De Lichte-kruiser HMS Arethusa werd in 1935 in dienst genomen. Na korte tijd dienst te hebben gedaan in de Middellandse Zee, kwam het schip in 1940 bij Home Fleet terecht. Halverwege 1940 vertrok het schip wederom naar de Middellandse Zee tot het eind 1942 zwaar beschadigd raakte. Na reparaties nam het deel aan Operatie Overlord en eindigde de oorlog weer in de Middellandse Zee. Na in 1945 uit dienst genomen te zijn, werd het schip in 1950 gesloopt.
Gebouwd door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Chatham Dockyard Chatham |
25 januari 1933 |
6 maart 1934 |
21 mei 1935 |
9 mei 1950 (sloop) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum uit: |
||
21 mei 1935 | 30 december 1939 |
HMS Arethusa (26),
3rd Cruiser Squadron, Mediterranean Fleet |
||
29 januari 1940 |
7 mei 1940 |
2nd Cruiser
Squadron, Home Fleet |
||
7 mei 1940 |
26 januari 1940 |
Nore Command, Home
Fleet |
||
29 januari 1940 |
7 mei 1940 |
2nd Cruiser
Squadron, Home Fleet |
||
7 mei 1940 |
27 mei 1940 |
Nore Command, Home
Fleet |
||
30 juni 1940 |
4 augustus 1940 |
Force H,
Mediterranean Fleet |
||
23 november 1940 |
13 maart 1941 |
2nd Cruiser
Squadron, Home Fleet |
||
13 maart 1941 |
30 maart 1941 |
Force H,
Mediterranean Fleet |
||
30 maart 1941 |
22 juli 1941 |
2nd Cruiser
Squadron, Home Fleet |
||
22 juli 1941 |
25 juli 1941 |
Force X,
Mediterranean Fleet |
||
28 juli 1941 |
7 augustus 1941 |
Group II, Force H,
Mediterranean Fleet |
||
1 november 1941 |
25 april 1942 |
Interception Patrol,
Home Fleet |
||
9 juni 1942 |
21 november 1942 |
15th Cruiser
Squadron,
Mediterranean Fleet |
||
22 april 1944 |
24 mei 1944 |
1st Cruiser
Squadron, Home Fleet |
||
24 mei 1944 |
25 juni 1944 |
Bombarding Force D,
Eastern Task Force |
||
13 februari 1945 |
oktober 1945 |
15th Cruiser
Squadron, Mediterranean Fleet |
||
oktober 1945 |
januari 1948 |
Reserve |
||
9 mei 1950 |
British Iron &
Steel Corporation (Salvage) Ltd. |
|||
9 september 1950 |
John Cashmore Ltd,
Newport (sloop) |
HMS Arethusa was het eerste schip en de naamgever van de Arethusa-klasse Lichte-kruisers. Het schip werd op 1 september 1932 besteld als onderdeel van het 1931 bouwprogramma. Op 25 januari 1933 werd de kiel gelegd bij de Chatham Naval Dockyard. De Arethusa werd op 6 maart 1934 te water gelaten door Lady Tyrwhitt, de vrouw van Admiral Sir Reginald Tyrwhitt. De Lichte-kruiser was het zevende schip dat deze naam droeg sinds het in 1759 voor het eerst was toegekend aan een schip van de Royal Navy. De naam werd ontleend aan dat eerste schip. Dit was namelijk het Franse 5e Klasse Zeilschip Aréthuse welke in 1759 door de Royal Navy was veroverd en als HMS Arethusa (1759) in dienst was genomen.
Vanaf 26 februari 1935 werd het schip beperkt in dienst gesteld en werden de proefvaarten gehouden. Deze proefvaart ging door tot 27 maart waarna de scheepswerf de gelegenheid kreeg reparaties aan te brengen aan defecten die tijdens de profvaart aan de oppervlakte kwamen. Onder bevel van Captain Philip Vian werd het schip, dat op 20 mei 1935 gereed kwam, op 21 mei 1935 in dienst genomen als vlaggenschip voor het 3rd Cruiser Squadron, Mediterranean Fleet. Gedurende de maand juni werd het schip nog verder gereed gemaakt voor dienst overzee en op 11 juli 195 vertrok HMS Arethusa vanuit Portland naar Gibraltar, waar het op 15 juli haar taak op zich nam.[1]
Op 20 augustus 1935 liep het schip bij Malta vast, maar kon zonder schade worden vlot getrokken. Vanaf september tot december werd het schip naar het oostelijke deel van de Middellandse Zee gezonden in verband met de Italiaanse invasie van Abessinië. Bij het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 was het schip in Gibraltar en begon het schip met Non-interventie patrouilles. In februari 1937 raakte de Arethusa bij een storm beschadigd en werd te Malta gerepareerd. In maart kon het schip haar taken weer op zich nemen. Toen de torpedobootjager HMS Hardy (H 87) bij Almeria op een mijn liep, werd HMS Arethusa daar naartoe gezonden om het schip naar veiligheid in Gibraltar te escorteren. Het schip bleef in de Middellandse Zee tot het op 23 augustus uit Gibraltar vertrok naar Sheerness, Groot-Brittannië. Van daaruit werd HMS Arethusa voor renovatie gestuurd naar HM Dockyard in Chatham, welke van september tot en met oktober plaatsvond.[2]
Op 2 november 1937 werd het schip wederom aangesteld als vlaggenschip, 3rd Cruiser Squadron, Mediterranean Fleet en op 15 november vertrok het uit Chatham om via Spithead naar Malta te varen. Op 20 november werd Gibraltar aangedaan en op 23 november nam HMS Arethusa haar positie in te Malta. Vanwege de besprekingen in München werd gedurende 1938 de vloot in de Middellandse Zee op oorlogssterkte gebracht. De rest van 1938 en 1939 opereerde het schip in de Middellandse Zee om de aanwezigheid van de Royal Navy te benadrukken. In augustus 1939 zou het schip bezoek brengen aan havens in de Zwarte Zee. Vanwege de oorlogsdreiging werd dit echter afgezegd en werd het schip in gereedheid gebracht voor mogelijke oorlogsdeelname. DE thuisbasis werd vanaf september 1939 de haven van Alexandrië tot in december het besluit werd genomen HMS Arethusa over te plaatsen naar het 2nd Cruiser Squadron, Home Fleet.[3]
Op 30 december 1939 werd HMS Arethusa afgelost als vlaggenschip en vertrok de volgende dag via Gibraltar naar Groot-Brittannië, waar het op 6 januari 1940 in Portsmouth aankwam. Het schip was betrokken bij de campagnes in Noorwegen in april 1940. Vanaf 8 mei werd de Arethusa ingedeeld bij het zogenaamde Nore Command. Deze eenheid was belast met ondersteuning van het BEF (British Expeditionary Forces) in Frankrijk. Ten tijde van de terugtrekking van de troepen richting Duinkerken, gaf HMS Arethusa regelmatig artilleriesteun aan de troepen aan land.[4][5]
Op 26 januari 1940 werd het schip weer naar Scapa Flow gezonden om zich te voegen bij het 2nd Cruiser Squadron. Hierna volgden patrouilles op de Noordzee en de Northwest Approaches. In februari 194 nam HMS Arethusa deel aan de zoektocht naar de Duitse tanker m.s. Altmark (1937). Vanaf 9 april was het schip betrokken bij de operaties rond Noorwegen tijdens operatie Weser. Op 7 mei 1940 volgde wederom stationering bij Nore Command.[6]
Op 11 mei 1940 nam HMS Arethusa deel aan her eskader dat Nederlands goud van de Nederlandse Bank in veiligheid bracht vanuit IJmuiden naar Southend en vanaf 24 mei werden ondersteuningsoperaties ondernomen ten behoeve van de strijd in België en Frankrijk. Tussen 18 mei en 21 mei werd Brits en Pools ambassadepersoneel vanuit Frankrijk in veiligheid gebracht. Op 27 mei 1940 werd besloten HMS Arethusa naar de Middellandse Zee te zenden.[7]
Vanaf 28 juni 1940 was HMS Arethusa weer terug in de Middellandse Zee als onderdeel van het nieuwe Force H te Gibraltar, waar het zich op 30 juni bij aansloot. Tijdens operatie Catapult, maakte het schip deel uit van het smaldeel dat het vuur opende op de Franse vloot te Mers-el-Kier op 3 juli 1940.[8] Tussen 31 juli en 4 augustus 1940 nam het schip deel aan Operatie Hurry, het verstevigen van de verdediging van Malta.[9] Hierna werd het schip naar Groot-Brittannië gezonden voor reparaties en renovatie vanaf 12 augustus 1940 aan de HM Dockyard te Chatham. Na deze onderhoudsperiode nam het schip op 23 november positie in bij het 2nd Cruiser Squadron. In deze positie werden diverse mijnenlegoperaties en konvooidiensten ondernomen. Op 13 maart 1941 werd het schip tot 30 maart toegevoegd aan een eskader met HMS Renown (72) en HMS Ark Royal (91) tijdens hun zoektocht naar de Duitse slagkruisers Scharnhorst en Gneisenau. Na een korte stationering in de buurt van IJsland, tijdens de jacht op de Bismarck, werd HMS Arethusa weer naar de Middellandse Zee gezonden. Vanaf 22 juli 1941 nam het schip positie in bij Force H in de Middellandse Zee.[10]
Vanaf dat moment was het schip nauw betrokken bij de bevoorrading en bescherming van het belegerde Malta.[11] Vanaf 28 juli werd HMS Arethusa weer bij Force H ingedeeld. Hierbij werd op 2 augustus de Italiaanse onderzeeboot Tembien tot zinken gebracht. Op 7 augustus vertrok HMS Arethusa naar Groot-Brittannië voor onderhoud te Tyne, welke vanaf 24 augustus werd aangevangen. Bij dit onderhoud werd ondermeer een Type 272 oppervlakte radar geïnstalleerd evenals een Type 284 vuurgeleidingsradar.[12]
In december 1941 was HMS Arethusa weer terug bij Home Fleet en werd ze ingezet tijdens de raid op de Lofoten met Force J op 4 maart 1941 (Operatie Claymore).[13] Tot april 1942 lag ze in Chatham voor reparatie van de bij de operatie opgelopen schade en voor het aanbrengen van enkele verbeteringen. Hierbij werden een Type 281 luchtafweer radar en luchtafweergeschut gemonteerd. In april 1942 werd besloten HMS Arethusa wederom naar de Middellandse Zee te zenden. Na proefvaarten werd in mei de tocht naar Alexandrië aangevangen dei via Kaap de Goede Hoop, de Rode Zee en het Suez Kanaal werd ondernomen.[14]
Vanaf 9 juni 1942 liep het schip weer mee in bevoorradingsoperaties naar Malta, dit keer als onderdeel van het 15th Cruiser Squadron. Hierbij raakte het schip op 15 juni 1942 beschadigd bij een luchtbombardement maar kon haar tocht voortzetten.[15] Van 16 juni tot begin juli bleef het schip voor reparaties in Alexandrië. Op 18 november 1942, werd HMS Arethusa, tijdens één van haar tochten naar Malta, Operatie Stoneage, getroffen door een torpedo van een Italiaans vliegtuig. Hierbij kwamen 156 bemanningsleden om het leven en raakten nog een 42 manschappen gewond. Zwaar beschadigd werd het schip naar Alexandrië gesleept, waar het tot 7 februari 1943 voorlopige reparaties onderging.[16]
Op 7 februari 1943 vertrok HMS Arethusa via het Suez Kanaal en de Rode Zee naar Durban om vervolgens op 4 maart in Kaapstad aan te komen. Op 30 maart werd Charlestown (Verenigde Staten) bereikt waar en complete reparatie plaatsvond die tot 15 december duurde. Hierbij werden tevens voorbereidingen getroffen voor plaatsing van aanvullende radar en luchtafweer. In januari 1944 werd naar Chatham vertrokken voor verdere renovaties, welke aldaar bij HM Dockyard plaatsvonden.[17]
Op 22 april 1944 werd HMS Arethusa weer in dienst gesteld, dit keer bij het 1st Cruiser Squadron, Home Fleet waar het op 22 april haar positie innam. Vanaf 30 april begon het schip aan trainingen in kustbombardementen en in mei werd het toegevoegd aan Bombarding Force D ten behoeve van de landingen op 6 juni 1944 bij "Sword Beach". Bij de landingen in Normandië (Operatie Overlord) ondersteunde het schip de vanuit vliegtuigen gelande Britse 6th Airborne Division en troepen die aan land gingen vanaf zee.[18] Bij de operaties in Normandië maakte het schip formeel deel uit van Bombardment Force D, Assault Force S van de Eastern Task Force.[19] Op 16 juni ontving HMS Arethusa hoog bezoek toen het te Portsmouth Koning George VI en de Chiefs of Defence Staff aan boord nam voor een bezoek aan de landingsstranden. Op 24 juni raakte het schip licht beschadigd bij een luchtbombardement in de Seinebaai en op 25 juli door een explosie van een magnetische mijn. Hierdoor werd HMS Arethusa in juli in reparatie genomen bij HM Dockyard te Portsmouth waarna het schip naar Greenock vertrok voor verdere renovatie.[20]
Vanaf januari 1945 was de HMS Arethusa weer in de Middellandse Zee, wederom bij het 15th Cruiser Squadron. Tussen maart en april 1945 nam het deel aan operaties in de Egeïsche Zee bij de inname van Griekse eilanden en in mei bij de operaties rond Triëst. Deze werden gevolgd door oefeningen met de vloot in de Middellandse Zee ten behoeve van eventuele inzet in de Pacific.[21]
Na de Tweede Wereldoorlog was de rol van dit type kleine kruisers uitgespeeld. Vanaf september 1945 was HMS Arethusa gestationeerd in Triëst als wachtschip en keerde in oktober terug naar Chatham waar het in reserve werd genomen. Het schip werd opgelegd te Sheerness en later te Falmouth. Vanaf januari 1948 werd het schip beschikbaar gesteld voor verkoop. Na gebruikt te zijn tijdens wat experimenten als doelschip in augustus werd HMS Arethusa op 9 mei 1950 verkocht aan de British Iron & Steel Corporation (Salvage) Ltd. en op 9 september 1950 versleept naar Newport, Glamorgan om bij John Cashmore Ltd, Newport te worden gesloopt.[22]
Naam: | HMS Arethusa (26) |
Callsign/Registratie: |
/ |
Bouwer: |
Chatham Dockyard, Chatham |
Bouwnummer: |
geen |
Type/Klasse: |
Lichte-kruiser /
Arethusa-klasse |
Waterverplaatsing: |
5.220 t (standaard) 6.665 t (beladen) |
Lengte: |
154,20 meter |
Breedte: |
15,50 meter |
Diepgang: |
4,20 meter |
Aandrijving: |
vier geschakelde Parsons
stoomturbines vier Admiralty boilers vier schachten 64.000 shp (47.725 kW) |
Snelheid: |
32,25 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
9.800 km (bij 13 knopen) |
Bepantsering: |
romp: 51mm dek: 51 mm koepels: 25 mm brug: 25 mm |
Bewapening: |
na bouw: 3x2 BL 152 mm Mk XXIII geschut 4x1 102 mm luchtafweergeschut 2x4 12,7 mm machinegeweren 2x3 533 mm torpedolanceerbuisen aanvulling 1941: 2x4 40 mm luchtafweergeschut 2x UP installatie 4x1 20 mm Oerlikon luchtafweergeschut wijziging april 1942: 3x2 152 mm geschut 4x2 102 mm luchtafweergeschut 2x4 40 mm luchtafweergeschut 8x1 20 mm Oerlikon luchtafweergeschut 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen wijziging april 1944: 3x2 152 mm geschut 4x2 102 mm luchtafweergeschut 2x4 40 mm Bofors luchtafweergeschut 8x1 en 4x2 20 mm Oerlikon luchtafweergeschut 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen daarnaast: 1x Hawker Osprey vanaf 1937: 1x Fairey Seafox |
Bemanning |
470 - 500 |
Captain Philip Louis Vian (Kapitein
ter zee) |
23 mei 1935 |
Captain William George Tennant
(Kapitein ter zee) |
mei 1935 - februari 1937 |
Captain Quintin Dick Graham
(Kapitein ter zee) |
30 juni 1939 |
Captain Alex Colin Chapman
(Kapitein ter zee) |
14 mei 1941 |
acting Commander Mark Taylor
Collier (waarnemend Kapitein-luitenant ter zee) |
17 november 1942 |
acting Read-Admiral George
Hector Creswell (waarnemend Schout-bij-Nacht) |
21 november 1942 |
acting Commander Mark Taylor
Collier (waarnemend Kapitein-luitenant ter zee) |
december 1942 |
Commander Hugh Forbes
Robertson-Aikman (Kapitein-luitenant ter zee) |
30 juni 1943 |
Captain Hugh Dalrymple-Smith
(Kapitein ter zee) |
1 december 1943 |
Captain Caspar Silas Balfour
Swinley (Kapitein ter zee) |
juni 1945 - eind 1945 |