HMS Triton (N15) was een onderzeeboot uit de Britse T-klasse (Triton-klasse). Het tussen 1936 en 1938 gebouwde schip diende tijdens haar loopbaan bij de Britse Home Fleet, bij de Noorse kust en in de Middellandse Zee. Naar alle waarschijnlijkheid is het schip op tussen 6 december en 18 december 1940 in de Adriatische Zee op een mijn gelopen en gezonken.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Vickers Armstrong Barrow-in-Furness |
28 augustus 1936 |
5 oktober 1937 |
9 november 1938 |
18 december 1940 (gezonken) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
van: |
tot: |
||
9 november 1938 |
18 december 1940 |
Onderzeeboot HMS Triton (N15) |
||
HMS Triton werd op 23 maart 1936 door de Royal Navy besteld en werd tussen 28 augustus 1936 en 9 november 1938 gebouwd aan de werf van Vickers Armstrong in Barrow-in-Furness. Op 9 november 1938 werd het schip onder bevel van Lieutenant Commander Hugh Patrick de Crecy Steel in dienst genomen. Het schip werd ingedeeld in de 2nd Submarine Flotilla.[1] Het schip was de eerste van een groep T-klasse (Triton-klasse) onderzeeboten, ook wel aangeduid als T-Klasse 1e Groep. Deze groep kenmerkte zich door de goed te onderscheiden bovenste torpedolanceerbuizen in de boeg en afwijkende brugopbouw ten opzichte van de andere twee groepen binnen de T-klasse.[2]
Nog voordat de Britse regering op 3 september 1939 aan Duitsland de oorlog had verklaard, werden vijf onderzeeboten van de 2nd Submarine Flotilla op 24 augustus 1939 aangewezen om te patrouilleren in eigen sectoren nabij Obrestad in Noorwegen. Eén van deze onderzeeboten was HMS Triton. Het schip was op 2 september 1939 vanuit Portsmouth vertrokken naar Dundee onder escorte van HMS Sardonyx (H26) en later HMS Beagle (H30). Op 4 september 1939 meerde het schip in Dundee af langszij HMS Oxley (55P). De volgende dag vertrok HMS Triton voor haar eerste operationele patrouille langs de Noorse kust.
Op 10 september 1939 positioneerde HMS Triton haarzelf in haar sector bij de Noorse kust. Nadat zij haar positie had vastgelegd, signaleerde de uitkijk op HMS Triton een licht in de verte op zee. Nader onderzoek wees uit dat dit een onderzeeboot was. Pogingen het ontdekte schip zich te laten identificeren liepen op niets uit en HMS Triton concludeerde dat dit een vijandelijke onderzeeboot moest zijn. Twee afgeschoten torpedo's troffen doel. Uiteindelijk bleek de tot zinken gebrachte onderzeeboot een eigen schip te zijn. De actie had geresulteerd in de torpedering van HMS Oxley.[3] Een onderzoek pleitte later de bemanning van HMS Triton vrij van enige blaam, zij hadden geheel volgens regulering gehandeld. HMS Triton beëindigde haar eerste patrouille op 22 september 1940 te Rosyth en keerde op 24 september terug naar Dundee.
Op 6 oktober 1939 vertrok HMS Triton voor haar tweede operationele patrouille, wederom nabij Noorwegen. Dit maal tussen Kristiansand en Stavanger. Zonder bijzonderheden, werd deze patrouille op 24 oktober 1939 te Rosyth afgesloten, waarna het schip op 6 november 1939 vanuit Rosyth voor haar derde operationele patrouille, in het Skagerrak, vertrok. Voordat het schip aankwam in haar operatiegebied, werden oefeningen uitgevoerd in samenwerking met HMS Grimsby (U16). Ook haar derde patrouille werd zonder bijzonderheden op 21 november 1939 in Rosyth afgesloten. Een vierde patrouille, nu onder bevel van Lieutenant Commander Edward Fowle Pizey, van 4 december 1939 tot 19 december 1939 langs de Noorse kust bij Stavanger, werd eveneens zonder bijzonderheden afgesloten. Hierna ging HMS Triton te Rosyth voor onderhoud het dok in van 20 december 1939 tot 24 december 1939.
Op 6 januari 1940 vertrok HMS Triton vanuit Rosyth, waarna in het Firth of Forth oefeningen werden uitgevoerd met HMS Auckland (L61) en HMS Londonderry (L76). Vervolgens vertrok het schip als escorte van konvooi ON-7 op weg naar Noorwegen. Naast HMS Triton, bestond de escorte voor dit konvooi uit HMS Encounter (H10), HMS Kashmir (F12), HMS Khartoum (F45), HMS Tartar (F43) en later HMS Kandahar (F28) als aflossing voor HMS Encounter (H10). Nadat het konvooi op 9 januari 1940 werd afgeleverd in Noorwegen, werd de terugweg ondernomen met konvooi HN-7 waarvan de escorte, naast HMS Triton, bestond uit HMS Kandahar, HMS Kashmir, HMS Khartoum en HMS Tartar. HMS Tartar werd later afgelost door HMS Maori (F24) terwijl HMS Forester (H74) zich later bij het konvooi voegde. Op 12 januari 1940 keerde HMS Triton terug in Rosyth.
Tijdens haar vijfde operationele patrouille van 20 januari 1940 tot 25 januari 1940, voor de kust van Noorwegen bij Lister, liep het schip op 22 januari 1940 lichte beschadigingen op en zocht het schip rustig water op binnen de Noorse territoriale wateren. Voordat het Noorse patrouilleschip Skarv, dat op dit voorval afkwam, HMS Triton kon onderscheppen, wist men de problemen te verhelpen en op tijd weg te komen. Op 27 januari 1940 vertrok HMS Triton onder escorte van HMS Maori, vanuit Rosyth naar Scapa Flow, waar op 28 januari werd aangemeerd. Begin februari werden van hieruit oefeningen ondernomen met HMS Mohawk (F31), HMS Sikh (F82), HMS Cossack (F03) en patrouilleschepen. Vervolgens voer het schip onder begeleiding van HMS Sharpshooter (J68) en HMS Seagull (J85) op 8 februari 1940 weer terug naar Rosyth waar de volgende dag werd aangemeerd. Op 16 februari 1940 volgde nog oefeningen met HMS Truant in de Firth of Forth.
Haar zesde operationele patrouille ving aan op 17 februari 1940 en bracht HMR Triton langs de Noorse kust tussen Lister en Kristiansand. Hierbij werden diverse neutrale schepen aangehouden en gecontroleerd. Op 28 februari poogde HMS Triton de Duitse blokkadebreker Wangoni te onderscheppen, wat mislukte doordat de Wangoni binnen Noorse territoriale wateren bleef. HMS Triton beëindigde deze patrouille op 5 maart 1940 te Rosyth waarna het schip tot 9 maart in dok ging voor onderhoud.
De zevende operationele patrouille vanaf 12 maart 1940 bracht HMS Triton nabij Noorwegen met als doel de ondersteuning van operatie R.3 (Operatie Wilfred), de bedoelde bezetting van strategische locaties in Noorwegen ter ondersteuning van de strijd van de Finnen tegen de Sovjet-Unie. Door de wapenstilstand tussen deze naties, werden de schepen weer teruggeroepen en HMS Triton beëindigde deze operaties op 18 maart 1940 in Rosyth. Hierna ging HMS Triton tot 23 maart 1940 in reparatie.
Op 29 april 1940 vertrok HMS Triton voor haar achtste operationele patrouille naar het Skagerrak. Op 8 april 1940 schoot het schip ter hoogte van Skagen tien torpedo's af op een eenheid met de Duitse kruisers Blücher, Lützow en Emden. Geen enkele torpedo trof doel.[4] Onbekend voor de bemanning bleek later dat zij één van de konvooien richting Noorwegen hadden onderschept die deelnamen aan Operatie Weser (Weserübung). Twee dagen later, op 10 april 1940 was HMS Triton succesvoller. Het wist de Duitse vrachtschepen d.s. Friedenau en d.s. Wigbert en de Vorpostenboot Rau VI (V 1507) in het Kattegat tot zinken te brengen. Later bleek dat dit schepen waren van de 2. Seetransportstaffel onderweg naar Oslo in Noorwegen, bestaande uit de transportschepen Espana, Hamm, Hanau, Friedenau, Kellerwald, Rosario, Scharhörn, Tucuman, Wandsbeck, Wigbert en Wolfram en zeventien escorteschepen. HMS Triton kwam op 14 april 1940 weer te Rosyth aan, waarna het schip tot 19 april voor onderhoud in het dok ging.
Tussen 22 april 1940 en 5 mei 1940, voerde HMS Triton haar negende operationele patrouille uit nabij Stavanger, Noorwegen. Zonder bijzonderheden keerde het schip in Rosyth terug. Vervolgens voerde haar tiende operationele patrouille HMS Triton vanaf 19 mei 1940 nabij Lister, Noorwegen. Hierbij werd op 22 mei 1940 het Deense visserschip Gadus geïnspecteerd. Op 3 januari 1940 werd de Duitse onderzeeboot U 8 tegen het lijf gelopen, zonder dat het tot schermutselingen kwam. De patrouille werd op 4 juni 1940 beëindigd. Tijdens haar elfde operationele patrouille, nabij Trondheim, vanaf 18 juni 1940, werd HMS Triton op 26 juni 1940 aangevallen door Unteroffizier Hermann Koch en Leutnant zur See Freundenthal in hun Arado Ar 196 opererend vanaf Admiral Hipper. Hierbij werd geen schade opgelopen.[5] Op 2 juli werd het schip door een Heinkel He 115 aangevallen, waarbij wederom geen treffers werden geplaatst. De patrouille werd op 4 juli beëindigd. Hierna ging HMS Triton voor reparaties het dok in tot 16 juli 1940 en voerde vervolgens oefeningen uit met HMS Woolston op 19 juli in de Firth of Forth.
Haar twaalfde operationele patrouille vanaf 20 juli 1940, bracht HMS Triton langs de Noorse kust bij Bergen. Tot twee keer toe, op 23 juli en op 29 juli, werd hierbij een andere onderzeeboot waargenomen, zonder dat het kon worden geïdentificeerd of aangevallen. De patrouille werd zonder verder bijzonderheden op 4 augustus 1940 in Rosyth afgesloten.
Tussen 16 augustus 1940 en 30 augustus 1940, ging HMS Triton te Rosyth het droogdok in om gereed gemaakt te worden voor operaties in de Middellandse Zee. Ondertussen droeg Lieutenant Commander Edward Fowle Pizey op 19 augustus 1940 het bevel over het schip over aan Lieutenant Guy Claud Ian St. Barbe Slade Watkins. Het schip vertrok op 4 september 1940 onder begeleiding van HMS Wrestler (D35) naar Gibraltar om toegevoegd te worden aan de Mediterranean Fleet. Hier kwam het schip op 14 september aan, waarna het op 21 september aan haar dertiende operationele patrouille begon. Deze patrouille bracht het schip naar de Golf van Genua om van daaruit naar Malta te varen. Tijdens deze patrouille werd op 4 oktober 1940 de Italiaanse vrachtvaarder Franca Fassio getorpedeerd. Op 6 oktober werden enkele faciliteiten in Vado Ligure, Savona, met het scheepsgeschut onder vuur genomen. Op 12 oktober 1940 kwam het schip aan op Malta.
Vanuit Malta vertrok HMS Triton op 28 oktober 1940 voor haat veertiende operationele patrouille. Aanvankelijk werd het schip naar de Adriatische Zee gezonden. Aangezien op dat moment de Italiaanse invasie van Griekenland begon, werd HMS Triton gezonden richting de Straat van Otranto. Zonder verdere bijzonderheden, beëindigde HMS Triton haar patrouille op 15 november 1940 in Malta.
Op 28 november 1940 vertrok HMS Triton vanuit Malta voor haar vijftiende operationele patrouille. Hierbij zou het schip naar de Adriatische Zee en de Straat van Otranto gaan. Haar patrouille zou op 17 december 1940 weer in Malta moeten eindigen. Op 6 december 1940 ontdekte het schip een noodsignaal van de Italiaanse vrachtvaarder Olimpia en ging naar het schip op zoek. De Olimpia voer in een klein konvooi met de Italiaanse vrachtvaarder Carnia, onder escorte van de Italiaanse torpedojager Augusto Riboty. Op 6 december werd de Olimpia achteraan geraakt door één of twee torpedo's. De Carnia nam de Olimpia vervolgens op sleeptouw onder bescherming van de Augusto Riboty. In de omgeving aanwezige Italiaanse torpedoboten Castelfidardo en MAS 512 en de Italiaanse sleepboot Ercole werden te hulp geroepen. Olimpia wist uiteindelijk de haven van Brindisi te halen. Vanaf dat moment is van HMS Triton en haar 54 opvarenden nooit meer iets vernomen. Op 18 december 1940 verklaarde de Royal Navy dat HMS Triton met alle opvarenden was vergaan.[6] De Italiaanse Marine claimde later het tot zinken brengen van de onderzeeboot door de torpedoboten Confienza en Clio. Dit kon echter niet worden bevestigd. Volgens de Royal Navy was HMS Triton op een mijn gelopen in de Straat van Otranto.[7]
Tot zinken gebrachte schepenHMS Oxley (55P) |
10 september 1939 |
nabij Obrestad, Noorwegen (58.30N/05.30E) |
d.s. Friedenau |
10 april 1940 |
Kattegat (57.27N/10.46E) |
d.s. Wigbert |
10 april 1940 |
Kattegat (57.27N/10.46E) |
Vorpostenboot Rau VI (V 1507) |
10 april 1940 |
Kattegat (57.27N/10.46E) |
Franca Fassio | 4 oktober 1940 | Golf van Genua (44.10N/08.52E) |
Naam: | HMS Triton |
Callsign/Registratie: |
N15 |
Bouwer: |
Vickers Armstrong,
Barrow-in-Furness |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Onderzeeboot / T-klasse (Triton-klasse) |
Waterverplaatsing: |
Bovenwater: 1.290 BRT Onderwater: 1.560 BRT |
Lengte: |
84,28 meter |
Breedte: |
7,77 meter |
Diepgang: |
4,45 meter |
Aandrijving: |
2x dieselmotoren, 2.500 pk 2 elektromotoren, 1.450 pk 131 ton brandstof |
Snelheid: |
15,5 knopen bovenwater 9 knopen onderwater |
Maximale duikdiepte: |
91 meter |
Bereik: |
15.000 km (bij 10 knopen) |
Bewapening: |
6x 53,34 cm Boegbuizen binnen drukhuid 4x 53,34 cm Boegbuizen buiten de drukhuid 2x 53,34 cm Hekbuizen midscheeps buiten de drukhuid voorwaarts vurend 1x 100 mm kanon 3x 0.303 inch machinegeweren |
Bemanning: |
54 |
Lieutenant Commander Hugh Patrick de Crecy Steel (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
7 juni 1938 |
Lieutenant Commander Edward Fowle Pizey (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
24 november 1939 |
Lieutenant Commander Guy Claud Ian St. Barbe Slade
Watkins (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
19 augustus 1940 - 18 december 1940 |