mei 1956 |
HMAS Launceston | 23 maart 1946 | Door Turkije voor sloop verkocht in 1965 |
HMAS Lismore | 3 juli 1946 | Door Nederland voor sloop verkocht in 1958 |
HMAS Lithgow | 8 juni 1948 | Voor sloop verkocht op 8 oktober 1956 |
HMAS Maryborough | 17 december 1945 | Door particulier voor sloop verkocht in 1953 |
HMIS Madras | 1960 | Voor sloop verkocht in 1960 |
HMAS Mildura | 11 september 1953 | Voor sloop verkocht op 8 september 1965 |
HMAS Pirie | 5 april 1946 | Door Turkije voor sloop verkocht in 1984 |
HMAS Parkes | 17 december 1945 | Voor sloop verkocht op 2 mei 1957 |
HMIS Punjab | 15 augustus 1946 | Overgedragen aan de Pakistaanse marine, verder lot onbekend |
HMAS Rockhampton | 5 augustus 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Shepparton | 10 mei 1946 | Voor sloop verkocht op 20 februari 1958 |
HMAS Stawell | 26 maart 1946 | Door Nieuw-Zeeland voor sloop verkocht in juli 1968 |
HMAS Strahan | 25 januari 1946 | Voor sloop verkocht op 6 januari 1961 |
HMAS Tamworth | 30 april 1946 | Door Indonesië voor sloop verkocht in 1969 |
HMAS Townsville | 5 augustus 1946 | Voor sloop verkocht op 8 augustus 1956 |
HMAS Toowoomba | 5 juli 1946 | Door Nederland voor sloop verkocht in 1961 |
HMAS Wagga | 28 oktober 1960 | Voor sloop verkocht in maart 1962 |
HMAS Wallaroo | - | Na een aanvaring gezonken op 11 juni 1943 |
HMAS Warrnambool | - | Na een aanvaring met een mijn gezonken op 13 september 1947 |
HMAS Whyalla | 16 mei 1946 | Museumschip sinds 1988 |
HMAS Wollongong | 11 februari 1946 | Door Indonesië voor sloop verkocht in 1969 |
De Australische Bathurst-klasse korvetten was in vele opzichten een bijzondere serie oorlogsschepen. Het waren de eerste Australische oorlogsschepen die in Australië ontworpen en gebouwd waren, terwijl het land daar geen enkele ervaring mee had. De bemanningen van de korvetten bestonden voor het grootste deel uit reservisten en dienstplichtigen waarvan de meesten nog nooit gevaren hadden. Zelfs de commandanten van de schepen waren in de meeste gevallen onervaren en werden tijdens de Tweede Wereldoorlog, net als hun bemanningsleden, door schade en schande wijs.
In feite vormden de Bathurst-klasse korvetten een perfecte reflectie van de Australiërs zelf. Het waren no-nonsens schepen, die goedkoop gebouwd waren onder primitieve omstandigheden, maar met een enorme gedrevenheid. Tijdens de eerste oorlogsjaren gingen de korvetten de strijd met de moed der wanhoop aan, maar gedurende de Tweede Wereldoorlog, na enige successen, sloeg dit om in een volhardende strijdlust die gevoed werd onder het motto: niet te veel praten, maar doen.
De 56 Bathurst-klasse korvetten in Australische dienst hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog gezamenlijk 6.700.000 zeemijlen afgelegd. In totaal kwamen slechts 83 bemanningsleden om het leven tijdens de jaren dat de korvetten dienst deden bij de Australische marine. Van de 60 schepen van de klasse gingen er tijdens de oorlog slechts drie verloren waarvan één door directe vijandelijke actie. Enkele van de schepen deden bij buitenlandse marines dienst tot in de jaren `80. Dit zijn goede resultaten en getallen voor schepen, die onder moeilijke en aan tijdsdruk onderhevige omstandigheden, ontworpen en gebouwd waren om tijdens het verloop van de Tweede Wereldoorlog dienst te doen.