Duitse steden zijn in de Tweede Wereldoorlog op grote schaal gebombardeerd door de geallieerde luchtmacht. De grootschalige bombardementen op Berlijn, Hamburg en met name het bombardement op Dresden zijn onder een groot publiek bekend. Maar evenzo andere steden hadden grote aanvallen te verduren. Zo ook Kassel, gelegen in het midden van Duitsland in de huidige deelstaat Hessen. Deze stad was een belangrijk doelwit en werd gedurende de oorlog herhaaldelijk vanuit de lucht aangevallen. Maar de stad was eveneens een gevaarlijk doel voor de geallieerde bommenwerpers. Zo ging bijvoorbeeld de aanval in de nacht van 27 op 28 augustus 1942 gepaard met zware verliezen. Meer dan tien procent van de aanvalsmacht, 31 vliegtuigen, ging hierbij verloren.
Kassel was met slechts 250.000 inwoners een middelgrote stad. Toch stond de stad hoog op de lijst van doelwitten van RAF Bomber Command. Behalve dat Kassel de hoofdstad was van de provincies Hessen-Nassau en Keur-Hessen, herbergde de stad enkele belangrijke industriële doelwitten. Zo bevond zich hier de Fieseler vliegtuigfabriek, waar de Messerschmitt Bf 109 en Focke-Wulf Fw 190 geproduceerd werden. Ook de eerste productie van de V1 vond hier plaats. Daarnaast werden er in de wapenfabrieken van Henschel bommenwerpers van het type Dornier Do17 en PzKpfw Panther en PzKpfw VI Tiger tanks gebouwd. Verder stonden er ook nog fabrieken in de stad waar motoren en locomotieven werden geproduceerd. In Kassel bevond zich ook het hoofdkwartier van het militaire district Wehrkreis IX en de stad was vanwege de centrale ligging een belangrijk knooppunt van spoor- en snelwegen.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog duurde het echter nog twee jaar alvorens Bomber Command een aanval uitvoerde op de stad. In de nacht van 8 op 9 september 1941 was ze voor de eerste maal doelwit van een bombardement. 95 vliegtuigen voerden een aanval uit op de wapenfabriek van Henschel en op een fabriek waar treinen gebouwd werden. Hoewel de bemanningen claimden dat zij het doel succesvol gebombardeerd hadden, werden slechts twee fabrieksgebouwen zwaar beschadigd. Wel werd een zeventigtal omliggende huizen eveneens getroffen. De geringe resultaten zijn kenmerkend voor het luchtoffensief tijdens het eerste gedeelte van de oorlog. In de maanden hierna werd duidelijk dat de tactiek van precisiebombardementen op industriële en militaire doelen niet de gewenste resultaten bracht. Begin 1942 werd dan ook besloten een nieuwe bevelhebber aan te stellen. Air Marshal Sir Richard Peirse werd vervangen door Air Chief Marshal Sir Arthur Harris. Er werd sindsdien ook een nieuwe tactiek gehanteerd, die van ‘area-bombing’. Hierbij werden niet alleen de industriële en militaire doelen aangevallen, maar ook het gehele stadsdeel er omheen.
Het duurde nog enkele maanden voordat Harris zijn vloot van bommenwerpers naar Kassel stuurde. Voor de nacht van 27 op 28 augustus verzamelde hij een aanvalsmacht van 306 vliegtuigen, een aanzienlijk aantal voor die tijd, die als volgt was samengesteld:
No.1 Group – 97 bommenwerpers
No.3 Group – 93 bommenwerpers
No.5 Group – 80 bommenwerpers
Pathfinder Force – 36 bommenwerpers
Het was pas voor de derde maal dat de ‘Pathfinder Force’ (PFF) van Air Vice Marshal Donald Bennett onderdeel uitmaakte van de vloot. 36 van deze ‘pathfinders’ moesten de belangrijkste doelen – fabrieksgebouwen en militaire objecten – markeren met lichtkogels. Bij de briefing werd de bemanningen verteld dat ze er rekening mee moesten houden dat Kassel vanwege de belangrijke industrie zwaar verdedigd zou worden. De goede weersomstandigheden van die nacht, helder en een zwakke wind, moesten hen in staat stellen het doel succesvol te bombarderen. De aanvalsmacht was verdeeld in drie ‘sections’. De eerste ‘section’ bestond uit de pathfinders en zij moesten in vijf minuten de belangrijkste doelen in het centrum van de stad, de wapenfabriek van Henschel (codenaam Bream), het rangeerterrein (codenaam Smolt) en het omliggende stadsdeel, markeren met hun lichtkogels. Hierna dienden de vliegtuigen van de tweede ‘section’ binnen 20 minuten hun bommen op de gemarkeerde doelen af te werpen. De laatste ‘section’ had een kwartier de tijd om het bombardement uit te voeren. Na 35 minuten moesten vier speciaal geselecteerde bemanningen de resultaten observeren, zodat ze een eerste verslag van de aanval konden uitbrengen. Deze vier bemanningen waren afkomstig van No.12, 103, 150 en 305 Squadron.
Voorafgegaan door de pathfinders stegen de 270 bommenwerpers vanaf 20:30 uur op vanaf hun vliegvelden in Engeland. No.115 en No.142 Squadron leverden de grootste aantallen bommenwerpers (ieder vijftien) voor de aanval. Wellington Z1469 (142 Squadron) was opgestegen van RAF Grimsby. Sergeant Norman Child herinnert zich: "Onze aanvliegroute lag 10 mijl ten zuiden van Münster. Luchtafweerschepen waren erg actief bij de Nederlandse kust, maar er was tot zover niks aan de hand. Het zicht was goed. We naderden het doel en plotseling brak de hel los 10 mijl van de stad. Een hele hevige beschieting! De stad was omringd met zoeklichten en kanonnen. Verschillende toestellen werden geraakt en stortten neer."
Slechts een klein aantal vliegtuigen had de missie al op de heenvlucht moeten afbreken of was al neergehaald voordat Kassel bereikt was. Rond middernacht (Britse tijd) bevond de vloot zich boven de stad. De ‘pathfinders’ hadden 51 lichtkogels afgeworpen, hun beste prestatie tot dan toe. De rest van de aanvalsmacht wist hierdoor precies waar de bommen afgeworpen moesten worden en veel bemanningen claimden dan ook hun doel geraakt te hebben. Maar zij ervoeren ook dat de waarschuwing bij de briefing voor de zware verdediging van Kassel bij de briefing terecht was. Zo ook de Wellington van Child: "Voor enkele minuten was het complete chaos. Zoeklichten en luchtafweer dwongen ons lager te gaan vliegen. De luchtafweer was zo hevig en de zoeklichten waren zo verblindend! De schutters schoten op de zoeklichten en claimden er vijf te hebben uitgeschakeld." De Wellington van Flight Sergeant Leslie Seamark werd gevangen in het licht van verschillende zoeklichten. Zijn Observer, Sergeant Richard Lind, schatte later dat het er 15 tot 20 waren geweest. Seamark wist zijn vliegtuig door de barrage heen te loodsen, maar de bemanning kreeg tweemaal de schrik van haar leven. Allereerst toen een kogel van licht luchtafweergeschut het zuurstofmasker van Seamark doorboorde. Hij kwam er vanaf met een schram op zijn kin. Niet veel later raakte de romp van de Wellington beschadigd toen het toestel een fabrieksschoorsteen schampte. De zwaar gehavende bommenwerper moest op zeer geringe hoogte Engeland zien te bereiken en werd ondertussen voortdurend beschoten. Wonderwel werd om 2:30 uur de thuisbasis bereikt. Bij het verhoor verklaarden de bemanningsleden dat het hun meest beangstigende missie was geweest.
Andere bemanningen waren minder fortuinlijk. Een aanzienlijk aantal bommenwerpers werd door het hevige luchtafweervuur neergehaald of was zo zwaar beschadigd dat het toestel op de terugvlucht crashte. Daarnaast hadden ook de Duitse nachtjagers voordeel van de heldere nacht. Liefst dertien vliegtuigen werden onderschept en neergeschoten. Onder hen Stirling W7624 van No.15 Squadron. Dit toestel werd boven Bentelo (Overijssel) beschoten door Oberleutnant Viktor Bauer en stortte brandend neer. De in het dorp woonachtige Hendrik Kleinsman was hiervan getuige: "Het was een enorme vuurbal. De enorme bommenwerper raakte de grond met zo’n kracht dat de cockpit en de motoren vijftien meter diep de grond in sloegen." De klap en het vuur waren zo gigantisch dat alleen de staartschutter, de Nieuw-Zeelander Glen Smith, geïdentificeerd kon worden.
In totaal keerden 31 vliegtuigen niet terug op hun basis, een verliespercentage van meer dan 10 procent. Met name 142 Squadron leed zware verliezen. Van de 15 door het squadron ingezette bommenwerpers waren er vijf (Wellington Z1266*, Z1338, Z1396, Z1411 en Z1424) niet teruggekeerd, alle van ‘B-Flight’. 25 vliegers waren gedood en 5 waren krijgsgevangen gemaakt. "Ons vliegtuig was een puinhoop! Vol gaten en grote stukken eraf. Tot onze afschuw ontdekten we de volgende dag dat wij, van de zes vliegtuigen van onze flight, de enige overlevenden waren", aldus Norman Child. In totaal verloren 154 geallieerde vliegers hun leven tijdens de operatie naar Kassel. Nog eens 20 bemanningsleden werden krijgsgevangen gemaakt en 15 mannen overleefden een crash of wisten uit handen van de Duitsers te blijven.
In Kassel was de schade omvangrijk, met name in het zuidwestelijke gedeelte van de stad. 144 gebouwen waren vernietigd en 317 beschadigd. 43 personen waren tijdens het bombardement omgekomen, waarvan 28 soldaten en 15 burgers. Nog eens 64 soldaten en 187 burgers waren gewond geraakt. Onder de beschadigde gebouwen waren alle drie de vestigingen van de Henschel wapenfabriek.
Gedurende de rest van de oorlog was Kassel nog herhaaldelijk het doelwit van geallieerde bombardementen. Het zou meer dan een jaar duren voordat Bomber Command opnieuw een aanval op de stad ondernam. In de nacht van 3 op 4 oktober 1943 bombardeerden 547 vliegtuigen het stadscentrum. Een kleine drie weken later (22/23 oktober) voerden 569 bommenwerpers een aanval uit. Op 8 september 1944 vielen 262 B-24’s van de Amerikaanse 8th Air Force overdag de fabrieksgebouwen van Henschel aan. Het laatste grootschalige bombardement op Kassel vond plaats in de nacht van 8 op 9 maart 1945 en werd uitgevoerd door 176 vliegtuigen van Bomber Command. Naast deze grote aanvallen was de stad ook nog meermaals het doelwit van kleinschalige aanvallen die de aandacht moesten afleiden van een groot bombardement op een andere stad.
*de staartschutter van Wellington Z1266, Sergeant Robert Roy Henderson, wordt ook genoemd in het artikel over de crash van Wellington Z1321 bij Vlaardingen.