Door ver doorgevoerde bezuinigingen op defensie in de jaren `20 en `30 van de vorige eeuw was de Koninklijke Marine bij lange na niet op sterkte toen voor Nederland op 10 mei 1940 de Tweede Wereldoorlog werkelijkheid werd. Maar zelfs al had de Nederlandse zeemacht wel over voldoende oorlogsschepen beschikt, om haar vastgelegde taken in oorlogstijd uit te voeren, dan had zij nog een beroep moeten doen op de koopvaardij om schepen te leveren voor vooral logistieke taken. Zelfs de Britse marine, kort voor de Tweede Wereldoorlog de grootste en belangrijkste zeemacht ter wereld, moest vanaf 1939 koopvaardijschepen vorderen of inhuren om alle taken naar behoren uit te kunnen voeren.
De koopvaardijschepen die door de Koninklijke Marine gevorderd, gemilitariseerd en vervolgens in dienst werden genomen, werden allemaal als hulpschepen geclassificeerd omdat zij geen directe gevechtstaak hadden. Deze schepen konden passagiersschepen of passagiersvrachtschepen, vissersschepen, sleepboten of veerboten zijn, die ingezet werden als troepentransportschepen, logementsschepen (zie Nederlandse logementsschepen), depotschepen, werkschepen, hospitaalschepen (zie Nederlandse hospitaalschepen), maar bijvoorbeeld ook als hulpmijnenlegger (zie Nederlandse mijnenleggers). Bekende voorbeelden hiervan zijn het hospitaalschip Hr. Ms. Op ten Noort en onderzeebootmoederschip Hr. Ms. Colombia. In Nederlands Oost-Indië werden alle schepen van de Gouvernements Marine gemilitariseerd om te dienen als bewakingsvaartuigen, moederschepen voor watervliegtuigen en als bevoorradingsschepen. Deze schepen werden alle geclassificeerd als hulpschepen.
De Koninklijke Marine beschikte echter ook over schepen, die wel als oorlogsschepen werden aangemerkt en bemand waren door marinepersoneel, maar eveneens geen directe gevechtsstaak hadden. Dit waren bijvoorbeeld torpedo-inschietvaartuigen, communicatievaartuigen, opnemingsvaartuigen of opleidingsschepen. Ook deze schepen werden aangeduid als hulpschepen.
Moederschepen voor onderzeeboten waren hulpplatformen voor de Onderzeedienst. Aan boord bevonden zich werkplaatsen, reserveonderdelen en monteurs om onderhoud te verrichten aan de onderzeeboten. Verder beschikten de schepen over hotelfaciliteiten voor de bemanningsleden van de onderzeeërs, voor wie het prettig moet zijn geweest om in een ruime hut te kunnen slapen na een verblijf op de krappe onderzeeboot. Omdat elk land eigen specifieke onderzeeboten had, was het belangrijk om eigen moederschepen voor onderzeeboten in de vaart te hebben. Het was van belang dat de juiste onderdelen op voorraad waren en dat de aanwezige monteurs ervaring hadden met de techniek aan boord van onderzeeërs van een bepaalde nationaliteit. Bovendien was het voor de onderzeebootbemanningsleden erg prettig om in oorlogstijd verzorgd te worden door mensen die hun eigen taal spraken en hun eigen cultuur en keuken hadden, ook al was het maar voor enkele dagen. Het was voor de Koninklijke Marine dan ook een geweldige aderlating toen het moederschip voor onderzeeboten Hr. Ms. Colombia op 27 februari 1943 voor de Zuid-Afrikaanse kust tot zinken werd gebracht door de Duitse U-boot 516.
Depotschepen voor onderzeeboten waren kleinere vrachtschepen, die ingezet werden om torpedo`s en onderdelen voor onderzeeërs te transporteren en om deze tijdelijk op te slaan. Naast Hr. Ms. Colombia en de schepen die in dit hoofdstuk beschreven worden, heeft de Nederlandse marine tijdelijk het gevorderde passagiersschip Hr. Ms. Plancius ingezet als onderzeebootmoederschip.
Hr. Ms. Janssens
Bouwwerf: | P. Smit Jr. te Rotterdam, 1935 | |
Grootste lengte: | 80,8 meter | |
Grootste breedte: | 13,13 meter | |
Diepgang: | 4,5 meter | |
Waterverplaatsing: | 2.071 ton | |
Machine-installatie: | 1 x 6-cilinder Sulzer dieselmotor | |
Machinevermogen: | 1.000 pk | |
Maximale snelheid: | 11 knopen | |
Bemanning: | 60 koppen | |
Bewapening: | 2 x 5cm kanonnen, 4 x 12,7mm mitrailleurs |
Het ms Janssens was een passagiersschip dat in 1935 opgeleverd was en datzelfde jaar in dienst kwam van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM). Het passagiersschip had een capaciteit van zestien 1e klasse, achttien 2e klasse en 931 dek passagiers. De Janssens werd op 8 december 1941 door de Koninklijke Marine gevorderd en ingezet als onderzeebootmoederschip. Het was eigenlijk de bedoeling dat Hr. Ms. Janssens in Nederlands Oost-Indië afgelost zou worden door Hr. Ms. Colombia, maar voordat het zover was, vielen de Japanners Nederlands Oost-Indië aan.
Op 3 maart 1942, vijf dagen voordat Nederlands Oost-Indië capituleerde, verliet Hr. Ms. Janssens met 750 man marinepersoneel, onder wie een aantal overlevenden van de Britse marine tanker War Sirdar en enkele gewonden van de Amerikaanse kruisers USS Marblehead (CL-12) en USS Houston, de Zuid-Javaanse haven Tjilatjap. Hr. Ms. Valk, een gemilitariseerd schip van de Gouvernements Marine, zou het schip escorteren, maar de inheemse bemanningsleden van dit schip waren gedeserteerd en de Valk kon niet uitvaren. Er was nogal wat ontevredenheid onder het inheemse personeel van de Janssens zelf hetgeen nog werd verergerd toen het schip werd aangevallen door Japanse vliegtuigen. De ontevredenheid dreigde uit te lopen op muiterij toen bleek dat de Sulzer dieselmotor, die niet goed functioneerde, het schip niet sneller voort kon stuwen dan met een vaart van zeven knopen. Kapitein G.N. Prass besloot daarom de Javaanse haven Patjitan aan te doen zodat diegenen die af wilden stappen, dit konden doen. Ongeveer 250 inheemse bemanningsleden en inheems marinepersoneel besloot daadwerkelijk van boord te gaan en in het begin van de avond vertrok de Janssens naar Australië. De enige overgebleven machinist aan boord werd bijgestaan door marinepersoneel en enkele vrouwen vervingen het kombuispersoneel. Ondanks alle problemen wist het schip behouden aan te komen in Fremantle, West-Australië. Op 4 mei 1942 werd het passagiersschip teruggegeven aan de KPM. Het schip overleefde de gehele oorlog. In 1958 werd de Janssens verkocht aan rederij Ban Ho Shipping en kwam onder Panamese vlag te varen als Ban Ho. In 1973 werd de naam veranderd in Tirta Mulia. In 1984 werd het schip onder dezelfde naam verkocht aan een Indonesische rederij, maar sindsdien ontbreekt elk spoor van de ex-Janssens.
Hr. Ms. Mulan
Bouwwerf: | E.J. Smit & Zn. te Westerbroek, 1931 | |
Grootste lengte: | 37,5 meter | |
Grootste breedte: | 6,54 meter | |
Diepgang: | 2,48 meter | |
Waterverplaatsing: | 249 ton | |
Machine-installatie: | 1 x 3-cilinder Stork dieselmotor | |
Machinevermogen: | 150 pk | |
Maximale snelheid: | 8 knopen |
De Mulan was een kustvaarder van de rederij J. Muller te Dordrecht, die op 11 mei 1940 te Amsterdam gevorderd werd door de Koninklijke Marine. Het schip vervoerde samen met het transportschip Twee Gebroeders torpedo`s, munitie en onderdelen voor de nieuwe kruiser Hr. Ms. Jacob van Heemskerck van IJmuiden naar Portsmouth. Tot 28 augustus 1940 fungeerde Hr. Ms. Mulan als depotschip voor de onderzeedienst in het Schotse Dundee waarna het werd teruggegeven aan de eigenaar. In 1956 werd het schip omgedoopt in Frida Blokzijl tot het in 1958 als Ban Ho Hin onder Panamese vlag kwam te varen.
Hr. Ms. Amstelstroom
Bouwwerf: | C. van de Giessen & Zn. te Krimpen aan de IJssel, 1935,1936 | |
Grootste lengte: | 56,54 meter | |
Grootste breedte: | 8,99 meter | |
Diepgang: | 1,8 meter | |
Waterverplaatsing: | 395 ton | |
Machine-installatie: | 1 x 7-cilinder Werkspoor dieselmotor | |
Machinevermogen: | 750 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen | |
Bemanning: | 12 koppen |
De Amstelstroom was een kustvaarder van de Hollandsche Stoomboot Mij. te Amsterdam. Het schip vervoerde in de meidagen van 1940 torpedo`s en munitie van Amsterdam naar Portsmouth en daarna van Portsmouth naar Dundee in Schotland.. Als Hr. Ms. Amstelstroom deed het schip van 19 augustus tot 24 september 1940 dienst als depotschip voor de onderzeedienst in Dundee. Daarna werd het schip teruggegeven aan de eigenaar. De kustvaarder overleefde de gehele oorlog.
Moederschepen voor torpedomotorboten hadden dezelfde functie als moederschepen voor onderzeeboten. Zij waren de mobiele en logistieke ondersteuningspunten voor de snelle torpedoboten. Hr. Ms. Poolster, een gemilitariseerd werkschip van de Gouvernements Marine, diende in 1940 korte tijd als moederschip voor de 1e Divisie Torpedomotorboten in Soerabaja, Java. Verder werden drie koopvaardijschepen door de Koninklijke Marine gevorderd en ingezet als moederschepen voor TM-boten.
Hr. Ms. Merak
Bouwwerf: | Rotterdamsche Droogdok Mij. te Rotterdam, 1926 | |
Grootste lengte: | 79,27 meter | |
Grootste breedte: | 12,88 meter | |
Diepgang: | 4,91 meter | |
Waterverplaatsing: | 1.841 ton | |
Machine-installatie: | 1 x 4-cilinder compound stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.800 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
De Merak was een passagiersschip van de KPM die het inzette op de lijn tussen Merak op Java en Pandjang op Sumatra waardoor een rechtstreekse reis per trein en schip werd mogelijk gemaakt van Palembang, de hoofdstad van Sumatra naar Batavia op Java. Het schip kon 28 1e klasse, 20 2e klasse en 909 dek passagiers vervoeren. Van 8 mei 1942 tot 18 april 1944 diende het schip voor het British Ministry of War Transport als depotschip in Brits Indië. Vanaf september 1944 werd de Merak door de Koninklijke Marine ingezet als moederschip voor de torpedomotorboten Hr. Ms. TM 26 en Hr. Ms. TM 33, die uit West-Indië naar Australië waren gehaald. Op 31 juli 1946 werd het schip vrijgegeven en ging het terug naar de KPM waar het een aantal jaren ingezet werd op de lijn Tandjong Priok, Batavia en Pandjang. Vanaf eind 1947 werd Amsterdam haar nieuwe officiële thuishaven, maar het schip werd nog steeds op dezelfde lijn ingezet. Op 30 november 1955 vertrok de Merak naar Hong Kong waar de slopershamer op haar wachtte.
Hr. Ms. Moeara Boelian
Bouwwerf: | Droogdok Maatschappij te Tandjong Priok, 1930 | |
Grootste lengte: | 33,7 meter | |
Grootste breedte: | 6,66 meter | |
Waterverplaatsing: | 173 ton | |
Machinevermogen: | 120 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
De kustvaarttanker Moeara Boelian van de Nederlands Nieuw Guinea Petroleum Maatschappij (NNGPM) werd op 8 december 1941 door de Koninklijke Marine gevorderd om als Hr. Ms. Moeara Boelian te dienen als moederschip voor torpedomotorboten. Op 6 maart 1942 werd het schip op het Marine Etablissement te Soerabaja, bij de Madoerasteiger, door de eigen bemanning tot zinken gebracht.
Hr. Ms. Peta
Waterverplaatsing: | 59 ton | |
Machinevermogen: | 60 pk | |
Maximale snelheid: | 6 knopen | |
Bemanning: | 20 koppen |
De coaster Peta van de Celebes Kustvaart Maatschappij (CKM), onderdeel van de KPM, werd op 8 december 1941 gevorderd en als Hr. Ms. Peta ingericht als moederschip voor TM-boten. Net als de Moeara Boelian werd Hr. Ms. Peta op 6 maart 1942 bij de Madoerasteiger te Soerabaja door de eigen bemanning tot zinken gebracht.
Werkschepen werden ook wel reparatieschepen genoemd en deze werden speciaal ingericht als varende werkplaatsen voor noodzakelijke reparaties aan schepen zodat die een haven konden binnenlopen. Voor definitieve reparaties en onderhoud waren schepen afhankelijk van havenfaciliteiten. Reparatieschepen hadden werkplaatsen aan boord zoals ijzergieterijen, smederijen, plaatwerkerijen en draaibankwerkplaatsen. Verder beschikten werkschepen over een aantal algemene reserveonderdelen. Bekende voorbeelden van bestaande werkschepen waren Hr. Ms. Poolster, Hr. Ms. Castor en Hr. Ms. Zuiderkruis van de Gouvernements Marine, die naast hun taken als bergingsvaartuig en kabellegger tevens fungeerden als werkschip.
Hr. Ms. Barentsz
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amsterdam, 1915 | |
Grootste lengte: | 116,84 meter | |
Grootste breedte: | 14,81 meter | |
Diepgang: | 6,9 meter | |
Waterverplaatsing: | 4.819 ton | |
Machine-installatie: | 1 x stoommachine met zuigercompressoren | |
Machinevermogen: | 3.150 pk | |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
De Barentsz was een passagiersschip van de KPM dat in december 1941 door de Nederlandse marine in Nederlands Oost-Indië werd gevorderd. Het werd verbouwd tot werkschip en als zodanig op 28 december 1941 als Hr. Ms. Barentsz in dienst gesteld. Het werkschip werd gestationeerd in Tjilatjap, een marinehaven in Zuidwest-Java. Daar was het schip bijzonder nuttig blijkens de vele verleende spoedeisende hulp aan geallieerde schepen, onder andere aan de zwaar beschadigde Amerikaanse kruiser USS Marblehead (CL-12). Op 5 maart 1942 raakte het schip echter in brand tijdens een Japanse luchtaanval op Tjilatjap. Er vielen geen slachtoffers, maar het schip brandde volledig uit en zonk in de haven. Het wrak werd pas na de oorlog opgeruimd.
Hr. Ms. De Klerk
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amsterdam, 1900 | |
Grootste lengte: | 91 meter | |
Grootste breedte: | 12,3 meter | |
Diepgang: | 6,55 meter | |
Waterverplaatsing: | 1.986 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple compound stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.250 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Ook het stoomschip De Klerk was een passagiersschip van de KPM, dat een lijn onderhield tussen Java, de Kleine Soenda Eilanden en Timor. Het schip had na een verbouwing in 1928 een capaciteit van 27 1e klasse, 20 2e klasse en 1.280 dek passagiers. In december 1941 werd het schip door de Koninklijke Marine gevorderd om omgebouwd te worden tot werk- en logementsschip. Deze verbouwing zou plaats vinden in januari 1942, maar door personeel- en tijdgebrek vond deze nooit plaats. Het schip werd op 2 maart 1942 te Tandjong Priok, de haven van Batavia, door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Op 28 november 1942 werd de De Klerk op last van de Japanners gelicht en hersteld en in de vaart gebracht als hulpschip Imaji Maru. Op 16 september 1944 liep het Nederlandse schip in Japanse dienst bij Laboean, Noord-Celebes, op een mijn en ging verloren.
Hr. Ms. Roggeveen
Bouwwerf: | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam, 1915 | |
Grootste lengte: | 116,51 meter | |
Grootste breedte: | 14,84 meter | |
Diepgang: | 8,35 meter | |
Waterverplaatsing: | 4.782 ton | |
Machine-installatie: | 1 x 3-cilinder triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 3.150 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
De Roggeveen was een passagiersschip van de KPM met een capaciteit voor 44 1e klasse, 32 2e klasse en 1.000 dek passagiers. Het was op 31 december 1914 te water gelaten en op 7 april 1915 waren de proefvaarten succesvol afgerond. In april van datzelfde jaar werd het schip opgeleverd aan de KPM waarna het op 21 augustus 1915 naar Nederlands Oost-Indië vertrok. In 1937 werd het schip gemoderniseerd en verbouwd en daarna kon de Roggeveen 44 1e klasse, 47 2e klasse en 1.219 dek passagiers vervoeren. In december 1941 werd de Roggeveen door de Nederlandse marine opgeëist en werd op het Marine Etablissement te Soerabaja verbouwd tot werkschip. Op 28 februari 1942 raakte het schip ernstig beschadigd bij een Japanse luchtaanval. Nog voordat de verbouwing voltooid was, werd Hr. Ms. Roggeveen de volgende dag door de eigen bemanning in brand gestoken en tot zinken gebracht. In 1951 werd het wrak gelicht en gesloopt.
Hr. Ms. Van Neck
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amsterdam, 1913 | |
Grootste lengte: | 99,36 meter | |
Grootste breedte: | 13,41 meter | |
Waterverplaatsing: | 3.027 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.450 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Het passagiersvrachtschip Van Neck, met een capaciteit van 32 1e klasse en 1.000 dek passagiers, werd in 1913 opgeleverd aan de KPM. Het schip werd in de loop van de tijd in Nederlands Oost-Indië ingezet op verschillende lijnen en meerdere malen verbouwd en gemoderniseerd. In 1939 had het schip nog slechts plaats voor tien 1e klasse passagiers en werd vooral ingezet als vrachtschip met passagiersaccomodatie. Op 23 februari 1942 werd de Van Neck door de Koninklijke Marine gevorderd om op het Marine Etablissement te Soerabaja omgebouwd te worden tot werkschip. Dit is er echter nooit van gekomen omdat het schip al op 3 maart 1942 door marine- en werfpersoneel tot zinken werd gebracht. In juni 1944 werd het wrak door de Japanners gelicht, hersteld en in de vaart gebracht. Het schip is vermoedelijk in Japanse dienst verloren gegaan, want het is nimmer teruggevonden.
Hr. Ms. Van Waerwijck
Bouwwerf: | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam, 1910 | |
Grootste lengte: | 102 meter | |
Grootste breedte: | 13,4 meter | |
Diepgang: | 6,95 meter | |
Waterverplaatsing: | 3.040 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.300 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
Het passagiersschip van de KPM Van Waerwijck werd in januari 1942 door de Nederlandse marine opgeëist om te Tandjong Priok te worden verbouwd tot werkschip. Op 5 maart 1942 werd het schip door de eigen bemanning in de haven van Batavia tot zinken gebracht. In juli van datzelfde jaar werd het wrak op last van de Japanners gelicht en hersteld. De bezetters namen het schip in dienst als Harugiku Maru en gebruikten het vooral als transportschip voor krijgsgevangenen. Op 26 juni 1944 werd het Nederlandse schip in Japanse dienst in Straat Malakka, nabij Sumatra, getorpedeerd door de Britse onderzeeboot HMS Truculent. De commandant van de Truculent, Lieutenant Commander R.L. Alexander, wist niet dat er zich aan boord van de Harugiku Maru 1.190 Nederlandse, Britse en Australische krijgsgevangenen bevonden. Deze gevangenen werden van een kamp in Belawan, Noord-Sumatra, naar Pakan Baroe gebracht om daar te werken aan de gelijknamige spoorweg (de Pakan Baroe-spoorweg werd ook wel de Sumatra-spoorweg genoemd en was de ontbrekende schakel tussen West- en Oost-Sumatra). 198 Krijgsgevangenen, onder wie 115 Nederlanders, kwamen bij deze ramp om het leven. De overige schipbreukelingen werden opgepikt door een Japanse tanker en verbleven een maand in Singapore voordat zij alsnog werden tewerkgesteld in Pakan Baroe.
Hr. Ms. Speelman
Bouwwerf: | Wilton-Fijenoord te Rotterdam, 1926 | |
Grootste lengte: | 70,1 meter | |
Grootste breedte: | 11,6 meter | |
Diepgang: | 3,17 meter | |
Waterverplaatsing: | 1.030 ton | |
Machine-installatie: | 2 x compound stoommachines | |
Machinevermogen: | 775 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
De Speelman was een passagiersvrachtschip van de KPM en werd op 22 februari 1942 gevorderd door de Koninklijke Marine. Het schip zou omgebouwd worden tot torpedowerkschip, maar waarschijnlijk is het nooit zover gekomen. Op 2 maart 1942 werd Hr. Ms. Speelman namelijk door de eigen bemanning tot zinken gebracht te Soerabaja. Op 26 januari 1945 werd het schip op last van de Japanners gelicht, hersteld en in de vaart gebracht als transportschip Hakko Maru. Op 7 mei van datzelfde jaar werd de Hakko Maru tijdens een Amerikaanse luchtaanval op Makassar tot zinken gebracht.
Hr. Ms. Serdang
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen, 1897 | |
Grootste lengte: | 53,9 meter | |
Grootste breedte: | 9,44 meter | |
Diepgang: | 3,69 meter | |
Waterverplaatsing: | 1.290 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.290 pk | |
Maximale snelheid: | 13 knopen | |
Bemanning: | tot 64 koppen | |
Bewapening: | 2 x 10,5cm, 1 x 7,5cm en 4 x 3,7cm kanonnen, 1 x 7,5cm mortier |
Hr. Ms. Serdang werd op 17 september 1897 bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld als flottieljevaartuig. In 1921 werd het schip verbouwd tot mijnenlegger en bleef tot het einde van haar diensttijd als zodanig ingedeeld. In werkelijkheid kreeg het schip in de loop der jaren echter andere functies toebedeeld. Zo was het schip vanaf 1926 opnemingsvaartuig met transportcapaciteit voor drijvervliegtuigen. Vanaf oktober 1931 werd de Serdang toegevoegd aan het Torpedo-atelier te Soerabaja als torpedowerkschip. Begin 1942 werd daar de oorlogsfunctie moederschip voor de Bewakingsdienst Westervaarwater aan toegevoegd. Op 6 maart 1942 werd Hr. Ms. Serdang, samen met haar beide torpedovolgboten, op het Marine Etablissement tot zinken gebracht. Doordat een explosief te vroeg afging was er tijdens deze operatie een dode te betreuren. De Japanners hebben het nooit lonend gevonden om het oude schip te bergen.
Hr. Ms. Mercuur
Bouwwerf: | Rijkswerf Willemsoord te Den Helder | |
Op stapel gezet: | 12 juli 1935 | |
Te water gelaten: | 26 februari 1936 | |
In dienst gesteld: | 4 juli 1936 | |
Grootste lengte: | 41,9 meter | |
Grootste breedte: | 7,02 meter | |
Diepgang: | 2,52 meter | |
Waterverplaatsing: | 265 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 330 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen | |
Bemanning: | 31 tot 35 koppen | |
Bewapening: | 2 x 12,7mm mitrailleurs |
Het torpedowerkschip Hr. Ms. Mercuur werd gebouwd ter vervanging van de oude Mercuur uit 1888. Het schip werd vooral gebruikt om oefentorpedo`s op te pikken en om deze te onderhouden. Op 15 mei 1940 viel het schip onbeschadigd in Duitse handen en werd onder de naam Merkur door de Kriegsmarine weggevoerd naar Duitsland. In mei 1945 werd het schip teruggevonden en op de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder hersteld. Op 1 april 1948 werd het torpedowerkschip weer in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine. Tijdens een moderniseringsperiode in 1959/1960 werd het werkschip uitgerust met een Kromhout dieselmotor die een vermogen kon genereren van 375 pk. De twee oude 12,7mm mitrailleurs werden vervangen door drie 20mm Oerlikon mitrailleurs. Op 30 januari 1973 werd de Mercuur buiten dienst gesteld en particulier verkocht. Het schip werd als zeegaand jacht gebruikt onder de naam Maartje. In 2005 werd het schip weer Mercuur genoemd en in Rotterdam gerestaureerd. Het schip werd zoveel mogelijk in de oude staat hersteld en in gebruik genomen als woonjacht. Haar huidige ligplaats is de binnenhaven van Scheveningen.
Opnemingsvaartuigen stonden in dienst van de hydrografie. Deze maritieme wetenschap omvat het onderzoek van zeeën, rivieren, en meren en de grensvlakken daarvan zoals de zeebodem, de kust en het wateroppervlak. Ook hielden opnemingsvaartuigen zich bezig met het onderzoek van stromingen en zeekartering. In Nederlands Oost-Indië werd de hydrografie uitgeoefend door de Gouvernements Marine, die hiervoor beschikte over de opnemingsvaartuigen Hr. Ms. Tydeman en Hr. Ms. Willebrord Snellius.
Hr. Ms. Hydrograaf
Bouwwerf: | Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw Fijenoord te Rotterdam | |
Op stapel gezet: | 11 oktober 1909 | |
Te water gelaten: | 26 januari 1910 | |
In dienst gesteld: | 4 mei 1910 | |
Grootste lengte: | 40,45 meter | |
Grootste breedte: | 6,7 meter | |
Diepgang: | 1,8 meter | |
Waterverplaatsing: | 297 ton | |
Machine-installatie: | 2 x kolengestookte triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 400 pk | |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen | |
Bemanning: | 23 koppen |
Hr. Ms. Hydrograaf kreeg een diepgang van slechts 1,8 meter, waardoor het opnemingsvaartuig uitstekend in staat was om in de ondiepe wateren in Zuidwest-Nederland, de Zuiderzee en de Waddenzee te opereren. Meestal deed het schip van april tot en met oktober dienst als opnemingsvaartuig. Buiten dat seizoen was het vanwege de weersinvloeden niet mogelijk om hydrografisch werk te verrichten. Ieder seizoen werd de Hydrograaf officieel in- en buiten dienst gesteld. In de wintermaanden werd het schip opgelegd in Hellevoetsluis of in Den Helder. Hr. Ms. Hydrograaf was niet geschilderd in de grijze marine kleuren, maar had een zwarte romp en okergele opbouw. In 1921 kreeg het opnemingsvaartuig versterking van het nieuwe hydrografische schip Hr. Ms. Ellerts de Haan. Hr. Ms. Hydrograaf werd tevens ingezet als koninklijk jacht. In het achterschip was benedendeks een speciale hut voor dit doel ingericht. Als koninklijk jacht vervoerde de Hydrograaf koninklijk gezelschap naar havenplaatsen die Koningin Wilhelmina, Prins Hendrik en Prinses Juliana wensten te bezoeken.
In mei 1940 week het schip vanuit Vlissingen uit naar Engeland. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het gebruikt als logements- en stafschip voor de mijnenveegdienst in Holyhead en Milford, Wales. Op 25 september 1943 kwam het schip aan in Harwich voor gebruik als depotschip. Na de herovering van Zeeuws-Vlaanderen kwam Hr. Ms. Hydrograaf in oktober 1944 ter beschikking van de Commandant Zeemacht in Zeeland. Het schip deed meteen weer dienst als opnemingsvaartuig om de belangrijke toegang naar de haven van Antwerpen beter in kaart te brengen. Na de oorlog kwam het stoomschip weer in de vaart voor de Hydrografische Dienst. Als zodanig werd het op 16 oktober 1962 door de Koninklijke Marine van de sterkte afgevoerd en vervangen door het moderne opnemingsvaartuig Hr. Ms. Zeefakkel. Hr. Ms. Hydrograaf was het laatste kolengestookte stoomschip van de Koninklijke Marine.
De Hydrograaf werd in oktober 1964 in gebruik genomen door het Zeekadetkorps te Rotterdam. Later kwam het schip in bezit van de korpsen Den Helder en Amsterdam. De Zeekadetkorpsen probeerden het schip zoveel mogelijk in de oude staat te herstellen en te onderhouden, maar door geldgebrek ging de conditie van het schip hard achteruit. Eind 1983 werd de Hydrograaf verkocht aan H. Smit, die in verschillende havens aan het IJsselmeer al verschillende botters en aken had opgeknapt. De Hydrograaf werd onder zijn leiding volledig gerestaureerd en binnenin afgetimmerd als luxe salonboot. Het oude schip werd tevens voorzien van twee Rolls-Royce dieselmotoren. Tijdens de zeilmanifestatie Sail Amsterdam 1985 maakte het schip haar eerste opwachting. Sindsdien is de Hydrograaf te huur als partyboot voor maximaal 150 feestgangers met als thuishaven Amsterdam.
De Hydrograaf kreeg landelijke bekendheid doordat de Publieke Omroep het schip vanaf datzelfde jaar inzette als pakjesboot bij de jaarlijkse, landelijke intocht van Sinterklaas. De rook die dan uit de gerestaureerde schoorsteen komt is echter afkomstig van enkele rookpotten omdat het schip zoals vermeld geen stoomboot meer is.
Hr. Ms. Ellerts de Haan
Bouwwerf: | Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw Fijenoord te Rotterdam | |
In dienst gesteld: | 25 april 1921 | |
Grootste lengte: | 44,88 meter | |
Grootste breedte: | 6,63 meter | |
Diepgang: | 2,15 meter | |
Waterverplaatsing: | 312 ton | |
Machine-installatie: | 2 x kolengestookte triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 600 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen | |
Bemanning: | 25 koppen |
Hr. Ms. Ellerts de Haan voerde dezelfde kleuren als Hr. Ms. Hydrograaf en werd op dezelfde wijze ingezet. Ondanks dat het schip ruim tien jaar jonger was dan de Hydrograaf, bevond de Ellerts de Haan zich, in mei 1940, in conservatie op de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder. Op 14 mei viel het opnemingsvaartuig in Duitse handen. In de herfst van dat jaar werd het schip op last van de bezetter omgebouwd tot opleidingsvaartuig en onder de naam Randzel ingezet in de Oostzee. In het voorjaar van 1945 ging het Nederlandse schip in Duitse dienst verloren bij het Duitse eiland Fehmarn, boven de Lübecker Bocht, nadat het ter plaatse aan de grond was gelopen tijdens een storm.
Communicatievaartuigen zijn kleinere schepen, die worden ingezet voor het onderhouden van de verbinding tussen schepen onderling of tussen schepen en de wal. Zij worden tevens ingezet voor het vervoeren van personen en kleine hoeveelheden goederen of noodvoorraden. Eigenlijk kunnen alle zeewaardige schepen ingezet worden als communicatievaartuig bij de marine. Toch beschikte de Koninklijke Marine vlak voor de Tweede wereldoorlog alleen over Hr. Ms. De Mok I, een schip dat in 1938 op stapel gezet werd als communicatievaartuig. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderde de Nederlandse marine een viertal kleinere schepen, die ingezet werden als communicatievaartuig of verbindingsboot. Verder werden de hulpmijnenveger Hr. Ms. Noordsvaarder, later in de oorlog in dienst als Hr. Ms. BV 1 en het bewakingsvaartuig Hr. Ms. Laman de Vries, regelmatig ingezet als verbindingsschip of communicatievaartuig.
Hr. Ms. De Mok I
Bouwwerf: | Rijkswerf Willemsoord te Den Helder | |
Op stapel gezet: | 21 mei 1938 | |
Te water gelaten: | 11 maart 1939 | |
In dienst gesteld: | 1 april 1940 | |
Grootste lengte: | 37,9 meter | |
Grootste breedte: | 6,58 meter | |
Diepgang: | 1,8 meter | |
Waterverplaatsing: | 186,3 ton | |
Machine-installatie: | 2 x Kromhout dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 400 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen | |
Bemanning: | 18 koppen | |
Bewapening: | 1 x 5cm kanon, 2 x 12,7mm mitrailleurs |
Hr. Ms. De Mok I kon op 14 mei 1940 vanuit Terschelling ontkomen naar Engeland. Het schip werd ingezet bij de evacuatie van Britse troepen vanaf het strand bij Duinkerken. Op 31 mei 1940 bracht de De Mok I 100 soldaten naar Dover en de volgende dag nog eens 114. Tijdens een volgende oversteek naar Duinkerken, op 4 juni, raakte het schip zwaar beschadigd tijdens een Duitse luchtaanval en werd op het Franse strand gezet. De bemanning kon aan boord van een vissersschip wederom ontkomen naar Engeland. Op last van de Duitsers werd het schip geborgen en gerepareerd. De Duitsers zetten het schip in als hulpschip en patrouillevaartuig met de respectievelijke naamseinen HS 90, FO 21, V 1201 en VS 1201.
Na de oorlog werd De Mok I in een Duitse haven teruggevonden en in eerste instantie opgelegd te Den Helder. In juli 1947 werd het schip als communicatievaartuig Hr. Ms. RC 11 in dienst gesteld. In 1948/1949 werd het schip op de Rijkswerf Willemsoord in haar oude staat teruggebracht en in dienst gesteld als opleidingsvaartuig voor Adelborsten met als naamsein Y 807. In 1954 werd haar naam veranderd in Hr. Ms. Hendrik Karssen en kreeg naamsein A 857. De originele bewapening van het schip was inmiddels verwijderd en vervangen door 2 x 20mm Oerlikon mitrailleurs. Vanaf 12 juli 1963 kreeg de Hendrik Karssen naamsein Y 8102. Op 26 februari 1973 werd het schip buiten dienst gesteld en op 6 september van dat jaar verkocht aan Rederij D.L. Woltheus te Alkmaar. Deze rederij zette het schip in voor meerdaagse pleziervaartochten naar de Waddenzee en de Noordzee met een capaciteit voor 67 passagiers.
Hr. Ms. Texel
Bouwwerf: | J. & K. Smit te Kinderdijk, 1908 | |
Grootste lengte: | 37,07 meter | |
Grootste breedte: | 6,04 meter | |
Diepgang: | 2,71 meter | |
Waterverplaatsing: | 196 ton | |
Machinevermogen: | 300 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen | |
Bemanning: | 8 koppen |
De Texel was een sleepboot en schelpenzuiger van de firma G. Doeksen en Zn. te Terschelling. De boot was uitgerust met een zuigbuis die schelpen van de zeebodem kon zuigen. De schelpen werden gebruikt in de wegenbouw en om erven en paden te verharden. Tijdens de mobilisatie in augustus 1939 werd de Texel door de Koninklijke Marine gevorderd en als Hr. Ms. Texel ingezet als communicatievaartuig tussen Den Helder en de Waddeneilanden. Op 15 mei 1940 werd het vaartuig teruggegeven aan de eigenaar.
Hr. Ms. Volharding
Bouwwerf: | E.J. Smit & Zn. te Hoogezand, 1913 | |
Grootste lengte: | 32,65 meter | |
Grootste breedte: | 8,6 meter | |
Diepgang: | 2,91 meter | |
Waterverplaatsing: | 135 ton | |
Machinevermogen: | 300 pk | |
Maximale snelheid: | 8 knopen |
Deze sleepboot en schelpenzuiger van de firma G. Doeksen en Zn. werd tijdens de mobilisatie in 1939 gevorderd en in dienst gesteld als Hr. Ms. Volharding. Het schip werd ingezet als communicatievaartuig tussen Den Helder en de Waddeneilanden. Op 15 mei 1940 ging het vaartuig terug naar Doeksen.
Hr. Ms. Voorwaarts
Bouwwerf: | `t Hondsbosch te Alkmaar, 1913 | |
Grootste lengte: | 21,3 meter | |
Grootste breedte: | 5,16 meter | |
Diepgang: | 2,1 meter | |
Waterverplaatsing: | 120 ton | |
Machine-installatie: | 1 x Kromhout dieselmotor | |
Machinevermogen: | 130 pk | |
Maximale snelheid: | 6 knopen | |
Bemanning: | 4 koppen |
De Voorwaarts werd als demonstratievaartuig Kromhout VIII gebouwd in opdracht van de Motorenfabriek Kromhout. Het vaartuig werd voorzien van de eerste Kromhout 2-cilinder 2-tact middeldruk scheepsmotor. De Kromhout VIII maakte van juni tot september 1914 een demonstratietocht naar Zweden om de nieuwe motor te promoten. In augustus 1915 kwam het schip in dienst van de Koninklijke Marine die het gebruikte als communicatievaartuig ten behoeve van de Marine Commandant Zeeland. In 1924 werd het vaartuig overgenomen door de Dienst der Invoerrechten en Accijnzen van het Ministerie van Financiën en als douaneboot Voorwaarts in gebruik genomen. In september 1939 werd het schip gevorderd door de Koninklijke Marine en als communicatievaartuig Hr. Ms. Voorwaarts ingezet vanuit Veere, Zeeland. Op 17 mei 1940 werd Hr. Ms. Voorwaarts door terugtrekkende Franse troepen te Breskens tot zinken gebracht. Het vaartuig werd op last van de Duitsers gelicht en hersteld en de motor werd vervangen door een 6-cilinder Skoda dieselmotor. De Duitsers gebruikten het vaartuig als hulpschip in Zeeuwse wateren.
In 1945 kwam de Voorwaarts weer in dienst van de Minister van Financiën. Op 3 maart 1954 kwam het vaartuig wederom als communicatievaartuig in dienst bij de marine en kreeg naamsein Y 8114. Op 29 december 1967 werd de Voorwaarts buiten dienst gesteld en op 9 augustus 1968 via de Dienst der Domeinen particulier verkocht. Het schip is nog steeds in de (plezier-)vaart als sleepboot Phoenix.
Hr. Ms. Zeemanshoop
Bouwwerf: | Schouten te Muiden, 1925 | |
Waterverplaatsing: | 20 ton | |
Machinevermogen: | 44 pk | |
Maximale snelheid: | 7,5 knopen |
De reddingsboot Zeemanshoop van de Koninklijke Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij (KNZHRM), die gestationeerd was in Scheveningen, week op 14 mei 1940 uit naar Engeland. Gedurende de oorlog fungeerde het kleine vaartuig als communicatievaartuig voor de Mijnenveegdienst, eerst te Holyhead en later te Harwich. Eind juli 1945 sleepte een Nederlandse mijnenveger de Zeemanshoop naar IJmuiden. Het vaartuig werd op de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder hersteld en teruggegeven aan de eigenaar.
Hr. Ms. Schouten
Bouwwerf: | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam, 1912 | |
Grootste lengte: | 82,37 meter | |
Grootste breedte: | 12,24 meter | |
Diepgang: | 5,15 meter | |
Waterverplaatsing: | 1.805 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.100 pk | |
Maximale snelheid: | 10,5 knopen |
Het stoomschip Schouten van de KPM was een passagiersvrachtschip met faciliteiten voor 14 1e klasse, 12 2e klasse en 750 dek passagiers. Het schip werd in 1941 verhuurd aan de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) voor de opleiding van stuurlieden en werktuigkundigen in de haven van Soerabaja, Java. Op 7 december 1941 werd de Schouten door de Koninklijke Marine opgeëist om te dienen als luchtbeschermingsschip. Bewapend met luchtafweermitrailleurs werd Hr. Ms. Schouten gestationeerd bij het huidige eilandje Giligenteng in Straat Madoera bij Soerabaja. Op 28 februari 1942 werd het schip door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Het wrak werd in 1943 op last van de Japanners gelicht, hersteld en als Suiten Maru in de vaart gebracht. Op 22 april 1944 werd de Suiten Maru door een Amerikaanse luchtaanval tot zinken gebracht bij de Mukiro Eilanden. Op 12 juli van dat jaar werd het schip wederom gelicht en hersteld. Tenslotte werd het Nederlandse schip in Japanse dienst op, 3 maart 1945 in de Java Zee bij Bawean, getorpedeerd en tot zinken gebracht door de Amerikaanse onderzeeboot USS Sea Robin.
Hr. Ms. Inspecteur Generaal Twent
Bouwwerf: | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam, 1900 | |
Grootste lengte: | 41,75 meter | |
Grootste breedte: | 7,3 meter | |
Waterverplaatsing: | 452 ton | |
Machinevermogen: | 450 pk | |
Maximale snelheid: | 9,5 knopen |
De Inspecteur Generaal Twent was een stoomloodsvaartuig dat in gebruik was bij de Dienst der Bebakening en Betonning van het Loodswezen. Het schip week in de meidagen van 1940 uit naar Engeland en diende aanvankelijk als logementsschip voor bewakingstroepen van politieke gevangenen in Falmouth. Later diende het oude schip als waterboot en moederschip voor bemanningen van torpedomotorboten. Als laatste werd het gewezen stoomloodsvaartuig weer gebruikt als waterboot te Holyhead, Wales. In mei 1945 keerde Hr. Ms. Inspecteur Generaal Twent terug in Nederland, maar werd korte tijd later voor sloop verkocht.
Hr. Ms. Urania
Bouwwerf: | Haarlemse Scheepsbouw Maatschappij te Haarlem, 1928 | |
Grootste lengte: | 22 meter | |
Grootste breedte: | 5 meter | |
Diepgang: | 3,1 meter | |
Waterverplaatsing: | 38 ton | |
Voortstuwing: | 509 vierkante meter zeiloppervlak | |
Machine-installatie: | 1 x DAF dieselmotor | |
Machinevermogen: | 75 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen | |
Bemanning: | 17 koppen (waarvan 12 trainees) |
De Urania werd particulier gebouwd als een stalen zeiljacht met de naam Tromp en was getuigd als schoener. Op 23 april 1938 werd het in dienst genomen bij de Koninklijke Marine als zeilend opleidingsschip voor adelborsten. Op 14 mei 1940 viel Hr. Ms. Urania te Willemsoord in Duitse handen en werd als krijgsbuit weggevoerd. De Duitsers gebruikte het schip voor de opleiding van Duitse aspirantofficieren bij de Marine Schule Flensburg-Murwick. In 1946 werd het zeilschip in Duitsland teruggevonden en kwam na herstel weer in dienst bij de Nederlandse marine. Vanaf 1957 werd het schip getuigd volgens het Bermuda Kits Type. In 2004 werd de Urania verbouwd en werd de hulpmotor vervangen door een Caterpillar dieselmotor. Hr. Ms. Urania is nog steeds als zeilend opleidingsschip in dienst van de Koninklijke Marine.
Hr. Ms. D 1
Bouwwerf: | Rijkswerf Willemsoord te Den Helder | |
Op stapel gezet: | 18 mei 1938 | |
Te water gelaten: | 6 december 1938 | |
In dienst gesteld: | 10 mei 1939 | |
Grootste lengte: | 23 meter | |
Grootste breedte: | 4,7 meter | |
Diepgang: | 1,1 meter | |
Waterverplaatsing: | 44,5 ton | |
Machine-installatie: | 2 x Kromhout dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 144 pk | |
Maximale snelheid: | 8 knopen | |
Bemanning: | 8 koppen |
Het duikvaartuig Hr. Ms. D 1 werd gebruikt als hulpplatform voor duikers. Op 14 mei 1940 viel het schip in Duitse handen. De bezetter droeg het hulpschip over aan Rijkswaterstaat die het als duikvaartuig gebruikte bij het lichten van wrakken. Vanaf 1944 werd de D 1 vermist, maar in 1946 werd het vaartuig teruggevonden en kwam weer bij de Koninklijke Marine in dienst als Hr. Ms. MOD 4. Vervolgens kreeg het schip de naamseinen RD 10, A 950, Y 8651, Y 8124 en als laatste A 847. Met de komst van de Triton-klasse duikvaartuigen in 1964 werd de ex D 1 omgedoopt in Hr. Ms. Argus. Op 26 september 1989 werd de Argus particulier verkocht aan K. Göbel te Amsterdam.
De Nederlandse marine beschikte vanaf de mobilisatie in augustus 1939 over een derde groep hulpschepen. Dit waren schepen die wel door de marine gevorderd werden, maar niet gemilitariseerd werden. De schepen werden gehuurd of gecharterd, maar de eigenaren van de schepen hadden door de officieel afgekondigde mobilisatie niet de vrije keuze om dit te weigeren. Het betrof tankers, sleepboten en kustvaarders, die dienst deden voor de Koninklijke Marine, maar die niet als oorlogsschepen in dienst werden gesteld. Deze schepen kregen dan ook geen Hr. Ms. voor hun naam en de bemanningsleden bleven in dienst van de rederij waar het schip toe behoorde. Een derde onderscheidende factor was het feit dat deze schepen niet bewapend werden. Deze aparte groep schepen wordt besproken in Nederlandse niet gemilitariseerde hulpschepen.