De Lichte-kruiser HMS Penelope werd in 1936 in dienst gesteld. Zoals haar zusterschepen, diende het schip voor de oorlog in de Middellandse Zee en werd in 1940 teruggeroepen naar Home Fleet. Vanaf eind 1941 was het schip wederom ingedeeld bij de Mediterranean Fleet tot haar renovatie in de Verenigde Staten in mei 1942. Na een kortstondige inzet bij Home Fleet na haar hernieuwde indienststelling, was het schip vanaf januari 1943 weer actief in de Middellandse Zee. Op 18 februari 1944 werd HMS Penelope tijdens een overtocht van Napels naar Anzio, getorpedeerd door U 410 en zonk.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
In
dienst: |
Einde: |
Harland &
Wolff, Belfast |
30 mei 1934 |
15 oktober 1935 |
15 november 1936 |
18 februari 1944 (getorpedeerd U 410) |
Bouwnummer : 940 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
||
HMS Penelope (97), |
||||
2 september 1939 |
HMS
Penelope (97), 3rd Cruiser Squadron, Mediterranean Fleet |
|||
11 januari 1940 |
HMS Penelope (97),
2nd Cruiser Squadron, Home Fleet |
|||
21 oktober 1941 |
10 mei 1942 |
HMS
Penelope (97), Force K, Mediterranean Fleet |
||
22 januari 1943 |
HMS
Penelope (97), 12th Cruiser Squadron, Mediterranean Fleet |
|||
9 september 1943 |
18 februari 1944 |
HMS Penelope (97),
Force Q, Mediteranean Fleet |
Op 30 mei 1934 werd aan de werf van Harland & Wolff de kiel gelegd van bouwnummer 940 voor HMS Penelope gelegd. Op 15 oktober 1935 werd het schip te water gelaten en op 13 november 1936 in dienst gesteld. Het schip ging na haar indienststelling naar de Middellandse Zee en werd gevoegd bij het 3rd Cruiser Squadron. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bevond HMS Penelope zich nog in de Middellandse Zee.[1]
Op 11 januari 1940 kwam HMS Penelope samen met HMS Arethusa (26) aan in Portsmouth en werd ingedeeld bij het 2nd Cruiser Squadron. Tijdens de operaties in Noorwegen liep het schip op 11 april 1940 in de Vestfjord aan de grond en werd zwaar beschadigd. Na vlottrekken werd het schip in Groot-Brittannië gerepareerd. De reparaties duurden tot juli 1941, waarna het schip vanaf augustus weer operationeel werd bij de 2nd Cruiser Squadron, Home Fleet. Vanaf september 1941 patrouilleerde de Penelope tussen IJsland en de Faeröer Eilanden. In oktober 1941 opereerde het schip met HMS King George V (41) en HMS Victorious (38) nabij Noorwegen tegen Duitse scheepsvaart.
Op 12 oktober 1941 vertrok HMS Penelope naar de Middellandse Zee en arriveerde op 21 oktober in Malta. Als onderdeel van Force K werd HMS Penelope op 19 december 1941 beschadigd door een mijn. Na reparaties kon in januari 1942 weer aan operaties worden meegedaan.[2] Op 26 maart 1942 werd HMS Penelope aanzienlijk beschadigd door nabij het schip exploderende bommen bij een luchtbombardement. Terwijl het schip in Malta in dok lag werd het herhaaldelijk aangevallen. Op 8 april werd het schip naar Gibraltar gezonden waar het op 10 april aankwam. Na tijdelijke reparaties werd HMS Penelope op 10 mei naar New York gezonden voor definitieve reparaties en renovatie. Tot september bleef het schip daar en op 1 oktober 1942 werd Portsmouth in Groot-Brittannië bereikt.[3]
Tot midden januari 1943 verbleef het schip bij Home Fleet tot het weer naar Gibraltar vertrok. Vanaf 22 januari 1943 bevond het schip zich bij het 12th Cruiser Squadron, Western Mediterranean Fleet ten behoeve van het vervolg op operatie Torch, gevolgd door de strijd om Pantellaria en Lampedusa. Hierna was het schip betrokken bij de invasie van Sicilië als onderdeel van Force H.
Vanaf september 1943 was de HMS Penelope onderdeel van Force Q. Ingedeeld bij het 15th Cruiser Squadron, nam het aan diverse operaties deel in de oostelijke Middellandse Zee. Tijdens de landingsoperaties bij Anzio, als onderdeel van Force X, werd HMS Penelope op 18 februari 1944 tot zinken gebracht door de U 410.[4]
Naam: | HMS Penelope (97) |
Callsign/Registratie: |
/ |
Bouwer: |
Harland & Wolff, Belfast |
Bouwnummer: |
940 |
Type/Klasse: |
Lichte-kruiser / Arethusa-klasse |
Waterverplaatsing: |
5.220 t (standaard) 6.665 t (beladen) |
Lengte: |
154,20 meter |
Breedte: |
15,50 meter |
Diepgang: |
4,20 meter |
Aandrijving: |
vier Parsons turbines vier Admiralty boilers vier schachten 64.000 shp (47.725 kW) |
Snelheid: |
32,25 knopen (59,26 km/u) |
Bereik: |
? km (bij ? knopen) |
Bepantsering: |
romp: 51mm dek: 51 mm koepels: 25 mm brug: 25 mm |
Bewapening: |
Na bouw: 3x2 BL 152 mm geschut 4x1 QF 102 mm Mk V luchtafweergeschut 2x4 12,7 mm machinegeweren 2x 533 mm torpedolanceerbuizen na april 1941: 3x2 BL 152 mm geschut 2x4 40 mm pom-pom luchtafweergeschut 3x1 20 mm Oerlikon luchtafweergeschut 2x4 12,7 mm machinegeweren 2x 533 mm torpedolanceerbuizen |
Bemanning |
500 |
Captain FitzRoy Evelyn Patrick Hutton (Kapitein ter Zee) | 25 augustus 1936 |
Captain Gerald Douglas Yates
(Kapitein ter Zee) |
17 augustus 1939 |
Lieutenant Commander (emergency)
Alan Moir Harris (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
12 september 1940 |
Lieutenant Commander William
Thomas Warren Curtis (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
21 februari 1941 |
Captain Angus Dacres Nicholl (Kapitein ter Zee) | 16 april 1941 |
Commander John William Grant (Kapitein-luitenant
ter zee) |
15 juni 1942 |
Captain George Devereux Belben (Kapitein ter Zee) | 10 augustus 1942 - 18 februari
1944 |