TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De geheime oorlog

Titel: De geheime oorlog - Spionage, codes en verzet
Schrijver: Max Hastings
Uitgever: Hollands Diep
Uitgebracht: oktober 2015
Pagina's: 656
ISBN: 9789048827213
Omschrijving:

Geheime diensten en alles wat daarmee samenhangt (het breken van codes, infiltratie, spionage en verraad) zijn altijd al zeer intrigerende onderwerpen geweest. Niet voor niets zijn er talrijke fictieve en non-fictieve boeken over geschreven en speelfilms over gemaakt. Max Hastings (1945) tracht in "De geheime oorlog" een overzicht van al het geheime werk tijdens de Tweede Wereldoorlog te geven. De schrijver is een van de bekendste Britse historici. Hij heeft meer dan twintig boeken op zijn naam staan. Acht hiervan gaan over de Tweede Wereldoorlog.

Max Hastings behandelt de inlichtingendiensten van de belangrijkste landen van tijdens de Tweede Wereldoorlog. De eersten die een moderne en goed functionerende inlichtingendienst wisten op te zetten, waren verrassend genoeg de Tsjechen. Onder leiding van Frantisek Moravec wisten zij vanaf 1937 enkele successen te boeken. Zo beschikte Moravec over een bron in hoge Wehrmachtkringen, die hem belangrijke informatie verschafte. Nadat zijn land was geannexeerd door de Duitsers week Moravec uit Naar Londen waar vanuit hij zijn werk, gedurende de rest van de oorlog, zou voortzetten.

De NKVD en de Gru (de militaire inlichtingendienst van het Rode Leger) beschikten voor de oorlog over de meest uitgebreide financiële middelen. Terwijl in de Sovjet-Unie miljoenen mensen omkwamen van de honger, werd er veel geld uitgetrokken om het land te beschermen tegen vermeende verraders. Een zwakte was wel dat de diensten beter op hun eigen bevolking letten dan op het buitenland. Ook hadden de geheime diensten te lijden van de zuiveringen waar het hele land onder gebukt ging. De Sovjet-Unie wist desondanks enkele belangrijke spionagenetwerken in Duitsland op te bouwen. Ook beschikte zij over een belangrijke spion in Japan, Richard Sorge. Het optreden van de Russische inlichtingendiensten illustreert echter ook het bekende probleem, dat je weinig hebt aan goede bronnen als je de verworven informatie niet goed inschat. Zo ontving Stalin voor de aanvang van operatie Barbarossa, de Duitse invasie van Rusland op 22 juni 1941, talloze waarschuwingen die aangaven dat er iets te gebeuren stond. Hij deed hier echter niets mee en bestempelde ze alle als onbetrouwbaar.

Op spionagegebied hadden de Britten voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog nog weinig klaargespeeld, zo constateert Hastings. Na de val van Frankrijk en door de nasleep van het Venlo-incident raakten zij bovendien een groot deel van het opgebouwde netwerk kwijt. De Britten zouden op spionagegebied nooit zoveel bereiken als de Russen. Op andere gebieden boekten zij wel grote successen. Het bekendste voorbeeld hiervan is het kraken van de Enigma-code, wat een grote bijdrage leverde aan de overwinning in de slag om de Atlantische Oceaan. De auteur laat zien dat de waarheid over Enigma complexer is dan dat in andere werken wordt gesuggereerd. De Duitsers gebruikten bijvoorbeeld tientallen sleutels en de Britten konden ze lang niet allemaal lezen. De stelling die door sommige historici wordt ingenomen, dat Ultra (de verzamelnaam voor al het vijandelijke ontcijferde materiaal) de oorlog met drie jaar heeft verkort is volgens Hastings sterk overdreven. Zelfs op het hoogtepunt van de operatie werd slechts de helft van alle onderschepte codeberichten gelezen en dan nog kwam de informatie vaak te laat om van praktisch nut te zijn. Zoals de schrijver het zelf uitdrukt: "Wat in Bletchley Park werd gepresteerd, was zeker een wonder, maar de codebrekers konden nooit over al het water lopen." Lang niet alle geheimen konden uit Ultra worden afgeleid. De geallieerden konden de inzet van de V2 of het Ardennenoffensief bijvoorbeeld niet voorspellen.

Het relaas over de codebrekers van Bletchley Park is interessant, maar voor de meer ervaren WOII-lezer biedt het weinig nieuws. Wat dat betreft zijn Hastings’ verhalen over het wel en wee van de geheime diensten van de Sovjet-Unie interessanter. Uitgezonderd Richard Sorge, zal de gemiddelde lezer uit het westen daar relatief minder over weten. En dat terwijl de Russen zeker opmerkelijke dingen hebben gepresteerd. Zoals het werk van de dubbelagent Alexander Demjanov (agent Max) die als vermeende Duitse agent in Moskou veel incorrecte informatie aan de Abwehr heeft doorgegeven, waardoor de Duitsers telkens werden misleid over de ware operationele doelen van het Rode Leger. Er moet wel worden opgemerkt dat de Russen hun bondgenoten bijna nog beter bespioneerden dan hun vijanden.

Hastings bespreekt uitgebreid het Venlo-incident op 9 november 1939, waarbij twee Britse agenten werden gearresteerd door Duitse agenten die zich hadden voorgedaan als informanten. Het belang hiervan kan volgens hem niet overdreven worden. De Duitsers verkregen een lijst met spionnen in Europa. De reputatie van de Britse geheime dienst daalde bij de Britse regering naar een dieptepunt en zij was in het vervolg zeer wantrouwig als een Duitse overloper zich bij hen meldde, waardoor enkele belangrijke bronnen niet benut werden. Ook kregen de Britse inlichtingendiensten overdreven veel respect voor hun Duitse tegenhangers. Terwijl later zou blijken dat deze zeer incompetent waren. De agenten die de Abwehr naar Engeland stuurde waren allemaal onbekwaam en vielen bij aankomst door hun amateurisme vrijwel direct door de mand.

De pogingen van de Abwehr om agenten in te zetten in Ierland zijn ronduit lachwekkend. Zoals het door Hastings genoemde voorbeeld van Ernst Weber-Drohl, een Oostenrijker die voor de oorlog werkte in een circus als krachtpatser. De enige reden dat hij werd uitgekozen, was omdat hij een relatie had gehad met een Ierse vrouw. Vlak voor vertrek naar Ierland weigerde zijn radiotelegrafist de missie te vervolgen, omdat hij een enorme hekel had aan Drohl. Die moest de operatie daarom in zijn eentje voortzetten. Bij zijn poging om aan land te komen, ging zijn zender verloren. Al vrij snel na aankomst werd hij gearresteerd. Toen hij na verloop van tijd weer vrijkwam – de oorlog was toen nog aan de gang – bleef hij in Ierland. Hij zou echter niet meer voor de Duitsers werken, maar zijn oude beroep van circusartiest weer oppakken. Hastings rekent ook af met de mythe dat Wilhelm Canaris, de leider van de Abwehr, een verzetsheld zou zijn geweest. Hij portretteert hem als een incompetente dienaar van een boosaardig Duitsland die geen slecht mens wilde zijn, maar de moed ontbeerde om een goed mens te zijn.

De Duitsers boekten op andere gebieden wel successen. Zo slaagden zij erin de Britse maritieme code te kraken, waardoor een aantal konvooien op de Atlantische Oceaan onderschept en vernietigd kon worden. Deze actie bood de Britten echter ook een verdraaide voorstelling van de werkelijkheid. Karl Dönitz, de opperbevelhebber van de U-bootafdeling en later van de gehele Kriegsmarine, had al in 1941 het vermoeden dat de Enigma-code was gekraakt, maar hij herzag zijn mening mede door de zwakte van de Britse codes. Hij ging ervan uit dat als de Britten Enigma hadden gekraakt, zij ook wel door zouden hebben dat hun eigen codes zeer kwetsbaar waren en deze zouden vervangen. Pas in juni 1943 zouden de Britten dit daadwerkelijk doen. De Duitsers waren ook zeer succesvol in hun strijd tegen het verzet op het Europese vasteland en het bedrijven van contraspionage.

De Japanners presteerden volgens Hastings weinig op inlichtingengebied. In het begin van de oorlog maakten zij voor hun aanval op Pearl Harbor en de Britse, Franse en Nederlandse koloniale gebieden in Azië nog gebruik van accurate inlichtingen. Later namen de successen echter af. De Japanners bleven zich de hele oorlog sterk op de Sovjet-Unie richten en schonken weinig aandacht aan de Amerikanen, die zij sterk onderschatten. Ook kwamen de Japanners op de proppen met een aantal vreemde initiatieven. Zo trachtten zij een chemische stof te ontwikkelen waardoor Russische waakhonden aan de grens seksueel opgewonden zouden raken en daardoor hun bazen niet meer zouden gehoorzamen. De Japanners richtten pas in 1943 een afdeling op voor het kraken van vijandelijke codes. Alle andere diensten die aan bod komen in het boek hadden al lang een dergelijke afdeling, vaak al voor de oorlog. Zij beschouwden hun eigen codes als onbreekbaar, terwijl zij dit allerminst waren. De Amerikanen slaagden er bijvoorbeeld in 1943 in om de Japanse koopvaardijcode te kraken, waardoor men in staat was grote verliezen toe te brengen aan de Japanse transportschepen en het vervoer van en naar de overzeese gebieden bijna onmogelijk werd gemaakt.

Alle facetten van de geheime oorlog – spionage, sabotage, het verzet tegen de Duitse overheersing en contraspionage – komen aan bod in het boek. Doordat het een overzichtswerk betreft waarin een uitgebreid verhaal wordt beschreven, is het onvermijdelijk dat er veel personen, organisaties en (advies)commissies de revue passeren. Hastings probeert bij allemaal hun taak en functioneren enigszins toe te lichten, desondanks moet je je aandacht er goed bij houden om alles te volgen. De auteur poogt een beeld te geven van het karakter van de beschreven personen, maar door het grote aantal personen (meer dan honderd) is het moeilijk om met iedereen even goed kennis te maken. Het verhaal is wereldomspannend, waardoor het de auteur moeite heeft gekost om alles goed op elkaar aan te laten sluiten. Een aantal keren slaagt de auteur daar vrij goed in, maar bepaalde overstappen zijn erg groot en niet altijd even logisch. In een bepaald hoofdstuk springt het verhaal bijvoorbeeld van Zweden, naar Portugal en vervolgens naar Afghanistan en dan naar Mozambique. Ondanks deze punten van kritiek is het boek over het algemeen vlot geschreven en boeiend leesvoer.

De auteur weet het grootste deel van het verhaal op een meeslepende manier te vertellen. Hij weet zijn toon ook goed aan te passen aan de ernst van het behandelde onderwerp. In bepaalde hoofdstukken, bijvoorbeeld die over het opereren van de Amerikaanse inlichtingendienst in de periode van de aanval op Pearl Harbor tot de slag bij Midway, is zijn toon ernstig. Wanneer het onderwerp dat toestaat kan hij ook ironisch of sarcastisch uit de hoek komen. In het verhaal over Richard Sorge, die bekend/berucht was wegens zijn seksuele escapades, beschrijft hij de pogingen van Sorge om een relatie op te bouwen met de Duitse diplomatieke dienst in Tokio als een masterclass in penetratie. Af en toe wordt het verhaal verluchtigd met wat amusante anekdotes. Zo zorgde in de Verenigde Staten de uitbreiding van bestaande en de vorming van nieuwe (geheime) overheidsdiensten en de daarbij behorende bureaucratie voor een nijpend tekort aan typemachines. Daarop werd een campagne opgestart, waarbij burgers werd opgeroepen om oude typemachines in te leveren. De slogan hiervan was: "Een ongebruikte typemachine is een helpende hand voor Hitler."

Uit de spionageromans en -films die na de oorlog zijn verschenen, zou je kunnen afleiden dat de geheime diensten grote successen hebben geboekt, waarmee de oorlog is verkort. Geraffineerde spionnen zouden op slinkse wijze de vijand informatie hebben ontfutseld en die informatie werd precies op waarde geschat, waardoor men snel kon handelen. De waarheid is echter een stuk minder heroïsch. Een regelmatig door Hastings aangehaalde uitspraak is dat geheime diensten vaak bergen verzetten om een muis te baren. Er zijn zeker een aantal successen geboekt, met name op het gebied van het breken van vijandelijke codes, maar tegenover elk succes staan zeker tien miskleunen. Er werden talloze fouten gemaakt, goede bronnen werden als onbetrouwbaar terzijde geschoven en aan fantasten werd veel te veel geloof gehecht. Berichten werden te traag gedecodeerd, waardoor zij voor de militairen weinig waarde meer hadden. Als er al iets bruikbaars werd verkregen, zit je ook nog met de kwestie dat je pas iets hebt aan goede inlichtingen als je ze goed interpreteert en ook de middelen hebt om er iets mee te doen. De Duitsers wisten in de laatste jaren van de oorlog bijvoorbeeld door ondervraging van gevangenen, of door het buitmaken van documenten, interessante informatie te achterhalen. Het ontbrak hun echter aan de militaire middelen om hier ook daadwerkelijk iets mee te doen.

Bepaalde clichés uit de spionageliteratuur zijn daarentegen wel waar, althans zij kloppen voor een aantal personen, zoals het vermeende liederlijke gedrag van de meeste geheime agenten. Een aantal Russische spionnen leidde gedurende de Tweede Wereldoorlog een leven met veel alcohol en seksuele escapades. Hoe de dramatische val van die Rote Kapelle en het Lucy-netwerk (twee Russische spionagenetwerken in Duitsland) tot stand kwam, had niet misstaan in een spionageroman. Maar Hastings doet veel meer dan clichés bewijzen of ontkrachten. "De geheime oorlog" is een uitstekende kennismaking met het handelen van de geheime diensten van zowel de geallieerden als de as-mogendheden gedurende de Tweede Wereldoorlog. Hastings is de eerste die erin slaagt om een betrouwbaar beeld te schetsen van het opereren van alle inlichtingendiensten gedurende de Tweede Wereldoorlog en ook hun onderlinge relaties weet te kenschetsen. Voor leken op dit vlak is het een goede kennismaking met het onderwerp, maar ook voor mensen met meer deskundigheid op dit gebied bevat het interessante informatie en nieuwe inzichten.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Wesley Dankers
Geplaatst op:
15-11-2015
Laatst gewijzigd:
03-02-2016
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen