Tijdens een patrouille bij de Noorse kust, viel de Britse onderzeeboot HMS Triton (N15), op 10 september 1939, een ogenschijnlijk vijandelijke onderzeeboot aan en bracht het schip tot zinken. Aangekomen bij de locatie waar de 'vijandelijke' onderzeeboot ten onder was gegaan, werden drie drenkelingen gesignaleerd, waarvan er twee konden worden gered. Tot grote schrik van Lieutenant-Commander Hugh Patrick de Crecy Steel, de commandant van HMS Triton, bleken de drenkelingen afkomstig van de Britse onderzeeboot HMS Oxley (55P). Triton had per abuis een eigen onderzeeboot tot zinken gebracht.
Tijdens de patrouilles bij de Noorse kust, kregen de Britse onderzeeboten allen een sector toegewezen. Dit was gedaan om te voorkomen dat men per ongeluk een eigen schip zou aanvallen. HMS Triton (N15) was op 5 september 1939 vertrokken vanuit Dundee voor haar eerste oorlogspatrouille onder bevel van Lieutenant-Commander Hugh Patrick de Crecy Steel. Haar patrouillegebied bevond zich nabij Stavanger, langs de Zuidwest kust van Noorwegen. Steel was in 1925 in dienst gekomen van de Royal Navy en was op 15 oktober 1935 bevorderd tot Lieutenant Commander.
HMS Triton (N15) was een T-klasse onderzeeboot van de 2nd Submarine Flotilla, waarvan vijs schepen nagenoeg continu patrouilleerden bij de Noorse kust.
De onder bevel van Lieutenant Commander Harold Godfrey Bowerman staande HMS Oxley (55P), bevond zich op 10 september 1939 op een patrouille voor de Noorse kust. Bowerman was een ervaren marineofficier die al sinds 1925 in dienst was van de Royal Navy en op 30 januari 1935 was bevorderd tot Lieutenant Commander.
HMS Oxley (55P) was een Odin-klasse onderzeeboot, oorspronkelijk gebouwd voor de Royal Australian Navy en tijdelijk toegevoegd aan de 5th Submarine Flotilla van de Royal Navy. Voor operaties langs de Noorse kust, was HMS Oxley (55P) tijdelijk ondergebracht bij de 2nd Submarine Flotilla.
Op 10 september 1939 om 20.04 uur, kwam HMS Triton (N15) boven water en fixeerde haar positie middels de vuurtoren van Obrestad aan de Noorse kust. De meting wees uit dat het schip in haar operatiegebied was aangekomen. Om 20.55 uur, rapporteerde de wachtofficier Lieutenant Harry A. Stacey een lichtschijnsel recht vooruit en wijzigde de koers van het schip naar stuurboord. Direct hierna signaleerde hij een object laag in het water en riep Lieutenant Commander Steel naar de brug. Al snel konden Steel, Stacey en twee uitkijken op de brug van HMS Triton (N15) vaststellen dat het waargenomen object een onderzeeboot betrof. Voor de zekerheid gaf Steel het bevel torpedobuizen 7 en 8 te laden en hield zijn schip op aanvalskoers.
Als eerste vroeg Steel zich af of het HMS Oxley (55P) was, waarvan hij wist dat deze in het gebied naast het zijne opereerde. Met seinen werd een signaal naar de mogelijke vijand gezonden. Dit was gebruikelijk bij operaties in of nabij neutrale wateren. Toen geen tegenantwoord werd ontvangen, gaf Steele na 20 seconden nogmaals de opdracht een signaal te seinen. Wederom werd geen antwoord ontvangen. De mogelijke vijand lag laag in het water en kon visueel niet worden geïdentificeerd. Voor een derde keer werd een signaal geseind, waar wederom geen antwoord op kwam. Tot slot werd een lichtkogel afgevuurd in een poging alsnog antwoord te ontvangen. Wederom ontving men geen reactie. Steel was er nu van overtuigd met een vijandelijke onderzeebot te maken te hebben en gaf bevel torpedo's te vuren uit de lanceerbuizen 7 en 8. Ongeveer een halve minuut na lanceren van de torpedo's, zag een wacht lichtsignalen van het 'vijandelijke' schip komen, maar deze konden niet worden geïdentificeerd en stopten al snel. Kort hierna troffen de torpedo's hun doel.
Na het voorval voer HMS Triton (N15) naar de plek waar de 'vijandelijke' onderzeeboot ten onder was gegaan en zag drie drenkelingen in het water. Lieutenant Stacey en Lieutenant Guy C. I. St. B. Watkins bonden reddingslijnen aan zichzelf vast en sprongen in het water om de drenkelingen te halen. Twee drenkelingen konden worden gered.
De geredde drenkelingen bleken Lieutenant Commander Harold Godfrey Bowerman en Able Seaman Guckes van HMS Oxley (55P) te zijn. De derde drenkeling die gezien was, maar niet gered kon worden, was Lieutenant F. K. Manley, de wachtofficier van HMS Oxley. Een zoektocht naar andere overlevenden bracht niets op. Door een navigatiefout was HMS Oxley (55P), 4 nm (ca 7 km) in de operatiesector terecht gekomen van HMS Triton (N15).
HMS Oxley (55P), werd tot zinken gebracht op ongeveer 52 km ten Zuidzuidwesten van Stavanger, Noorwegen. Na zijn redding, verklaarde Lieutenant Commander Bowerman dat hij even voor de torpedering door de wacht naar de brug was geroepen omdat de wacht een lichtkogel had gesignaleerd. Bowerman probeerde hierop met een lichtkogel te antwoorden, maar de lichtgranaat weigerde. Lieutenant Manley, de officier van wacht, beweerde het signaal van HMS Triton te hebben beantwoord, maar Bowerman kon dit niet bevestigen en Lieutenant Manley was omgekomen. Voordat ze alsnog konden antwoorden, troffen de torpedo's hun doel en kwam Bowerman in het water terecht.
HMS Oxley (55P) werd hiermee de eerste Britse onderzeeboot die verloren ging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Uit onderzoek van de onderzoek raad bleek dat de bemanning van HMS Triton (N15) correct had geopereerd en al het mogelijke had gedaan om fouten te voorkomen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd volgehouden dat HMS Oxley tot zinken was gebracht door een explosie aan boord. Na de oorlog werd bekendgemaakt dat het schip was gezonken na een aanvaring met HMS Triton. Pas in de jaren 1950 kwam de werkelijke oorzaak aan het licht.
Het noodlottige voorval had 53 bemanningsleden het leven gekost. Zij worden allen herdacht op het Dundee Submarine Memorial.