De Britse slagschepen van de Revenge-Klasse, werden gebouwd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Van de acht oorspronkelijk geplande slagschepen, werden vijf schepen gebouwd. Eén schip, HMS Resistance werd in augustus 1914 afbesteld. De laatste twee schepen werden herzien en afgebouwd als Renown-klasse Slagkruisers. In sommige bronnen worden deze slagschepen wel aangeduid als Royal Sovereign-klasse of R-klasse slagschepen. Formele documenten van de Royal Navy onthullen echter de naam als Revenge-klasse.
Naam: |
Gegevens: |
HMS Revenge (06)[1] |
22 december 1913: kiellegging 29 mei 1915: tewatergelaten 1 februari 1916: in dienst genomen 8 maart 1948: verkocht voor sloop |
HMS Resolution (09)[2] |
29 november 1913: kiellegging 14 januari 1915: tewatergelaten 30 december 1916: in dienst genomen 13 mei 1948: aanvang sloop |
HMS Royal Oak (08)[3] |
15 januari 1914: kiellegging 17 november 1914: tewaterlating 1 mei 1916: in dienst genomen 14 oktober 1939: getorpedeerd |
HMS Royal Sovereign (05)[4] |
15 januari 1914: kiellegging 29 april 1915: teaterlating 18 april 1916: in dienst genomen 30 mei 1944: naar Sovjet-Unie als Arkhangelsk (1944) |
Arkhangelsk (1944) |
30 mei 1944: in dienst Sovjet
marine 4 februari 1949: retour Royal Navy 18 mei 1949: begin sloop |
HMS Ramillies (07)[5] |
12 november 1913: kiellegigng 12 juni 1916: tewaterlating 1 september 1917: in dienst genomen 2 februari 1948: verkocht voor sloop |
HMS Resistance[6] |
Afbesteld in augustus 1914 |
HMS Renown[7] |
Afgebouwd als Renown-klasse |
HMS Repulse[8] |
Afgebouwd als Renown-klasse |
De Revenge-klasse werd gebouwd als opvolger van de Queen Elizabeth-klasse, maar waren kleiner en langzamer. De schepen werden ontworpen om zowel op olie als op kolen te kunnen varen. Dit was gedaan om te voorkomen dat bij tekorten aan olie door conflicten rond olieproducerende landen, de schepen niet konden varen. Kolen was immers in Groot-Brittannië zelf voorradig. Oorspronkelijk was het bouwplan uitgegaan van een capaciteit van 3000 ton kolen en 1500 tot olie. Later werd dit aangepast tot een capaciteit van 150 ton kolen en 3400 tot olie, waardoor de schepen in praktijk voornamelijk op oliebrandstof voeren.[9]
Door de aanpassingen ten opzichte van haar voorgangers, was de klasse tevens goedkoper te produceren. Qua bepantsering waren de schepen vooral sterk bepantserd aan de zijkant en minder aan de bovenkant. De keuze hiervoor was gedaan aangezien men in die tijd nog dacht dat zeeslagen voornamelijk over korte afstand uitgevochten zouden worden en daarmee de zijkant van een schip meer inslagen te verwerken zouden krijgen dan de bovenzijde. Nadat de schepen in dienst waren gekomen, bleek deze gedachtegang al achterhaald. Helaas konden de schepen door hun ontwerp maar moeilijk worden aangepast aan het gewijzigde tactische denken, waardoor ze tegen de tijd dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak eigenlijk al verouderd waren. Hoewel de schepen bescherming onder de waterlijn hadden tegen torpedoaanvallen, bleek bij het tot zinken brengen van HMS Royal Oak (08) in 1939, dat dit tegen die tijd niet meer afdoende was.[10]
Met betrekking tot de bewapening werd een keuze gemaakt voor een hoofdbewapening van acht stuks 381 mm geschut, verdeeld in vier torens van elk twee stuks. Twee torens werden voor en twee achter op het schip aangebracht. De secundaire bewapening bestond uit veertien stuks 152,4 mm geschut. Twee stuks 76,20 mm luchtafweergeschut, vier stuks 47 mm geschut en vier 533 mm torpedolanceerbuizen vulden dit geheel aan.[11]
De schepen werden tussen de beide wereldoorlogen niet aangepast aan de gewijzigde omstandigheden en tactieken. Voornamelijk omdat dit technisch niet mogelijk was en financieel onhaalbaar. De schepen zouden uit de vaart worden genomen ten gunste van de nieuw Lion-klasse. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, werd de Lion-klasse afbesteld, waardoor de Revenge-klasse in dienst bleef. De schepen werden voornamelijk in secundaire, defensieve rollen gebruikt zoals konvooi diensten en kustbombardementen bij invasies. Drie schepen werden op papier aangewezen in een plan van Winston Churchill om begin 1940, aangepast voor de omstandigheden, met een eskader naar de Baltische Zee te worden gezonden. Deze Operatie Catherine werd echter nooit uitgevoerd.
Klasse: | Revenge-klasse |
|
Aantal in klasse: |
8 (5 afgebouwd) |
|
Land: |
Groot-Brittannië Sovjet-Unie |
|
Type: |
Slagschip |
|
Waterverplaatsing: |
Standaard: 29.150 BRT Maximaal: 33.500 BRT |
|
Lengte: |
190 meter |
|
Breedte: |
27 meter |
|
Diepgang: |
8,70 meter |
|
Aandrijving: |
Vermogen: 24 boilers 4 schachten Dieselmotoren: 26.500 pk |
|
Snelheid: |
21 knopen (38,89 km/u) bovenwater |
|
Bereik: |
9.000 km (bij 12 knopen) |
|
Bepantsering: |
Romp: 330 mm, midscheeps 102–152
mm Dek: 127 mm Geschutstorens: 330 mm (voorzijde) 127 mm (zijkanten) 127 mm (dak) |
|
Bewapening: |
8× 15 /42 geschut (381 mm) (4 x
2) 14× BL 152.4 mm, Mk XII geschut 2× QF 76.20 mm, 20 cwt luchtafweergeschuts 4× 47 mm geschut 4× 21 in (533 mm) torpedobuizen (onderwater) |
|
Bemanning: |
997 - 1.150 |